NL7905704A - Voegoverbruggingsconstructie voor bruggen of dergelijke bouwwerken. - Google Patents

Description

V

-* N/29.162-Jb/ak

Alfred Hartkorn te Pfaffenhofen-Ilm,

Bondsrepubliek Duitsland.

Voegoverbruggingsconstructie voor bruggen of dergelijke bouwwerken.

De uitvinding heeft betrekking op een voegoverbruggingsconstructie voor bruggen of dergelijke bouwwerken, waarbij op de bovenzijde van de rijbaan aansluitende af-dichtlichamen uit rubber-elastisch materiaal met behulp van 5 verdikkingen vanaf de bovenzijde in naar boven openende uit sparingen van de randdragers en van eventuele beweegbare tussen-bouwelementen zijn aangebracht en door in dwarsdoorsnede in hoofdzaak ronde opsluitlichamen tegen lostrekken zijn geborgd.

10 Een dergelijke voegoverbruggingsconstructie is bekend uit de Duitse ter inzage gelegde octrooiaanvrage 2.516.427 (fig. 4). De randdragers of tussen-bouwelementen bezitten bij deze bekende constructie een naar boven openende groef, waarin het afdichtlichaam wordt aangebracht. De 15 flanken van de groeven verlopen hellend en wel zodanig, dat de groeven naar boven toe nauwer worden. De naar de flanken gekeerde randen van het afdichtlichaam zijn zodanig uitgespaard, dat het opsluitlichaam tussen de flankwanden en het afdichtlichaam in de richting van de randdrager, of van het 20 tussen-bouwelement kan worden verschoven. Daar enerzijds door de rijbelastingen in de dwarsrichting van de voeg het afdichtlichaam ook aan zeer sterke meeneemkrachten wordt blootgesteld, ontstaat het gevaar, dat het afdichtlichaam los komt uit zijn groef. Verder is de uitsparing tussen de 25 groefwand en de wand van het afdichtlichaam blootgesteld aan vervuiling vanaf de bovenzijde van de rijbaani Tenslotte zijn de de groeven begrenzende delen ten opzichte van de bovenzijde van de rijbaan verhoogd uitgevoerd, zodat bij het 7905704 * 2 • "* rijden over de voegoverbruggingsconstrüctie rijgeluiden optreden.

De onderhavige uitvinding beoogt een voegover-bruggingsconstructie van de in de aanhef genoemde soort te 5 verschaffen, waarbij het aanbrengen van het afdichtlichaam wordt vergemakkelijkt en niettemin een absoluut betrouwbare verankering wordt verkregen.

Hiertoe wordt de voegoverbruggingsconstrüctie volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt, dat de wanden 10 van de uitsparingen ongeveer evenwijdig aan elkaar verlopen, terwijl het opsluitlichaam als een gedeeltelijk in een wand van de uitsparing en gedeeltelijk in de verdikking aangebrachte pen is uitgevoerd, waarbij boven de pen ter hoogte van de bovenzijde van de randdrager, of van hettussen-bouw-15 element, een insnijding in het afdichtlichaam is aangebracht.

Hierbij zij opgemerkt, dat uit het Duitse oc-trooischrift 2.511.278 een voegoverbruggingsconstrüctie voor een brug of een dergelijk bouwwerk bekend is, waarbij de randverdikkingen van het afdichtlichaam in horizontale uit-20 sparingen in de randdrager, respectievelijk in het tussen- bouwelement, zijn verankerd en waarbij ook een dergelijke penopsluiting tussen het afdichtlichaam en de randdrager, respectievelijk het tussen-bouwelement, is toegepast. Evenwel zijn de montage en de demontage van het bekende afdicht-25 lichaam betrekkelijk moeilijk en bij gesloten voeg zelfs on- - mogelijk.

De in het voorgaande genoemde insnijding ter hoogte van de bovenzijde van de randdrager, of van het tussen-bouwelement, vergemakkelijkt de montagewerkzaamheden in 30 zeer belangrijke mate, daar door het omhoogklappen van de vrije randen van het afdichtlichaam niet slechts de mogelijkheid wordt verschaft het aanbrengen van het als pen uitgevoerde opsluitlichaam nauwkeurig gade te slaan, doch ook gewaarborgd wordt, dat de verankering overal op de juiste 35 plaats geschiedt.

Volgens een gunstige uitvoering van de uitvin- 7905704 3 ding kan de wand van de uitsparing, die de pen opneemt, ten opzichte van de tegenovergelegen wand naar boven toe enigszins divergeren.

De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan 5 de?hand van de tekening, welke op schematisch vereenvoudigde wijze een aantal uitvoeringsvoorbeelden weergeeft.

Fig. 1 is een dwarsdoorsnede van een gedeelte van een eerste uitvoering.

Fig. 2 is een dwarsdoorsnede van een gedeelte 10 van een gewijzigde uitvoering.

Fig. 3 is een dwarsdoorsnede van een gedeelte van een derde uitvoering.

Een afdichtlichaam 1 bezit een verdikking 2, terwijl zijn bovenzijde 3 in hetzelfde vlak ligt als de bo-15 venzijde 4 van het bouwwerk en hierop is aangesloten. Het afdichtlichaam 1 kan op gebruikelijke wijze vouwbaar zijn uitgevoerd en bestaat uit een rubber-elastisch materiaal.

De bovenzijde 4 kan bijvoorbeeld de rijbaan zijn van een brug of de berijdbare bovenzijde van een par-20 keergarage vormen. De bovenzijde van het bouwwerk of de rijbaan kan uit beton, bitumen of asfalt, respectievelijk uit dergelijke materialen bestaan.

De verdikking 2 is verankerd in een randdrager 5, die bijvoorbeeld uit gietstaal is vervaardigd. De rand-25 drager 5 bezit twee loodrecht op de bovenzijde 4 verlopen de amen 6 en 7. De arm 6 heeft een ongeveer loodrecht verlopende buitenwand 8 en een hieraan evenwijdig verlopende binnenwand 9. De bovenrand 10 van de arm 6 verloopt horizontaal.

30 De tegenoverliggende buitenwand 11 van de rand drager 5 verloopt eveneens in hoofdzaak verticaal en ongeveer evenwijdig aan de binnenwand 12 van de arm 7. Deze bin-^ nenwand 12 kan evenwel enigszins naar buiten hellen en bijvoorbeeld onder een hoek van 5° - 20° ten opzichte van het 35 verticale vlak verlopen. De bovenzijde 13 van de arm 7 van 7905704 4 , de randdrager 5 loopt weer evenwijdig aan de bovenzijde 4 van het bouwwerk.

De beide wanden 9 en 12 zijn met elkaar verbonden door een horizontaal verlopende wand 14. De verschillen-5 de overgangsplaatsen, bijvoorbeeld 15 of 16, zijn afgerond.

De buitenvlakken van de verdikking 2 van het afdichtlichaam 1 zijn, rekeninghoudende met kleine toleranties, aangepast aan de samenwerkende wanden van de randdrager 5. In de verdikking 2 is een uitsparing 17 aangebracht, 10 die in de langsrichting van de voeg loopt en die bij het monteren van het afdichtlichaam, met behulp van een opsluit-lichaam 18, in de vorm van een ronde pen, een gedeelte van het te verdringeimateriaal van de verdikking 2 opneemt.

In de arm 7 van de randdrager 5 is een half-15 cirkelvormige uitsparing 19 aangebracht, welke samenwerkt met en het spiegelbeeld vormt van een uitsparing 20 in de verdikking 2.

Terwijl het afdichtlichaam 1, zoals gebruikelijk, uit polychloropreen kan worden vervaardigd, bestaat 20 het opsluitlichaam 18 hetzij uit hetzelfde materiaal, met eventueel een geringere toevoeging van een weekmaker, of uit metaal. Vanzelfsprekend kan ook een andere kunststof, die de vereiste eigenschappen wat betreft dichtheid, krimpvrij-heid en weerstand tegen veroudering bezit, zonder meer wor-25 den toegepast.

Op de verdikking 2 van het afdichtlichaam 1 sluit een smal gedeelte 21 boven de arm 7 aan, dat een dikte van ongeveer 9 mm heeft, d.w.z. ongeveer de dikte van het afdichtlichaam in het vouwgebied 22 bezit.

30 De rand 23 van het afdichtlichaam grijpt over de arm 7, waarbij het bovenste gedeelte 24 van de buitenwand 11 weer een hoek van bijvoorbeeld 5° - 20° met het verticale vlak insluit.

In het afdichtlichaam 1 kan boven de uitsparing 35 20 een insnijding 25 zijn aangebracht, die zich in de langs- 7905704 5 4 richting van de voeg uitstrekt en die als knikplaats kan dienen, zodat het randgedeelte van het afdichtlichaam in de pijlrichting 26 kan worden gelicht, teneinde het opsluit-lichaam 18 bij het verankeren van het afdichtlichaam 1 ge-5 makkelijker te kunnen aanbrengen.

De randdrager 5 is ten gevolge van zijn gelijkmatige, in hoofdzaak platte, oppervlakken betrekkelijk eenvoudig en economisch te vervaardigen, hetgeen ook voor het gebied van de verdikking 2 van het afdichtlichaam 1 geldt.

10 Dit afdichtlichaam 1 kan aan zijn bovenzijde, welke wordt bereden, van groeven 27 worden voorzien.

Bij de in fig. 2 weergegeven uitvoering is een tussen-bouwelement 30 van een voegoverbruggingsconstructie op gebruikelijke wijze in de groef verschuifbaar ondersteund.

15 Het tussen-bouwelement 30 kan met de randdragers 5 zijn ver bonden via een besturingsinrichting, welke waarborgt, dat bij een verkleining of vergroting van de afstand van de randdragers, het tussen-bouwelement 30 steeds zijn middenstand behoudt.

20 Het afdichtlichaam 31 bezit een verdikking 32, welke grijpt in de armen 33 en 34, die ongeveer eikaars spiegelbeeld vormen en welke hiertussen is verankerd. Ook in deze uitvoering verlopen de wanden 35, 36 en 37 steeds ongeveer onder een rechte hoek met elkaar, waarbij de wand 25 36 evenwijdig aan de bovenzijde 38 van de rijbaan is. Ook de bovenzijden 39 en 40 van de beide armen 33 en 34 lopen evenwijdig aan de bovenzijde 38 van de rijbaan en hebben in deze uitvoering dezelfde hoogte. Uitsluitend in de arm 34 is een halfronde uitsparing 41 aangebracht, die in de langs- 30 richting van de voeg verloopt en die samenwerkt met een uitsparing 42 in de verdikking 32, die zijn spiegelbeeld vormt. De beide uitsparingen worden gevuld door een als een pen uitgevoerd opsluit lichaam 43, dat zich in de langsrich-ting van de voeg uitstrekt.

35 Zoals in fig. 2 is weergegeven, is in de verdik- 7905704 ί 6 king 32 eenin de langsrichting van de voeg verlopende uitsparing 44 in de nabijheid van het later aan te brengen op-sluitlichaam 43 gevormd. De dwarsdoorsnede, van de 'uitsparing 44 moet bij voorkeur tenminste even groot zijn als de halve 5 dwarsdoorsnede van het opsluitlichaam 43. Teneinde te be reiken, dat het rechter gedeelte 46 van het afdichtlichaam 31 gemakkelijker in de pijlrichting 47 kan worden gelicht, is weer een insnijding 45 toegepast.

Teneinde het afdichtlichaam. in de verschillen-10 de bouwelementen op de beschreven wijze vast te verankeren of in te klemmen, wordt eerst de verdikking 32 in het of elk tussen-bouwelement 30 verankerd, waarna pas de verankering in de randdragers plaatsvindt.

Volgens de in fig. 3 weergegeven uitvoering is 15 een tussen-bouwelement 50 met twee armen 51 en 52 uitge voerd, die eikaars spiegelbeeld vormen. De uitsparing voor het opnemen van de verdikking 53 van een afdichtlichaam 54 is op dezelfde wijze uitgevoerd als de uitsparing in fig.2, evenwel met dit verschil, dat in fig. 3 aan beide zijden 20 opsluit lichamen 55 en 56 zijn toegepast. De in het. midden gelegen uitsparing 57 heeft in dit geval tenminste de dwarsdoorsnede van een opsluitlichaam 55 of 56.

De beide opsluitlichamen 55 en 56 behoeven niet dezelfde dwarsdoorsnede te bezitten. In plaats van de, in 25 het algemeen . te verkiezen ronde dwarsdoorsnede van de opsluitlichamen 55 of 56, is ook een onronde dwarsdoorsnede ,. in het bijzonder een ovale dwarsdoorsnede, mogelijk. Indien evenwel van een ronde dwarsdoorsnede wordt afgeweken, kunnen moeilijkheden bij het verankeren van de verdikking en 30 in het bijzonder bij het aanbrengen van het. opsluitlichaam optreden.

Ook in de uitvoering volgens fig. 3 zijn insnijdingen 60 en 61 toegepast, zodat knikplaatsen ontstaan en het afdichtlichaam in de pijlrichting 62, respectievelijk 35 63, omhoog kan worden gebogen, teneinde de opsluitlichamen 79 0 5 70 4 7 55 en 56 gemakkelijker in te kunnen schuiven.

De uitvinding is niet beperkt tot de in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeelden, welke op verschillende manieren binnen het kader der uitvinding kunnen wor-5 den gevarieerd.

7905704

Claims (2)

1. Voegoverbruggingsconstructie voor bruggen of dergelijke bouwwerken, waarbij op de bovenzijde van de rijbaan aansluitende afdichtlichamen uit rubber-elastisch materiaal met behulp van verdikkingen vanaf de bovenzijde in 5 naar boven openende uitsparingen van de randdragers en van eventuelé beweegbare tussen-bouwelementen zijn aangebracht en door in dwarsdoorsnede in hoofdzaak ronde opsluitlicha-men tegen lostrekken zijn geborgd, met het kenmerk, dat de wanden (9 en 12, respectievelijk 35 en 37) 10 van de uitsparingen ongeveer evenwijdig aan elkaar verlopen, terwijl het opsluitlichaam (18, respectievelijk 43, respectievelijk 55 en 56) als een gedeeltelijk in een wand (12, respectievelijk 37) van de uitsparing en gedeeltelijk in de verdikking (2, respectievelijk 32) aangebrachte pen is 15 uitgevoerd, waarbij boven de pen ter hoogte van de boven zijde (13, respectievelijk 39) van de randdrager (5), of van het tussen-bouwelement (30, respectievelijk 50) een insnijding (25, respectievelijk 45, respectievelijk 60 en 61) in het afdichtlichaam is aangebracht. 20

2. Voegoverbruggingsconstructie volgens conclu sie 1, m e t het kenmerk, dat de wand (12) van de uitsparing, die de pen opneemt, ten opzichte van de tegenovergelegen wand (9) naar boven toe enigszins divergeert. ' 7905704