NL1043983B1 - Afdekelement ten behoeve van het vormen van een zogeheten inwendig drijvend dak in een vloeistoftank - Google Patents

Abstract

Afdekelement om een drijvende afdekking te vormen voor een vloeistoftank, omvattende een behuizing (1a,lb) met een 5 eerste langskoppelprofiel (2) en een tweede langskoppelpro- fiel (3) waardoor twee naburige behuizingen (la,lb) aan el- kaar gekoppeld kunnen worden, door middel van haakschar- nierprofielen (2a,3a) onderaan en bovenkoppelprofielen (2b,3b) en een grendelprofiel (7). De behuizingen (1a,1c) 10 zijn aan hun kopse kanten voorzien van een dwarskoppelpro- fiel (10) dat is ingericht om samen te werken met een schuifkoppelprofiel (9) over de dwarskoppelprofielen van beide naburige behuizingen wordt geschoven. In deze confi- guratie worden de afdekelementen aan elkaar gekoppeld wor- 15 den door een koppelconstructie die niet buiten de hoofd- vlakken (4a,4b) van de afdekelementen uitsteekt, waardoor oppervlak van het hele drijvende dak glad is, waardoor op- hoping van vuil etc. op het dak substantieel minder wordt vanwege het ontbreken van de verticale koppelflenzen. 20 (FIG. la-b) 1043983

Description

i Korte aanduiding: Afdekelesment ten behoeve van heb vormen van een zogeheten inwendig drijvend dak in een vloeistoftank 3

BESCHRIJVING De uitvinding heeft betrekking op een inrichting, bedoeld als afdekelement voor het, samengekoppeld met soortgelijke aïfdekelsmenten, vormen van ven drijvende afdekking voor de inhoud van een vloeistoftank, Set ls van algemene bekendheid om de vioelbare inhoud van vloeistoftanks van boven af te dekken door een zogeheten drijvend (tank)}dalk; zie bijvoorbeeld https: www. infomil.onl/onderwerpen/incht- water/iucht/activitsiten/overslacsi/oversiag/jn39iBle3d- edad 40nl-b9je-1BUc20933266. De drijvende afdekelementen worden Lot dusverre aan elkaar gekoppeld door middel van verticale flenzen die boven het bovenste hoofdvlak van de afdekelementen uitsteken. De onderhavige uitvinding beoogt te voorzien in een confi- guratie waarin de drijvende afdekelementen aan elkaar ge- | koppeld worden door een constructie die niet {substantieel) boven het bovenste (en onderste} hoofdvlak van de drijvende afdekelementen uitkomt, waardoor bereikt wordt dat het hele drijvende dak van boven {en van onderen} glad is, waardoor ophoping van vuii etc. op het dak substantieel minder wordt vanwege het ontbreken van de verticale koppelflenzen, even- als het sterk verbeteren van de afvoer van condenswater en reinigingsvloeistof etc. bij schoonmaken van de tank.

Daartoe wordt volgens de uitvinding voorzien in een in- richting, bedoeld en ingericht als afdekelement om, gekop- peld met soortgelijke afdekelementen, een drijvende afdek- king te vormen voor de inhoud van een vloeistoftank, welke inrichting een langwerpige behuizing omvat met aan één zich in lengterichting uitstrekkende zijkant een eerste langskoppelprofiel van geëxtrudeerd materiaal, en aan de andere zijkant een tweede langskoppelprofiel van geéxtru- deerd materiaal, waarbij beide langskoppelprofielen zo zijn ingericht dat twee naburige behuizingen aan elkaar gekop- IS peld kunnen worden door middel van het eerste langskoppel- profiel van de ene behuizing en het tweede langskoppelpro- fiel van de naburige behuizing, waarbij het eerste en twee- de langskoppelprofiel niet substantieel boven of onder het bovenste resp. onderste hoofdvlak van de behuizing uitste- ken, en waarbij de onderste gedeelten van het eerste en tweede langskoppelprofiel een eerste resp. tweede haak- scharnierprofiel bezitten dat zo is ingericht en vormgege- ven dat de behuizingen door middel van het eerste en tweede haakscharnierprofiel onderaan scharnierend in elkaar kunnen worden gehaakt, waarna hun bovenkanten naar elkaar toe kun- nen worden bewogen, terwijl de bovenste gedeelten van het eerste en tweede langskoppelprofiel een eerste resp. tweede bovenkoppelprofiel bezitten die zijn ingericht om aan el- kaar te kunnen worden gekoppeld door middel van een over het eerste en tweede bovenkoppelprofiel aan te brengen grendelprofiel. Het eerste of tweede bovenkoppelprofiel is bij voorkeur voorzien van een schroefkraal waarin zelftap- pende borgschroeven kunnen worden gedraaid om het op het eerste en twesde bovenkoppelprofiel aangebrachte grendel- profiel te fizeren of borgen, Bij voorkeur is de behuizing aan zijn kopse kanten voorzien van een dwarskoppelprofiel dat is ingericht om, ten behoeve van het koppelen van soortgelijke behuizingen tegen de kop- se kanten, samen te werken met een schuifkoppelprofiel dat is ingericht om over of door de dwarskoppelprofielen van beide naburige behuizingen te kunnen worden geschoven.

De uitvinding zal thans nader worden besproken aan de hand van onderstaande figuurbeschrijving. Figuur 1 toont een dwarsdoorsnede van twee naburige be- huizingen die met hun zijkanten door middel van sen scharnierbeweging aan elkaar gekoppeld worden; Figuur @ toont een langsdoorsnede van twee naburige be- huizingen die met hun kopse kanten aan elkaar gekoppeld worden door middel van een schuif- koppelprofiel. Figuur 1 toont een dwarsdoorsnede van twee naburige behui- zingen 1 die met hun zijkanten door middel van een schar- nierbeweging aan elkaar gekoppeld en vergrendeld worden, zie {figuren la-e. Figuur 1 toont een tweetal inrichtingen volgens de uitvin- ding, elk bedoeld en ingericht als afdekelement om, gekop- peld met soortgelijke afdekelémenten, een drijvende afdek- king te vormen voor de inhoud van een vloeistoftank. De ger toonde inrichtingen omvatten elk een langwerpige behuizing la resp. lb {in dwarsdoorsnede getoond in de figuren la-e} met aan één zich in lengterichting uitstrekkende zijkant een eerste langskoppelprofiei 2 van geëxtrudeerd materiaal, en aan de andere zijkant een tweede langskoppelprofiel 3 van geëxtrudeerd materiaal.

Beide langskoppelprofielen 2 en 3 zijn zo ingericht dat de twee naburige behuizingen la en lb aan elkaar gekoppeld kunnen worden door middel van het eerste langskoppelprofiel 2 van de ene behuizing la en het tweede langskoppelprofiel 3 van de naburige behuizing lb,

Het eerste en tweede langskoppelprofiel 2 resp. 3 steken niet boven of onder het bovenste en onderste hoofdvlak 4a resp. 4b van de behuizingen la en lb uit.

De onderste ge- deelten van het eerste en tweede langskoppelprofiel 2 resp. 3 bezitten een eerste resp, tweede haakscharnierprofiel Za resp. 3a dat zo is ingericht en vormgegeven dat de behui- zingen la en lb door middel van het eerste en tweede haak- scharnierprofiel 2 resp. 3 onderaan scharnierend in elkaar kunnen worden gehaakt {zie figuur 1b), waarna hun bovenkan- ten naar elkaar toe kunnen worden bewogen {zie pijl 5 in figuur lc). De bovenste gedeelten van het eerste en tweede langskoppelprofiel 2 resp. 3 bezitten een eerste resp. tweede bovenkoppelprofiel 2b resp. 3b die zijn ingericht om aan elkaar te kunnen worden gekoppeid door middel van een (zie pijl 6 in figuur lc) over het eerste en tweede boven-

koppelprofiel 2b resp. 3b aan te brengen grendelprofiel 7. Ten slotte kan het grendelprofiel 7 dan nog (optioneel) worden verankerd door middel van een aantal zelftappende schroeven 8 die aangrijpen in een schroefkraal waarvan het eerste bovenkoppelprofiel 2b is voorzien.

Bovendien is het eerste bovenkoppelprofiel 2b nog voorzien van een afdicht- profiel 2d waarin een afdichtpakking wordt aangebracht ten- einde de behuizingen la en lb onderling zo goed mogelijk af te dichten tegen ontwijken van dampen etc. uit de onderlig- gende, door het drijvende dak af te schermen tankvloeistof, Opgemerkt: wordt dat zijwanden en de boven~ en onderwand, 5 incl. de xoppelproïielen 2 en 3 bij voorkeur uit &én stuk worden gevormd dcor middel van extrusie van bijvoorbeeld aluminium, Echter kan de behuizing cok bijvoorbeeld een ho- nigraatstructuur bezitten, die zich echter weer niet leent on te worden geëxtrudeerd. In dat geval worden de koppels profielen 2 en 3 apart geëxtrudeerd, waarna ze tegen de zijwanden van de behuizing worden aangebracht, bijvoorbeeld door middel van lijmen en/of lassen.

Figuur 2 toont een iangsdoorsnede van twee naburige bshul~ zingen la en lc die met hun kopse (dwars) kanten aan elkaar gekoppeld worden door middel van een schuifkoppelprofiel 3. De behuizingen la en lc zijn aan hun Kopse kanten voorzien van een dwarskoppelprofiel 10 dat is ingericht om, ten be- hoeve van het onderiing koppelen van de behuizingen tegen de kopse kanten, samen te werken met het schuifkoppelpro- fiel 2, dat is ingericht om over of door {namelijk wanneer de dwarskoppelprofielen 10 van één of meer koppelopeningen zijn voorzien} de dwarskoppelprefielen 10 van beide naburi- ge behuizingen la en lc te kunnen worden geschoven. Vervol- gens wordt een afdekstrip 11 aangebracht die met zelftap- schroeven 8 wordt vastgezet.

Opgemerkt wordt dat, hoewel de gencemde koppeiprcofielen Z, 3, 9 en 10 niet boven het bovenvlak da van de behuizingen 1 uitsteken, de bouten 8 en de afdekstrip 11 dat wel in zeer geringe mate doen, wat echter geen wezenlijke afbreuk doet aan het voordeel dat met de constructie volgens de onderha- vige uitvinding wordt verkregen, namelijk dat mel toepas-

sing van deze: constructie er geen naar boven uitstekende randen meer zijn, waardoor het bovenvlak van het door de aan elkaar behuizingen gevormde “drijvende dak” in tegen- stelling tot de dusverre ín gebruik zijnde drijvende daken met naar boven uitstekende koppelflenzen- grote operatione- le voordelen biedt tijdens het gebruik en onderhoud van de opslagtank.

Claims (2)

CONCLUSIES

1. Inrichting, bedoeld en ingericht als afdekelement om, gekoppelid met soortgelijke afdekelementen, een drijven- de afdekking te vormen voor de inhoud van een vloeì- stoftank, welke inrichting een langwerpige behuizing (la, ib) om~ vat met aan eén zijkant een eerste langskoppelprofiel {2} en aan de andere zijkant een tweede langskoppelpro- 16 fiel (3), waarbij beide langskoppelprofielen (2,3) zo zijn inge- richt dat twee naburige behuizingen {la,lb} aan elkaar gekoppeld kunnen worden door middel van het eerste langskopgpelprofiel (2} van de ene behuizing (la) en het is tweede langskoppelprofiel {3} van de naburige behuizing {1b}, waarbij het eerste en tweede langskoppelprofiel niet substantieel boven of onder het bovenste hoofdvlak (4a) van de behuizing uilsteken, waarbij de onderste gedeelten van het eerste en tweede langskoppelprofiel een eerste resp, tweede haakschar- nierprofiel {2a,3a} bezitten dat zo is ingericht en vormgegeven dat de behuizingen onderaan scharnierend in elkaar kunnen worden gehaakt, waarna de bovenkanten van hun zijkanten naar elkaar toe kunnen worden bewogen {5}, en waarbij de bovenste gedeelten van het esrste en tweede langskoppelprofiel een eerste resp, tweede bo- venkoppelprofiel {Zb,3b) bezitten die zijn ingericht om aan elkaar te kunnen worden gekoppeld door middel van een over het eerste =n tweede langskoppelprofiel aan te brengen grendelprofiel {7}.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de behuizing

{la, lc} aan zijn kopse kanten is voorzien van een dwarskoppelprofiel {10} dat is ingericht om, ten behoe- ve van het koppelen van soortgelijke behuizingen

{la, lc) tegen de kopse kanten, samen te werken met een schulfkoppelprofiel {D} dat is ingericht om over of door de dwarskoppeiprofielen van beide naburige behui- zingen te kunnen worden geschoven,