BE1002007A6

BE1002007A6 - Dakkonstruktie voor serren en koppelelement hierbij aangewend.

Info

Publication number: BE1002007A6
Application number: BE8800577A
Authority: BE
Original assignee: Decoutere Serrenbouw Nv
Priority date: 1988-05-25
Filing date: 1988-05-25
Publication date: 1990-05-15
Also published as: EP0345238A1

Abstract

Dakkonstruktie voor serren hoofdzakelijk bestaande uit draagprofielen (1) die tussen goten (2) en een nok (3) gevangen zitten, waarbij de goten omgebogen randen (4) of dergelijke vertonen, daardoor gekenmerkt dat de verbindingen tussen de draagprofielen (1) en een goot (2) hoofdzakelijk gevormd zijn uit minstens één koppelelement (8) dat voorzien is van bevestigingsmiddelen (9) die toelaten dat dit koppelelement (8) over de rand (4) van de goot (2) kan geschoven worden, waarbij deze bevestigingsmiddelen (9) na de plaatsing van de draagprofielen (1) tevens een vergrendeling vormen die belet dat het koppelelement (8) en de goot (2) na de montage van de dakkonstruktie nog uit elkaar kunnen geschoven worden.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Dakkonstruktie voor serren en koppelelement hierbij aangewend. 



  Deze uitvinding heeft betrekking op een dakkonstruktie voor serren, alsook op een koppelstuk dat hierbij wordt aangewend. 



  Zoals bekend bestaan dakkonstrukties voor serren hoofdzakelijk uit draagprofielen, meestal glasroeden, die tussen een nok en twee goten zijn aangebracht. De draagprofielen, de goten en de nok zijn hierbij in elkaar geschoven of in elkaar geklikt, waarbij al dan niet gebruik wordt gemaakt van bijkomende koppelstukken. De tot nu toe bekende konstrukties van deze aard vertonen echter het nadeel dat bij grote opwaartse of zijdelingse krachten op het dak van de serren, de verbindingen uit elkaar kunnen getild worden, met alle noodlottige gevolgen vandien. 



  Het is dan ook duidelijk dat steeds meer landen voorzien in een wettelijke reglementering dewelke vereist dat de 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 dakkonstrukties voor serren stormvast moeten uitgevoerd worden. 



  Ten einde aan deze reglementering tegemoet te komen, is het bekend om de verschillende onderdelen van de serren door middel van bouten en dergelijke aan elkaar te bevestigen. Deze techniek vertoont echter het nadeel dat hij bijzonder duur is daar, enerzijds, de verschillende profielen van de nodige gaten moeten worden voorzien, en anderzijds, de bouw van de serren aanzienlijk veel tijd vraagt vermits alles dient geschroefd te worden. 



  Een andere oplossing voorziet in het gebruik van beugels die bijvoorbeeld de glasroeden van twee naast elkaar gelegen dakkonstrukties met elkaar verbinden, alsook beugels die de langs weerszijden van een nok gelegen glasroeden met elkaar verbinden. Ook deze konstruktie brengt een bijkomende kost met zich   mee,   enerzijds, omdat speciale beugels noodzakelijk zijn, en anderzijds, omdat ook de montage van dergelijke beugels zeer tijdrovend is. 



  De huidige uitvinding heeft een dakkonstruktie voor serren tot doel waarbij het voornoemde nadeel wordt uitgesloten. 



  Hiertoe betreft de huidige uitvinding een dakkonstruktie voor serren die bestaat uit draagprofielen die tussen goten en een 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 nok gevangen zitten, met als kenmerk dat de verbindingen tussen de draagprofielen en een goot hoofdzakelijk gevormd zijn uit minstens één koppelelement dat voorzien is van bevestigingsmiddelen die toelaten dat dit koppelelement over de rand van de goot kan geschoven worden, waarbij deze middelen na de plaatsing van de draagprofielen tevens een vergrendeling vormen die belet dat het koppelelement en de goot na de montage van de dakkonstruktie nog uit elkaar kunnen loskomen. 



  Volgens de voorkeurdragende uitvoeringsvorm bestaat het voornoemde koppelelement uit een profiel, terwijl de voornoemde bevestigingsmiddelen bestaan uit een aan de onderzijde van dit profiel aangebrachte zitting die hoofdzakelijk de vorm van de omgebogen rand van de dakgoot volgt. Zodoende kan dit koppelelement eenvoudig over de rand van de goot worden gewenteld, één en ander zodanig dat eens dat de draagprofielen in het koppelelement zijn bevestigd, dit laatste niet meer kan gewenteld worden en dus onmogelijk van de goot kan loskomen. Ook de bevestiging van de draagprofielen aan, enerzijds, de nok en, anderzijds, het voornoemde koppelelement gebeurt bij voorkeur zonder schroefmiddelen of bijkomende elementen. 



  Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, wordt hierna als voorbeeld zonder enig beperkend 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 schematisch een serre weergeeft die van een dak- konstruktie volgens de uitvinding is voorzien ; figuur 2 op een grotere schaal en in doorsnede een zicht weergeeft van het gedeelte dat in figuur 1 met F2 is aan- geduid ; figuur 3 de koppeling weergeeft tussen enerzijds het koppelelement volgens de uitvinding en anderzijds een draagprofiel ; figuur 4 een doorsnede weergeeft volgens lijn IV-IV in figuur 2 ; figuur 5 de nok weergeeft van de dakkonstruktie ; figuur 6 in perspektief het nokprofiel weergeeft. 
 EMI4.1 
 



  In figuur is schematisch een serre weergegeven waarvan de dakkonstrukties hoofdzakelijk bestaan uit draagprofielen zoals glasroeden, die tussen de goten 2 en een nok 3 gevangen zitten. Zoals weergegeven in figuur 2 wordt volgens de uitvinding ervan uitgegaan dat de goten 2 omgebogen randen 4 of dergelijke vertonen. Volgens de weergegeven uitvoeringsvorm bestaan deze goten 2 hiertoe uit geplooide stalen profielen die voorzien in een bodem 5, schuine, nagenoeg vertikale zijwanden 6 en omgebogen randen 4 waarvan de vrije uiteinden 7 dezelfde helling vertonen als het dak. 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 



  Het bijzondere van de huidige uitvinding bestaat er in de eerste plaats in dat de verbindingen tussen de draagprofielen 1 en een goot 2 hoofdzakelijk gevormd worden door koppelelementen 8 die voorzien zijn van bevestigingsmiddelen 9 die toelaten dat deze koppelelementen 8 over de rand 4 van de goot 2 kunnen geschoven, respektievelijk gewenteld worden, waarbij deze middelen 9 na de plaatsing van de draagprofielen 1 tevens een vergrendeling vormen die belet dat de koppelelementen 8 en de goot 2 na montage van de dakkonstruktie nog uit elkaar kunnen loskomen ten gevolge van krachten, bijvoorbeeld horizontale krachten Fh en vertikale krachten Fv, waaraan het serrendak bij stormweer onderhevig is.

   De middelen 9 bestaan hierbij uit een zitting die hoofdzakelijk de vorm van de omgebogen rand 4 van de goot 2 volgt, waarbij deze zitting bij voorkeur en zoals weergegeven in figuur 2 gevormd wordt door, enerzijds, een zich aan de onderzijde van het betreffende koppelelement 8 bevindende haakvormige lip 10 die over het vrije uiteinde 7 van de rand 4 van de goot 2 past en, anderzijds, een uitsteeksel 11 in de vorm van een schuin t. o. v.

   de onderzijde geplaatste lip die achter de rand 4 van de goot 2 aangrijpt en deels tegen de binnenzijde van de voornoemde zijwand 6   aanligt.   De haakvormige lip 10 bestaat hierbij hoofdzakelijk uit een eerste loodrecht op de onderzijde van het koppelelement 8 staande gedeelte 12 en een hierop aansluitend tweede gedeelte 13 dat zich evenwijdig aan de onderzijde bevindt, waarbij de 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 afstand tussen de onderzijde van het koppelelement 8 en het voornoemde tweede gedeelte vrijwel gelijk is aan de dikte van de rand 4 van de goot. 



  Het is duidelijk dat het koppelelement 8 verder zodanig is uitgevoerd dat de draagprofielen of glasroeden 1 met hun onderste uiteinden 14 doeltreffend met het koppelelement 8 kunnen verbonden worden. Hiertoe vertoont dit laatste een hoofdzakelijk U-vormige doorsnede en bestaat dan ook uit respektievelijk een onderflens 15, een zijflens 16 en een bovenflens 17, één en ander zodanig dat de U-vorm een precieze zitting voor het onderste uiteinde 14 van één of meerdere draagprofielen 1 vormt. Tevens zijn vergrendelingsmiddelen 18 voorzien die na het aanbrengen van het onderste uiteinde 14 in het koppelelement 8, verhinderen dat de draagprofielen 1 nog uit het koppelelement 8 kunnen loskomen.

   Deze vergrendelingsmiddelen 18 worden in de figuur 2 gevormd door een t. o. v. de voornoemde U-vorm naar binnen gerichte lip of kraag 19 die met een uitsparing 20 in het draagprofiel 1 kan samenwerken. 



  Alhoewel het volgens de uitvinding niet uitgesloten is dat per uiteinde 14 van elk draagprofiel 1 een afzonderlijk koppelelement wordt gebruikt, geniet het de voorkeur dat de koppelelementen 8 bestaan uit profielen, zoals weergegeven in figuur 3, die eenvoudig over de vrije uiteinden 7 van de goot 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 2 kunnen geschoven worden en die zich parallel langs de goot 2 uitstrekken over de volledige lengte hiervan. Deze profielen vormen dan ook de onderste lijst van de dakramen. Ze zijn hierbij voorzien van een omhooggerichte kraag 21, die zoals weergegeven in figuur 2 een steun vormt voor de glasplaat 22. 



  Zoals nog is weergegeven in figuur 3 zijn in de voornoemde lip 19 op welbepaalde afstanden uitsparingen 23 aangebracht die toelaten dat de vrije uiteinden 14 van de draagprofielen 1 in het koppelelement 8 kunnen geschoven worden, waarna zij door hun zijdelingse verplaatsing volgens pijl P achter de lip 19 vergrendeld worden. Eens dat de glasplaten 22 zijn aangebracht, is verschuiving van de draagprofielen of glasroeden 1 niet meer mogelijk. 



  Het is duidelijk dat de konstruktie volgens de uitvinding zoals weergegeven in figuren 2 en 3, een eenvoudige montage toelaat zonder dat bijkomende schroefmiddelen of dergelijke noodzakelijk zijn, en dat de verbindingen aan de goten 2, althans wanneer de draagprofielen 1 met de nok 3 verbonden blijven, onmogelijk uit elkaar kunnen schuiven. 



  In figuur 4 wordt ter verduidelijking nog een doorsnede van de voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de draagprofielen 1 weergegeven. 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 



  Volgens de uitvinding wordt tevens een bijzonder voordelige dakkonstruktie bekomen wanneer de in figuur 2 weergegeven verbinding voor de onderste uiteinden 14 van de draagprofielen 1 gekombineerd wordt met een nok 3 zoals weergegeven in figuur 5. Zodoende wordt immers een stormvast dakgebint bekomen zonder dat afzonderlijke elementen zoals beugels, bouten of dergelijke noodzakelijk zijn. 



  Het voordeel van de nok 3 volgens figuur 5 bestaat erin dat hij uitsluitend uit één profiel bestaat dat voorzien is van middelen die met de zich langs weerszijden van de nok 3 bevindende bovenste uiteinden 24 van de draagprofielen 1 kunnen samenwerken. De nok 3 bestaat hiertoe uit een profiel dat hoofdzakelijk gevormd wordt door een kern 25 en aan weerszijden van deze kern 25 schuin naar beneden gerichte flenzen 26 en 27 die een zitting vormen voor de bovenste uiteinden 24 van de draagprofielen 1, op analoge wijze als voor de onderste uiteinden 14 volgens figuur 3. De bovenste flenzen 27 zijn dan ook van kragen 28 voorzien die met uitsparingen 29 in de draagprofielen 1 kunnen samenwerken. 



  Zoals weergegeven in figuur 6 zijn de lippen of kragen 28, ten einde het aanbrengen van de draagprofielen 1 te vergemakkelijken, ook op welbepaalde afstanden van uitsparingen 30 voorzien. 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 



  Alle voornoemde profielen, met uitzondering van de goot 2, zijn bij voorkeur in aluminium uitgevoerd. 



  Vanzelfsprekend heeft de uitvinding ook betrekking op het koppelstuk 8 en de nok 3 die in de hiervoor besproken dakkonstruktie worden aangewend, en meer speciaal de profielen zoals weergegeven in figuren 3 en 6. 



  De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijke dakkonstruktie voor serren kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader der uitvinding te treden.

Claims

Conclusies. l.-Dakkonstruktie voor serren hoofdzakelijk bestaande uit draagproftelen (l) die tussen goten (2) en een nok (3) gevangen zitten, waarbij de goten omgebogen randen (4) of dergelijke vertonen, daardoor gekenmerkt dat de verbindingen tussen de draagprofielen (1) en een goot (2) hoofdzakelijk gevormd zijn uit minstens één koppelelement (8) dat voorzien is van bevestigingsmiddelen (9) die toelaten dat dit koppelelement (8) over de rand (4) van de goot (2) kan geschoven worden, waarbij deze bevestigingsmiddelen na de plaatsing van de draagprofielen (1) tevens een vergrendeling vormen die belet dat het koppelelement (8) en de goot (2) na de montage van de dakkonstruktie nog uit elkaar kunnen geschoven worden.
2.-Dakkonstruktie volgens conclusie l, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde bevestigingsmiddelen (9) bestaan uit een zitting die hoofdzakelijk met de gebogen vorm van de rand (4) van de goot (2) samenwerkt.
3.-Dakkonstruktie volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde bevestigingsmiddelen (9) bestaan uit. enerzijds, een zich aan de onderzijde van het <Desc/Clms Page number 11> koppelelement (8) bevindende haakvormige lip (10) die over het vrije uiteinde (7) van de rand (4) van de betreffende goot (2) past en, anderzijds, een uitsteeksel (11) dat achter de gebogen rand (4) van de goot (2) aangrijpt en tegen de binnenzijde van de zijwand (6) van de goot (2) aanligt.
4.-Dakkonstruktie volgens één der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het koppelelement (8) een zitting voor de onderste uiteinden (14) van de draagproftelen (l) vertoont, alsook vergrendelingsmiddelen (19) die met de in de zitting geplaatste draagprofielen (1) samenwerken.
5.-Dakkonstruktie volgens één der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het koppelelement (8) bestaat uit een profiel dat zich in de lengterichting van de goot (2) uitstrekt.
6. - Dakkonstruktie volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat de bevestigingsmiddelen (9) bestaan uit een zich aan de onderzijde van het profiel bevindende haakvormige lip (10) die over het vrije uiteinde (7) van de rand (4) van de betreffende goot (2) past en een uitsteeksel (11) dat achter de omgebogen rand (4) van de dakgoot (2) aangrijpt, waarbij zowel de lip (10) als het uitsteeksel (11) deel uitmaken van het profiel en zich in langsrichting hiervan uitstrekken. <Desc/Clms Page number 12>
7.-Dakkonstruktie volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat de haakvormige lip (10) hoofdzakelijk bestaat uit een eerste loodrecht op de onderzijde van het koppelelement (8) staande gedeelte (12), en een hierop aansluitend tweede gedeelte (13) dat zich evenwijdig aan de onderzijde van het koppelelement (8) bevindt, waarbij de afstand tussen de onderzijde en het voornoemde tweede gedeelte (13) vrijwel gelijk is aan de dikte van de rand (4) van de goot.
8.-Dakkonstruktie volgens conclusie 6 of 7, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde uitsteekstel (11) bestaat uit een zich schuin t. o. v. de onderzijde van het profiel uitstrekkende lip.
9.-Dakkonstruktie volgens één der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het koppelelement (8) hoofdzakelijk een U-vorm vertoont die een zitting voor de onderste uiteinden (14) van de draagprofielen (1) vormt, die bestaat uit respektievelijk een onderflens (15), een zijflens (16) en een bovenflens (17), en waarbij de bovenflens (17) een naar binnen gerichte lip (19) bezit die met uitsparingen (20) in de uiteinden (14) van de draagprofielen (1) kan samenwerken ten einde deze te vergrendelen.
10.-Dakkonstruktie volgens conclusie 9, waarbij het koppelelement (8) bestaat uit een profiel, daardoor gekenmerkt <Desc/Clms Page number 13> dat de voornoemde lip (19) op welbepaalde afstanden uitsparingen (23) vertoont die toelaten dat de uiteinden (14) van de draagproftelen (l) in het koppelelement (8) kunnen geschoven worden.
11.-Dakkonstruktie volgens één der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het koppelelement (8) een opstaande rand (21) vertoont die een steun vormt voor de glasplaten (22).
12.-Dakkonstruktie volgens één der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het koppelelement (8) bestaat uit aluminium.
13.-Dakkonstruktie volgens één der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de goot (2) gevormd is uit een stalen profiel dat bestaat uit een bodem (5), schuine, nagenoeg vertikaal gerichte zijwanden (6) en vrije uiteinden die zich evenwijdig aan de richting van de erop aansluitende dakgedeelten uitstrekken.
14.-Dakkonstruktie volgens één der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de nok (3) hoofdzakelijk bestaat uit één profiel dat aan weerszijden middelen vertoont dewelke zittingen vormen voor de bovenste uiteinden (24) van de draagprofielen (1). <Desc/Clms Page number 14>
15. - Dak. konstruktie volgens conclusie 14, daardoor gekenmerkt dat het voornoemd profiel hoofdzakelijk bestaat uit een kern (25) en langs weerszijden van deze kern (25) twee schuin naar beneden gerichte flenzen (26, 27), waarbij de bovenste flens (27) een naar beneden gerichte lip (28) vertoont die met uitsparingen (29) in de bovenste uiteinden (24) van de draagprofielen (1) kan samenwerken, en waarbij op welbepaalde afstanden uitsparingen (30) in deze lip (28) zijn aangebracht.
16.-Dakkonstruktie volgens één der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de draagprofielen (1) bestaan uit glasroeden.
17.-Koppelelement zoals toegepast in de dakkonstruktie volgens één der conclusies 1 t. e. m. 16, daardoor gekenmerkt dat dit koppelelement (8) hoofdzakelijk bestaat in een profiel in aluminium bestaande uit een U-vorm gevormd door een onderflens (15), een zijflens (16) en een bovenflens (17) ; bevestigingsmiddelen (9) om het profiel op de rand (4) van een goot (2) aan te brengen, die bestaan uit, enerzijds, een aan de onderzijde van de onderflens (15) aangebrachte haakvormige lip (10) en, anderzijds, een tevens aan de onderzijde van de onderflens (15) aangebrachte schuine lip (11) ; en een naar binnen van de U-vorm gerichte lip (19) voor de vergrendeling van de draagprofielen (1).