NL8501050A - Dakbedekking. - Google Patents

Description

P & c i

w 6284-1 Ned.dB/LöB

Korte aanduiding: Dakbedekking

De uitvinding heeft betrekking op een vlak met vlakke elementen met aan de bovenzijde tenminste een haak of hiel, mes of binnenhoek, waarmee 5 ze zijn aangebracht op een dwarslat of een spaan.

De bedekking volgens de uitvinding betreft eveneens dakbedekkingen met schuine en vertikale delen met spanlatten. In het schuine deel vormt het vlakke element een "dakpan". In het vertikale deel worden de vlakke elementen ook spaandelen genoemd.

10 Bij dit werk treden problemen en technische moeilijkheden op.

Zoals reeds in "Documents Techniques" is aangegeven voor het neerleggen van genoemd materiaal is het bekend bij het aanbrengen van dakpannen zoals vlakke, gekromde van grote of kleine afmetingen uit gebakken aarde of beton,dat het soms noodzakelijk is bepaalde verdere bevesti-15 gingsmiddelen te gebruiken die dwars op de aan de bovenzijde van de elementen aangebrachte haken kunnen steunen.

Het kan noodzakelijk zijn elementen aan te brengen op een helling van meer dan 1,5 m per meter, die in het bijzonder aan de wind is blootgesteld.

20 In deze gevallen bestaan de extra bevestigingsmiddelen tot nu toe uit het vastspijkeren of vastschroeven van de pannen op de panlatten of een panneondergrond of op haken.

Voor toepassing op daken is het van belang een zeker aantal dakpannen (bijvoorbeeld een 1/5-de deel) vast aan te brengen of wel alle 25 dakpannen om gevaar voor verschuiving te vermijden. Bij toepassing op spanen moeten alle elementen extra bevestigd worden.

Het is duidelijk, dat dit werk vrij moeilijk uitvoerbaar is.

De uitvinding verschaft middelen voor het verlagen van de daarbij optredende kosten.

30 De uitvinding is in hoofdzaak gekarakteriseerd door de combinatie van: a) tenminste een dwarsstuk van een bevestigingsdwarsgedeeIte, gevormd door een horizontaal profiel,bevestigd op het te bedekken oppervlak met een groef voor het inklemmen van het bovengedeelte van de 35 vlakke elementen, welke groef daartoe een nauwere ingang dan op de bodem vertoont, waardoor een lagere vleugel wordt gevormd, waarop de haak van het vlakke element rust, terwijl de bovenvleugel naar beneden is omgebogen om de bovenrand van het element te bedekken zodanig, dat enerzijds de doorvoer van het element van zijn haak 40 mogelijk is wanneer de basis van het betreffende element op een i ... - 'v -> j * η - 2 - afstand van het bovenste deel van een ander element ligt, terwijl anderzijds het bovenste deel van het vlakke element wordt geblokkeerd, wanneer het element weer in de normale stand met zijn basis op een onderste element is aangebracht, 5 b) een element met haak, hiel of inspringing, waarvan het bovenste deel zich kan vastklemmen in het onder a) genoemde profiel.

Het steunprofiel, dat met voordeel de bekende spanlat vervangt, heeft dus een halfbuisvormige doorsnede, waarvan de bovenvleugel haakvormig is. De bovenvleugel kan verschillende vormen vertonen en kan in 10 het bijzonder vertikaal zijn afgebogen. De vleugel kan eveneens schuin volgens een vlak zijn gebogen, dat schuin naar buiten verloopt of naar buiten is geopend of naar binnen is gericht; of dit vlak kan schuin naar buiten zijn gekromd of naar binnen zijn gekromd.

Al deze vormen kunnen worden toegepast binnen het kader van de uitvinding. 15 Het tweede volgens de uitvinding belangrijke element nl. het bedekkingsvlak heeft bij voorkeur aan de bovenzijde een sprong met een breedte gelijk aan de dikte van het element aan de onderzijde, waarbij de afstand tussen de sprong in het vlakke element en de sprong van het onmiddellijk daaronder gelegen element gelijk is aan de uitwijking van 20 het hechtprofiel.

In het bijzondere geval van inspringende en uitspringende hoeken, die zowel bij daken als ook bij vlakke afdekkingen voorkomen, zijn speciale elementen voorzien van de in- en uitspringende hoeken bij elementen die met de naburige elementen samenwerken.

25 De gunstige industriële oplossingen voor de genoemde problemen bestaan uit het volgende.

De inrichting volgens de uitvinding verschaft een stabiele opstelling van de vlakke elementen vergelijkbaar met de gebruikelijke bevestigingen, zonder dat spijkeringen,schroefbevestigingen, hoekbeves-30 tigingen of haakbevestigingen worden toegepast.

De uitvinding vergemakkelijkt het aanbrengen van de elementen zonder verdere bevestigingen en tevens een vervanging van dakpannen in geval van breuk bij toevallige schokken.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van 35 volgende, niet-limitatieve voorbeelden, die in de bijgaande tekening zijn weergegeven.

Pig. l.van de tekening is een perspectief aanzicht van een dakbedekking of een dakafscheming volgens de uitvinding.

Fig. 2-7 vertonen in perspectief verschillende vormen van het 40 profiel toegepast met het vlakke element volgens de uitvinding.

O ó Ö *9 «A? V Λ Ki ** «Γ & - 3 -

Fig. 8 toont een uitvoeringsvorm van de eind-tot-eind verbinding volgens fig. 4.

Fig. 9 toont een bijzonder element voor een inspringende hoek.

Fig.10 toont een bijzonder element voor een uitspringende hoek.

5 Fig.11 tot 13 tonen de drie voornaamste fasen bij het aanbrengen van de afscherming volgens de uitvinding nl.

Fig. 11 is een vertikale doorsnede van een element en een profiel in de eerste aanbrengfase.

Fig. 12 is eenzelfde aanzicht als in fig. 11 in de tussenfase en fig.13 10 is eenzelfde aanzicht als fig. 11 voor de laatste aanbrengfase.

Fig. 1 toont een afdekking volgens de uitvinding voor een dak of een andere bedekking. De afdekking bestaat uit de combinatie van dwarselementen 1 en een vlak element 2. Een uitvoeringsvorm van het profiel 1 is in detail in fig. 3 aangegeven. Andere uitvoeringsvormen zijn in de 15 fig. 2-7 weergegeven (verwijzingscijfers 11, 111, 112, 113, 114).

Het algemeen kenmerk van de profielen 1, 111, 112, 113, 114 bestaat uit een groef 3, waarvan de ingang nauwer is dan de bodem. Deze bezit een onderste horizontale vleugel 4 (fig. 2, 5, 7,8) of een opstaande vleugel ( fig. 3, 4, 6) waarop een haak 5 van het vlakke element 20 bijvoorbeeld een dak of een afdekplaat rust. De bovenrand 6 is naar beneden omgebogen om daardoor de bovenrand van het vlakke element 1 te bedekken wanneer de basis daarvan is aangebracht op een lager element als aangegeven in de figuren 1 en 13. Volgens verschillende varianten heeft de bovenvleugel 1 een vertikale ombuiging 7 (fig. 2), een ombuiging 8 die schuin 25 naar buiten is gericht (fig.3), een naar binnen schuin verlopende ombuiging 9 (fig. 4), een gekromd gedeelte 12 (fig.5) of een naar beneden gekromde ombuiging 13 (fig.6) of een naar beneden schuin verlopende ombuiging 14 eindigend in een naar binnen gekromd gedeelte 15 (fig.7).

Volgens een bijzonder aspect van de uitvinding heeft het ele-30 ment 2 aan de bovenzijde een opstaande rand 16 met een breedte "h" gelijk aan de dikte "e" van het onderste deel van het element. De afstand "d" tussen de opstaande rand 16 van het element en die van het onmiddellijk daaronder gelegen element is gelijk aan de afstand tussen twee haakpro-fielen 1.

35 Voor de verbinding tussen twee bedekkingsvlakken zijn in de figuren 9 en 10 tweehoekige elementen 17(fig.9) aangegeven voor inspringende hoeken en/of elementen 18 in tweehoeksvorm voor uitspringende hoeken. De hoek van de tweehoek is aangepast aan die van de bedekkingsvlakken. Tenminste is een van de zijden van deze standvlakken 17, 18 40 voorzien van haken 5, die vastgespijkerd kunnen worden. De tweevlaksele-- - Λ 1 'Ί (j * -» - 4 - menten 17, 18 kunnen zijn voorzien van een opstaande rand overeenkomend met de opstaande rand 16 van de vlakke elementen.

De profielen 1 bestaan meestal uit metaal en dienen dus voor de bevestiging en vergrendeling van de elementen en de adfekelementen.

5 Deze zijn bevestigd op de te bedekken wand met bekende middelen, zoals spijkers, schroeven, parker-schroeven, enz. op het massieve afdekhout (wanden), op afsluitingen, houten panden of metalen panden of op metselwerk van vertikale wanden, indien het om afdekelementen gaat. Genoemde profielen worden met voordeel uit corrosiebestendig materiaal vervaardigd.

10 Indien het een metaal is, is het bij voorkeur een roestvrij of gegalvaniseerd metaal.

Om het vlakke element 2 op het profiel 1 aan te brengen voert men het eerst bijna horizontaal of enigszins schuin (fig.11) zodanig aan, dat de haak 5 in de groef van het profiel 1 in de richting van de 15 pijl doordringt. Daarna drukt men het element 2 naar beneden in de richting van de pijl 20 (fig. 11). Wanneer het element 2 met de hartlijn van het profiel 1 een hoek van ongeveer 45° insluit, drukt men het element 2 naar boven in de richting van de pijl 21 onder definitief neerdrukken van het element 2 in de ruststand op een onderste element. Daarna laat men de 20 haak 5 op de onderste vleugel 4 van het profiel 1 (richting pijl 22) rusten als in fig. 13 is aangegeven.

Het zal duidelijk zijn, dat het aanbrengen van de vlakke elementen sterk wordt vergemakkelijkt en dat eventuele vervanging gemakkelijk uitvoerbaar is, daar behalve bij de tweevlakselementen voor 25 de tegenwoordige vlakke elementen een verdere bevestiging niet noodzakelijk is. - 30 .

S3 2 1 0 o 0

Claims (11)

1. Afdekking met vlakke elementen in het bijzonder voor daken en zijstukken, welke elementen aan de bovenzijde in het dwarsgedeelte zijn voorzien van een haak, soms een hiel, mes of een opstaande rand voor bevestiging op tenminste een dwarsdeel, bijvoorbeeld een lat of lat-5 stuk, met het kenmerk, dat hierin een combinatie is voorzien van: %r f a) tenminste een bevestigingsdwarsdeel gevormd door een horizontaal profiel (1) , bevestigd op het te bedekken vlak, voorzien van een doorlopende groef voor het vastklemmen aan het bovendeel van de vlakke elementen (2), welke groef daartoe aan de ingang nauwer is 10 dan aan de ondergrond en een onderste vleugel (4) vertoont, waarop de haak (5) van het vlakke element (2) rust, terwijl de bovenste vleugel (6) naar beneden is af gebogen om de bovenrand van het element zodanig te bedekken, dat enerzijds de doorgang van het element en de haak mogelijk is wanneer de basis van het betreffende element 15 afgescheiden is van het bovenste deel van een ander element en dat anderzijds de bovenrand van het vlakke element wordt geblokkeerd wanneer het element in de normale stand met zijn basis rust op een onderste element, 20 b) een vlak element (2) met een haak (5), een hiel of een staande rand op het bovenste gedeelte, geschikt voor het vastklemmen in het profiel (1) als aangegeven onder a}.

2. Afdekking volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het profiel (1) een halfbuisvormig deel vertoont, waarvan de bovenvleugel haak- 25 vormig is uitgevoerd.

3. Afdekking volgens conclusie 2 met het kenmerk, dat de bovenvleugel van het profiel (11) een vertikale afbuiging (7) vertoont.

4. Afdekking volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de bovenvleugel· van het profiel (1) een schuine afbuiging (8) in een naar buiten 30 gericht vlak vertoont.

5. Afdekking volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de bovenvleugel van het profiel (111) een schuine afbuiging (9) in een naar binnen gericht vlak vertoont.

6. Afdekking volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de boven-35 vleugel (11) een gekromd gedeelte (12, 13) vertoont.

7. Afdekking volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de bovenvleugel (11) een afbuiging (14) vertoont langs een schuin naar buiten verlopend vlak gevolgd door een naar binnen gekromd vlak (15). Si C10 5 0 *v — 6 —

8. Afdekking volgens een der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat het vlakke element (2) bestaat uit een af dekpan.

9. Afdekking volgens een der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat het vlakke element bestaat uit een zijdelings afdekelement.

10. Afdekking volgens een der conclusies 8 of 9 in afzonderlijke toepassing, met het kenmerk, dat het vlakke element (2) aan het bovenvlak een opstaande rand (16) met een breedte "h" vertoont, die gelijk is aan de dikte "e" van het onderste deel van de elementen, waarbij de afstand (d) tussen de rand (16) van het vlakke element en de rand van 10 het onmiddellijk daaronder gelegen element gelijk is aan de afstand tussen de bevestigingsprofielen.

11. Afdekking volgens een der conclusies 1-10, met het kenmerk, dat deze is voorzien van elementen (17, 18) in de vorm van tweevlakshoeken en de ene of de andere zijde is voorzien van haken. 15 1 f* p J. f\ n t <u c u