NL8700180A - Zelfdragend doosdakelement voor een dak. - Google Patents

Zelfdragend doosdakelement voor een dak. Download PDF

Info

Publication number
NL8700180A
NL8700180A NL8700180A NL8700180A NL8700180A NL 8700180 A NL8700180 A NL 8700180A NL 8700180 A NL8700180 A NL 8700180A NL 8700180 A NL8700180 A NL 8700180A NL 8700180 A NL8700180 A NL 8700180A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
box roof
roof element
tracks
floor
box
Prior art date
Application number
NL8700180A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Rockwool Lapinus Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Rockwool Lapinus Bv filed Critical Rockwool Lapinus Bv
Priority to NL8700180A priority Critical patent/NL8700180A/nl
Priority to EP88200112A priority patent/EP0277681A1/en
Publication of NL8700180A publication Critical patent/NL8700180A/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B7/00Roofs; Roof construction with regard to insulation
    • E04B7/02Roofs; Roof construction with regard to insulation with plane sloping surfaces, e.g. saddle roofs
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B7/00Roofs; Roof construction with regard to insulation
    • E04B7/20Roofs consisting of self-supporting slabs, e.g. able to be loaded
    • E04B7/22Roofs consisting of self-supporting slabs, e.g. able to be loaded the slabs having insulating properties, e.g. laminated with layers of insulating material
    • E04B7/225Roofs consisting of self-supporting slabs, e.g. able to be loaded the slabs having insulating properties, e.g. laminated with layers of insulating material the slabs having non-structural supports for roofing materials

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Electromagnetism (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Roof Covering Using Slabs Or Stiff Sheets (AREA)
  • Conveying And Assembling Of Building Elements In Situ (AREA)

Description

* * - " ' * 4 P HP/AB/RW6 - 1 -
Zelfdragend doosdakelement voor een dak
De uitvinding heeft betrekking op een zelfdragend doosdakelement voor een dak van een gebouw, en op een gebouw dat is voorzien van een dak met een dergelijk doosdakelement.
5 Doosdakelementen zijn zelfdragende dakelementen die kunnen worden toegepast als gordingelement of als sporenelement. Bij het gebruik als sporenelement vindt de oplegging plaats op bouwmuren en dient eventueel een spant als tussen-steun.
10 Daken die zijn voorzien van dergelijke doosdakelemen ten hebben het nadeel dat het op industriële schaal leveren van kleinschalig maatwerk zodanig hoge aanpassingskosten voor de doosdakelementen en de dakconstructie met zich meebrengt, dat op dergelijke schaal vervaardigde daken een aan-15 merkelijk te hoge kostprijs per m2 hebben.
Er bestaat dus behoefte aan een dakconstructie en daarin te gebruiken doosdakelementen, waardoor het mogelijk wordt om tegen een aanmerkelijk lagere kostprijs kleinschalig en industrieel daken te leveren die kunnen worden toege-20 past in voordurend qua maatvoering zich wijzigende dakconstructies .
De uitvinding voorziet in deze behoefte en een gebouw dat is voorzien van een dak met zelfdragende doosdakelementen die aan de hiervoor genoemde eisen voldoen wordt over-25 eenkomstig de uitvinding gekenmerkt doordat het doosdakelement omvat: een onderplaat; tenminste twee op afstand a van elkaar op de onderplaat bevestigde sporen; en in tussen sporen gevormde spoorkanalen gelegen isolatiemateriaal, en dat het doosdakelement ligt tegen een ribbe van een liggend 30 steunelement en via dit steunelement afsteunt op een gebouw-deel.
Het doosdakelement overeenkomstig de uitvinding steunt dus aan zijn onderzijde uitsluitend af via het liggende 8700180 • r - 2 - steunelement, waarbij de sporen het doosdakelement buigstijf maken en de ribbe via de onderplaat het gehele doosdakelement borgt tegen verschuiving.
Door deze zeer eenvoudige constructie is het mogelijk 5 om voor elke dakhelling en voor elke dakbreedte kleinschalig op industriële schaal de doosdakelementen op maat te maken.
Een zeer voordelige verbinding tussen doosdakelement en ribbe wordt verkregen, indien bij voorkeur het doosdakelement is voorzien van een in het van de sporen afgekeerde 10 ondervlak van de onderplaat aangebrachte inkrozing. Voor industrieel maatwerk is het namelijk bijzonder belangrijk dat het ondervlak van de onderplaat in hoofdzaak geen uitsteeksels of oneffenheden vertoont.
Bij voorkeur bezitten de doosdakelementen een zodanige 15 lengte dat één enkel dooselement de horizontale afstand tussen noklijn en dakgoot overspant en is het steunelement een vloerbalk die afsteunt op de vloer. Afhankelijk van de dakhelling en de overspanning van het doosdakelement dient het doosdakelement additioneel tegen een doorbuiging geborgd te 20 worden door gebruik te maken van een knieschot. Teneinde het ondervlak van de onderplaat vlak te houden, verdient het hierbij voorkeur dat het ondervlak is voorzien van een evenwijdig aan en op afstand van een onderrand van het doosdakelement gelegen inkrozing waarin een knieschot aangrijpt.
25 Voor het op de bouwplaats snel en eenvoudig positio neren en aan de feitelijke omstandigheden aanpassen van de dakconstructie verdient het voorkeur dat de vloerbalk rust in een ankerzitting van een aan de vloer bevestigd vloer-anker. Teneinde evenwel bij het gebruik van dergelijke 30 vloerankers industrieel maatwerk tegen lage kosten te blijven vervaardigen, met andere woorden een snelle aanpassing van de vloerankervorm en daaraan gekoppeld die van de vloerbalk, verdient het voorkeur dat de ankerzitting omvat een vloerankerbasis, een ten opzichte van de vloer hellend 35 vloerankerdeel en een zodanig gebogen vloerankereinddeel, dat dit vloerankereinddeel evenwijdig is aan en ligt tegen een ondervlak van een doosdakelement. Aldus kan de vloer- ¢700180 * * - 3 - ankervorm door verandering van de buiging over een andere hoek snel en eenvoudig worden aangepast aan een andere dakhelling. Doordat verder het vloerankereinddeel aanligt tegen het ondervlak van het doosdakelement bestaat geen gevaar 5 voor een ongewenste vormverandering door nabuigen van het vloeranker.
Indien in het dak een dakdoorbreking gewenst is voor een daklicht of dakkappel, verdient het voorkeur dat langs een dakdoorbreking een spoor is voorzien van een verste-10 vigingsspoor. Aldus wordt in de randdelen van het doosdakelement de buigstijfheid op eenvoudige en weinig kostbare wijze afdoende vergroot.
Voor industrieel maatwerk verdient het verder voorkeur dat het doosdakelement modulair opdeelbaar is, waarbij een . 15 moduulmaat van 120, 60 of 30 cm exact aansluit op op dit moment in de praktijk toegepaste maten. Indien bij voorkeur het doosdakelement vier sporen omvat, twee randsporen en twee middensporen en de afstand tussen een randspoor en een middenspoor gelijk is aan a , kan eenvoudig het doosdakele-20 ment worden opgedeeld door de grondplaat tussen de twee middensporen door te zagen.
Indien een doosdakelement aan zijn nokeinde is voorzien van een sponning voor het daarin opnemen van een nok-ruiter, kunnen vooraf op eenvoudige wijze voorzieningen wor-25 den getroffen voor het snel plaatsen van de nokruiter.
Indien voor het dak twee in de nok op elkaar aansluitende doosdakelementen worden gebruikt, verdient het voor het transport en plaatsen van het dak de voorkeur dat twee doosdakelementen aan hun nokeinde zijn gekoppeld via een 30 scharnier.
Verder heeft de uitvinding betrekking op het zelfdragend doosdakelement voor een dak dat in zijn voorkeursuitvoeringsvorm wordt gekenmerkt door een onderplaat, tenminste twee op afstand a van elkaar op de onderplaat bevestigde 35 sporen, in tussen sporen gevormde spoorkanalen gelegen isolatiemateriaal, en een in het van de sporen afgekeerde ondervlak van de onderplaat aangebrachte inkrozing bestemd '£'•$0180 • * - 4 - voor het daarin opnemen van een ribbe van een steunelement. Indien het noodzakelijk is om een knieschot te gebruiken, wordt het zelfdragend doosdakelement verder gekenmerkt doordat het ondervlak is voorzien van een tweede evenwijdig aan 5 en op afstand van de eerste inkrozing gelegen tweede inkro-zing bestemd voor het daarin opnemen van een knieschot.
Opgemerkt wordt dat de plaats van elke inkrozing de vorm van de vloerankers, de vloerbalk en het knieschot snel en eenvoudig kunnen worden bepaald in afhankelijkheid van de 10 vastgestelde dakhelling en overspanning.
Genoemde en andere kenmerken zullen worden toegelicht aan de hand van een aantal uitvoeringsvoorbeelden van sporendaken overeenkomstig de uitvinding waarin doosdakelemen-ten volgens de uitvinding zijn verwerkt. Verder wordt de 15 eenvoudige en gemakkelijke wijze van samenstellen van de doosdakelementen toegelicht.
Hierbij wordt verwezen naar de bijgevoegde tekening, waarin:
Fig. 1 een perspektivisch schematisch aanzicht van een 20 gebouw voorzien van een sporendak overeenkomstig de uitvinding is;
Fig. 2 detail II uit fig. 3 is;
Fig. 3 een doorsnede over de lijn III-III uit fig. 1 is; 25 Fig. 4 en 5 elk een transversaal zijaanzicht van doos- dakelementen overeenkomstig de uitvinding zijn;
Fig. 6 een nomogram is dat de knieschothoogte levert in afhankelijkheid van de dakhelling A en de overspanning B van het doosdakelement;
30 Fig. 7 en 8 elk een doorsnede over de lijn VII-VII
resp. VIII-VIII uit fig. 1 zijn;
Fig. 9 op grotere schaal detail IX uit fig. 1 is;
Fig. 10 een perspektivisch aanzicht van de vervaardiging van een doosdakelement overeenkomstig de uitvinding 35 is;
Fig. 11a en 11b elk een doorsnede over de lijn XI-XI uit fig. 10 tijdens verschillende vervaardigingsstappen van |*λ «r Λ Λ
i Π Γ* i Cr A
·· ί 'V*· 'v i 0 J
e * - 5 - het doosdakelement overeenkomstig de uitvinding zijn;
Fig. 12 toont twee gerede doosdakelementen overeenkomstig de uitvinding die scharnierend zijn verbonden met behulp van een op grotere schaal getoond scharnier; 5 Fig. 13 en 14 elk schematisch een perspektivisch aan zicht van andere uitvoeringsvoorbeelden van een dak overeenkomstig de uitvinding zijn; en
Fig. 15 een doorsnede die de koppeling toont van twee in de sporenrichting op elkaar aansluitende doosdakelementen 10 overeenkomstig de uitvinding.
Fig. 1 toont een gebouw 1 dat is voorzien van een sporendak 2. Dit sporendak 2 omvat doosdakelementen 3-7 overeenkomstig de uitvinding. Elk doosdakelement 3-7 steunt aan de gootrand 8 via een vloerbalk 9 op een vloer 10.
15 De doosdakelementen 4 en 5 zijn voorzien van een in een doorbreking 11 aangebracht daklicht 12. De doosdakelementen 7 en 13 passeren een draagmuur 14 zonder daarop af te steunen. Verder steunen de doosdakelementen 3-7 en 13 af op een knieschot 15.
20 Fig. 2-5 tonen meer in detail de opbouw van een doos dakelement overeenkomstig de uitvinding en de constructie van het sporendak 2. Het doosdakelement 4 volgens fig. 4 omvat een grondplaat 16 en vier sporen 17-20. De afstand a tussen de randsporen 17,20 en de middensporen 18,19 is zo-25 danig dat de afstand a vermeerderd met tweemaal de breedte van een spoor gelijk is aan een modulaire maat, in dit geval 60 cm. Het doosdakelement 3 wordt verkregen uit het doosdakelement 4 door daarvan de grondplaat 16 longitudinaal middendoor te zagen ter hoogte van een spleet 21 tussen de midden-30 sporen 18 en 19.
De sporen 17,20 zijn met behulp van spijkers of nieten 22 bevestigd aan de grondplaat 16. Tussen de sporen 17 en 18, en 19 en 20 is in de spoorkanalen 23 isolatiemateriaal 24 gelegen. De grondplaat, bijvoorbeeld een spaanplaat is 16 35 mm dik, het isolatiemateriaal 24 bestaat bijvoorbeeld uit steenwol en is 85 mm dik. De sporen zijn bijvoorbeeld 25 mm breed en 102 mm hoog.
'8760180 - 6 -
De grondplaat 16 is voorzien van twee transversaal in het van de sporen 17—20 afgekeerde ondervlak van de grondplaat 16 aangebrachte inkrozingen 26 en 27. De inkrozingen 26 en 27 zijn bijvoorbeeld 10 mm diep en 30 mm breed. Het 5 doosdakelement 3 ligt met een inkrozingwand 28 tegen een ribbe 29 van de vloerbalk 9. De vloerbalk 9 rust in een an-kerzitting 30 van een met bevestigingsmiddelen 31 aan de vloer 10 verankerd vloeranker 32.
Elke ankerzitting 30 omvat een vloerankerbasis 33, een 10 ten opzichte van de vloer 10 hellend vloerankerdeel 34 en een vloerankereinddeel, dat zodanig is gebogen dat het einddeel 35 evenwijdig is aan en ligt tegen het ondervlak 25 van de grondplaat 16. Met behulp van schroeven 136 is onder in-klemming van het vloerankereinddeel 35 de grondplaat 16 15 vastgetrokken op de vloerbalk 9. Aldus is een translatie tussen vloerbalk 9 en doosdakelement 3 in hoofdzaak onmogelijk.
In de inkrozing 27 grijpt de bovenrand 36 van het knieschot 15 aan.
20 Aan de nokzijde 37 is het doosdakelement 3 in een af geschuinde zijkant 39 voorzien van een sponning 38 waarin een nokruiter 40 is gelegen. Via scharniermiddelen 41 is het doosdakelement scharnierend verbonden met een ander doosdakelement 42 overeenkomstig de uitvinding.
25 Op de sporen 17-20 zijn panlatten 43 bevestigd, waar aan dakpannen 44 haken. Een goot 45 is via een gootlat 46 bevestigd aan het doosdakelement 3.
Het zal duidelijk zijn dat een verandering van de hel-lingshoek van het sporendak 2 van invloed is op de hoeken BI 30 en B2 tussen respektievelijk de vloerankerbasis en het vloerankerdeel, en het vloerankerdeel en het vloerankereinddeel en verder de nokhoek γ. Ook de afstand tussen de inkrozingen 26 en 27 is afhankelijk van de hoek a. Het zal echter duidelijk zijn dat met rekenprogramma's elk van deze varia-35 beien gemakkelijk en snel kan worden bepaald in afhankelijkheid van de hellingshoek a. Het vloeranker 32 en de zijkant 39 zijn zeer gemakkelijk te vervaardigen voor verschillende & " - ·' 4 fs,
si ' · Ü' V
- 7 - hellingshoeken α. Verder zal het duidelijk zijn dat de vorm van de vloerbalk 9 met name de delen die aanliggen tegen het vloeranker 32 gemakkelijk zijn aan te brengen in een balk. Een en ander houdt in dat op industriële schaal voor klein-5 schalige objecten maatwerk leverbaar is.
Fig. 6 toont een nomogram met curven 47-49, waaruit de knieschothoogte in relatie tot dakhelling en overspanning van het doosdakelement is af te leiden. De curve 47 heeft betrekking op een knieschothoogte van 120 cm, curve 48 op 10 een knieschothoogte van 90 cm, en curve 49 op een knieschothoogte van 90 cm en die verder maximaal geraveeld is.
Fig. 7 toont de koppeling tussen twee zijdelings aan elkaar grenzende doosdakelementen 6 en 7. De grondplaten 16 liggen tegen elkaar aan en een ruimte tussen de randsporen 15 50 en 51 is lateraal afgedicht met een prop 52 van polyur- ethaanschuim. De panlat 53 loopt dwars over de doosdakelementen 6 en 7 heen en draagt de pannen 54.
Fig. 8 toont de koppeling tussen de doosdakelementen 13 en 7 ter hoogte van de dragende muur 14. De doosdakele-20 menten strekken zich langs deze dragende muur 14 uit en de afstand tussen de muur 14 en de randsporen 54 en 55 is opgevuld door een vullat 57 en een prop 56 van polyurethaan-schuim. Aldus wordt op eenvoudige wijze gecompenseerd voor een variatie in de dikte van de muur 14 (dubbelsteens kalk-25 zandsteen, gasbetonblokken enz.). Een zichtlat 58 onttrekt de spleet tussen de doosdakelementen 7 en 13 aan het zicht. Over de muur 14 heen en tussen de sporen 54 en 55 is een mat isolatiemateriaal 58 gelegd. Naast een isolerende werking wordt verder een overspraak van geluid over de muur 14 heen 30 aanmerkelijk verminderd. Verder zijn de panlatten 59 en 60 niet aansluitend boven de muur 14.
Fig. 9 toont in detail de dakdoorbreking 11 voor het daklicht 12. Langs de dakdoorbreking 11 is het randspoor 61 van het doosdakelement 4 voorzien van een verstevigingsspoor 35 62. Het daklicht 12 rust op het verstevigingsspoor 62 en op een dwarslat 53 die is bevestigd aan de grondplaat 16. Aan de lijst 64 van het daklicht 12 is een aluminium gootprofiel f "* " i fi n -10 .v - 8 - 65 bevestigd, dat rust op een gootlat 66 en verder is voorzien van een panribbe 67. Op het isolatiemateriaal 24 is verder een rug 68 van polyurethaanschuim aangebracht, waardoor onder pannen 69 terechtgekomen vocht zich verzameld in 5 een aluminium gootprofiel 70 dat zijdelings tot buiten het doosdakelement 4 onder afschot zich uitstrekt. Dit vocht kan dan vervolgens naar beneden toe aflopen over het isolatiemateriaal 24 en uiteindelijk in de dakgoot 45 geraken.
Fig. 10 en 11 tonen het vervaardigen van het doosdak-10 element 4 uit fig. 4. De vier sporen 17,18,19 en 20 worden volgens de pijlen 72 aangevoerd tot boven een tafel 71 en liggen aan tegen een richtlijst 73. Met behulp van laterale lijsten 74 en 75 worden de sporen naar elkaar toe verplaatst in de richting van de pijlen 76 en wordt het isolatiemate-15 riaal 24 ingeklemd tussen de sporen 17,18,19 en 20, terwijl de middensporen 18 en 19 op afstand worden gehouden door af-standhouders 77.
Met behulp van een lijmdoseerorgaan 81 wordt lijm 82 aangebracht op de sporen 17-20 en op het isolatiemateriaal. 20 Een grondplaat 16 wordt op de sporen 17-20 gelegd en met behulp van nieten 22 eraan bevestigd. Vervolgens wordt het isolatiemateriaal in vertikale richting verplaatst met behulp van tafeldelen 79 en 80. De tafeldelen 79 en 80 drukken het isolatiemateriaal tegen de grondplaat 16 aan, zodat een 25 goede onderlinge verlijming optreedt.
Naar keuze kan vooraf of na het aanbrengen van de grondplaat 16 en voorafgaande aan het aanbrengen van de nieten 22, deze worden voorzien van een inkrozing 26 overeenkomstig de uitvinding die wordt aangebracht met een frees 30 83. Tenslotte wordt aan het nokdeel 37 met behulp van een zaageenheid 84 de zijkant 39 en de noksponning 38 aangebracht. De zaageenheid 84 omvat een cirkelzaag 85 met een op het zaagblad bevestigde frees 86 die bestemd is voor het vormen van de sponning 38. De cirkelzaag 85 is geleid aan 35 leistangen 87 en is draaibaar gelagerd in een beugel 88. Afhankelijk van de hellingshoek van het te vervaardigen dak 2, is de cirkelzaag 85 zodanig instelbaar dat de nokhoek γ in »70 0 i 8 0 - 9 - één zaagbeweging wordt aangebracht. Door het doosdakelement te kantelen wordt de gebruiksstand verkregen.
Fig. 12 toont meer in detail een samenstel van de doosdakelementen 4 en 89 die scharnierbaar zijn gekoppeld 5 met scharniermiddelen 41. Duidelijk zijn verder de nokspon-ning 38 en het scheve vlak 39 zichtbaar. Tevens zijn de beide grondplaten 16 voorzien van de inkrozingen 26 en 27 die echter niet tegenover elkaar behoeven te liggen. Dit samenstel 90 van de doosdakelementen 4 en 89 wordt naar de 10 bouwplaats getransporteerd, ter plaatse uitgeklapt en direkt zodanig geplaatst dat in de inkrozingen 26 en 27 respektie-velijk de ribbe 29 en de bovenrand 36 van het knieschot 15 aangrijpen. Vervolgens wordt het samenstel 89 met behulp van bevestigingsmiddelen 136 bevestigd aan de vloer 10 waarop . 15 het samenstel 89 volledig afsteunt.
Fig. 13 en 14 tonen twee andere sporendaken 91 en 92. Het sporendak 91 bestaat slechts uit een rij doosdakelementen 93 die op de bekende wijze via een in de inkrozing 26 aangrijpende ribbe 29 van de vloerbalk 9 via het vloeranker 20 32 afsteunen op de vloer 10, terwijl in dit geval het andere kopse einde 94 rust op een constructie-element 95 en aan de bovenzijde is afgeschermd met een loodslab 96. De overspanning van het doosdakelement 93 is bij de hellingshoek zodanig dat geen knieschot noodzakelijk is.
25 Bij fig. 14 zijn de doosdakelementen 97 en 98 via de scharniermiddelen 41 scharnierend gekoppeld. Het doosdakelement 97 is verder voorzien van een in een doorbreking aangebrachte dakkappel. Teneinde dit dak voldoende stijf te maken is een tussenplafond 100 aangebracht, dat binten 101 omvat, 30 die met behulp van schoenen 102 zijn bevestigd aan de grondplaten 16 van de doosdakelementen 97 en 98. Zoals getoond steunt het doosdakelement 97 op de hiervoor beschreven wijze af op de vloer 10.
Tenslotte toont fig. 15 de koppeling van twee doosdak-35 elementen 103 en 104 aan hun kopse einden ter hoogte van een tussenvloer 10'. De ribbe 29 van de vloerbalk 9 ondersteunt een kopse kant 105 van de grondplaat 16 van het doosdakele- C ' f C.
J> 'r « V-r - 10 - ment 103. Het doosdakelement 104 rust met de grondplaat 16 op het vloerankereinddeel 35 van het vloeranker 32. Met behulp van tot in de vloerbalk 9 geschroefde bouten 106 zijn de beide doosdakelementen 103 en 104 adequaat bevestigd aan 5 de tussenvloer 10'. Wederom steunt het doosdakelement 103 volledig via de vloerbalk 9 af op de vloer 10'. De vorm van de vloerbalk 9 en het vloeranker 32 zijn wederom snel en eenvoudig aanpasbaar aan elke aktuele hellingshoek en overspanning.
10 Ofschoon de doosdakelementen volgens de uitvinding slechts beschreven zijn als open doosvormig, zal het duidelijk zijn dat de elementen ook de vorm kunnen hebben van een dichte doos in welk geval over de sporen heen een topplaat of toplaag is bevestigd.
15 Het isolatiemateriaal dat wordt gebruikt dient water- kerend en dampdoorlatend te zijn. Naast steenwol kunnen andere geschikte isolatiematerialen, zoals glaswol, poly-urethaanschuim en dergelijke worden toegepast. Indien ten opzichte van het isolatiemateriaal sterker dampremmende 20 materialen worden gebruikt, kan eventueel tevens een damp-remmend folie worden toegepast.
180

Claims (19)

1. Gebouw voorzien van een sporendak met tenminste één zelfdragend doosdakelement, met het kenmerk dat het doosdakelement omvat: een onderplaat; tenminste twee op afstand a van elkaar op de onderplaat bevestigde sporen; en in tussen 5 sporen gevormde spoorkanalen gelegen isolatiemateriaal, en dat het doosdakelement ligt tegen een ribbe van een liggend steunelement en via dit steunelement afsteunt op een gebouw-deel.
2. Gebouw volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het 10 doosdakelement is voorzien van een in het van de sporen afgekeerde ondervlak van de onderplaat aangebrachte inkrozing waarin de ribbe aangrijpt.
3. Gebouw volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat het steunelement een van een langsprofiel voorziene 15 vloerbalk is die afsteunt op een vloer.
4. Gebouw volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk dat de vloerbalk rust in een ankerzitting van een aan de vloer bevestigd vloeranker.
5. Gebouw volgens conclusie 4, met het kenmerk dat de 20 ankerzitting omvat een vloerankerbasis, een ten opzichte van de vloer hellend vloerankerdeel en een zodanig gebogen vloerankereinddeel, dat dit vloerankereinddeel evenwijdig is aan en ligt tegen een ondervlak van een doosdakelement.
6. Gebouw volgens conclusie 1-5, met het kenmerk dat 25 het ondervlak is voorzien van een evenwijdig aan en op afstand van een onderrand van het doosdakelement gelegen inkrozing waarin een knieschot aangrijpt.
7. Gebouw volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat langs een dakdoorbreking een spoor is 30 voorzien van een verstevigingsspoor.
8. Gebouw volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het doosdakelement vier sporen omvat, twee randsporen en twee middensporen en dat de afstand tussen een randspoor en een middenspoor gelijk is aan a.
9. Gebouw volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het doosdakelement een modulaire maat l'· : δ o - 12 - bezit van 30, 60 of 120 cm,
10. Gebouw volgens conclusie 9, met het kenmerk dat de afstand a gelijk is aan in hoofdzaak ongeveer 30 respektie-velijk 60 cm.
11. Gebouw volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat een doosdakelement aan zijn nokeinde is voorzien van een sponning voor het daarin opnemen van een nokruiter.
12. Gebouw volgens één van de voorgaande conclusies, 10 met het kenmerk dat twee doosdakelementen aan hun nokeinde zijn gekoppeld via een scharnier.
13. Zelfdragend doosdakelement voor een sporendak, gekenmerkt door een onderplaat, tenminste twee op afstand a van elkaar op de onderplaat bevestigde sporen, in tussen 15 sporen gevormde spoorkanalen gelegen isolatiemateriaal, en een in het van de sporen afgekeerde ondervlak van de onderplaat aangebrachte inkrozing bestemd voor het daarin opnemen van een ribbe van een steunelement.
14. Doosdakelement volgens conclusie 13, met het ken- 20 merk dat het ondervlak is voorzien van een tweede evenwijdig aan en op afstand van de eerste inkrozing gelegen tweede inkrozing bestemd voor het daarin opnemen van een knieschot.
15. Doosdakelement volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk dat langs een dakdoorbreking een spoor is voorzien 25 van een verstevigingsspoor.
16. Doosdakelement volgens conclusie 13-15, met het kenmerk dat het doosdakelement vier sporen omvat, twee rand-sporen en twee middensporen en dat de afstand tussen een randspoor en een middenspoor gelijk is aan a,
17. Doosdakelement volgens conclusie 13-16, met het kenmerk dat het doosdakelement een modulaire maat bezit van 30, 60 of 120 cm.
18. Doosdakelement volgens conclusie 13-17, met het kenmerk dat een doosdakelement aan zijn nokeinde is voorzien 35 van een sponning voor het daarin opnemen van een nokruiter.
19. Doosdakelement volgens conclusie 13-18, gekenmerkt door een via een de nokeinden koppelend scharnier daarmee gekoppeld doosdakelement volgens conclusie 13-18. s: o o 1 s o
NL8700180A 1987-01-26 1987-01-26 Zelfdragend doosdakelement voor een dak. NL8700180A (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8700180A NL8700180A (nl) 1987-01-26 1987-01-26 Zelfdragend doosdakelement voor een dak.
EP88200112A EP0277681A1 (en) 1987-01-26 1988-01-21 Self-supporting box-like roof element for a roof

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8700180A NL8700180A (nl) 1987-01-26 1987-01-26 Zelfdragend doosdakelement voor een dak.
NL8700180 1987-01-26

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8700180A true NL8700180A (nl) 1988-08-16

Family

ID=19849471

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8700180A NL8700180A (nl) 1987-01-26 1987-01-26 Zelfdragend doosdakelement voor een dak.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP0277681A1 (nl)
NL (1) NL8700180A (nl)

Families Citing this family (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
SE500857C2 (sv) * 1992-03-30 1994-09-19 E2 Hus Produktions Ab Takbärblock och dess användning
AT1145U1 (de) * 1996-01-18 1996-11-25 Bauunternehmung Ing Anton Hutt Selbsttragende dachtafel und dachkonstruktionen
EP0890683B1 (de) * 1997-07-07 2003-10-08 Hans Günter Willmann Dachkonstruktion
DE19728980C2 (de) * 1997-07-07 2001-06-13 Hans Guenter Willmann Dachkonstruktion als Grundkonstruktion eine Dacheindeckung tragend sowie Trag- und Dämmelement
DE19743685C1 (de) * 1997-10-02 1999-02-11 Braas Gmbh Bausatz zum Herstellen einer selbsttragenden Dachkonstruktion für ein geneigtes Dach
DE19743846C2 (de) * 1997-10-04 2000-09-21 Peter Maack Sattel- oder Krüppelwalmdach
GB2399831B (en) * 2003-03-28 2006-03-22 Wynn Peter Holloway Composite roof panels
DE102012007700B4 (de) * 2012-04-19 2015-06-25 Viebrockhaus Ag Stahlbetondecke mit mindestens einer darauf befestigten Fußpfette

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3289362A (en) * 1964-11-09 1966-12-06 Joseph A Whelan Prefabricated roof and eave anchor means therefor
DE2048512A1 (de) * 1969-10-07 1971-04-22 Byggnads AB Harry Karlsson, Lund (Schweden) Verfahren zum Errichten von Hausern mit nicht flachen Dachern
FR2351223A1 (fr) * 1976-05-11 1977-12-09 Vercelletto Antoine Procede de construction de charpentes et charpentes ainsi realisees
SE7910567L (sv) * 1979-04-06 1980-10-07 Knut Akesson Sett att bygga teta hus
DE2942945A1 (de) * 1979-10-24 1981-05-07 Kesting, Klaus Lorenz, Dr.-Ing., 4600 Dortmund Bausatz fuer ein satteldach, insbesondere ein kehlbalkendach aus vorgefertigten teilen fuer vorzugsweise vorgefertigte haeuser mit z.b. einem aus mehreren stahlbetonraumzellen bestehenden untergeschoss

Also Published As

Publication number Publication date
EP0277681A1 (en) 1988-08-10

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4222212A (en) Insulated roof
NL8002137A (nl) Schindeldakelement.
NL8700180A (nl) Zelfdragend doosdakelement voor een dak.
HU216522B (hu) Tetőmező magas tetőkhöz, valamint eljárás tetőmező előállítására
GB2084213A (en) Portable building unit
BE1002007A6 (nl) Dakkonstruktie voor serren en koppelelement hierbij aangewend.
EP0096118A1 (en) Building
HU225566B1 (en) Pre-manufactured roof plate element and girder thereto
NL194090C (nl) Samenstel van een hellend dak en een dakgoot, alsmede dakgoot.
US4955170A (en) Structures for roofs made of tiles or the like
NL8203547A (nl) Kapconstructie.
EP0543073B1 (en) Roof construction
SE455510B (sv) Takelement
NL8300601A (nl) Isolerend zelfdragend dakelement.
NL8401228A (nl) Zelfdragend prefab bouwelement voor dakkonstrukties en bouwwerk voorzien van dergelijke elementen.
NL194339C (nl) Dakelement.
FI64430C (fi) Tak
NL8600975A (nl) Dak, sporenpaneel en complementair paneel voor een gebouw.
NL1002425C2 (nl) Dakbedekkingselement.
CA1108583A (en) Insulated roof
NL1003496C1 (nl) Dakelement, dakelement-samenstel, en werkwijze voor het vervaardigen van een dak.
NL8701187A (nl) Werkwijze voor de vervaardiging van een dakkapel, en een voor de uitvoering van die werkwijze bestemd bouwpakket.
EP1462584B1 (en) Composite roof panel
GB2214538A (en) A batten holder and roof valley employing a batten holder
GB2098641A (en) Panels for pitched roofs

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed