NL194339C - Dakelement. - Google Patents

Description

1 194339

Dakelement

De uitvinding heeft betrekking op een geprefabriceerd dakelement volgens de aanhef van conclusie 1. Een dergelijk dakelement is bekend uit de Nederlandse terinzagelegging 6502498.

5 Het uit bovenstaande Nederlandse octrooiaanvrage bekende bouwelement, dat ook als dakelement kan worden toegepast, omvat een aantal vlakke langsdragers die met een ondersteuningselement zijn verbonden. Het ondersteuningselement wordt gevormd door een metalen vakwerk voor het daarop aanbrengeh van beton, gips, cement of andere materialen. De lichte constructie van het bekende dak· : element maakt het fragiel, waardoor de kans op beschadigingen bij het transport of installatie groot is.

10 De uitvinding beoogt een geprefabriceerd dakelement zodanig uit te voeren dat dit onder verkrijging van goede geluiddempende eigenschappen met een aanzienlijk groter oppervlak kan worden vervaardigd, en bij een gering gewicht toch een grote mechanische sterkte kan bezitten.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door een geprefabriceerd dakelement met onderling verbonden op afstand van elkaar aangebrachte dragers, alsmede met een dakbedekking, waarbij de 15 dragers door middel van een draadnet met elkaar zijn verbonden, op welk draadnet de dakbedekking is aangebracht, waarbij de dragers als constructieliggers zijn uitgevoerd, de constructieliggers asm de zijde van het draadnet elk zijn voorzien van één of meer bovenste iangsstaven en aan de onderzijde zijn voorzien van één of meer onderste Iangsstaven, welke bovenste en onderste Iangsstaven met elkaar zijn verbonden door middel van verbindingsstaven, en waarbij de dakbedekking een dampremmende laag, een isolatielaag en 20 een afdeklaag omvat, en het draadnet een stalen bouwmat is, waarbij de isolatielaag van de dakbedekking in de mazen van de bouwmat blootligt. Er is gebleken dat de combinatie van een aantal constructieliggers met een daarop aangebracht en met de constructieliggers verbonden stalen bouwmat met daarop bevestigde isolatielaag van een dakbedekking leidt tot hoge geluidsabsorptie in combinatie met een bijzonder lichte, dat wil zeggen een gering gewicht per eenheid van oppervlakte bezittende en toch stabiele 25 constructie. Zelfs dakelementen met een grote oppervlakte kunnen met de gebruikelijke bouwkranen zonder meer gehanteerd worden, en naar de vooraf bepaalde plaats gebracht worden, waar zij nog slechts aan de dakhoofddraagconstructie vastgemaakt behoeven te worden, en de tussenruimten tussen de dakelementen eventueel nog slechts met dakstroken uitgevuld behoeven te worden. Door de stabielere constructie kan het dakelement volgens de uitvinding eenvoudiger vervoerd en gemonteerd worden, en wordt de voor de voor 30 de bouw van het dak benodigde tijd aanzienlijk korter. Er worden derhalve ook tijd en kosten bespaard. Bovendien zijn de dakelementen volgens de uitvinding bijzonder geschikt voor seriefabricage dankzij het lage aantal componenten. Daarnaast heeft het dakelement volgens de uitvinding ook goede geluiddempende eigenschappen, aangezien de dakbedekking, met name de isolatie daarvan, in de mazen van het draadnet blootligt Voor de vormgeving van het dakelement bestaat een grote mate van vrijheid. Het behoeft 35 niet noodzakelijk vlak te zijn, maar kan ook gebogen zijn of omgekeerd V-vormig zijn.

Opgemerkt wordt, dat tiet toepassen van een draadnet in een dakconstructie op zich bekend Is uit het Oostenrijkse octrooischrift 305.574. Het gaat daar echter niet om een geprefabriceerd en dus verplaatsbaar dakelement maar een dak dat ter plaatse uit diverse componenten, waaronder een draadnet, wordt opgebouwd.

40 De dragers kunnen uit elk willekeurig materiaal bestaan, waarbij in het bijzonder metaal, maar ook hout en kunststof in aanmerking komen. Door de uitvoering van de dragers als constructieliggers, ook wel aangeduid met ’’tralieliggers", kan een hoge stabiliteit met een gering gewicht worden gecombineerd.

Volgens een ander aspect van de uitvinding zijn aan de uiteinden van de dragers aansluitpiaien voor de verbinding met dakliggers van de hoofddakconstructie aangebracht Als dakliggers worden bijvoorbeeld 45 stalen of houten dragers gebruikt, die voorafgaand aan het aanbrengen van de dakelementen dienen te worden gemonteerd. De aansluitplaten kunnen met de dragers verbonden zijn door middel van staven die vanuit de aansluitplaat naar de onderzijden van de dragers lopen.

De stalen bouwmatten geschikt zijn bij voorkeur zodanig opgesteld, dat het draadnet in een bovenvlak in de langsrichting van de dragers lopende langsdraden en in een ondervlak loodrecht daarop lopende 50 dwarsdraden omvat Een omgekeerde plaatsing is overigens ook mogelijk.

Voor het opnemen van horizontale belastingen, zoals windbelastingen, op de dakelementen is parallel aan het vlak van het draadnet ten minste een windverband, bestaande uit een staaf of een deel daarvan, bevestigd. Het verloop van de windverbandstaaf respectievelijk de windverbandstaven tan in overeenstemming met de daaraan te stellen eisen worden gekozen. Zo kan, respectievelijk kunnen, deze schuin ten 55 opzichte van de dragers lopen, waarbij zij zich ook over een aantal aan elkaar grenzende dakelementen kunnen uitstrekken, waarbij elk dakelement een deel van het windverband omvat, welke delen in het dakgebied door middel van verbindingsplaten aan de randen van aangrenzende dakelementen onderling 194339 2 verbonden kunnen worden. Wanneer verscheidene windverbandstaven zijn aangebracht, bestaat ook de mogelijkheid, dat deze elkaar kruisen en/of met elkaar in verbinding staan. In aanvulling daarop of los daarvan kan een windverbandstaaf respectievelijk kunnen windverbandstaven ook loodrecht op en/of evenwijdig aan de dragers lopen, bijvoorbeeld in de vorm van drukstaven. Deze voorzieningen zijn bij 5 voorkeur voor de randgebieden van het dakelement uitgevoerd. Bij voorkeur lopen eventuele drukstaven aan de onderzijde van het draadnet, terwijl schuin ten opzichte van de dragers lopende wlndverbanden bij voorkeur aan de bovenzijde van het draadnet zijn aangebracht.

Het windverband of de windverbanden dienen - in zoverre deze aanwezig zijn - bevestigd te zijn aan aansluitplaten. Het is echter ook mogelijk deze te bevestigen aan het draadnet zelf.

10 Een verdere versterking van het dakelement wordt verkregen, wanneer de onderzijden van de dragers via een onderverband met elkaar zijn verbonden. Dit kan bijvoorbeeld door dwars en/of schuin ten opzichte van de langsas van de dragers verlopende strips of ook door middel van een ander draadnet geschieden.

Volgens een andere uitvoeringsvorm is voorzien in versterkingsstaven, die slechts over een gedeelte van hét dakelement lopen. Hierdoor kan gezorgd worden voor een plaatselijke versterking van het dakelement, 15 wanneer het dakelement in het betreffende gebied bijzonder hoog wordt belast. De richting van de versterkingsstaven kan aangepast worden aan de lokale omstandigheden. Bij voorkeur lopen de versterkingsstaven evenwijdig aan de dragers, waarbij zij op doelmatige wijze aan het draadnet en/of aan de dragers zijn bevestigd. Daarbij kunnen zij in het gebied van de onderzijden van de dragers lopen. De dragers kunnen echter zelf ook door middel van versterkingsstaven worden verstevigd, wat in het bijzonder 20 zonder problemen mogeiijk is, wanneer de dragers als constructieliggers zijn uitgevoerd. De versterkingsstaven kunnen dan evenwijdig aan de langs- en/of de verbindingsstaven worden aangebracht.

In een andere uitvoering van de uitvinding zijn aan het draadnet bevestigingsstrips vastgemaakt, waaraan de dakbedekking met bevestigingsmiddelen is aangebracht. De bevestigingsstrips dienen evenwijdig en op afstand van elkaar te lopen, in het bijzonder bij voorkeur evenwijdig aan de korte 25 buitenkant van het dakelement en over de gehele lengte daarvan.

De bevestigingsmiddelen zijn op doelmatige wijze uitgevoerd als in de bevestigingsstrips geschroefde, de dakbedekking doordringende bevestigingsschroeven. Daarbij lopen aan de bovenzijde van de dakbedekking boven de bevestigingsstrips steunstrips, waarop de koppen van de bevert.!gingsschroeven kunnen steunen. Voor het vermijden van lekkages worden de steunstrips en de koppen v».i de bevestigingsschroeven door 30 middel van kleefstrips waterdicht afgedekt.

De dakbedekking omvat de dampremmende laag, de isolatielaag en de afdeklaag bij voorkeur in deze volgorde van beneden naar boven.

Uiteraard kunnen andere lagen zijn aangebracht om te voldoen aan bepaalde eisen van warmte- en geluidsisolatie.

35

De uitvinding wordt in het navolgende nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: figuur 1 een bovenaanzicht van een gedeelte van een dakelement met een hoofddakligger, maar zonder dakbedekking toont; figuur 2 een verticale doorsnede door het dakelement volgens figuur 1 in een vlak dwars ten opzichte 40 van de dakligger met dakbedekking toont; figuur 3 een verticale doorsnede door het dakelement volgens figuren 1 en 2 in een vlak evenwijdig aan de dakligger toont; figuur 4 een vergroot detail uit figuur 3 zonder dakbedekking toont; en figuur 5 een vergroot detail uit figuur 3 met dakbedekking toont 45

Het in de figuren slechts gedeeltelijk weergegeven, in hoofdzaak rechthoekige dakelement 1 omvat een aantal gelijkvormige dragers, die als constructieliggers 2,3,4 en 5 zijn uitgevoerd. De opbouw daarvan wordt aan de hand van de in figuren 2 en 4 weergegeven constructieliggeis 3 toegelicht.

De constructieligger 3 heeft twee zich over de gehele lengte daarvan uitstrekkende bovenste langsstaven 50 6, 7 die op een bepaalde afstand van elkaar liggen. Evenwijdig daaraan en daaronder loopt een andere, onderste langsstaaf 8, en wel in hoofdzaak over de gehele lengte van de constructieligger 3. De onderste langsstaaf 8 heeft een centrale positie centraal ten opzichte van de beide bovenste langsstaven 6, 7. De bovenste langsstaven 6,7 en de onderste langsstaaf 8 zijn elk door een verbindingsstaaf 9,10 verbonden. Zoals in het bijzonder uit figuur 2 blijkt, lopen de verbindingsstaven 9,10 zigzagvormig tussen de bovenste 55 langsstaven 6,7 en de onderste langsstaaf 8 heen en weer. Daarbij is de ene verbindingsstaaf 9 aan de buitenzijde van de onderste langsstaaf 8 en aan de binnenzijde van de bovenste langsstaaf 6 vastgelast, terwijl de andere verbindingsstaaf 10 aan de tegenoverliggende buitenzijde van de onderste langsstaaf 8 en 3 194339 aan de binnenzijde van de bovenste tangsstaa? 7 is bevestigd. De door de verb!ndingsstaven 3 en 10 bepaalde vlakken staan - zoals blijkt uit figuur 4 - V-vormig ten opzichte van elkaar. Er wordt hier nog opgemerkt, dat het uiteraard ook mogelijk is de verbindingsstaven 9 en 10 aan de buitenzijde van de bovenste langsstaven 6 respectievelijk 7 te bevestigen.

5 De constructieliggers 2,3,4 en 5 zijn door middel van een draadnet 11 met elkaar verbonden. Het draadnet 11 bestaat uit evenwijdig ten opzichte van de constructieliggers 2, 3, 4 en 5 lopende langsdraden - bijvoorbeeld aangeduid met 12 - en dwars op de constructieliggers 2, 3,4 en 5 lopende dwarsdraden -bijvoorbeeld aangeduid met 13 die op de plaats waar zij elkaar kruisen met elkaar zijn verbonden. De dwarsdraden 13 vormen een onderste vlak en zijn aan de bovenste langsstaven 6,7 van de constructie* 10 liggers 2,3,4 en 5 gelast De langsdraden 12 vormen een daarboven liggend vlak. Langs* en dwarsdraden 12,13 begrenzen vrije vierkanten. Schuin ten opzichte van de langs* en dwarsdraden 12,13 van het draadnet 11 strekt zich een windverband 14 uit. Het windverband 14 is bevestigd aan de aansluitplaat 30 en hier en daar aan de bovenzijde van het draadnet 11.

Op het draadnet 11 is een dakbedekking 15 aangebracht en met het draadnet 11 verbonden. De 15 dakbedekking 15 vormt een eenheid omvattende een onderste dampremmende laag 16, een daarop liggende isolatielaag 17 en een opnieuw daarop liggende afdeklaag 18. Hiervoor kunnen de gebruikelijke materialen worden gebruikt, dat wil zeggen bijvoorbeeld een kunststoffolie voor de dampremmende laag 16, een vezellaag voor de isolatielaag 17 en dakplaten van metaal of kunststof voor de afdeklaag 18.

Voor een verdere versteviging van het dakelement 1 zijn de onderzijden van de constructieliggers 2, 3,4 20 en 5 via koppelstaven 19, 20 met elkaar verbonden, welke evenwijdig aan elkaar en dwars op de constructieliggers 2,3,4 en 5 lopen en aan de onderste langsstaven 8 van de constructieliggers 2,3,4 en 5 zijn gelast. In het gebied van de zich aan de rand bevindende constructieligger 2 lopen evenwijdig aan de langsas daarvan vier andere, als drukstaven uitgevoerde windverbandstaven 21,22, 23 en 24, en wel evenwijdig en telkens aan beide zijden van de bovenste langsstaven van deze constructieligger 2.

25 Voorts, zijn in het gebied van de constructieligger 5 versterkingssstaven 25, 26 aangebracht, die met de onderzijde van het draadnet 11 zijn verbonden en evenwijdig aan de langsas van de constructieligger 5 lopen. Zoals blijkt uit figuur 1 strekken zij zich slechts plaatselijk uit, teneinde de constructieligger 5 in dit gebied plaatselijk te versterken. Ook twee andere versterkingsstaven 27,28 dienen voor een dergelijke versterking, welke staven in het gebied van de onderste langsstaaf van de constructieligger 5 evenwijdig 30 daaraan lopen en aan de zich aldaar bevindende verbindingsstaven van de constructieligger 5 zijn gelast. Ook zij strekken zich slechts - zoals blijkt uit figuur 1 - over een bepaald gebied uit

Het op de hiervoor beschreven wijze opgebouwde dakelement 1 kan als eenheid worden gehanteerd en kan in de ruimte tussen twee dakliggers 29 worden geplaatst. In het onderhavige geval heeft de dakligger 29 de vorm van een l*drager. Voor de bevestiging aan het dakelement 1 omvatten de constructieliggers 2, 35 3, 4 en 5 aansluitplaten 30,31, 32 en 33, welke met de uiteinden van de constructieliggers 2,3, 4 en 5 en op deze plaats met de bovenste langsstaven 6 en 7 zijn verbonden. De aansluitplaten 30, 31, 32 en 33 kunnen aan de dakliggers 29 worden gelast of daarmee door middel van een schroefverbinding, schiet* nagels of dergelijke worden verbonden. Het uiteinde van het windverband 14 is aan de aansluitplaat 30 bevestigd. Voor een betere krachtopname bezitten de constructieliggers 2, 3,4 en 5 versterkingsstangen 40 34, die uitgaan van de aansluitplaten 30, 31, 32 en 33 en elk reiken tot aan de onderste langsstaaf 8.

Figuur 5 toont een detail van het dakelement 1 voor de weergave van de bevestiging van de dakbedekking 15 aan het draadnet 11. Hiertoe is aan het draadnet 11 een bevestigingsstrip 35 via laspunten 36 en 37 vastgemaakt. De bevestigingsstrip 35 strekt zich loodrecht op het vlak van tekening en derhalve evenwijdig aan de langsassen van de constructieliggers 2,3,4 en 5 uit over de gehele lengte van het 45 dakelement 1 en is op regelmatige afstanden aan het draadnet 11 gelast. Er zij nog opgemerkt dat de bevestigingsstrip 35 ook loodrecht op de langsassen van de constructieliggers gericht kan zijn.

Evenwijdig aan en boven de bevestigingsstrip 35 loopt via de bovenzijde van de dakbedekking 15 - op de afdeklaag 18 - een steunstrip 38, die zich eveneens over de gehele lengte van het dakelement 1 uitstrekt en langs de zijkant omhoog gebogen kanten 39 en 40 omvat. Een bevestigingsschroef 41 gaat 50 door de steunstrip 38, de totale dakbedekking 15 en de bevestigingsstrip 35. De kop 42 van de schroef steunt aan de bovenzijde op de steunstrip 38. Aan de onderzijde heeft de bevestigingsschroef een zelfsnijdende schroefdraad, door middel waarvan deze in de bevestigingsstrip 35 is geschroefd. Aan de bovenzijde is de steunstrip 38 door een kleefstrip 43 waterdicht afgedekt, waarbij de buitenliggende gebieden van de kleefstrip 43 op de afdeklaag 18 liggen.

55 Het zal duidelijk zijn dat het dakelement 1 een aantal evenwijdig aan en op afstand van elkaar lopende bevestigingsstrips 35 en steunstrips 38 omvat, waarbij in de langsrichting daarvan op regelmatige afstanden bevestigingsschroeven 41 zijn aangebracht.

Claims (4)

194339 4

1. Geprefabriceerd dakelement met onderling verbonden op afstand van elkaar aangebrachte dragers, alsmede met een dakbedekking, waarbij de dragers door middel van een draadnet met elkaar zijn 5 verbonden, op welk draadnet de dakbedekking is aangebracht, waarbij de dragers als constructieliggers zijn uitgevoerd, de constructieliggers aan de zijde van het draadnet elk zijn voorzien van één of meer bovenste langsstaven en aan de onderzijde zijn voorzien van één of meer onderste langsstaven, welke bovenste en onderste langsstaven met elkaar zijn verbonden door middel van verbindingsstaven, met het kenmerk, dat de dakbedekking (15) een dampremmende laag (16), een isolatielaag (17) en een afdeklaag (18) omvat, en 10 het draadnet (11) een stalen bouwmat is, waarbij de isolatielaag (17) van de dakbedekking (15) in de mazen van de bouwmat blootligt.

2. Dakelement volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat aan de bouwmat bevestigingsstrips (35) zijn vastgemaakt, waaraan de dakbedekking (15) met bevestigingsmiddelen (41) is aangebracht.

3. Geprefabriceerd dakelement volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de bevestigingsmiddelen zijn 15 uitgevoerd als in de bevestigingsstrips (35) geschroefde, de dakbedekking (15) doordringende bevestigings-schroeven (41).

4. Geprefabriceerd dakelement volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat aan de bovenzijde van de dakbedekking (15) boven de bevestigingsstrips (35) steunstrips (38) lopen, waarop de koppen van de bevestigingsschroeven (41) steunen. Hierbij 3 bladen tekening