NL9500090A - Dakelement. - Google Patents
Dakelement. Download PDFInfo
- Publication number
- NL9500090A NL9500090A NL9500090A NL9500090A NL9500090A NL 9500090 A NL9500090 A NL 9500090A NL 9500090 A NL9500090 A NL 9500090A NL 9500090 A NL9500090 A NL 9500090A NL 9500090 A NL9500090 A NL 9500090A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- roof element
- element according
- roof
- bars
- wire net
- Prior art date
Links
Classifications
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04B—GENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
- E04B7/00—Roofs; Roof construction with regard to insulation
- E04B7/20—Roofs consisting of self-supporting slabs, e.g. able to be loaded
- E04B7/22—Roofs consisting of self-supporting slabs, e.g. able to be loaded the slabs having insulating properties, e.g. laminated with layers of insulating material
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Architecture (AREA)
- Physics & Mathematics (AREA)
- Electromagnetism (AREA)
- Civil Engineering (AREA)
- Structural Engineering (AREA)
- Roof Covering Using Slabs Or Stiff Sheets (AREA)
- Magnetic Heads (AREA)
- Glass Compositions (AREA)
Description
Korte aanduiding: Dakelement.
De uitvinding heeft betrekking op een dakelement met onderling verbonden dragers, alsmede met een dakbedekking.
Een dergelijk dakelement is bekend uit de Europese octrooiaanvrage 0 461 335. Dit dakelement heeft aan de zijkanten aangebrachte langsdragers, welke via loodrecht ten opzichte daarvan lopende dwarsdragers met elkaar zijn verbonden. Een buitenste deklaag, een binnenbekleding en eventuele warmte-isolerende en dampremmende lagen zijn aan de langsdragers aangebracht.
Dergelijke dakelementen worden geprefabriceerd en kunnen dan op de bouwplaats door het tegen elkaar plaatsen van een aantal van dergelijke dakelementen tot een dak worden gecombineerd. De gekozen konstruktie is echter wat betreft het gewicht en aantal componenten niet optimaal. De bekende dakelementen vereisen veel montagewerkzaamhe-den, zodat dergelijke dakelementen ongeschikt zijn voor een serieproduktie. Bovendien kunnen zij slechts een beperkte grootte hebben. Dit maakt het noodzakelijk, voor een bepaalde dakgrootte een groot aantal dakelementen te gebruiken. Dit heeft weer tot gevolg, dat een overeenkomstig aantal verbindingen moet worden gemaakt. Bovendien is het gewicht per eenheid van oppervlakte zo hoog, dat met de bekende dakelementen daken met een groot oppervlak moeilijk tot stand gebracht kunnen worden.
De uitvinding beoogt een geprefabriceerd dakelement zodanig uit te voeren, dat dit met een aanzienlijk groter oppervlak kan worden vervaardigd.
Dit doel wordt volgens de uitvinding daardoor bereikt, dat de dragers door middel van een draadnet met elkaar zijn verbonden, op welk draadnet de dakbedekking is aangebracht. Er is gebleken dat de combinatie van een aantal dragers met een daarop aangebracht en met de dragers verbonden draadnet leidt tot een bijzonder lichte, d.w.z. een gering gewicht per eenheid van oppervlakte bezittende en toch stabiele konstruktie. Zelfs dakelemen-ten met een grote oppervlakte kunnen met de gebruikelijk bouwkranen zonder meer gehanteerd worden, en naar de voorafbepaalde plaats gebracht worden, waar zij nog slechts aan de dakhoofddraagkonstruktie vastgemaakt behoeven te worden, en de tussenruimten tussen de dakelementen eventueel nog slechts met passtroken uitgevuld behoeven te worden. Aangezien voor een bepaald dakoppervlak een in vergelijking met de stand van de techniek geringer aantal dakelementen en eveneens een geringer aantal transport- en montagehandelingen noodzakelijk is, wordt de voor de bouw van het dak benodigde tijd aanzienlijk korter, en omvat ook de daksteunkonstruktie minder componenten. Er wordt derhalve op tijd en kosten bespaard. Bovendien zijn deze dakelementen bijzonder geschikt voor een seriefabrikage dankzij het lage aantal componenten. Daarnaast heeft het dakelement volgens de uitvinding ook goede geluiddempende eigenschappen, aangezien de dakbedekking, met name de isolatie daarvan, in de mazen van het draadnet blootligt. Voor de vormgeving van het dakelement bestaat een grote mate van vrijheid. Het behoeft niet noodzakelijk vlak te zijn, maar kan ook gebogen zijn of omgekeerd V-vormig zijn.
De dragers zijn bij voorkeur op afstand van elkaar opgesteld en lopen bij voorkeur evenwijdig aan elkaar. Daarbij zouden zij evenwijdig aan de lange zijden van het bij voorkeur rechthoekige dakelement kunnen lopen.
De dragers kunnen uit elk willekeurig materiaal bestaan, waarbij in het bijzonder metaal, maar ook hout en kunststof in aanmerking komen. In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm zijn de dragers als constructieliggers, die ook wel worden aangeduid met "tralieliggers", uitgevoerd. Met dergelijke constructieliggers kan een hoge stabiliteit met een gering gewicht worden gecombineerd.
Dergelijke constructieliggers kunnen een grondvorm hebben, waarbij aan de zijden van het draadnet is voorzien in één of meer bovenste langsstaven en aan de onderzijde is voorzien in één of meer onderste langsstaven, waarbij de langsstaven met elkaar zijn verbonden door middel van verbindingsstaven. Hierbij is het voordelig gebleken, te voorzien in twee op afstand van elkaar evenwijdig lopende bovenste langsstaven alsmede een onderste langsstaaf, welke evenwijdig en in een vlak midden tussen de bovenste langsstaven loopt, waarbij elke bovenste langsstaaf via verbindingsstaven met de onderste langsstaaf is verbonden, in het bijzonder wanneer elke verbindingsstaaf vanaf een van beide bovenste langsstaven afwisselend naar de onderste en terug naar de bijbehorende bovenste langsstaaf loopt, en wel bij voorkeur zigzagvormig. Daarbij dient het draadnet aan tenminste een gedeelte van de bovenste langsstaven bevestigd te zijn.
Volgens een ander kenmerk van de uitvinding zijn aan de uiteinden van de dragers aansluitplaten voor de verbinding met dakliggers van de hoofddakconstructie aangebracht. Als dakliggers worden bijvoorbeeld stalen of houten dragers gebruikt, die voorafgaand aan het aanbrengen van de dakelementen dienen te worden gemonteerd. De aansluitplaten kunnen met de dragers verbonden zijn door middel van staven die vanaf de aansluitplaten naar de onderzijden van de dragers lopen.
Als draadnet zijn in het bijzonder de gebruikelijke stalen bouwmatten geschikt. Deze zijn bij voorkeur zodanig opgesteld, dat het draadnet in een bovenvlak in de langs-richting van de dragers lopende langsdraden en in een ondervlak loodrecht daarop lopende dwarsdraden omvat. Een omgekeerde plaatsing is overigens ook mogelijk.
Voor het opnemen van horizontale belastingen, zoals windbelastingen, op de dakelementen is parallel aan het vlak van het draadnet tenminste een windverband, bestaande uit een staaf of een deel daarvan, bevestigd. Het verloop van de windverbandstaaf respektievelijk de windverbandsta-ven kan in overeenstemming met de daaraan te stellen eisen worden gekozen. Zo kan respektievelijk kunnen deze schuin ten opzichte van de dragers lopen, waarbij zij zich ook over een aantal aan elkaar grenzende dakelementen kunnen uitstrekken, waarbij elk dakelement een deel van het windverband omvat, welke delen in het dakgebied door middel van verbindingsplaten aan de randen van aangrenzende dakelementen onderling verbonden kunnen worden. Wanneer verscheidene windverbandstaven zijn aangebracht, bestaat ook de mogelijkheid, dat deze elkaar kruisen en/of met elkaar in verbinding staan. In aanvulling daarop of los daarvan kan een windverbandstaaf respektievelijk kunnen windverbandstaven ook loodrecht op en/of evenwijdig aan de dragers lopen, bijvoorbeeld in de vorm van druksta-ven. Deze voorzieningen zijn bij voorkeur voor de randgebieden van liet dakelement uitgevoerd. Bij voorkeur lopen eventuele drukstaven aan de onderzijde van het draadnet, terwijl schuin ten opzichte van de dragers lopende wind-verbanden bij voorkeur aan de bovenzijde van het draadnet zijn aangebracht.
Het windverband of de windverbanden dienen - in zoverre deze aanwezig zijn - bevestigd te zijn aan aan-sluitplaten. Het is echter ook mogelijk deze te bevestigen aan het draadnet zelf.
Een verdere versterking van het dakelement wordt verkregen, wanneer de onderzijden van de dragers via een onderverband met elkaar zijn verbonden. Dit kan bijvoorbeeld door dwars en/of schuin ten opzichte van de langsas van de dragers verlopende strips of ook door middel van een ander draadnet geschieden.
Volgens een andere uitvoeringsvorm is voorzien in versterkingsstaven, die slechts over een gedeelte van het dakelement lopen. Hierdoor kan gezorgd worden voor een plaatselijke versterking van het dakelement, wanneer het dakelement in het betreffende gebied bijzonder hoog wordt belast. De richting van de versterkingsstaven kan aangepast worden aan de lokale omstandigheden. Bij voorkeur lopen de versterkingsstaven evenwijdig aan de dragers, waarbij zij op doelmatige wijze aan het draadnet en/of aan de dragers zijn bevestigd. Daarbij kunnen zij in het gebied van de onderzijden van de dragers lopen. De dragers kunnen echter zelf ook door middel van versterkingsstaven worden verstevigd, wat in het bijzonder zonder problemen mogelijk is, wanneer de dragers als constructieliggers zijn uitgevoerd. De versterkingsstaven kunnen dan evenwijdig aan de langs- en/of de verbindingsstaven worden aangebracht.
In een andere uitvoering van de uitvinding zijn aan het draadnet bevestigingsstrips vastgemaakt, waaraan de dakbedekking met bevestigingsmiddelen is aangebracht. De bevestigingsstrips dienen evenwijdig en op afstand van elkaar te lopen, in het bijzonder bij voorkeur evenwijdig aan de korte 'buitenkant van het dakelement en over de gehele lengte daarvan.
De bevestigingsmiddelen zijn op doelmatige wijze uitgevoerd als in de bevestigingsstrips geschroefde, de dakbedekking doordringende bevestigingsschroeven. Daarbij lopen aan de bovenzijde van de dakbedekking boven de bevestigingsstrips steunstrips, waarop de koppen van de bevestigingsschroeven kunnen steunen. Voor het vermijden van lekkages worden de steunstrips en de koppen van de bevestigingsschroeven door middel van kleefstrips waterdicht afgedekt.
De dakbedekking kan op op zich bekende wijze een dampremmende laag, een isolatielaag en een afdeklaag omvatten, en wel bij voorkeur in deze volgorde van beneden naar boven. Uiteraard kunnen andere lagen zijn aangebracht om te voldoen aan bepaalde eisen van warmte- en geluidsisolatie.
De uitvinding wordt in het navolgende nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: fig. 1 een bovenaanzicht van een gedeelte van een dakelement met een hoofddakligger, maar zonder dakbedekking toont; fig. 2 een vertikale doorsnede door het dakelement volgens fig. 1 in een vlak dwars ten opzichte van de dakligger met dakbedekking toont; fig. 3 een vertikale doorsnede door het dakelement volgens fig. 1 en 2 in een vlak evenwijdig aan de daklig-ger toont; fig. 4 een vergroot detail uit fig. 3 zonder dakbedekking toont; en fig. 5 een vergroot detail uit fig. 3 met dakbedekking toont.
Het in de figuren slechts gedeeltelijk weergegeven, in hoofdzaak rechthoekige dakelement 1 omvat een aantal gelijkvormige dragers, die als constructieliggers 2, 3, 4 en 5 zijn uitgevoerd. De opbouw daarvan wordt aan de hand van de in fig. 2 en 4 weergegeven constructieliggers 3 toegelicht.
De constructieligger 3 heeft twee zich over de gehele lengte daarvan uitstrekkende bovenste langsstaven 6, 7 die op een bepaalde afstand van elkaar liggen. Evenwijdig daaraan en daaronder loopt een andere, onderste langsstaaf 8, en wel in hoofdzaak over de gehele lengte van de constructieligger 3. De onderste langsstaaf 8 heeft een centrale positie centraal ten opzichte van de beide bovenste langsstaven 6, 7. De bovenste langsstaven 6,7 en de onderste langsstaaf 8 zijn elk door een verbindingsstaaf 9, 10 verbonden. Zoals in het bijzonder uit fig. 2 blijkt, lopen de verbindingsstaven 9, 10 zigzagvormig tussen de bovenste langsstaven 6, 7 en de onderste langsstaaf 8 heen en weer. Daarbij is de ene verbindingsstaaf 9 aan de buitenzijde van de onderste langsstaaf 8 en aan de binnenzijde van de bovenste langsstaaf 6 vastgelast, terwijl de andere verbindingsstaaf 10 aan de tegenoverliggende buitenzijde van de onderste langsstaaf 8 en aan de binnenzijde van de bovenste langsstaaf 7 is bevestigd. De door de verbindingsstaven 9 en 10 bepaalde vlakken staan - zoals blijkt uit fig. 4 - V-vormig ten opzichte van elkaar. Er wordt hier nog opgemerkt, dat het uiteraard ook mogelijk is de verbindingsstaven 9 en 10 aan de buitenzijde van de bovenste langsstaven 6 resp. 7 te bevestigen.
De constructieliggers 2, 3, 4 en 5 zijn door middel van een draadnet 11 met elkaar verbonden. Het draadnet 11 bestaat uit evenwijdig ten opzichte van de constructieliggers 2, 2, 4 en 5 lopende langsdraden - bijvoorbeeld aangeduid met 12 - en dwars op de constructieliggers 2, 3, 4 en 5 lopende dwarsdraden - bijvoorbeeld aangeduid met 13 -, die op de plaats waar zij elkaar kruisen met elkaar zijn verbonden. De dwarsdraden 13 vormen een onderste vlak en zijn aan de bovenste langsstaven 6, 7 van de constructieliggers 2, 2, 4 en 5 gelast. De langsdraden 12 vormen een daarboven liggend vlak. Langs- en dwarsdraden 12, 13 begrenzen vrije vierkanten. Schuin ten opzichte van de langs- en dwarsdraden 12, 13 van het draadnet 11 strekt zich een windverband 14 uit. Het windverband 14 is bevestigd aan de aansluitplaat 30 en hier en daar aan de bovenzijde van het draadnet 11.
Op het draadnet 11 is een dakbedekking 15 aangebracht en met het draadnet 11 verbonden. De dakbedekking 15 vormt een eenheid omvattende een onderste dampremmende laag 16, een daarop liggende isolatielaag 17 en een opnieuw daarop liggende afdeklaag 18. Hiervoor kunnen de gebruikelijke materialen worden gebruikt, d.w.z. bijvoorbeeld een kunststof folie voor de dampremmende laag 16, een vezellaag voor de isolatielaag 17 en dakplaten van metaal of kunststof voor de afdeklaag 18.
Voor een verdere versteviging van het dakelement 1 zijn de onderzijden van de constructieliggers 2, 3, 4 en 5 via koppelstaven 19, 20 met elkaar verbonden, welke evenwijdig aan elkaar en dwars op de constructieliggers 2, 3, 4 en 5 lopen en aan de onderste langsstaven 8 van de constructieliggers 2, 3, 4 en 5 zijn gelast. In het gebied van de zich aan de rand bevindende constructieligger 2 lopen evenwijdig aan de langsas daarvan vier andere, als drukstaven uitgevoerde windverbandstaven 21, 22, 23 en 24, en wel evenwijdig en telkens aan beide zijden van de bovenste langsstaven van deze constructieligger 2.
Voorts zijn in het gebied van de constructieligger 5 versterkingssstaven 25, 26 aangebracht, die met de onderzijde van het draadnet 11 zijn verbonden en evenwijdig aan de langsas van de constructieligger 5 lopen. Zoals blijkt uit fig. 1 strekken zij zich slechts plaatselijk uit, teneinde de constructieligger 5 in dit gebied plaatselijk te versterken. Ook twee andere versterkingsstaven 27, 28 dienen voor een dergelijke versterking, welke staven in het gebied van de onderste langsstaaf van de constructieligger 5 evenwijdig daaraan lopen en aan de zich aldaar bevindende verbindingsstaven van de constructieligger 5 zijn gelast. Ook zij strekken zich slechts - zoals blijkt \ uit fig. 1 - over een bepaald gebied uit.
Het op de hiervoor beschreven wijze opgebouwde dak-element 1 kan als eenheid worden gehanteerd en kan in de ruimte tussen twee dakliggers 29 worden geplaatst. In het onderhavige geval heeft de dakligger 29 de vorm van een I-drager. Voor de bevestiging aan het dakelement 1 omvatten de constructieliggers 2, 3, 4 en 5 aansluitplaten 30, 31, 32 en 33, welke met de uiteinden van de constructieliggers 2, 3, 4 en 5 en op deze plaats met de bovenste langsstaven 6 en 7 zijn verbonden. De aansluitplaten 30, 31, 32 en 33 kunnen aan de dakliggers 29 worden gelast of daarmee door middel van een schroefverbinding, schietnagels of dergelijke worden verbonden. Het uiteinde van het windverband 14 is aan de aansluitplaat 30 bevestigd. Voor een betere krachtopname bezitten de constructieliggers 2, 3, 4 en 5 versterkingsstangen 34, die uitgaan van de aansluitplaten 30, 31, 32 en 33 en elk reiken tot aan de onderste langsstaaf 8.
Fig. 5 toont een detail van het dakelement 1 voor de weergave van de bevestiging van de dakbedekking 15 aan het draadnet 11. Hiertoe is aan het draadnet 11 een bevesti-gingsstrip 35 via laspunten 36 en 37 vastgemaakt. De bevestigingsstrip 35 strekt zich loodrecht op het vlak van tekening en derhalve evenwijdig aan de langsassen van de constructieliggers 2, 3, 4 en 5 uit over de gehele lengte van het dakelement 1 en is op regelmatige afstanden aan het draadnet 11 gelast. Er zij nog opgemerkt dat de beves-tigingsstrip 35 ook loodrecht op de langsassen van de constructieliggers gericht kan zijn.
Evenwijdig aan en boven de bevestigingsstrip 35 loopt via de bovenzijde van de dakbedekking 15 - op de af deklaag 18 - een steunstrip 38, die zich eveneens over de gehele lengte van het dakelement 1 uitstrekt en langs de zijkant omhoog gebogen kanten 39 en 40 omvat. Een bevestigings-schroef 41 gaat door de steunstrip 38, de totale dakbedekking 15 en de bevestigingsstrip 35. De kop 42 van de schroef steunt aan de bovenzijde op de steunstrip 38. Aan de onderzijde 'heeft de bevestigingsschroef een zelf snijdende schroefdraad, door middel waarvan deze in de bevestigingsstrip 35 is geschroefd. Aan de bovenzijde is de steunstrip 38 door een kleefstrip 43 waterdicht afgedekt, waarbij de buitenliggende gebieden van de kleefstrip 43 op de afdeklaag 18 liggen.
Het zal duidelijk zijn dat het dakelement l een aantal evenwijdig aan en op afstand van elkaar lopende bevestigingsstrips 35 en steunstrips 38 omvat, waarbij in de langsrichting daarvan op regelmatige afstanden bevesti-gingsschroeven 41 zijn aangebracht.
Claims (32)
1. Dakelement met onderling verbonden dragers, alsmede met een dakbedekking, met het kenmerk, dat de dragers (2, 3, 4, 5) door middel van een draadnet (11) met elkaar zijn verbonden, op welk draadnet de dakbedekking (15) is aangebracht.
2. Dakelement volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de dragers (2, 3, 4, 5) op afstand van elkaar zijn aangebracht.
3. Dakelement volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de dragers (2, 3, 4, 5) evenwijdig aan elkaar lopen.
4. Dakelement volgens één van de conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de dragers (2, 3, 4, 5) evenwijdig aan de lange zijden van het dakelement (1) lopen.
5. Dakelement volgens één van de conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de dragers als constructieliggers (2, 3, 4, 5) zijn uitgevoerd.
6. Dakelement volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de constructieliggers (2, 3, 4, 5) aan de zijde van het draadnet elk zijn voorzien van één of meer bovenste langsstaven (6, 7) en aan de onderzijde zijn voorzien van één of meer onderste langsstaven (8), waarbij de langsstaven (6, 7, 8) met elkaar zijn verbonden door middel van verbindingsstaven (9, 10).
7. Dakelement volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat is voorzien in twee op afstand van elkaar evenwijdig lopende bovenste langsstaven (6, 7) alsmede een onderste langsstaaf (8), welke evenwijdig aan en centraal ten opzichte van de bovenste langsstaven (6, 7) loopt, waarbij elke bovenste langsstaaf (6, 7) via verbindingsstaven (9, 10) met de onderste langsstaaf (8) is verbonden.
8. Dakelement volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat elke verbindingsstaaf (9, 10) vanaf een van beide bovenste langsstaven (6, 7) afwisselend naar de onderste en terug naar de bijbehorende bovenste langsstaaf (6, 7) loopt.
9. Dakelement volgens één van de conclusies 6-8, met het kenmerk, dat het draadnet (11) aan tenminste een gedeelte van de bovenste langsstaven (6, 7) is bevestigd.
10. Dakelement volgens één van de conclusies 1-9, met het kenmerk, dat aan de uiteinden van de dragers (2, 3, 4, 5) aansluitplaten (30, 31, 32, 33) voor de verbinding met dakliggers (29) zijn aangebracht.
11. Dakelement volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat vanuit de aansluitplaten (30, 31, 32, 33) verster-kingsstaven (34) naar de onderzijden van de dragers (2, 3, 4, 5) lopen.
12. Dakelement volgens één van de conclusies 1-11, met het kenmerk, dat het draadnet (11) in een bovenvlak daarvan in langsrichting ten opzichte van de dragers (2, 3, 4, 5) lopehde langsdraden (12) en in een ondervlak daarvan evenwijdig daaraan lopende dwarsdraden (13) omvat.
13. Dakelement volgens één van de conclusies 1-12, met het kenmerk, dat evenwijdig aan het vlak van het draadnet (11) tenminste een windverband (14, 21, 22, 23, 24), bestaand uit een staaf, of een deel daarvan is aangebracht .
14. Dakelement volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de windverbandstaaf (14) respektievelijk de windver-bandstaven schuin ten opzichte van de dragers (2, 3, 4, 5) loopt respektievelijk lopen.
15. Dakelement volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk, dat de windverbandstaaf respektievelijk de wind-verbandstaven (21, 22, 23, 24) loodrecht op en/of evenwijdig aan de dragers (2, 3, 4, 5) loopt respektievelijk lopen.
16. Dakelement volgens één van de conclusies 13-15, met het kenmerk, dat dit een deel van het windverband omvat, dat aan de rand van het dakelement is voorzien van verbindingsplaten.
17. Dakelement volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het windverband of de windverbanden (14) langs de bovenzijde van het draadnet (11) loopt respectievelijk lopen.
18. Dakelement volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat het windverband of de windverbanden (21, 22, 23, 24) langs de onderzijde van het draadnet (11) loopt respektie-velijk lopen.
19. Dakelement volgens één van de conclusies 13-18 alsmede conclusie 10 of ll, met het kenmerk, dat het windverband of de windverbanden (14, 21, 22, 23, 24) aan aansluitplaten (30) is respektievelijk zijn bevestigd.
20. Dakelement volgens één van de conclusies 13-19, met het kenmerk, dat het windverband of de windverbanden (14, 21, 22, 23, 24) aan het draadnet (11) of aan de dragers (2, 3, 4, 5) is respektievelijk zijn bevestigd.
21. Dakelement volgens één van de conclusies 1-20, met het kenmerk, dat de onderzijden van de dragers (2, 3, 4, 5) via tenminste één onderverband (19, 20) zijn verbonden.
22. Dakelement volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat het onderverband is uitgevoerd als dwars en/of schuin ten opzichte van de langsassen van de dragers (2, 3, 4, 5) lopende staven (19, 20).
23. Dakelement volgens één van de conclusies 1-22, met het kenmerk, dat versterkingsstaven (25, 26, 27, 28) zijn aangebracht, waarbij slechts een gedeelte van het dakelement (1) van versterkingsstaven (25, 26, 27, 28) is voorzien.
24. Dakelement volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat de versterkingsstaven (25, 26, 27, 28) evenwijdig aan de dragers (2, 3, 4, 5) lopen.
25. Dakelement volgens conclusie 23 of 24, met het kenmerk, dat de versterkingsstaven (25, 26, 27, 28) zijn bevestigd aan het draadnet (11) en/of een respektieve drager (5).
26. Dakelement volgens één van de conclusies 1-25, met het kenmerk, dat aan het draadnet (11) bevestigings-strips (35) zijn vastgemaakt, waaraan de dakbedekking (15) met bevestigingsmiddelen (41) is aangebracht.
27. Dakelement volgens conclusie 26, met het kenmerk, dat de bevestigingsstrips (35) evenwijdig aan elkaar lopen.
28. Dakelement volgens conclusie 27, met het kenmerk, dat de bevestigingsstrips (35) evenwijdig aan de korte buitenkant van het dakelement (1) lopen.
29. Dakelement volgens één van de conclusies 26-28, met het kenmerk, dat de bevestigingsmiddelen zijn uitgevoerd als in 'de bevestigingsstrips (35) geschroefde, de dakbedekking (15) doordringende bevestigingsschroeven (41).
30. Dakelement volgens conclusie 29, met het kenmerk, dat aan de bovenzijde van de dakbedekking (15) boven de bevestigingsstrips (35) steunstrips (38) lopen, waarop de koppen (42) van de bevestigingsschroeven (41) steunen.
31. Dakelement volgens conclusie 30, met het kenmerk, dat de steunstrips (38) en de koppen (42) van de bevestigingsschroeven (41) via kleefstrips (43) waterdicht zijn afgedekt.
32. Dakelement volgens één van de conclusies 1-31, met het kenmerk, dat de dakbedekking (15) een dampremmende laag (16), een isolatielaag (17) en een afdeklaag (18) omvat.
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
DE9400749U DE9400749U1 (de) | 1994-01-18 | 1994-01-18 | Dachelement |
DE9400749 | 1994-01-18 |
Publications (3)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL9500090A true NL9500090A (nl) | 1995-09-01 |
NL194339B NL194339B (nl) | 2001-09-03 |
NL194339C NL194339C (nl) | 2002-01-04 |
Family
ID=6903331
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL9500090A NL194339C (nl) | 1994-01-18 | 1995-01-18 | Dakelement. |
Country Status (2)
Country | Link |
---|---|
DE (1) | DE9400749U1 (nl) |
NL (1) | NL194339C (nl) |
Families Citing this family (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
CN103883054B (zh) * | 2014-03-04 | 2015-12-30 | 石家庄铁道大学 | 一种索杆肋梁组合楼盖及其施工方法 |
-
1994
- 1994-01-18 DE DE9400749U patent/DE9400749U1/de not_active Expired - Lifetime
-
1995
- 1995-01-18 NL NL9500090A patent/NL194339C/nl not_active IP Right Cessation
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
DE9400749U1 (de) | 1994-04-21 |
NL194339C (nl) | 2002-01-04 |
NL194339B (nl) | 2001-09-03 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
CA1074061A (en) | Bridge structure | |
US4706319A (en) | Lightweight bridge structure | |
US3302361A (en) | Prefabricated bridge deck unit | |
NL9500090A (nl) | Dakelement. | |
NL8203288A (nl) | Vloer voor toepassing in de offshore techniek en de scheepsbouw. | |
RU109149U1 (ru) | Пролетное строение моста с многораскосными главными фермами | |
CA2684087A1 (en) | Timber roof truss | |
CZ297540B6 (cs) | Prefabrikovaný střešní deskový prvek a jeho nosník | |
NL8700180A (nl) | Zelfdragend doosdakelement voor een dak. | |
FI89400B (fi) | Balkkonstruktion | |
RU2502851C1 (ru) | Большепролетная пространственная система покрытия здания | |
RU2403350C2 (ru) | Рама для здания в форме павильона | |
RU2032041C1 (ru) | Металлическая треугольная ферма | |
NL195065C (nl) | Bouwsysteem. | |
CA1290512C (en) | Lightweight bridge structure | |
NL1002634C2 (nl) | Warenhuis met condens afvoerende nok. | |
US1984567A (en) | Bridge construction | |
SU1026320A1 (ru) | Арочное покрытие | |
KR19980078292A (ko) | 복합 콘크리트-강철 구조물 형태의 지붕 또는 천정슬라브의 부등변 사각형 강철 판금 부재와 지지 구조물의 결합부 | |
RU2263595C2 (ru) | Устройство для крепления длинномерных материалов на платформе | |
AT405955B (de) | Trägerelement für die herstellung von tragkonstruktionen und mit solchen trägerelementen hergestellte tragkonstruktion | |
RU2298069C1 (ru) | Сборное железобетонное сводчатое покрытие | |
FI77716B (fi) | Betongelement, saosom balk, platta eller dylikt foersedd med armering. | |
SU421743A1 (ru) | Пространственная предварительно напряженная металлическая ферма | |
EA002616B1 (ru) | Конструкция для ферм, выполненная из элементов решетки фермы |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1B | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
BX | A request for additional search has been filed | ||
BY | An additional search report has been drawn up | ||
CNR | Transfer of rights (patent application after its laying open for public inspection) |
Free format text: M.J.G. BARTELS |
|
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20110801 |