NL8002137A - Schindeldakelement. - Google Patents

Description

4 VO 0339

Schindeldakelement,

De uitvinding betreft een schindeldakachtig bouwelement, hetzij in de vorm van een samengesteld vlak-element, dat een aantal naast elkaar liggende schindels nabootst, of in de vorm van een afzonderlijke sohindel.

5 Oorspronkelijk werd onder "sohindel" een gespleten of gekloofd plankje voor dakbedekkingsdoeleinden of voor wandbekledingen verstaan. Tegenwoordig wordt het begrip "sohindel" ook gebezigd voor vlak-samenstellen uit andere materialen en van andere vorm, welke dienst doen voor het op de wijze van 10 schindels bedekken van een dak of wand.

Zowel de schindels als ook ds schindelachtige samenstellen worden vastgespijkerd op een tevoren aangebracht beschot.

Daarbij wordt een rangschikking van de schindels of sohindel- ' achtige samenstellen verkregen, zoals weergegeven in fig. 11.

15 Bij het op de gebruikelijke wijze leggen hebben de schin dels, respectievelijk de schindelachtige samenstellen, doordat zij met vlakaanraking een oplegging hebben op de telkens onderliggende schindels, aan het boveneinde slechts een lijnvormige oplegging. Daardoor worden onder de schindels wigvor-20 mige holten gevormd. Deze wigvormige holten zijn om diverse redenen bijzonder nadelig gebleken. Zo leidt b.v. vochtige lucht, welke tot in deze wigvormige holten dóórdringt, bij afkoeling en het vervolgens bereiken van het dauw-punt tot vorming van neerslag in die holten, waardoor niet slechts de 25 schindels nat worden doch ook, vooral tijdens vorst-dooiperio- den, het schindelmateriaal beschadigd en zelfs vernield kan worden. Daarenboven bestaat, met name voor schindelachtige vlak-samenstellen op bitumen-basis, het gevaar dat dergelijke samenstellen na het leggen door het belopen dóórzakken, da.t 30 wil zeggen breken, of bij zonbestraling op grond van de daarbij optredende, hoge temperaturen op het dak vervormen, waardoor niet slechts de functie van de schindelafdekking nadelen ondervindt, doch ook het aanzien van het dakoppervlak aan de buitenzijde lijdt. * 35 Een verder, vooral tegenwoordig in het tijdperk van ener- 800 2 1 37 * % - 2 - giebesparing zeer zwaar wegend nadeel is hierin te zien, dat, om bevestigingstechnische redenen, tussen het houten beschot en de schindels, respectievelijke de schindelachtige samenstellen, géén betrekkelijk dikke isolatielagen uit schuim-5 kunststof kunnen worden aangebracht, zodat tot dusverre • ‘ slechts isolatie onder het beschot tussen de daksparren moge- lijk was. Hog afgezien van het nadeel, dat op deze wijze de warmteïsolatie van plaats tot plaats verschillend is, is het noodzakelijk, de isolatie op afstand van het houten beschot 10 aan te brengen, teneinde voor goede beluchting zorg te dragen om aldus het vochtig worden van beschot en isolatielaag te vermijden.

Met de uitvinding worden nu schindelachtige bouwelementen van de in de aanhef vermelde soort beoogd, welke de nade-15 len van het tot dusverre toegepaste schindels, respectieve lijk schindelachtige vlak-samenstellen ondervangen en, overeenkomstig een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding, bovendien zijn voorzien van een isolatielaag' tegen kou en warmte, en welke rechtstreeks op de wanden en sparren gelegd 20 kunnen worden en op de sparren ook begaanbaar zijn, zodat des gewenst het tot dusverre gebruikelijke houten beschot en een aparte isolatie kunnen komen te vervallen.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat de schindels respectievelijk de schindelachtige vlak-samenstel-25 len aan die zijde, welke in gelegde toestand naar de nok toe zijn gekeerd, zijn voorzien van een wigachtig onderste deel, dat correspondeert met de in fig. 11 weergegeven holte, Dit wigachtige onderste deel is bij voorkeur, onder het vormen van een "afgeknotte" wig, verbonden met een in dwarsdoorsnede JO rechthoekig aanzetstuk uit schuimkunststof, dat zich over het volledige vlak van dat onderste deel uitstrekt, waarbij het wigvormige, onderste deel bij voorkeur uit hetzelfde schuim-kunststofmateriaal als het aanzetstuk bestaat. Het onderste deel en het aanzetstuk worden daarbij in één werkgang ge-, 35 schuind, zodat dit onderste deel en het aanzetstuk één homo- 800 2 1 37 " * - 3 - gene eenheid vormen.

Op grond van de wigvorm van het volgens de uitvinding voorgestelde, onderste deel komen de schindels respectievelijk de schindelachtige vlak-samenstellen met volle vlakaan-5 raking te liggen zowel op de telkens onderliggende schindels, respectievelijk schindelachtige vlak-samenstellen, als op de steun- of onderlaag, waardoor de bovenvermelde nadelen, zoals gevaar voor breuk bij het belopen, in het bijzonder bij dun, breekbaar materiaal zoals b.v, eternit, verandering door 10 warmteinwerking en condenswaterafscheidingen in de holten ver meden worden. Aangezien het wigvormige, onderste deel bij voorkeur in dwarsdoorsnede een afgeknotte wig vormt en uit polyurethaanschuimstofmateriaal met aanvullende wapening bestaat, wordt een koude- respectiëvelijk warmteïsolatielaag 15 verkregen en de mogelijkheid geschapen, de volgens de uitvin ding voorgestelde bouwelementen rechtstreeks b.v. op de sparren te leggen dat wil zeggen daarop vast te spijkeren,

De uitvinding betreft derhalve een schindelachtige bouwelement in ae verm van een vlaksamenstel, dat een aantal 20 naast elkaar gelegen schindels nabootst en dat wordt geken merkt, doordat de schindelachtige vlak-samenstel of het afzonderlijke schindelstuk bestaat uit een plaatvormig, in dwarsdoorsnede rechthoekig bovenste deel 1 ter breedte b en met een hoogte h en een wigvormig onderste deel 2, waarvan de 25 scherpe wigrand 3» hierna wigsnijrand te noemen, respectieve lijk de stompe zijde 4, wanneer een "afgeknotte" wig wordt toegepast, strokend eindigt met die zijde van het bovenste .deel, welke gekeerd is naar de nok respectievelijk de bovenste rand van de wand, waarbij het wigvormige, onderste deel 2 30 hetzij in dwarsdoorsnede een wig vormt in de vorm van een driehoek ABC, waarvan de zijde AC gelijk is aan de hoogte h van het bovenste deel 1 en waarvan de zijde SC kleiner is, dan de helft van de breedte b, dan wel een zodanig aanzetstuk vormt, dat de dwarsdoorsnede daarvan is samengesteld uit de 35 driehoek ABC èn een daar onder aangebra'chte veelhoek, dat na 8002137 * - 4 - het leggen van de bouwelementen een in dwarsdoorsnede rechthoekig basislichaam oplevert, waarbij het bovenste deel 1 en het onderste deel 2 één eindheid uit hetzelfde materiaal of uit verschillende materialen vormen en, voor het geval van 5 een schindelachtige vlak-samenstel, het bovenste deel 1 in het niet van het onderste deel 2 voorziene bereik voor het verkrijgen van een schindelachtig effekt is voorzien van insnijdingen 5»

Teneinde een schindelachtig effekt na het leggen van de 10 volgens de uitvinding voorgestelde, schindelachtige bouwelementen te bereiken, is het voordelig gebleken, wanneer de zijde BC van het onderste deel ongeveer 1 - 5 cm korter is, dan de helft van de breedte b.

Als bovenste deel kunnen alle in de handel verkrijgbare 15 schindels respectievelijk schindelplaten, ongeacht uit welk materiaal, toegepast worden. Bij voorkeur bestaat het bovenste deel achter uit bitumen-schindels, respectievelijk bitu-men-schindelplaten. Het onderste deel heeft bij voorkeur een in dwarsdoorsnede trapeziumvormige gedaante en bestaat uit 20 schuimkunststof, bij voorkeur polyurethaanhardschuimstofmate-riaal.

Aangezien de volgens de uitvinding voorgestelde, schindelachtige bouwelementen aan de onderzijde bij voorkeur met aluminiumfoelie .gecacheerd zijn, vormen de uitgevonden schin-25 delachtige bouwelementen praktisch een zogenaamd "sandwich"- constructie, ook wel als "samenstel-met-lichte-kern" betiteld. Als sandwich-constructie worden profielen, platen of ruimtelijke lichamen uit vaste, bij voorkeur dunne of zéér dunne deklagen betiteld, welke vast zijn verbonden met een speci-30 fiek lichtere kernlaag en welke door die kernlaag over een groot oppervlak gesteund worden. Het steunvermogen van de lichte kernlaag is afhankelijk van zijn volumegewicht en van zijn verbinding met de deklagen. Eij voorkeur doen als lichte stofkernen - welke tevens isolerend werkzaam zijn - lagen 35 dienst uit schuimstoffen, in het bijzonder uit harde polyure- 8002137 9 - t - 5 - thaanschuimstoffen, die met zeer uiteenlopend volumegewicht worden vervaardigd. Polyurethaanhardschuimstoffen, in het bijzonder op polyisocyanuraatbasis (PIH-schuim) worden derhalve overeenkomstig de uitvinding met voorkeur toegepast. Bij voor-5 keur zijn deze schuimstoffen aanvullend van vlamwerende bij mengsels voorzien, respectievelijk worden zodanige uitgangsmaterialen gekozen, dat deze een vlamwerende respectievelijk vlamremmende werking hebben. Bovendien kunnen deze schuimstoffen in aanzienlijke mate vulstoffen bevatten, hetzij op basis 10 van mineralen, fijn verdeelde vulstoffen of in de vorm van houtmeel, waardoor b.v. de druksterkte nog kan worden vergroot. Ook is het mogelijk, systemen toe te passen, waarbij bij de polymeervorming verschillende reacties parallel aflopen, b.v. de polyurethaanvorming en de polyestervorming, on-15 der gelijktijdige verknoping van beide systemen door de aan beide reacties deel nemende, eindstandige OH-groepen bevattende, onverzadigde polyesters.

De werkwijzen ter vervaardiging van deze produkten, in het bijzonder polyurethaanhardschuimstof zijn aan de vakman 20 bekend. Zo wordt, b.v, wat betreft .de vervaardiging van poly- 'esterhardschuimstof, gewezen op het "Kunststoffhandbuch, deel VII, "Polyurethane" van Yieweg/Höchtlen (Karl ïïanser-Verlag, te München) 1966.

De volgens de uitvinding de voorkeur verdienende sandwich-25 constructies kunnen natuurlijk ook worden bereikt doordat in plaats van aluminiumfoelie, dat overigens tevens dienst doet als dampdichte laag, respectievelijk dampafremming en warnte-reflectie, andere deklagen uit het van geval tot geval gewenste materiaal worden toegepast, die overeenkomstig de functie 30 respectievelijk de smaak, dienovereenkomstig al dan niet ge profileerd kunnen zijn. Bet spreekt vanzelf, dat deze deklagen ook op andere wijze gedesigneerd kunnen zijn, b.v. er als hout kunnen uitzieh.

Dergelijke "sandwich"-constructies kunnen al dan niet 35 continu vervaardigd worden, waarbij zowel volgens de kleef- 800 2 1 37 -¾ - 6 - werkwijze - ook wel bekend als de "montagemethode" of het "hulzelbouwsysteem" - als volgens de opschuimwerkwijze - ook wel "vulbouwsysteem" genoemd - te werk kan worden gegaan. Volgens de uitvinding verdient de opschuimwerkwijze de voor-5 keur, omdat hiermee een bijzonder gunstige en met de eigen schappen van het materiaal rekening houdende vorming van de schuimstofkern mogelijk is.

Volgens de uitvinding verdienen derhalve schindelachtige bouwelementen de voorkeur, waarvan het onderste deel uit poly-10 urethaanschuimstof bestaat en welke aan de onderzijde zijn voorzien van een bekledingslaag, bij voorkeur uit "zilverpapier", dat wil zeggen met papier gecacheerde aluminiumfoelie.

Bij de vervaardiging van de volgens de uitvinding voorgestelde, schindelachtige bouwelementen in de vorm van "sand-15 wich-constructies" is gebleken, dat weliswaar de hechting van het schuim aan het, b.v. uit bitumenschindelplaten bestaande, bovenste deel reeds zeer goed is, doch aanvullende bevestiging van het bovenste deel aan de schuimstof gunstig is. Aangezien bitumenschindels gemakkelijk breken, is het noodzake-20 lijk, dat die bitumenschindels over een groot oppervlak be last worden, dat wil zeggen dat b.v. spijkerachtige bevesti-gingsorganen met zeer brede kop dóór het bovenste deel héén geslagen worden en dan eerst het schuim gevormd wordt. Bijzonder voordelig is het gebleken, wanneer voor de aanvullende be-25 vestiging van het bovenste deel aan het bij voorkeur uit poly- urethaanhardschuimstof bestaande onderste deel op de bovenzijde van het bovenste deel een vlak verlopende materiaalstrook en op de bovenzijde een onderste deel een gedraaide materiaalstrook aangebracht is, welke met nieten aan het bovenste deel 30 bevestigd zijn, waarbij deze nieten telkens tegelijkertijd de bovenste en onderste strook omklemmen ende gedraaide materiaalstrook ingeschuimd is in het onderste deel.

Om aan het volgens de uitvinding voorgestelde, schindelachtige bouwelement extra stabiliteit te verlenen, waardoor 35 zelfs het belopen op de daksparren toelaatbaar is, is het 800 2 1 37 i» *· - 7 - voordelig in het onderste deel, dat wil zeggen in het geschuimde kunststofmateriaal, een wapening in te schuimen. Bij voorkeur bestaat deze wapening uit een, eventueel van gaten voorziene, ü-rail, welke met de onderzijde van de ü aan de on-5 derzijde van het onderste deel komt te liggen, zodat deze rail, h.v. hij het leggen op daksparren, praktisch een oplegging op die daksparren heeft, De IJ-rail kan uit een dienovereenkomstig gebogen plaat bestaan, waarvan de dikte zodanig is dat er, zonder dat er gaten in aangebracht zijn, nagels door-10 héén kunnen worden geslagen, zodat de elementen, b.v. op de sparren, rechtstreeks vastgespijkerd kunnen worden.

Bij voorkeur heeft het schindelachtige bouwelement volgens de uitvinding aan zijn onderste deel, aan de beide na het leggen horizontaal verlopende langszijden daarvan, ge-15 trapte sponningen of messing- en groefprofileringen. Het spreekt vanzelf, dat ook andere verbindingsmogelijkheden denkbaar zijn, zoals b.v. soortgelijk aan die, welke volgens de uitvinding bij voorkeur aan de zijranden van de uitgevonden, schindelachtige bouwelementen gefreesd worden, zodat de vol-20 gens de uitvinding voorgestelde bouwelementen aan de éne"smalle zijde een wigvormig uitsteeksel en aan de andere smalle zijde een dienovereenkomstig wigvormige uitsparing bevatten, waarbij de basis van de wig bij voorkeur overeenkomt met de volledige dikte van het bouwelement.

25 Wat betreft de op het bovenste deel vlak verlopende mate- riaalstrook moet nog worden opgemerkt, dat deze uiteraard uit elk willekeurig, daarvoor geschikt materiaal vervaardigd kan zijn. De voorkeur verdienen volgens de uitvinding kunststof-stroken, zoals b.v. nylonstroken, welke b.v. bij de verpak-30 king van kisten of kistachtige houders worden toegepast. Hetzelfde geldt overigens ook voor de gedraaide materiaalstrook, welke zich aan de onderzijde van de bovenplaat bevindt, waarbij evenwel een dienovereenkomstige metaalstroom, b.v. een plaatmetaalstrook, de voorkeur verdient.

35 De uitvinding zal thans, onder verwijzing naar de teke- 800 2 1 37 * - 8 - ning, waarin uitsluitend bij wijze van voorbeeld voor de uitvinding enkele uitvoeringsvormen overeenkomstig de uitvinding zijn weergegeven, nog nader worden toegelicht. Een opsomming van de verwijzingscijfers, welke bij de diverse onderdelen in 5 de tekening geplaatst zijn volgt achter de figuurbeschrijving.

Pig. 1 is een dwarsdoorsnede van een deel van een schin-deldakbedekking, die door het in een reeks aaneenvoegen van volgens de uitvinding bij voorkeur toegepaste schindelachtige bouwelementen verkregen is. Deze voorkeursuitvoeringsvormen 10 van de bouwelementen bevatten een onderste deel (2), dat aan elk van zijn beide langszijden een getrapte sponning bevat, zodat na het leggen een in dwarsdoorsnede rechthoekig basislichaam wordt verkregen, waarop zich een in dwarsdoorsnede driehoekige wig bevindt, waar het bovenste deel (l) een opleg-15 ging op heeft, welk bovenste deel met het onderste deel (2) door middel van een op het bovenste deel (1) vlak verlopende materiaalstrook en een in het onderste deel ingeschuimde, gedraaide materiaalstrook (7) verbonden is. In het onderste deel (2) bevindt zich bovendien een U-rail als wapening (9), 20 welke uit een daarvoor geschikt gebogen plaatmetaalstrook ge vormd is, en welke met spijkers kan worden doorboord zodat bevestiging van het uitgevonden, schindelachtige bouwelement rechtstreeks op sparren of tegen de wanden door middel van spijkers of nagels (16) kan plaats vinden.

25 Pig. 2 toont, in dwarsdoorsnede op vergrote schaal, het in fig. 1 weergegeven, schindelachtige bouwelement, waarbij het bovenste deel (1) niet over de volle breedte is weergegeven. Zoals uit deze figuur blijkt, bedraagt de totale dikte d^, die is samengesteld uit de dikte van het bovenste deel 30 (1) en de dikte van het onderste deel (2), precies evenveel, als de dikte d^ van·het onderste deel (2) aan de linker zijde. Hieruit volgt, dat het onderste deel (-2) een in beginsel "afgeknotte" wig vormt, waarvan de stompe zijde het verwijzings-cijfer (4) draagt. Aanvullend is dit onaerste deel (2) aan de 35 beide langszijden voorzien van een getrapte sponning, welke 8002137 - 9 - * zodanig gevormd is, dat de dikte d'^ gelijk is aan de dikte d'^. Na het leggen van deze bouwelementen wordt een in dwarsdoorsnede rechthoekig basislichaam verkregen, waarop zich een platte wig bevindt, die in dwarsdoorsnede een driehoek ABC 5 vormt.

Fig. 3 is een perspectivische afbeelding van het begin van een bij voorkeur 4 meter lang, schindelachtig bouwelement volgens de uitvinding met een bovenste deel (1), dat schindel-achtige insnijdingen (5) bevat. Het onderste deel (2) is op 10 soortgelijke wijze, als in de figuren 1 en 2 weergegeven, uit gevoerd. Op het bovenste deel (1) is de vlak verlopende materiaal band (6) te zien. Voorts is in deze figuur de breedte van het bovenste deel met b aangeduid.

Fig. ά is een doorsnede volgens de lijn A-A in fig. 3· 13 ïïit deze doorsnede blijkt, hoe de vlak verlopende materiaal- strook (6), welke zich op het bovenste deel (1) bevindt, met de gedraaide materiaalstrook (7) door middel van nieten (δ) bijeengehouden wordt,

Fig. 5 is een doorsnede volgens de lijn B-S in fig. 3.

20 Op het bovenste deel (1) verloopt bovenaan de vlakke materi aalstrook (6). Onder het bovenste deel (1) is de gedraaide materiaalstrook (7) te zien, welke in het kunststofmateriaal ingeschuimd is, en welke telkens na een volledige draaiing tezamen met de bovenste materiaalstrook (6) door middel..van nie-25 ten (8) aan het bovenste deel (1) bevestigd is.

Fig. 6 is een dwarsdoorsnede van de volgens de uitvinding bij voorkeur toegepaste, wigvormige verbinding van twee schindelachtige bouwelementen aan hun zijranden (4). Door deze wigvormige verbinding kunnen de, b.v. 4 meter lange, schin-30 delachtige bouwelementen ook tussen de daksparren in langs- richting op elkaar aansluiten zonder dat dit ten koste van de begaanbaarheid gaat. Vanneer men b.v. op de rechterzijde van het linker bouwelement stapt, wordt de druk van het bovenste deel van de wigvormige uitsparing (14) op het bovenste deel 35 van het wigvormige uitsteeksel (13) overgebracht. V/anneer 800 2 1 37 f - 10 - daarentegen de linker zijde van het rechter bouwelement wordt betreden, wordt de druk van het onderste deel van het wigvormige uitsteeksel (13) overgebracht op het onderste deel van de wigvormige uitsparing (14)· 5 Fig. 7 verduidelijkt, in dwarsdoorsnede, een deel van een schindelachtige dakbedekking, verkregen na het leggen van de in fig. 9 weergegeven schindelachtige bouwelementen volgens de uitvinding.

Fig. 8 is een dwarsdoorsnede van een deel van een schin-10 delachtige dakbedekking, verkregen na het leggen van schindel achtige bouwelementen zoals in fig. .10 weergegeven.

Fig. 9 is een ten opzichte van fig. 7 vergrote dwarsdoorsnede van een schindelachtig bouwelement, dat is samengesteld uit een bovenste deel (1) en een wigvormig onderste deel (2). 15 Het bovenste deel heeft een breedte b en een hoogte h. Het wigvormige onderste deel heeft een dwarsdoorsnede in de vorm van een rechthoekige driehoek A3C, waarvan de rechte hoek in het punt C ligt. De snijrand (3) van het wigvormige onderste deel (2) ligt, in dwarsdoorsnede, bij het punt B. De zijde AC 20 van de genoemde, rechthoekige driehoek ABC is gelijk aan de hoogte h van het bovenste deel (1). Dergelijke schindelachtige bouwelementen bestaan bij voorkeur, wat betreft hun bovenste deel (1)en onderste deel (2), uit dezelfde materiaal aangezien dergelijke schindelachtige bouwelementen meer met de ge-25 bruikelijke schindels respectievelijk schindelplaten corres ponderen. Voor het leggen is dienovereenkomstig ook een tevoren aangebracht houten beschot nodig.

Fig. 10 toont, in dwarsdoorsnede, de in fig. 8 reeds weergegeven, volgens de uitvinding voorgestelde, schindelach-30 tige bouwelementen, welke volgens de uitvinding de voorkeur •verdienen boven de in fig. 9 weergegeven bouwelementen. De in deze figuur 10 weergegeven bouwelementen vormen feitelijk de basis van de volgens de uitvinding de voorkeur verdienende schindelachtige bouwelementen en wel omdat zij onder het wig-35 vormige onderste deel (2), zoals bijzonder duidelijk in fig.

8002137 * - 11 - 9 te zien is, aanvullend onder de driehoek een in dwarsdoorsnede rechthoekig aanzetstuk bevatten, dat tezamen met het wigvormige deel een "afgeknotte" wig vormt, waarvan de stompe wigzijde bij het verwijzingscijfer i ligt. Deze basisvorm kan 5 nu, zoals reeds in de figuren 1, 2 en 3 weergegeven, zodanig worden gevarieerd, dat aan de langszijden getrapte sponningen 11 worden aangebracht. Het spreekt vanzelf, dat ook het in dwarsdoorsnede rechthoekige aanzetstuk anders aan de langszijde kan zijn uitgevoerd, b.v. met messing- en -groef. Daarenbo-10 ven is het mogelijk, dat het in dwarsdoorsnede rechthoekige aanzetstuk een parallelogram vormt, waarvan de langsrand AB is. In fig. 10 is de driehoek ABC ook weer een rechthoekige driehoek, waarvan de rechte hoek in het punt C ligt. Aangezien het rechthoekige aanzetstuk op de driehoekszijde AB aan-15 sluit, wordt als onderste deel een in dwarsdoorsnede vijfhoe kig geheel verkregen met als vijfhoekspunten ACBDE. Het spreekt vanzelf, dat ook de rechte hoek van de driehoek ABC in het punt A kan liggen, namelijk wanneer de bovenste plaat 1 aan de naar de goot en de naar de nok toe gekeerde zijde ' x 20 overeenkomstig de hoek ABC gevormd is. Daardoor wordt bij ver lenging van de zijde CA tot voorbij A naar E een rechte lijn verkregen, waardoor het onderste deel (2) in dwarsdoorsnede de vorm van een trapezium CEDE heeft.

Pig. 11 toont in dwarsdoorsnede een deel van een schin-25 deldakbedekking volgens de stand van de techniek. Onder de schindel respectievelijk de schindelplaten is de, in het voorgaande meermaals genoemde, wigvormige holte te zien. Deze schindels zijn op een houten beschot gelegd.

8002137 Λ - 12 -

Li,jst van onderdelen met verwijzingscijfers; 1. bovenste deel 2. onderste deel 3. "snijrand" van de wig 5 4· stompe zijde van de "afgeknotte" wig 5* schindelachtige insnijdingen 6. vlak verlopende materiaalstrook 7. gedraaide materiaalstrook 8. nieten 10 9· wapening 10. langszijden 11. getrapte sponning 12. zijranden 13. wigvormig uitsteeksel 15 14. wigvormige uitsparing 13. onderzijde van het onderste deel 2 16. spijker of nagel.

\ 800 2 1 37

Claims (9)

1. Schindelachtig bouwelement in de vorm van een vlak-sa-menstel dat een aantal naast elkaar liggende schindels nabootst of in de vorm van een afzonderlijk schindelstuk, met het kenmerk, dat het schindelachtige vlak-samenstel of het 5 afzonderlijke schindelstuk uit een plaatvoraig, in dwarsdoor snede rechthoekig bovenste deel (1) met een breedte b en een hoogte h, en een onderste, wigvormig deel (2) bestaat, waarvan de wigsnijrand (3), respectievelijk waarvan de stompe zijde bij toepassing van "afgeknotte" wig strokend eindigt 10 met de bij het leggen naar de nok van het dak, respectieve lijk de bovenste rand van een wand toe gekeerde zijde van de bovenste deel (1), waarbij het wigvormige onderste deel (2) hetzij in dwarsdoorsnede een driehoek ABC vormt, waarvan de zijde AC gelijk is aan de hoogte h van het bovenste deel (1) 15 en waarvan de zijde BC kleiner is, dan de helft van de breedte b, óf een aanzetstuk vormt, samengesteld uit in dwarsdoorsnede een driehoek ABC en een daaronder aangebrachte veelhoek, dat na het leggen van de* bouwelementen een in dwarsdoorsnede rechthoekig basislichaam oplevert, waarbij het bovenste deel 20 (l) en het onderste deel (2) één eindheid uit hetzelfde mate riaal of verschillende materialen vormen en, voor het geval van schindelachtige vlak-samenstellen, het bovenste deel (1) in het niet van het onderste deel (2) voorziene bereik voor het verkrijgen van een schindelachtig effekt is voorzien van 25 insnijdingen (5).

2. Schindelachtig bouwelement volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de zijde BC van het onderste deel (2) ongeveer 1 - 5 cm korter is, dan de helft van de breedte b.

3. Schindelachtig bouwelement volgens conclusie 1 en 2, 30 met het kenmerk, dat het bovenste deel (1) uit in de handel verkrijgbare schindels, respectievelijk schindelplsten uit willekeurig materiaal, bij voorkeur uit bitumen-schindels, respectievelijk bitumen-schindelplaatmateriaal bestaat, en het onderste deel (2) uit geschuimd kunststofmateriaal, bij 800 2 1 37 - 14 - i i voorkeur polyurethaanhardschuimstofmateriaal.

4» Schindelachtig bouwelement volgens conclusie 1-3» met het kenmerk, dat voor aanvullende bevestiging van het bovenste deel (1) aan het bij voorkeur uit polyurethaanhard-5 schuimstofmateriaal bestaande, onderste deel (2) op de boven zijde van het bovenste deel (l) een vlak verlopende materiaal-strook (6). en aan de onderzijde van het bovenste deel (l) een gedraaide materiaalstrook (7) aangebracht is, welke stroken (6, 7) door middel van nieten (8) aan het bovenste deel (1) 10 zijn bevestigd, waarbij die nieten (8) elk tegelijkertijd de bovenste én onderste strook omklemmen en de gedraaide materiaalstrook (7) in het onderste deel (2) ingeschuimd is.

5. Schindelachtig bouwelement volgens conclusie 1-4, met.het kenmerk, dat zich in het geschuimde kunststofmateri- 15 aal van het onderste deel (2) een wapening (9), bij voorkeur in de vorm van een, eventueel geperforeerde, ïï-rail bevindt.

6. Schindelachtig bouwelement volgens conclusie 1-4, met het kenmerk, dat het onderste deel (2) aan zijn beide na het leggen horizontaal verlopende langszijden (1,0) met elkaar 20 corresponderen, getrapte sponningen (11) of messing- en groef bevat.

7. Schindelachtig bouwelement volgens conclusie 1-6, met het kenmerk* dat de zijranden (12) aan de éne zijde een wigvormig uitsteeksel (13) en aan de andere zijde een dien- 25 overeenkomstige, wigvormige uitsparing (14) bevatten, welke bij voorkeur zijn uitgevoerd, zoals in fig. 6 afgebeeld.

8. Schindelachtig bouwelement volgens conclusie 1 - 7» met het kenmerk, dat het bouwelement aan de onderzijde (5) van het onderste deel (2) is gecacheerd met aluminiumfoelie. 30

9, Schindelachtig bouwelement volgens conclusie 1.- 8, met het kenmerk, dat het bovenste deel (1) een-breedte b van 33 cm, een hoogte h van ongeveer 3 - 5 mm en de hypothenusa AB een lengte van ongeveer 14 - 15 cm heeft, waarbij de lengte van het schindelachtige samenstel ongeveer 400 cm bedraagt, 800 2 1 37