NL8902603A - Warenhuis en goot, roede, glasrandprofiel en gootrandprofiel daarvoor. - Google Patents

Description

WARENHUIS EN GOOT, ROEDE, GLASRANDPROFIEL EN GOOTRANDPROFIEL DAARVOOR

De uitvinding betreft een warenhuis ten minste omvattende een gootprofiel dat aan de bovenzijde tussen twee gootranden open is en een veelvoud van roedenparen die op onderlinge afstanden aan de gootranden bevestigd zijn.

Een dergelijk warenhuis is bekend. Daarbij vormen de goot en de roeden constructie-elementen die gewicht van het dak, alsmede lasten tengevolge van wind en sneeuw, moeten opnemen.

De uitvinding heeft ten doel het warenhuis steviger en/of met minder of eenvoudiger materiaal te kunnen construeren. Daartoe heeft het warenhuis volgens de uitvinding het kenmerk, dat de gootranden op een veelvoud van over de lengte van het gootprofiel verdeelde plaatsen onderling verbonden zijn. Hierdoor wordt de goot vormstijver gemaakt. Naarmate de goot vormstijver is, kan deze meer belasting opnemen of kunnen de kolommen met spanten die de goot dragen, verder uit elkaar worden geplaatst.

Opgemerkt zij, dat een kokervormig gootprofiel bekend is, dat op zich vormstijf is, maar zo een kokervormig gootprofiel is moeilijk te vervaardigen.

Indien de tot een roedenpaar behorende roeden onderling verbonden zijn, zijn de gootranden op eenvoudige wijze onderling verbonden. De verbinding is eenvoudiger, indien de roeden tot in een centrale zone van het gootprofiel doorlopen en daar onderling verbonden zijn. Hierbij kan in de goot een afdekplaat aanwezig zijn, die in de roedeëinden grijpt. Doordat de roeden volgens een inklemming aan elkaar en aan de goot bevestigd zijn, kunnen zij een grotere last dragen en/of lichter geconstrueerd worden.

De roedenparen kunnen gemakkelijk aan de gootranden verankerd worden, namelijk met desbetreffende, in de roeden uitgespaarde sleuven. Indien de gootranden binnenwaarts zijn gericht, neemt het gootprofiel minder licht weg.

Gootrandprofielen kunnen gedeeld zijn binnen in de roeden en kunnen voorzien zijn van een condensgoot.

Een bijzonder praktische uitvoeringsvorm heeft het kenmerk, dat de gootranden onderling zijn verbonden middels een zich tussen de beide gootranden uitstrekkend verbindingselement, bijvoorbeeld een schroefbout.

5 De uitvinding verschaft tevens een warenhuis waar van het materiaal voor de goot op effectieve wijze voor diverse funkties tegelijkertijd wordt gebruikt. Dit warenhuis is in conclusie 12 aangeduid.

De uitvinding betreft en verschaft tevens een goot-) profiel, een roede, een glasrandprofiel en een gootrandpro-fiel die kennelijk bestemd zijn voor toepassing van een warenhuis volgens de uitvinding.

De uitvinding zal in de hiernavolgende beschrijving aan de hand van een tekening worden verduidelijkt. In de te-» kening stellen schematisch voor:

Figuur 1 een weggebroken perspectivisch aanzicht van een detail van een warenhuis volgens de uitvinding;

Figuur 2 een schematische doorsnede door een fractie van een kap van een ander warenhuis van figuur 1;

Figuur 3 op grotere schaal een doorsnede van detail III van figuur 2;

Figuur 4 een perspectivisch aanzicht van een onvoltooid detail IV van figuur 3;

Figuur 5 op grotere schaal een doorsnede van detail V van figuur 1?

Figuren 6, 7, 8, 10, 11 en 12 elk een doorsnede door telkens een andere constructie volgens de uitvinding; en

Figuur 9 een perspectivisch aanzicht van weer een andere constructie volgens de uitvinding.

Een warenhuis 1 omvat rijen van kolommen 2 die onderling verbonden zijn door spanten 3 in de ene richting 41 en door gootprofielen 4 in de andere richting 44.

Telkens tussen een nokprofiel 5 en twee gootprofielen 4 zijn roeden 6 en glasplaten 7 aanwezig. Elk gootprofiel 4 heeft een in hoofdzaak cirkeldeelvormige doorsnede met twee gootranden 8 die elk een hoek a, bijvoorbeeld van +25° met de vertikaal insluiten. Om de gootranden 8 past het U-vormige onderstuk 9 van een randlijstprofiel 10 van aluminium. Het randlijstprofiel 10 heeft verder een lijf 12, een condensop-vangflens 13 en aan de bovenzijde een U-vormig glasopneemstuk 11. De roeden 6 hebben elk een sleuf 31, waarin het U-vormige onderstuk 9 van het randlijstprofiel 10 passend is opgenomen. De randlijstprofielen 10 reiken met een U-vormig onderstuk tot de halve breedte van de roeden 6 daarin, terwijl het overige deel van de randlijstprofielen 10 over een halve roe-debreedte is uitgespaard, zodat de roeden 6 boven het U-vormige onderstuk 9 kunnen doorlopen (zie figuur 4).

Het van de glasplaten 7 druipende condenswater valt op de flens 13 en stroomt via gaatjes 14 door het lijf 12 heen tot in het gootprofiel 4.

De roeden 6 strekken zich uit voorbij de gootranden 8 tot in een centrale gootzone, waar zij paarsgewijs onderling worden bevestigd middels een bout 15 met een onderanker-stuk 16, een bovenankerstuk 17 en een moer 18. De ankerstuk-ken 16 en 17 hebben elk een borst 19, 20 waar de eindvlakken 21 van de roeden 6 tegenaan stuiten. Verder heeft het onder-ankerstuk 16 twee vleugels 22 die tegen de ondervlakken 23 van de roeden 6 steunen. Het bovenankerstuk 17 heeft twee an-kertanden 24 die in uitsparingen 25 van de roeden 6 grijpen. Hierbij zij opgemerkt, dat de roeden 6 elk een kokervormig onderstuk 26 hebben en dat de ankertanden 24 zijdelings opgesloten zijn door de zijwanden 27 daarvan. Door aanhalen van de moer 18 worden de roeden 6 stevig aan elkaar vastgeklemd, mede doordat hun wigvormige einden 28 in het overeenkomstig gevormde bovenankerstuk 17 worden ingeklemd.

Doordat de roeden 6 aldus tot een stevig geheel zijn verenigd en doordat zij op de schuin gerichte gootranden 8 zijn gestoken, zijn zij aan het gootprofiel 4 zodanig verankerd, dat zij niet door windkrachten in bovenwaartse richting er van afgetrokken kunnen worden. Tevens zijn de gootranden 8 nu telkens ter plaatse van een paar roeden 6 onderling gekoppeld, waardoor het gootprofiel vormstijf is ge- maakt. Dientengevolge kan het gootprofiel van betrekkelijk dun materiaal worden vervaardigd, bijvoorbeeld aluminium, maar bij voorkeur van plaatmateriaal, bijvoorbeeld sendzimir met een dikte van bijvoorbeeld 3, 2 of 1 mm. De vorm van het 5 gootprofiel 4 is zo eenvoudig, dat het gemakkelijk van vlak plaatmateriaal gevormd kan worden. Het is bij voorkeur gecoat met een laag die licht gekleurd en glad is om licht te reflecteren. Het is ook denkbaar om het gootprofiel van al of niet gewapende, bijvoorbeeld geëxtrudeerde, kunststof te ver-) vaardigen.

Dankzij het feit dat het gootprofiel 4 geen uitstekende randflens heeft, neemt dit gootprofiel 4 weinig licht weg. Door de verstijfde constructie kan het gootprofiel 4 compact, dit wil zeggen met een geringe breedte, worden geko-i zen, terwijl het toch de nodige buigstijfheid heeft om het desbetreffende deel van het dak met sneeuwlast te dragen.

Het nokprofiel 5 heeft flenzen 32, waartussen de glasplaten 7 zijn opgenomen en onderranden 33 die een boutka-mer 34 begrenzen. Een ankerelement 35 heeft borsten 36 en in de roeden 6 grijpende ankertanden 37. De roeden 6 worden door aanhalen van een moer 38 van de bout 39 stevig onderling en met het nokprofiel 5 verbonden, waarbij de roeden 6 elk opgesloten worden tussen een flens 32 en onderrand 33, een borst 36 en het lijf 40 en een tand 37 van het ankerstuk 35.

Volgens figuur 5 zijn de roeden 6 onderling verbonden, doordat zij met haakvormige einden 42, 43 in elkaar haken. Zij worden in langsrichting van het gootprofiel 4 in elkaar geschoven.

Doordat, in figuren 3 en 5, de roeden 6 tot in een centrale zone van het gootprofiel 4 doorlopen, kan er boven het gootprofiel een V-vormige afdekplaat 45 in de glasplaat-sponning van de roeden 6 worden opgenomen. Deze doet dienst als isolatieplaat en als loopvlak. Bij voorkeur heeft de afdekplaat 45 een waterafvoerbuis 47 met een daarin opgenomen vlotterbal 48, waarlangs hemelwater vanaf de plaat 45 tot in het gootprofiel 4 kan stromen, aldus is het gootprofiel 4 tegen luchtdoorstroming afgesloten.

Figuren 6-8 tonen drie andere gootprofielen 50, 51 en 52 die volgens de uitvinding verstijfd zijn door middel van roeden 6. Het gootprofiel 50 heeft dankzij de binnenwaarts geknikte gootrand 55 een condensopvanggoot 56 die bijvoorbeeld via gaatjes 53 met de gootruimte 54 communiceert, zodat dan de gootrandprofielen niet een condensopvangflens hoeven te hebben.

In figuur 9 is het gootprofiel 4 versterkt middels de roeden 6 die in de centrale zone van de goot 4 onderling gekoppeld zijn aan een glasrandprofiel 60 bestaande uit een lijf 61 met aan weerszijden flenzen 62, 63 voor het er tussenin opnemen van glasplaatranden en een boutkopkanaal 64. De roeden 6 zijn uitgespaard teneinde om de flenzen 62, 63 te grijpen; teneinde op een schuin gerichte rand 66 van het gootprofiel 4 aan te grijpen; en teneinde een tand 67 van een ankerorgaan 68 op te nemen, dat middels een bout 69 met moer 70 verbonden is aan het boutkopkanaal 64. Er ontstaat op deze wijze een stevig samenstel van gootprofiel 4, roeden en glasrandprof iel 60, dat als een dakdraagligger dienst doet.

In figuur 10 zijn de schuin binnenwaarts gerichte randen 66 van het gootprofiel 4 onderling verbonden middels paren van roeden 6 die in de centrale zone onderling zijn verbonden middels twee verbindingselementen 65 en 71 die middels een inbusbout 72 onderling zijn verbonden en die elk gestoken zijn in een kokerruimte 73 van een roede 6, uitgespaard zijn voor het opnemen van een gootrandprofiel 30 en voorzien zijn van verbindingseinden 74 respectievelijk 75, zodanig dat de roede 6 met het verbindingselement 71 eerst op een gootrand 66 gestoken kan worden en daarna de andere roede 6 met het verbindingselement 74, dankzij de schuin gerichte aanlegvlakken 77 en 78 (Figuur 10). Het verbindingselement 75 is van een schroefdraadgat 79 voor bout 72 voorzien.

In figuur 11 zijn de randen 8 van het gootprofiel 4 onderling en met de roeden 6 stevig verbonden door middel van horizontale schroefbouten 84 die door gaten 85 van het gootprofiel 4 zijn gestoken op plaatsen die over de lengte van het gootprofiel 4 zijn verdeeld en die zich bij voorkeur telkens dicht bij de roeden 6 bevinden.

Door het aanhalen van de moer 86 wordt het samenstel van gootranden 8 en roeden 6 stevig vastgeklemd. Deze 5 bouten 84 met moeren 86 vormen eenvoudige verbindingsmiddelen die in de handel beschikbaar zijn. De gaten 85 kunnen nog voor het zetten van het gootprofiel 4 gemakkelijk in het vlakke plaatmateriaal worden aangebracht.

Figuur 12 is een verdere ontwikkeling van figuur \ 11, doordat het gootprofiel 96 van aluminium geëxtrudeerd is en een kokerruimte 104 omvat, die is afgesloten door een bovenwand 97, die in het midden een V-vormige knik 98 heeft.

Het gootprofiel 96 heeft aan elke zijde een gootrand 99 die tezamen met een schuin buitenwaarts hellende rand 100 een condensopvanggoot 101 vormt, die via openingen 102 met een gootruimte 103 in verbinding staat. De gootranden 99 dragen gootrandprofielen T05, die glasplaten 7 opnemen. Wanneer de roeden 6 met de gootrandprofielen 105 zijn gemonteerd, worden er van plaats tot plaats over de lengte van het gootprofiel 96 verdeelde bouten 84, zoals in figuur 11, door gaten 85 van het gootprofiel 96 gestoken en tegelijkertijd door gaten 107 van kokervormige roeden 6. Bij het opschroeven van de moeren 86 worden de roeden 6 met hun kopvlakken 108 tegen elkaar geklemd en wordt het gootprofiel 96 in dwarsrichting enigszins versmald. Daarbij knikt de knik 98 enigszins verder door. De roeden 6 zijn aldus stevig aan de bouten 84 en het gootprofiel 96 vastgeklemd en tegen opwaartse beweging verankerd.

De gootruimte 103 is weer door afdekplaten 45 af te dekken. De gootruimte 103 kan via openingen 11.1 met de kokerruimte 104 in verbinding staan.

Claims (18)

1. Warenhuis (1) tenminste omvattende een gootpro-fiel (4), dat aan de bovenzijde tussen twee gootranden (8) open is en een veelvoud van roedenparen (6) die op onderlinge afstanden aan de gootranden (8) bevestigd zijn, met het kenmerk dat de gootranden (8) op een veelvoud van over de lengte van het gootprofiel verdeelde plaatsen onderling verbonden zijn.

2. Warenhuis (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de tot een roedenpaar (6) behorende roeden (6) onderling verbonden zijn.

3. Warenhuis (1) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de roeden (6) tot in een centrale zone van het gootprofiel (4) doorlopen en daar onderling verbonden zijn.

4. Warenhuis (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de roeden (6) onderling in elkaar haken.

5. Warenhuis (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de tot een roedenpaar (6) behorende roeden (6) onderling tegen elkaar stuiten met tussenvoeging van bevestigingsmiddelen (16, 17).

6. Warenhuis (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de tot een roedenpaar (6) behorende roeden (6) onderling verbonden zijn door middel van ten minste één ankerelement (17) dat in beide roeden (6) steekt en een bout (15).

7. Warenhuis (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat ter verankering van een roedenpaar (6) aan het gootprofiel (4) de beide roeden (6) onderling verbonden zijn en de beide gootranden (8) met de vertikaal een hoek (a) insluiten en in desbetreffende sleuven (30) van de roeden (6) grijpen.

8. Warenhuis (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de gootranden (8) binnenwaarts zijn gericht.

9. Warenhuis (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat gootrandprofielen (10) in de roeden (6) gedeeld zijn en voorzien zijn van een condensop-vangflens (13).

10. Warenhuis (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de roeden (6) en de gootran- j den (66) onderling gekoppeld zijn middels verbindingselementen (65, 71).

11. Warenhuis (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de roeden (6) onderling gekoppeld zijn middels een glasrandprofiel (60).

12. Warenhuis (1) omvattende een gestel en een door het gestel gedragen dak van roeden en glasplaten, met het kenmerk dat de roeden onderling verbonden zijn door middel van een glasrandprofiel 60 dat in het vertikale ontmoetings-vlak van de twee hellende dakvlakken is opgesteld.

13. Warenhuis (1) volgens conclusie 12, met het kenmerk dat het glasrandprofiel 60 onder de roeden 6 ten minste één condensgoot heeft.

14. Warenhuis (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de gootranden 8 onderling zijn verbonden middels een zich tussen de beide gootranden 8 uitstrekkend verbindingselement, bijvoorbeeld een schroefbout 84.

15. Gootprofiel kennelijk bestemd voor een warenhuis volgens een van de voorgaande conclusies.

16. Roede kennelijk bestemd voor een warenhuis volgens een van de voorgaande conclusies 1-14.

17. Gootrandprofiel kennelijk bestemd voor een warenhuis volgens een van de conclusies 1-14.

18. Glasrandprofiel kennelijk bestemd voor een warenhuis volgens conclusie 13 of 14.