NL9201951A - Dek voor een warenhuis of een kas. - Google Patents

Description

Dek voor een warenhuis of een kas

De uitvinding betreft een dek voor een warenhuis of een kas, welk dek onderling evenwijdige goten en nokken omvat alsmede schuin tussen elke goot en nok geplaatste glasroeden. Een dergelijk kasdek is algemeen bekend. Het wordt ondersteund op kolommen die aangrijpen op de goten danwel op de nokken.

De verbindingen tussen deze verschillende elementen zijn zodanig uitgevoerd dat het kasdek bestand is tegen de zwaarste belastingen die in de praktijk kunnen optreden. In het bijzonder moet daarbij rekening gehouden worden met de windbelasting, die zowel tot drukkrachten, trekkrachten als buigende momenten in de roeden aanleiding kan geven. Verder moet de constructie berekend zijn op regelmatig verdeelde gewichtsbelastingen, bij voorbeeld ten gevolge van het eigen gewicht van de constructie en sneeuwbelasting.

Anderzijds moet de constructie van het dek een zo gering mogelijke omvang bezitten teneinde de lichtinval zo weinig mogelijk te hinderen. Daartoe zijn in de stand van de techniek verschillende profielvormen voor nokken, goten en roeden voorgesteld waarbij een relatief hoge sterkte gepaard gaat met relatief kleine dwarsdoorsnede-afmetingen.

Doel van de uitvinding is nu een dek van het hiervoor beschreven soort te verschaffen waarbij de diverse samenstellende onderdelen van het dek, dat wil zeggen de roeden, goten en nokken in dit opzicht een nog betere prestatie leveren. Dit doel wordt bereikt doordat de verbindingen tussen elk paar elementen omvattende een goot en roede en een nok en roede of twee ter weerszijden van de nok tegenover elkaar liggende roeden, met betrekking tot relatieve draaibewegingen rond een in wezen horizontale as die evenwijdig loopt aan de langsrichting der goten en/of nokken, een hoofdzakelijk zelfde buigstijfheid bezitten in zowel de ene draaizin als de andere, tegengestelde draaizin.

Het dek volgens de uitvinding vormt een stijf geheel met betrekking tot alle mogelijke verschillende belastingen. Dit betekent dat de goten, die over het algemeen buigstijve, en in het geval van kokervormige goten ook torsiestijve constructie-elementen vormen, de daaraan verbonden roeden uitstekend kunnen ondersteunen.

Roede en goot kunnen aan elkaar zijn bevestigd door een bevestigingsmiddelpaar waarvan de aangrijpingspunten, gezien in de hoogterichting van de roede, op een afstand van elkaar liggen die in wezen gelijk is aan de hoogte van het de buigstijfheid bepalende deel van de roede. Bij een dergelijke bevestiging kunnen zowel momenten in de ene als in de andere draaizin in gelijke mate worden doorgeleid. Dit in tegenstelling tot de bekende bevestigingen, waarbij de roede in de onderste helft van zijn kopvlak los aanligt tegen de gootzijwand. In die toestand kunnen weliswaar momenten in de draaizin waarin de onderzijde van de roede tegen de goot wordt aangedrukt goed worden overgebracht, doch een moment in tegengestelde draaizin leidt tot het loskomen van de onderste helft van het kopvlak van de roede, en daarom tot een aanzienlijk lagere buigstijfheid van de verbinding. Dit betekent dat de roede zelf de buigende momenten in die richting moet kunnen opnemen. Aangezien de maximale doorbuiging in beide richtingen echter een zekere norm niet mag overschrijden met het oog op het voorkomen van breuk in de door de roeden ondersteunde glasplaten, leidt dit tot een relatief zwaar profiel.

Goede resultaten worden verkregen indien de elementen aan elkaar zijn bevestigd door middel van twee haakverbindingen. Daarbij kan bijvoorbeeld een goot een in langsrichting lopende haakvormige rand hebben waarop een overeenkomstig gevormd haakvormig uitsteeksel aan de bovenzijde van het naar de goot gekeerde kopeind der roede past, en de onderzijde der roede door middel van een haakorgaan aan de goot zijn bevestigd. Bij een dergelijke uitvoering kan het dek snel samengesteld worden. Tevens kan een schuifblok zijn voorzien dat de onderzijde der roede verschuifbaar bedekkend is aangebracht, welk schuifblok nauwsluitend past op het tegen de roede gezwaaide haakorgaan.

Ter verschaffing van een stijve verbinding tussen twee tegenover elkaar liggende roeden zijn deze, volgens een eerste variant, bevestigd door middel van een verbindingsstuk dat aangrijpt over een aanzienlijk gedeelte van de hoogte van die roeden.

De zijwanden der roeden zijn over een aanzienlijk gedeelte van de hoogte van die roeden ten opzichte van het ondervlak daarvan naar binnen versprongen, en het verbindingsstuk omvat twee helften met elk twee klemvlakken die elk aanliggen tegen een naar binnen versprongen wand van een roede.

Volgens een tweede variant is een verbindingsstuk voorzien dat twee van elkaar afwijzende benen bezit die elk aanliggen tegen de onderzijde van telkens twee tegenover elkaar liggende roeden, alsmede twee schuifblokken die elk nauwsluitend passen over een been, terwijl het nokprofiel is voorzien van twee haakvormige randen die grijpen in uitsparingen aan de bovenzijde van de roeden.

Figuur 1 toont een gedeeltelijk aanzicht in doorsnede van een eerste stap bij het verbinden van een roede aan een goot.

Figuur 2 toont een tweede stap.

Figuur 3 toont de gerede verbinding.

Figuur 4 toont detail IV - IV van figuur 3·

Figuur 5 toont een nokverbinding.

Figuur 6 toont detail VI - VI van figuur 5·

Figuur 7 toont een variant van de nokverbinding.

Figuur 8 toont een doorsnede volgens VIII - VIII van figuur 7·

Figuur 9 toont een variant van de gootverbinding.

In figuur 1 is een gedeelte van een kokervormige goot 1 in doorsnede weergegeven. Op deze goot sluit een roede 2 aan. De goot 1, hetgeen een geextrudeerd aluminiumprofiel is, bezit een in zijn langsrichting verlopende eerste haakvormige rand 3 waarop een overeenkomstig gevormd haakvormig uitsteeksel 4 van roede 2 is gehaakt. Verder heeft de goot 1 een tweede in langsrichting verlopende haakvormige rand 5i waarin het uitsteeksel 6 van het in zijn geheel met 7 aangeduide haakorgaan gestoken kan worden.

Zoals weergegeven met de pijl in figuur 1, kan het haakorgaan 7 tegen de bodem van de roede 2 worden aangeklapt, waarbij de in figuur 2 getoonde toestand wordt verkregen. Het haakuitsteeksel 8 van het haakorgaan komt erbij terecht in de opening 9 in de bodem van de roede 2. Haakuitsteeksel 8 heeft een schuin verlopende rand 10, zodanig dat bij het in het gat 9 brengen van het haakuitsteeksel 9 de roede 2 stevig aangetrokken wordt tegen de derde, in langsrichting van de goot 1 verlopende rand 11.

Verder draagt het haakorgaan nog nok 12, die komt te rusten in de uitsparing 13 aan de onderzijde van de rand 11.

Tenslotte wordt het in zijn geheel met 14 aangeduide schuifblok 14 over het haakorgaan 7 geschoven, waarna de verbinding gereed is. Terugschuiven van het schuifblok 14 wordt verhinderd door de met elkaar samenwerkende weerhaakvormige uitsteeksels 15 op het haakorgaan 17, en op de daarna toegekeerde zijde van het schuifblok 14: zie figuur 3·

De gerede verbinding biedt te mogelijkheid om buigmomenten in het vlak van tekening van de roede in beide draairichtingen tegen goed door te leiden. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de volledige hoogte van de roede: het ene aangrijpingspunt voor het door te leiden buigmoment bevindt zich namelijk in de bovenste helft van de roede bij het haakvormig uitsteeksel 4 van de roede, alsmede in de onderste helft van de roede ter plaatse van de opening 9·

In figuur 4 is te zien hoe het schuifblok 14 en de roede met elkaar samenwerken. Roede 2 bezit naar binnen springende zijwanden 16, alsmede oplegranden 17 nabij de bodem van de roede 2. Schuifblok l4 bezit daarmee samenwerkende klemranden 18. Aangezien de naar elkaar toegekeerde oppervlakken van haakorgaan 7 en schuifblok 14, waar zich de tanden 15 en 19 bevinden, schuin oplopen, wordt bij het steeds verder opschuiven van het schuifblok 14 over het haakorgaan 7. het laatste stevig aangedrukt tegen de bodem van de roede 2. De tanden verhinderen daarbij dat het schuifblok 14 weer terugschuift.

In de in figuur 5 getoonde variant zijn de roeden 20 aan elkaar verbonden nabij het nokprofiel 21. De verbinding omvat een verbindingsstuk 22, met twee van elkaar afwijzende benen 23. Elk been bezit een haakuitsteeksel 24, dat steeds in een opening 25 in de bodem van het profiel 20.

Aan de van de bodem af gekeerde zijde bezit elk been 23 een zaagtandvormig oppervlak 26. Tegen dit zaagtandvormig oppervlak rust de bodem van het schuifblok 27.

Zoals weergegeven in figuur 6 bezit elk schuifblok klemranden 28, die samenwerken met de oplegranden 29 van het profiel 29. Aan de naar elkaar gekeerde einden van de profielen 20 zijn deze oplegranden 29 weggenomen zodanig dat de schuifblokken op die plaats in de juiste positie ten opzichte van telkens een profiel 20 en been 23 kunnen worden gebracht, en vervolgens op de zich daar bevindende oplegranden 29 kunnen worden geschoven.

Aan de bovenzijde van de roeden 20 is een uitsparing 4l aangebracht, waarin telkens een aan het nokprofiel 21 voorzien haakrand 42 grijpt. Deze haakrand 42 kan bij het aanbrengen van de roede op het nokprofiel 21 een weing uitwijken tengevolge van de elasticitet van het nokmateriaal, en vervolgens door inklikken opgenomen worden in de uitsparing 41.

Figuur 7 toont een variant van een nokverbinding, waarbij de profielen 30 nabij de nok 31 aan elkaar zijn bevestigd door middel van verbindingsstuk 32. Zoals getoond in figuur 8, omvat verbindingsstuk 32 twee helften 33. elk voorzien van een klemvlak 34 dat samenwerkt met telkens een naar binnen verspringende wand 35 van het profiel 30· De helften omvatten tevens naar elkaar wijzende steundammen 36, die tegen elkaar gedrukt worden door middel van de boutverbinding 37· Aldus worden ook de kleurvlakken stevig aangedrukt tegen de naar binnen verspringende wanden 34 van profiel 30.

Aan de naar het profiel gekeerde zijde bezit elke helft van het verbindingsstuk 32 twee haakuitsteeksels 37. die grijpen in overeenkomstig gevormde uitsparingen 38 van het naar buiten uitstekende ondervlak 39 van roede 30.

Roeden 30 bezitten schuin naar de verspringende wand 35 verlopende delen 43. die aanliggen tegen overeenkomstig schuin gevormde delen 44 van de helften 33· Bij het aantrekken van de boutverbinding kan door deze delen 43, 44 een spelingvrij koppeling tussen de roeden 30 worden teweeggebracht.

Bij de variant in figuur 9 bezit goot 45 een naar beneden gerichte haakrand 40, waarin een haakvormig uitsteeksel 47 van roede 48 steekt. Tevens bezit goot 45 een naar boven gerichte haakrand 49. waarin verschuifbaar een haakorgaan 50 is opgenomen. Dit haakorgaan is met het ene been 51 ondersteund in de klemrad 49. en grijpt met het andere been 52 in een zaagsnede 53 in roede 48. In de langsrichting van de goot 45 gezien, loopt been 52 schuin toe, zodanig dat door het verschuiven van haakorgaan 50 het been 52 wordt vastgeklemd in uitsparing 53·

Claims (19)

1. Dek voor een warenhuis of een kas, welk dek onderling evenwijdige goten en nokken omvat alsmede schuin tussen elke goot en nok geplaatste glasroeden met het kenmerk dat de verbindingen tussen elk paar elementen omvattende een goot en roede en een nok en roede of twee ter weerszijden van de nok tegenover elkaar liggende roeden, met betrekking tot relatieve draaibewegingen rond een in wezen horizontale as die evenwijdig loopt aan de langsrichting der goten en/of nokken, een hoofdzakelijk zelfde buigstijfheid bezitten in zowel de ene draaizin als de andere, tegengestelde draaizin.

2. Dek volgens conclusie 1, waarbij elk paar elementen aan elkaar is bevestigd door een bevestigingsmiddelpaar waarvan de aangrijpingspunten, gezien in de hoogterichting van de roede, op een afstand van elkaar liggen die in wezen gelijk is aan een aanzienlijk deel van de hoogte van het de buigstijfheid bepalende deel van de roede.

3· Dek volgens conclusie 2, waarbij elk paar elementen aan elkaar is bevestigd door middel van twee haakverbindingen.

4. Dek volgens conclusie 3. waarbij de goot een in langsrichting lopende haakvormige rand heeft waarop een haakvormig uitsteeksel aan het naar de goot gekeerde kopeind der roede past, en de roede tevens door middel van een apart haakorgaan is bevestigd aan de goot.

5· Dek volgens conclusie 4, waarbij het haakorgaan door middel van een schroefverbinding is bevestigd aan de goot.

6. Dek volgens conclusie 4, waarbij de goot een tweede in langsrichting lopende haakvormige rand heeft waarin een eind van het haakorgaan is opgenomen, en de roede een aan zijn onderzijde uitmondende uitsparing heeft waarin een haakuitsteeksel van het haakorgaan opneembaar is. I

7· Dek volgens conclusie 6, waarbij het haakorgaan draaibaar in de haakvormige rand is opgenomen.

8. Dek volgens conclusie 6, waarbij het haakorgaan verschuifbaar in de haakvormige rand is opgenomen.

9. Dek volgens conclusie 6 of 7. waarbij het haakuitsteeksel aan zijn naar de goot gekeerde zijde schuin toeloopt, zodanig dat bij het in de uitsparing van de roede dringen van het haakuitsteeksel de roede en de goot tegen elkaar aan worden getrokken.

10. Dek volgens conclusie 9» waarbij zich op enige afstand boven de tweede haakvormige rand een derde rand bevindt, tegen welke derde rand het onderste gedeelte van het kopeind der roede steunt en zodanig dat het haakorgaan in zijn werkzame stand is opgesloten tussen de tweede en de derde rand.

11. Dek volgens conclusie 6 of 9. waarbij een schuifblok is voorzien dat de onderzijde der roede verschuifbaar bedekkend is aangebracht, welk schuifblok nauwsluitend past over het tegen de roede gezwaaide haakorgaan.

12. Dek volgens conclusie 11, waarbij de zijwanden der roede ten opzichte van het ondervlak daarvan naar binnen versprongen zijn onder vorming van oplegranden voor telkens een naar binnen wijzende klemrand aan de einden van een in dwarsdoorsnede U-vormig schuifblok.

13. Dek volgens conclusie 11 of 12, waarbij de naar elkaar gekeerde oppervlakken van schuifblok en/of haakorgaan weerhaakvormige uitsteeksels dragen.

14. Dek volgens een der voorgaande conclusies, waarbij twee tegenover elkaar liggende roeden onderling zijn bevestigd door middel van een verbindingsstuk dat aangrijpt over een aanzienlijk gedeelte van de hoogte en/of de lengte van die roeden.

15. Dek volgens conclusie 14, waarbij de zijwanden der roeden over een aanzienlijk gedeelte van de hoogte van die roeden ten opzichte van het ondervlak daarvan naar binnen versprongen zijn, en het verbindingsstuk twee helften omvat met elk twee klemvlakken die elk aanliggen tegen een naar binnen versprongen wand van een roede.

16. Dek volgens conclusie 15, waarbij het bovenvlak der roeden uitsteekt ten opzichte van de zijwanden der roede, en de klemvlakken der verbindingsstukhelften wigvormig klemmend passen binnen naar buiten uitstekende randen aan weerszijden van de naar binnen versprongen wanden.

17. Dek volgens conclusie 15 of 16, waarbij de verbindingsstukhelften zich uitstrekken tot onder de roeden, en voorzien zijn van naar elkaar gerichte steundammen, zodanig dat door middel van een door beide helften aangebrachte boutverbinding de steundammen tegen elkaar, en de klemvlakken tussen de wigvormige randen geklemd zijn.

18. Dek volgens conclusie 15. 16 of 17. waarbij de zijwanden der roeden zijn voorzien van uitsparingen waarin overeenkomstige nokken van de verbindingsstukhelften grijpen.

19. Dek volgens een der conclusies 1-13. waarbij een verbindingsstuk is voorzien dat twee van elkaar afwijzende benen bezit die elk aanliggen tegen de onderzijde van telkens twee tegenover elkaar liggende roeden, twee schuifblokken die elk nauwsluitend passen over een been, en een nokprofiel voorzien van twee haakvormige randen die grijpen in uitsparingen aan de bovenzijde van de roeden.