NL8200046A

NL8200046A - Klamp.

Info

Publication number: NL8200046A
Application number: NL8200046A
Authority: NL
Original assignee: Anthes Equip Ltd
Priority date: 1981-01-15
Filing date: 1982-01-07
Publication date: 1982-08-02
Also published as: JPS57173606A; AU7955882A; BR8200146A; CA1140362A; AU530685B2; ZA818873B; FR2497884A1; GB2093519A; DE3200435A1

Description

-1- YO 2èh9

Elamp.

De onderhavige uitvinding heeft het rekking op klampen en vel in het bijzonder op een type klamp, dat -wordt gebruikt bij het'met elkaar verbinden van bouwelementen, zoals die bes-chreven en getoond in de Canadese octrooischriften 9^+1-123 en I.Oi+5-3^+8.

5 Zulke elementen worden gebruikt bij betonbeki.stingen, waarbij het beton wordt gestort ter vorming van wanden en platen'van gebouwen’ en kunstwerken. De bovenste en onderste koorden van deze elementen bei·' zitten uitstekende, dragende flenzen, die ter verhindering van beschadi— ging van de wanden zijn voorzien van stompe flenzen met' vierkante of 10 in hoofdzaak conische dwarsdoorsneden. Deze bouwelementen' kunnen lood— recht op elkaar worden gezet en in deze stand worden vastgezet' door klampen, die een stel tegenover elkaar liggende flenzen losneembaar met ’ elkaar verbinden. Het zal evenwel duidelijk zijn, dat op bouwplaatsen vaak een verzameling van verschillende bouwelementen wordt aangetroffen 15 en het is niet economisch aantallen klampen aan te voeren, die slechts bij een type bouwelement kunnen worden gebruikt. Het is bijgevolg het doel van de onderhavige uitvinding een klamp te verschaffen met behulp waarvan stellen bouwelementen van hetzelfde type met elkaar kunnen worden verbonden alsook stellen van verschillend type.

20 De uitvinding heeft dan ook betrekking op een klamp, die los— neembaar kan worden vastgezet aan een geprofileerd bouwelement, welke' ' klamp een van schroefdraad voorzien gedeelte bezit , tenminste een' daaraan vastzittend eerste klampelement en een met het van schroefdraad voorziene gedeelte samenwerkend element om het eerste element tegen een' 25 overeenkomstig gevormd gedeelte van het geprofileerde boiiwelëment te-' klemmen, waarbij het eerste klampelement tenminste een eerste sleuf met in hoofdzaak vierkante doorsnede bezit·, alsmede een .tweede sleuf met in hoofdzaak conische doorsnede, waarbij de sleuven passen om verdikte flensranden van het genoemde bouwelement, die in wezen hetzelfde profiel' 30 bezitten als de erop passende sleuven.

De uitvinding wordt in de bij gevoegde tekeningen bij wijze van voorbeeld geïllustreerd. Hierin is: figuur 1 een bovenaanzicht van het werkzame oppervlak, van het klampelement, dat deel uitmaakt van de eerste uitvoeringsvorm van de 35 uitvinding; -......82 0 0 0 4 6 -------------! --..-,y . .-··„, .r .................>»« «— , ..^1^.-^ί·.·'.>.^«ιι·ί,...«.ι.,ιι»·· ι.Ιι " ....1... »'. — — I »»« I I n ——* $' + -2— figuur 2 een zijaanzicht van de gehele eerste uitvoeringsvorm; figuur 3 een bovenaanzicht overeenkomstig figuur 1, doch van het klankelement, dat deel uitmaakt van de tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding; 5 figuur 1* een zijaanzicht van de tweede uitvoeringsvorm van de klank; figuur 5 een perspectivisch aanzicht van de tweede uitvoeringsvorm van de klampί figuur 6 een perspectivisch aanzicht van een derde uitvperings— 10 vorm van de klamp ; en - figuur T een overeenkomstig aanzicht als figuur 6, welke evenwel de samenhang toont van de klank met een stel op elkaar geplaatste geprofileerde bouwelementen.

De klamp volgens de eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding 15 (figuren 1 en 2) bestaat uit twee delen.Het eerste omvat een klankelement met binnen- en buitenvlakken 1, 2, terwijl een van schroefdraad voorzien gedeelte 1^ uitgaat van het binnenvlak 1. Dit vlak 1 is voorzien van een stel sleuven, waarvan de eerste globaal is aangeduid met het verwijzingscijfer U, welke in hoofdzaak een vierkante doorsnede 20 heeft en bestaat uit een stel tegenover elkaar gelegen oppervlakken 5, 6, die elk in wezen loodrecht op de langsas van het van schroefdraad voorziene gedeelte 14 lopen en met elkaar zijn verbonden door een vlak.

7, dat hier loodrecht op staat; het vlak. 5 is smaller dan het vlak 6.

De tweede sleuf, die globaal is aangeduid met het verwij zings-25 cijfer 8, bestaat uit een stel tegenover elkaar gelegen'oppervlakken'9, 10, die in hoofdzaak loodrecht staan op de langsas van de schacht' lU-,. welke met elkaar zijn verbonden door een' stelconvergerènde.vlakken' 11,' 12, waarbij de sleuf 8 een in hoofdzaak conische'dwarsdoorsnede b.ezit,‘ waarbij het vlak '11 in doorsnede gezien smaller is dan het'vlak. 12.

30 De hoek tussen de vlakken 11 en 12. kan' variëren tussen 85° en 100° en bedraagt hij voorkeur 90°.

Een samenwerkend middel, in de vorm van een vlindermoer 16 op het van schroefdraad voorziene gedeelte 1U, is· eveneens aanwezig.

Bij toepassing, en afhankelijk van de feitelijke doorsnede van 35 de verdikte rand van het bouwelement, wordt de klamp op het bouwelement geplaatst, waarbij de verdikte flensrand in de juiste en passende sleuf “ of 8 wordt geplaatst, waarna de moer 16' wordt aangedraaid. ' -—82 0 0 0 4 6-------------1 * 4 -3-

Bij dé tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding heeft het van schroefdraad voorziene gedeelte de vorm van een van een kop voorziene stalen schroefbout 1^ (zie figuur ^), die door een boring 3 (zie figuur 3) in het klampelEment gaat. Het klampelement is voorzien van 5 een derde sleuf, globaal aangeduid met het verwijzingscijfer 13, welke tussen de sleuven b en 8 in en evenwijdig daaraan loopt en samenvalt met de middendwarsas van de boring 3.

Het geheel bestaat bijgevolg uit de genoemde stalen bout 1^, ' waarop het klampelement aanvankelijk verschuifbaar is gemonteerd en 10 welke is voorzien van een relatief klein dwarsgat (niet weergegeven) .

Bij het monteren van de klamp, nadat het klampelement'op de bout 1¼ is geplaatst, zodat het buitenvlak 2 tegen de kop van de bout' rust en de derde sleuf 13 in het verlengde ligt van het kleine dwarsgat in de bout, wordt een pen 15 in de sleuf gebracht en door het gat in de bout 15 1¼ gestoken, waardoor de pen het klampelement verhindert .te bewegen en het op de bout vastzet. De vlindermoer 16 of een andere geschikte moer wordt dan op het ondereinde van de bout 1U geschroefd, teneinde het geprofileerde bouwelement tussen de moer en de klamp te vatten, zodanig, dat een verdikte flensrand van het bouwelement, dat een overeenkomstig 20 profiel heeft als de sleuf b of de sleuf 8, wordt omvat.

De derde uitvoeringsvorm van de klamp volgens de uitvinding (figuren 6 en j) bestaat uit een stel elementen'A en B, die complementair ten opzichte van elkaar zijn en elk binnen- en buitenvlakken 1 ,' 2 omvatten, waardoorheen een niet van schroefdraad voorziene boring 25 gaat (niet weergegeven, doch overeenkomstig aan boring 3). Bet binnen- 'vlak 1 van elk element is voorzien van drie sleuven U, 8 en 13, zoals hiervoor is beschreven in samenhang met de tweede uitvoeringsvorm van de ' · ; „ ’ · . i uitvinding. ‘ . i ' '

Het gehele derde samenstel omvat een bout 1^, waarop de eer-30 ste en tweede klampelement en A, B aanvankelijk verschuifbaar worden ge-' monteerd, waarbij de bout eveneens is voorzien van een verhoudingsgewijs: klein dwarsgat (niet weergegeven). Bij het in elkaar zetten van de klamp wordt, nadat het element A op de bout ïh is geplaatst, zodat het buitenvlak 2 tegen de kop van de bout rust en de derde sleuf 13 in het'ver— 35 lengde ligt van het kleine dwarsgat in de bout, de pen 15- in de genoem-de sleüf gelegd en door het gat in de bout gestoken, waarbij deze pen het eerste klampelement A verhindert te bewegen en'.het met' de bout l f i 82 0 0 0 4 6 + · « -U- verbindt. Het tweedéeklampelement B -wordt dan op de bout geplaatst, waarbij het binnenvlak 1 ervan tegenover het binnenvlak 1 van het klamp— element A komt te liggen. Een moer 16 wordt dan op het vrije uiteinde van de bout 1^ geschroefd, teneinde de beide klampdelen in een werkzame 5 stand ten opzichte van elkaar te brengen, zodra het element B op de bout 1¾ verschoven en gedraaid wordt.

Bij toepassing in de praktijk past een sleuf uit elk paar sleuven U of 8 (afhankelijk van het profiel van de verdikte flenzen van het · bouwelement M) , zoals is weergegeven in figuur ?, op een verdikte 10 flens van een aanliggend bouwelement en welke flens in hoofdzaak hetzelfde profiel heeft als dat van de bijpassende sledf. Een gedeelte van de onderste of de bovenste ribbe, alnaargelang van de omstandigheden, van het bouwelement wordt geplaatst tussen de binnenvlakken 1 van bet paar klampelementen A en B en wordt in die stand vastgehouden door de 15 samenwerking van de bout en de moer, welke de klampelementen naar elkaar toe drukken.

t ,-----82 0 0 0 4 6 '

Claims

1. Klamp, die losneembaar kan worden vastgezet aan een geprofileerd bouwelement, gekenmerkt door een van schroefdraad voorzien gedeelte (1U), tenminste een daaraan vastzittend eerste klankelement (A) 5 en een met het van schroefdraad voorziene gedeelte (il·) samenwerkende element (16) om het eerste element (A) tegen een overeenkomstig gevormd gedeelte van het geprofileerde bouwelement te klemmen, waarbij het eerste klankelement (A) tenminste een eerste sleuf (¼) met in hoofdzaak vierkante doorsnede bezit, alsmede een tweede sleuf (8) met in hoofdzaak 10 conische doorsnede, waarbij de sleuven (4, 8) passen om verdikte flensen randen van het genoemde bouwelement, die in wezen hetzelfde profiel bezitten als de erop passende sleuven.

2. Klamp volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een tweede element (B) verschuifbaar en verdraaibaar op het van schroefdraad voor— 15 ziene gedeelte (1^) is geplaatst en daarop wordt gehouden door het genoemde met het van schroefdraad voorziene gedeelte samenwerkende element (16), waarbij het tweede element is voorzien van sleuven (it, 8} complementair ten opzichte van de sleuven in beheerste element (A) en tegenover gesteld gericht, terwijl een van elk paar complementaire 20 sleuven past op de genoemde verdikte flensrand, terwijl een ander' gedeelte van het bouwelement tussen twee klampelementen (A, B} is opge— nomen en in die stand wordt gehouden door samenwerking van het van schroefdraad voorziene gedeelte (1^) en het daarmee uamenwerkende element (16), dat de· klampelementen met kracht naar elkaar toe brengt, 25 3- Klamp volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat elke eerste sleuf (k) bestaat uit een stel tegenover elkaar gelegen vlakken (5, 6), die elk in hoofdzaak loodrecht staan op de langsas van het van schroefdraad voorziene gedeelte (lU) en'aan een'einde zijn verbonden Γ door een vlak (7), dat er loodrecht op staat, terwijl een '(5) van het' 30 stel tegenover elkaar gelegenvlakken (5, 6) smaller is dan het andere (6). Klamp volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat elke tweede ; sleuf bestaat uit een stel tegenover elkaar gelegen vlakken (9» 10]., die elk in hoofdzaak loodrecht op de langsas van het van schroefdraad 35 voorziene gedeelte lopen en aan een uiteinde met elkaar zijn verbonden' . door middel van een stel convergerende vlakken (11, 12.}, waardoor een sleuf van in hoofdzaak conische dwarsdoorsnede tot stand komt, terwijl i 82 0 0 0 4 6 : ; “ ‘ -6- · een (12) van de convergerende vlakken in dwarsdoorsnede breder is dan het andere vlak (11).

5. Klamp volgens conclusie b, met het kenmerk, dat denhoek tussen de convergerende vlakken tussen 85° en 100° ligt.

6. Klamp volgens conclusie 5S met het kenmerk, dat de hoek tussen de convergerende vlakken 90° bedraagt.

7· Klamp volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat in het van schroefdraad voorziene gedeelte (lU) tenminste een gat loodrecht op de langsas is gevormd, terwijl tenminste in het eerste element (A) 10 tussen de eerste (¾) en de tweede (8) sleuf en evenwijdig daaraan een derde sleuf (13) aanwezig is, waarbij het eerste element (a) en het van schroefdraad voorziene element (li) losneembaar met elkaar zijn verbonden door een wegneembare pen (15), die in de derde sleuf (13) past en door het van schroefdraad voorziene element gaat.

8. Klamp volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het me't het van schroefdraad voorziene gedeelte samenwerkende element een moer (16) is, terwijl deze moer en het van schroefdraad voorziene gedeelte (1^) van staal zijn vervaardigd.

9· Klamp volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de elemen-20 ten (A, B) van aluminium zijn. * — t x » 820 0 0 4 6 .____