NL193536C - Inrichting voor het transporteren en richten van producten, alsmede werkwijze voor het besturen van de inrichting. - Google Patents

Inrichting voor het transporteren en richten van producten, alsmede werkwijze voor het besturen van de inrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL193536C
NL193536C NL9001817A NL9001817A NL193536C NL 193536 C NL193536 C NL 193536C NL 9001817 A NL9001817 A NL 9001817A NL 9001817 A NL9001817 A NL 9001817A NL 193536 C NL193536 C NL 193536C
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
products
conveyor
signal
correction
shift
Prior art date
Application number
NL9001817A
Other languages
English (en)
Other versions
NL193536B (nl
NL9001817A (nl
Original Assignee
Cavanna Spa
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Cavanna Spa filed Critical Cavanna Spa
Publication of NL9001817A publication Critical patent/NL9001817A/nl
Publication of NL193536B publication Critical patent/NL193536B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL193536C publication Critical patent/NL193536C/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G47/00Article or material-handling devices associated with conveyors; Methods employing such devices
    • B65G47/22Devices influencing the relative position or the attitude of articles during transit by conveyors
    • B65G47/24Devices influencing the relative position or the attitude of articles during transit by conveyors orientating the articles
    • B65G47/244Devices influencing the relative position or the attitude of articles during transit by conveyors orientating the articles by turning them about an axis substantially perpendicular to the conveying plane
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G2203/00Indexing code relating to control or detection of the articles or the load carriers during conveying
    • B65G2203/04Detection means
    • B65G2203/042Sensors

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Control Of Conveyors (AREA)
  • Attitude Control For Articles On Conveyors (AREA)
  • Confectionery (AREA)

Description

1 193536
Inrichting voor het transporteren en richten van producten, alsmede werkwijze voor het besturen van de inrichting
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het transporteren en zodanig richten van 5 producten dat een vooraf bepaalde as evenwijdig aan een vooraf bepaalde zijde daarvan loodrecht op de transportrichting staat, welke inrichting ten minste twee evenwijdige, in de transportrichting werkende transporteurs omvat die elk een deel van de producten transporteren, afzonderlijke aandrijfmiddelen voor de twee transporteurs die verschillende bewegingssnelheden op de twee 10 transporteurs kunnen overbrengen, sensormiddelen voor het detecteren van de stand van de vooraf bepaalde zijde, gevormd door een paar sensoren die gepositioneerd zijn op een lijn loodrecht op de transportrichting, welke sensormiddelen ten minste een signaal opwekken dat indicatief is voor de verschuiving van de genoemde zijde van de producten ten opzichte van de toestand waarin ze loodrecht staan op de transportrichting, welk signaal 15 gerelateerd is aan het tijdsinterval tussen de tijdstippen waarop de genoemde zijde van de producten elk van het paar sensoren passeert, besturingsmiddelen die het ten minste ene signaal ontvangen en op grond daarvan de bedieningseenheden van de aandrijfmiddelen sturen om de bewegingssnelheid van de transporteurs te variëren teneinde de verschuiving teniet te doen.
20 Een dergelijke inrichting is bekend uit het Franse octrooischrift 2.550.472. Zoals boven vermeld, worden in dit Franse octrooischrift twee transporteurs gebruikt die met verschillende snelheid kunnen functioneren om zodoende een voorwerp, dat scheef door de combinatie van transporteurs wordt ontvangen weer naar een rechte stand te brengen. De mate van scheefstand wordt vastgesteld door twee optische sensoren, die direct voor de transporteurs zijn gepositioneerd. Elk van de sensoren detecteert het tijdstip waarop de 25 voorste rand van het voorwerp wordt waargenomen. Vervolgens wordt het tijdsverschil berekend en op grond van dit tijdsverschil worden stuursignalen opgewekt waarmee de twee transporteurs zodanig worden bestuurd dat het voorwerp een rechte stand verkrijgt voordat het aan een volgende transporteur wordt doorgegeven. Het rechtleggen van het scheefliggende product begint pas nadat beide fotocellen zijn gepasseerd. Afhankelijk van de nauwkeurigheid van het gebruikte algoritme zal het product aan het eind 30 van de beide transporteurs ofwel de ideale rechte stand hebben bereikt ofwel daar nog steeds enigszins van afwijken. Hoe schuiner het voorwerp aanvankelijk lag, hoe groter de kans dat aan het eind van de transporteurs nog steeds een resterende scheefstand aanwezig is.
De uitvinding heeft nu ten doel dit nadeel zo goed mogelijk te elimineren.
Aan deze doelstelling wordt bij een inrichting van in de aanhef omschreven soort voldaan, doordat 35 de besturingsmiddelen voorzien zijn van een eerste teller die wordt geactiveerd, zodra de genoemde zijde van de producten één van de sensoren passeert; waarna de bedieningseenheden van de aandrijfmiddelen onmiddellijk worden bekrachtigd door het ten minste ene signaal, gevormd door het telsignaal van de eerste teller; welke bekrachtiging in stand blijft totdat de genoemde zijde de andere sensor passeert; 40 waarbij de besturingsmiddelen voorzien zijn van een tweede teller, die wordt teruggesteld wanneer de genoemde zijde de andere sensor passeert; en dat het verschil tussen de telsignalen van de eerste en tweede teller wordt gebruikt om vervolgens het signaal op te wekken, waarmee de bedieningsmiddelen van de aandrijfmiddelen worden bekrachtigd; waarbij de tellers telsignalen opwekken, waan/an de telfrequentie evenredig is met de snelheid van de 45 bijbehorende transportband.
Volgens de uitvinding worden de beide sensoren ten opzichte van de transporteurs zodanig geplaatst dat het scheefliggende voorwerp zich al geheel op de beide transporteurs bevindt voordat de scheefliggende voorzijde de eerste sensor passeert. De uitvinder is ervan uitgegaan dat vanaf het moment dat de eerste sensor wordt gepasseerd een eerste correctiestap kan worden uitgevoerd waardoor ten minste een deel van 50 de schuinstand kan worden opgeheven en de kans veel groter is dat aan het eind van het rechtleggings-proces er geen resterende schuinstand meer over is.
Volgens de uitvinding wordt een te lage start bij het passeren van een van de sensoren en het geleidelijk aan oplopende telsignaal gebruikt om een eveneens geleidelijk in amplitude toenemend stuursignaal te verschaffen voor de aandrijfmotoren van de transporteurs. Dit proces gaat door totdat de voorste rand van 55 het voorwerp de andere sensor passeert. Op dat moment is ten minste een deel van de scheefstand gecorrigeerd en is er, ten opzichte van de uitgangssituatie, een veel minder sterke verdere correctie nodig om tot de gewenste loodrechte stand (of een daarvan zo min mogelijk afwijkende stand) te komen.
193536 2
Opgemerkt wordt dat op zichzelf uit het Britse octrooischrift 2186252 optische sensoren bekend zijn, welke zich echter niet bevinden op een lijn loodrecht op de transportbanden die een voorwerp doen voortbewegen, maar zich op een ten opzichte van de transportrichting schuin staande lijn bevinden en zijn bedoeld om, bij het over 90° verdraaien van een voorwerp, tussentijdse standen van dit voorwerp te 5 controleren en op grond daarvan eventuele versnellings- of vertragingssignalen af te geven aan de aandrijfeenheden van de transporteurbanden. Ook hier wordt uitsluitend het tijdverschil tussen de passage van de beide sensoren bepaald en wordt vervolgens op grond van het gemeten tijdsverschil een stuursignaal opgewekt.
10 De uitvinding zal nu worden beschreven onder verwijzing naar de tekening waarin: figuur 1 een aanzicht in perspectief is van een deel van een automatische verpakkingsinrichting die twee stellen inrichtingen volgens de uitvinding omvat, waarbij verschillende delen zijn weggelaten ten behoeve van de duidelijkheid van de afbeelding, figuur 2 een schematisch aanzicht is dat vergelijkbaar is met een bovenaanzicht, dat de structuur van de 15 inrichting volgens de uitvinding en het probleem dat het beoogt op te lossen toont, figuur 3 de structuur van een besturingssysteem van de inrichting volgens de uitvinding in de vorm van een blokdiagram toont, figuur 4 tot 6 schematisch de werking van de inrichting volgens de uitvinding tonen, en figuur 7 een schematisch stromingsdiagram is dat de werkingscriteria weergeeft van het systeem 20 waarvan het blokdiagram is getoond in figuur 3.
In figuur 1 is een gedeelte van een transportsysteem van een fabriek, dat niet geheel is weergegeven, voor het automatisch verpakken van producten, in het algemene aangeduid met 1.
Bij wijze van indicatie kan dit bijvoorbeeld een fabriek zijn voor het vormen van zogenaamde ’’multi-25 pack’’-verpakkingen van producten zoals chocoladerepen en dergelijke.
In deze verpakkingen wordt elk artikel eerst ingebracht in een respectieve "flow-pack” of ”form-film-seal"-wikkel, die in hoofdzaak bestaat uit een omhulling van folie die eerst door een lasinrichting die onder het productbaan is aangebracht overlangs wordt gesloten en daarna wordt gesloten door twee zich in de dwarsrichting uitstrekkende lasinrichtingen.
30 Voor een algemene beschrijving van de criteria die bij het maken van deze wikkels worden aangelegd, en die hier niet hoeven te worden herhaald, kan met voordeel worden verwezen naar bijvoorbeeld het Amerikaanse octrooi nr. 4.761.937 van dezelfde aanvrager.
Elke afzonderlijke gevulde wikkel die zo is vervaardigd vormt een product P dat behandeld moet worden in het gedeelte van de fabriek dat in figuur 1 is getoond.
35 De afzonderlijke producten P worden ’’dwars” georiënteerd toegevoegd op een transportband van een toevoer-transporteur 2 (meestal van het eindeloze-band-type), d.w.z. met een van hun voornaamste assen (meestal de hoofdas) in wezen loodrecht ten opzichte van de voortbewegingsrichting, aan een uitvoer-transporteur 3 (die bijvoorbeeld bestaat uit een paar eindeloze banden die door motoren worden aangedreven) voor het daarop volgende overbrengen naar een verdere machine (niet zichtbaar in de tekeningen) 40 waarin de producten P in groepen worden ingebracht in ”flow-pack”- of ”form-fill-seal”-verpakkingen met grotere afmetingen om zo meervoudige verpakkingen bekend als "multi-packs” te vormen.
In de weergegeven uitvoeringsvorm worden de producten P overgebracht van de toevoertransporteur 2 naar de uitvoertransporteur 3 door een opeenvolging van verschillende transporteurs omvattende: - een eerste overdrachtstransporteur 4 met een met een omlopende band uitgerust ricntapparaat S (van 45 een bekend type), dat mogelijk instelbaar is, langs een zijde, waartegen de producten P als zij aankomen zullen aanstoten met een uiteinde om te verzekeren dat hun uiteinden in de lengterichting zijn uitgericht, - een eerste richtende transporteur 5, - een verdere overdrachtstransporteur 6 (die wat het uitvoeren van de uitvinding betreft als neutraal element kan worden gezien) die op zichzelf een dynamische accumulatie van producten P tot stand brengt, 50 - een faserende transporteur 7 die, net als de overdrachtstransporteur 4 aan de invoerzijde, een bijbehorende fotocel 7a heeft (de overeenkomstige fotocel van de overdrachtstransporteur 4 is aangegeven met 2a) en de functie heeft van het verzekeren dat de producten P voortbewegen naar de uitgangstransporteur 3 met een vooraf bepaalde faserelatie ten opzichte van een gegeven referentie, bijvoorbeeld de meenemers van een meenemer-transporteur die zich verder weg in de transportrichting bevindt (niet zichtbaar in de 55 tekeningen), en - een verdere richtende transporteur 8 waarvan de structuur voor alle doeleinden identiek kan worden beschouwd aan die van de richtende transporteur 5.
3 193536
Het faseren van de producten P door de transporteur 7 (en mogelijk door de metende ingangs-transporteur 2) met behulp van diens fotocel 7a (2a) wordt bereikt overeenkomstig bekende criteria die hier niet in detail hoeven te worden beschreven, aangezien zij niet relevant zijn.
In dit verband kan met voordeel worden verwezen naar het eerdere Italiaanse octrooi nr. 967.479 van 5 dezelfde aanvrager en het overeenkomstige Britse octrooi nr. 1.412.679.
Zoals in figuur 1 kan worden gezien, hebben elk van de vier opeenvolgende transporteurs 5 tot 8 twee banden die naast elkaar zijn opgesteld en die zijn gericht in de transportrichting van de producten P die op de bovenste delen van de banden worden gedragen. De onderlinge afstand van de banden van elke transporteur kan selectief instelbaar zijn voor een betere aanpassing aan de dimensies (afmeting) van de te 10 transporteren producten. Dit wordt bereikt met bekende middelen die hier geen specifieke beschrijving behoeven. De criteria die worden aangenomen voor het samenstel en de aandrijving van de verschillende transporteurs zijn ook bekend.
Meestal wordt de aandrijving verzekerd door het passeren van de lagere delen van de riemen of banden die de transporteur vormen over respectieve rollen die met motoren worden aangedreven, en die onder het 15 transportvlak zijn aangebracht. I figuur 1 zijn de rollen in kwestie aangegeven met hetzelfde cijfer als de transporteur, gevolgd door een letter.
Opgemerkt moet worden dat in het in figuur 1 getoonde transporteursysteem hulp-transportbanden 9 tot 12 de openingen tussen de richtende transporteur 5 en de overdrachtstransporteur 6, tussen deze laatste en de tijdbepalende transporteur 7 en tussen de tijdbepalende transporteur 7 en de andere richtende 20 transporteur 8 en ook tussen deze laatste en de uitvoertransporteur 3 overbruggen.
De hulp-transporteurs 9. 10, 11 en 12 zijn opgesteld in centrale posities tussen de paren banden die de transporteurs vormen die zij overbruggen. De functie van de hulp-transporteurs, 9 tot 12 is om het overdragen van producten P tussen twee opeenvolgende transporteurs zo geleidelijk en gelijk mogelijk te maken. Experimenten die door de aanvrager zijn uitgevoerd hebben inderdaad aangetoond dat, onafhanke-25 lijk van de oplossing die wordt gebruikt voor het vormen van de eindterugkeerlussen van de transporteurs (rollers, zoals in de uitvoeringsvorm die is weergegeven in de tekening van figuur 1, of eenvoudige afgeronde delen, bekend als "veren”, die mogelijk gekoeld kunnen zijn om oververhitting te voorkomen), de manier waarop overdracht tussen opeenvolgende banden wordt van transporteurs bereikt, invloed heeft op het behouden van de exacte richting van de producten P ten opzichte van hun transportrichting.
30 Terwijl de noodzaak om hulp-transporteurs, bijvoorbeeld voor het overbrengen tussen de invoer- transporteur 2 en de overdrachtstransporteur 4 en tussen deze laatste en de eerste richtende transporteur 5 (d.w.z. voordat het richten van de producten P is uitgevoerd) niet groot is. geniet het verder in de transportrichting voorzien in deze transporteurs beslist de voorkeur.
In de praktijk omvat elke hulp-transporteur 9 tot 12 een kleine eindeloze band waarvan het bovenge-35 deelte geleidelijk van beneden af oprijst naar het overdrachtsgebied tussen twee opeenvolgende transporteurs. De producten P die worden overgedragen worden aldus ondersteund in exact horizontale posities, exact in dat gebied waarin de band of banden van de voorgaande transporteur afdaalt onder het transportvlak en rond de uitgangsrollen of -walsen loopt en die de band of banden van de volgende transporteur nog niet bereikt hebben als zij van onder af naar boven komen tengevolge van het over de invoerrollers of rollen 40 van de respectieve transporteur lopen. Zodra de transporteurband van de hulp-transporteurs 9 tot 12 met het transportpart de correcte overdracht van het product P naar de volgende transporteur heeft verzekerd, kan deze geleidelijk afdalen om diens terugkeerpart te vormen.
Met betrekking tot de aandrijving kan, onder verwijzing naar de uitvoeringsvorm die in figuur 1 is getoond, de aandrijving voor de hulptransporteurs 9 en 10 ondergeschikt worden gemaakt aan de 45 aandrijving van de transporteur 6 om zo te verzekeren dat de voortbewegingssnelheden van de producten exact overeenkomen. De hulptransporteur 11 kan, als dat nodig is, ondergeschikt worden gemaakt aan de aandrijving van de faserende transporteur 7, terwijl de hulptransporteur 12 ondergeschikt kan worden gemaakt aan de aandrijving van de uitvoer-transporteur 3.
Natuurlijk zijn deze keuzes puur indicatief en moeten zij niet als bindend worden opgevat.
50 Figuur 2 toont een denkbeeldig bovenaanzicht van de twee banden of riemen die de richtende transporteur 5 vormen, met hun bijbehorende motoren 5a, 5b.
De volgende beschrijving, zal vrijwel uitsluitend naar deze transporteur verwijzen, maar is op praktisch dezelfde wijze van toepassing op de andere richtende transporteur 8.
Zoals reeds is aangegeven is het essentiële doel van de transporteur 5 het verzekeren dat elk product P 55 dat op deze - transporteur aankomt (met de voortbewegingsrichting van links naar rechts, onder verwijzing naar de figuur 1 en 2 en ook de daarop volgende figuur 4 tot 6) met een van diens hoofdassen, de hoofdas XP, schuin liggend in de transportrichting D (d.w.z. dat deze - onder een andere hoek ligt dan 90° - waarbij 193536 4 de hoek α van figuur 2 niet. gelijk is aan O0) aan de uitvoerzijde van de transporteur 5, zal zijn geplaatst in de correcte richting, d.w.z. zodat diens as XP exact loodrecht staat op de voortbewegingsrichting D (hoek α = 0°).
Dit oogmerk wordt in wezen bereikt door: 5 - het detecteren van de fout in de positionering van het product P (d.w.z. de grootte en de richting van de hoek α) en - het veranderen van de snelheden an de motoren 5a, 5b om de fout te corrigeren: in de praktijk wordt gedetecteerd welk uiteinde van het product P verder is voortbewogen dan het andere uiteinde en hoe groot het verschil is, en wordt de voortbewegingssnelheid van de band waarop het verst voortbewogen uiteinde 10 zich bevindt gereduceerd en wordt de andere band waarop het minder ver voortbewogen uiteinde zich bevindt versneld, tot de positioneringsfout is opgeheven.
Om de fout in de positionering van elk product P te detecteren worden sensoren gebruikt die bij voorkeur zijn opgebouwd uit twee fotocellen 13a, 13b (14a, 14b in het geval van de richtende transporteur 8).
Bij voorkeur zijn de twee fotocellen 13a, 13b (die natuurlijk kunnen worden vervangen door functioneel 15 equivalente optische of niet-optische sensoren) van het type dat door reflectie werkt. Zij omvatten daarom, volgens algemeen bekende criteria, een stralingsbron die een lichtbundel (deze term omvat ook straling buiten het zichtbare gebied, bijvoorbeeld infrarode straling) uitzendt naar een reflecterend scherm 14 (15 in het geval van de richtende transporteur 8) dat zich in de dwarsrichting uitstrekt, als een brug tussen de twee banden van de transporteur 5, onmiddellijk onder hun transporteurbanen. Het scherm 14 kan dus de straling 20 reflecteren in de richting van een lichtgevoelig element (bijvoorbeeld een fotodiode) die is opgenomen in dezelfde behuizing die de lichtbron bevat en die boven het vlak waarop de producten P worden getransporteerd is aangebracht.
Wanneer er geen producten P zijn die op één lijn staan met de fotocellen 13a, 13b, wordt alle straling gereflecteerd door het scherm 14 en opgepikt door het lichtgevoelige element. Wanneer een product P 25 tussen de behuizing van de fotocellen en het reflecterende scherm 14 wordt gevoerd, wordt de stralings-bundel onderbroken en zendt de overeenkomstige fotocel derhalve een detectiesignaal uit.
De fotocellen 13a, 13b kunnen in het algemeen worden geacht te werken op de respectieve detectie-punten 16a, 16b, die zich op een lijn dwars op de transportrichting D van de producten bevinden om zo een imaginaire grens B te bepalen, die een referentie voor de richting van de producten P vormt.
30 Foto-elektrische cellen (of overeenkomstige optische sensoren) die werken door middel van transmissie genieten de voorkeur.
Andere soorten sensoren, zoals nabijheidssensoren (optisch of niet-optisch), die het passeren van de producten P op de twee transportbanden 5 kunnen detecteren zonder de noodzaak van een reflector-scherm, kunnen eveneens worden gebruikt.
35 Dit soort oplossing heeft het voordeel dat het passeren van de twee uiteinden van elk product P kan worden gedetecteerd in posities die ongeveer in het midden van de banden van de transporteur 5 liggen, d.w.z. in posities die ongeveer op een lijn staan met de punten T,, T2 (gebieden zou juister zijn, gezien het moeilijke beheersen en modelleren van het proces) waaromheen de uiteinden van het product P roteren ten opzichte van de banden van de transporteur tijdens de richtbeweging die in het onderstaande uitgebreider 40 zal worden beschreven.
Het gebruik van optische sensoren die door middel van transmissie werken geniet echter in hoge mate de voorkeur, met het oog op de betrouwbaarheid en de nauwkeurigheid van de detectie.
De werking van nabijheidssensoren wordt in feite in hoge mate beïnvloed door de eigenschappen van het oppervlak - en uiteraard de vorm en de afmeting - van de producten waarvan de doorgang wordt 45 gedetecteerd.
Het is tamelijk moeilijk om de afmetingskenmerken en, in het bijzonder, de oppervlaktekenmerken van de producten te bepalen (zoals vermeldt kunnen de producten ofwel onverpakt zijn of reeds verpakt met respectieve wikkels waarvan het materiaal min of meer weerkaatsend, transparant, gekleurd, enz. kan zijn).
De plaatsing van de optische sensoren 13a, 13b op posities die noodzakelijkerwijs niet op een lijn liggen 50 met de transportbanden van de transporteur 5 (meestal onmiddellijk achter de banden op hun binnenzijden) leidt tot een detectiefout waarmee rekening gehouden moet worden volgens criteria die in het onderstaande uitvoeriger zullen worden beschreven.
Figuur 3 toont de algemene structuur van het besturingssysteem voor de inrichting. Het systeem kan worden opgebouwd met gebruikmaking van een microprocessor (modulen 17, 22, 23, 24 en 25) die door 55 een invoerpoort 17 de detectiesignalen ontvangt die worden opgewekt door de fotocellen 13a, 13b en die op de uitvoerlijnen 18a, 18b respectieve terugkoppelsignalen verschaft aan de eenheden 19a, 19b, die de motoren 5a, 5b bedienen die de transportbanden aandrijven.
5 193536
Een toetsenbord of overeenkomstige data-invoereenheid 20 is ook verbonden met de invoerpoort 17 van het microprocessorsysteem en maakt het mogelijk dat gegevens die bijvoorbeeld betrekking hebben op de verschillende afmetingen van de producten die worden behandeld, in het bijzonder met betrekking tot de correctiefactor die in het onderstaande nader zal worden besproken, in het systeem worden ingevoerd.
5 Twee positiedetectoren, codeerinrichtingen of decodeerinrichtingen, behorend bij de motoren 5a, 5b, zijn aangeduid met 21a en 21 b en kunnen aan de respectieve tellers 22a, 22b signalen van het aan/uit-type verschaffen die indicatief zijn voor de posities die door de motoren 5a, 5b zijn bereikt, en dus door de daardoor aangedreven banden, volgens een algemeen terugkoppel-besturingssysteem.
Omwille van de eenvoud zal de band die door de motor 5a (degene aan de linkerkant ten opzichte van 10 de voortbewegingsrichting van de producten) wordt bewogen, in het onderstaande worden aangeduid als de ’’eerste band”, terwijl de andere band, die wordt voortbewogen door motor 5b, de "tweede band" zal worden genoemd.
De codeerinrichting 21a en de teller 22a zullen de "eerste codeerinrichting" en de "eerste teller" worden genoemd, terwijl de codeerinrichting 21b en de teller 22b de "tweede codeerinrichting” en de "tweede teller” 15 zal worden genoemd.
De twee tellers 22a, 22b werken onder besturing van de CPU, aangeduid met 23, van het microprocessorsysteem, die in het bijzonder de tellers 22a en 22b selectief kan terugstellen. Een geheugen 24 is eveneens verbonden met de CPU 23, en correctie- en afmetingsgegevens, waarvan het gebruik in het onderstaande zal worden beschreven, kunnen daarin worden ingebracht, bijvoorbeeld met het toetsenbord 20 20.
De data-instructiebus 25 van het besturingssysteem wordt is verbonden met de ingang van een digitaal/analoog-omzetter 26 waarvan de uitgangslijn 27 is verbonden met respectievelijk de inverterende en niet-inverterende ingangen van de twee versterkereenheden 28a, 28b, waarvan de versterkingen selectief kunnen worden gevarieerd. De uitgang van elke versterker 28a, 28b is verbonden met een van de ingangen 25 van een respectieve vermenigvuldiger 29a, 29b, waarvan de andere ingang op een lijn 30 een signaal ontvangt dat indictief is voor d.e basis- of referentiesnelheid van de transportbanden van de transporteur 5, onafhankelijk an de fluctuaties die op de snelheden van de motoren 5a, 5b worden aangebracht om de producten P te richten.
In de praktijk bepaalt deze snelheid de totale voortgangssnelheid van de producten P op de transporteur 30 5.
Zoals in het onderstaande zal worden gezien is de functie van het aanpassingssysteem dat de richtende transporteur 5 bestuurt, het selectief doen toenemen of afnemen van de snelheid van elk van de banden van de transporteur ten opzichte van de basissnelheid om zo de gewenste correctie van de richting te verkrijgen.
35 Het uitgangssignaal van elk van de vermenigvuldigeenheden 29a, 29b wordt aan de ingang van een respectieve opteleenheid 30a, 30b toegevoerd, die ook het basissnelheids-signaal ontvangt dat op de lijn 30 aanwezig is. De uitvoerlijnen van de opteleenheden 30a, 30b vormen de lijnen voor het besturen van de motoren 18a en 18b.
Ingezien zal worden dat de functie van de vermenigvuldigers 29a en 29b in wezen het aanbrengen van 40 een corrigerende toename of afname (door middel van de opteleenheden 30a, 30b) is op het basis-snelheidssignaal. dat aanwezig is op de lijn 30, en proportioneel is met de grootte van de basissnelheid.
Met andere woorden betekent dit dat het correctiesignaal dat aanwezig is op de lijn 27 in de praktijk alleen afhangt van de hoekverschuiving van het product P (hoek a) ten opzichte van de gewenste positie, en automatisch aan de totale bewegingssnelheid van de transportbanden van de transporteur 5 wordt 45 toegevoegd tengevolge van de vermenigvuldiging die in de vermenigvuldigeenheden 29a, 29b wordt uitgevoerd.
De versterking van de versterkers 28a, 28b bepaalt de snelheid waarmee de corrigerende actie wordt uitgevoerd, d.w.z. de intensiteit van de correctiesignalen die worden toegevoerd aan de aandrijfeenheden 19a, 19b voor een bepaalde waarde van het foutsignaal dat op de lijn 27 aanwezig is.
50 De tegenovergestelde tekens van de versterkingen van de versterkers 28a, 28b hebben betrekking op de richtingen van de gedetecteerde verschuivingen van de producten P ten opzichte van de gewenste richting.
In de uitvoeringsvorm van figuur 3 (samengenomen met figuur 2) wordt aangenomen dat het foutsignaal positief is wanneer het linker uiteinde van het product P (in de voortbewegingsrichting van het product) verder naar voren is dan het rechter uiteinde.
55 In dit geval is het, om de fout te corrigeren, nodig om de linker band (motor 5a) te vertragen en de rechter band (motor 5b) te versnellen.
Om deze reden is de versterking van de versterker 28a, die de motor 5a bestuurt, weergegeven met een 193536 6 min-teken, en is een plus-teken toebedeeld aan de versterking van de versterker 28b, die de motor 5b bestuurt.
Onmiddellijk kan worden ingezien dat bij een tegenover gestelde richting (het linker uiteinde achter het rechter uiteinde) met het daaruit volgende opwekken van een negatief foutsignaal op de lijn 27, de 5 noodzakelijke terugkoppeling wordt verschaft door een versnellen van de linker band en een vertragen van de rechter band.
In een eerste mogelijke uitvoeringsvorm kan het foutsignaal, dat naar de digitaal/analoog-omzetter 26 moet worden gezonden voor het daaropvolgende uitzenden op de lijn 27, worden gegeven door de lengte van de interval tussen: 10 - het tijdstip waarop het product P het detectiepunt 16a van de fotocel 13a bereikt en dit verduistert, en - het tijdstip waarop het tegenovergestelde uiteinde van het product P het detectiepunt 16b van de andere fotocel 13b bereikt.
Wanneer een product perfect is uitgelijnd (hoek α = o° - d.w.z. in een ideale situatie) komen deze tijdstippen overeen en is er geen foutsignaal en geen corrigerende terugkoppeling naar de motoren 5a en 15 5b die voortgaan met het op dezelfde snelheid voortbewegen, hetgeen aangeduid is door het signaal dat aanwezig is op de lijn 30.
Anderzijds, hoe groter het interval tussen de twee doorgangstijden ten opzichte van de fotocellen 13a en 13b is, des te groter is de verschuiving van het product P ten opzichte van de gewenste loodrechte toestand: des te groter is dus het terugkoppelsignaal dat aan de motoren 5a en 5b moet worden toegevoerd 20 om de verschuiving te compenseren.
Het soort oplossing dat is beschreven (het bepalen van het terugkoppelsignaal als functie van het interval tussen de tijdstippen waarop de twee uiteinden van het product de detectiepunten van de twee fotocellen bereiken) heeft het nadeel dat - om de positiefout te corrigeren - het geen gebruik maakt van het interval tussen de twee betreffende tijdstippen.
25 De huidige voorkeursuitvoeringsvorm voorziet echter in het gebruik van dit interval voor correctie-doeleinden.
In dit opzicht is het onderhavige voorstel gebaseerd op de observatie dat, zodra dat uiteinde van het product P dat verder voortbewogen is (d.w.z. de verschuivingsrichting vanaf de gewenste loodrechte positie) is bepaald, het al mogelijk is om in te grijpen om ten minste gedeeltelijk de verschuiving te corrigeren.
30 Onder verwijzing naar de situatie die in figuur 2 is getoond, is dus onmiddellijk bekend, zodra de voorste rand van het product P het detectiepunt 16a van de fotocel 13a bereikt, dat de correctie moet worden uitgevoerd en wel door het vertragen van de beweging van de band die door de motor 5a wordt aangedreven en het tegelijkertijd verhogen van de snelheid van de band die door de motor 5b wordt aangedreven.
Deze werkingswijze heeft het verdere voordeel dat het mogelijk wordt gemaakt dat de positioneringsfout 35 wordt gereduceerd, zelfs voordat de werkelijke grootte van de fout is vastgesteld.
Dit feit kan onmiddellijk worden ingezien onder verwijzing naar de volgorde die in de figuren 4, 5 en 6 is weergegeven.
Alle drie de onderhavige figuren zijn verdeeld in twee delen. Het bovenste deel aangegeven met a, toont de positie van de voorste rand (dat is de rand die het verst is voortbewogen) van het product P ten opzichte 40 van het detectiepunt 16a van de fotocel 13a. Het onderste deel, aangegeven met b, toont echter de positie van dezelfde rand ten opzichte van het detectiepunt 16b van de fotocel 13b.
Zodra nu de voorste rand P het detectiepunt van de fotocel 13a bereikt (figuur 4), grijpt het onderhavige systeem in om de motor 5a te vertragen en de motor 5b te versnellen.
Het totale effect is om een rotatie naar links, of tegen de richting van de wijzers van de klok in, over te 45 brengen op het product P (met betrekking tot de positie die in figuur 2 is getoond) en dus diens voornaamste as XP naar de richting loodrecht op de voortbewegingsrichting D te brengen om zo de positioneringsfout te reduceren (figuur 5).
Deze corrigerende actie gaat door tot de rand P het detectiepunt 16b van de fotocel 13b bereikt (figuur 6).
50 Op dit punt is de overgebleven positioneringsfout zeker minder dan de oorspronkelijke positioneringsfout (d.w.z. de fout aan de ingang van de richtende transporteur 5).
Met andere woorden, de overgebleven positioneringsfout die moet worden gecorrigeerd in het overige deel van het pad dat door het product P op de transportbanden 5 wordt gevolgd, is zeker minder dan de oorspronkelijke fout.
55 De aanvrager heeft gevonden dat het de voorkeur verdient dat de fotocellen 13a, 13b ongeveer centraal ten opzichte van de totale lengte van de transporteur 5 zijn aangebracht (men wordt er aan herinnerd dat de afstand tussen de twee banden selectief kan worden ingesteld, afhankelijk van de verschillende afmetingen 7 193536 van de behandelde producten P), waarbij in aanmerking wordt genomen dat de banden van de transporteur 5 in de meeste voorziene toepassingen ongeveer 10-20 cm lang zijn.
In meer algemene termen moet het gedeelte van de transporteur 5 dat zich verder terug in de transport-richting bevindt ten opzichte van de imaginaire grens B, die wordt bepaald door de fotocellen 13a, 13b, een 5 zodanige lengte hebben dat wordt verzekerd dat - ten minste onder de condities van het onderhavige gebruik - het product P volledig op de transporteur 5 is overgebracht voor het de grens B bereikt. De lengte van het gedeelte verder in de transportrichting moet zodanig zijn dat het een effectief uitvoeren van de corrigerende actie mogelijk maakt zonder de noodzaak om op de banden snelheden ten opzichte van het product P over te brengen, die het product zouden doen glijden op een wijze die moeilijk te beheersen is.
10 Met betrekking tot de eerste stap bij het corrigeren van de positioneringsfout (uitgevoerd in het tijdsinterval tussen de tijdstippen waarop de fotocellen 13a, 13b worden geblokkeerd door de voorste rand van het product P), is gevonden dat de correctie meer effectief is als het terugkoppelsignaal dat door de lijn 26 wordt geleid, toeneemt in de tijd, beginnend op het moment waarop de eerste fotocel wordt geblokkeerd door de voorste rand van het product P. In de praktijk betekent dit dat de voorafgaande corrigerende actie 15 sterker is naarmate de verschuiving van het product ten opzichte van de ideale positie groter is.
Het stromingsdiagram van figuur 7 toont hoe dit resultaat kan worden verkregen met een schakeling zoals de in figuur 3 getoonde.
Beginnend met een fase, die in het algemeen is aangegeven met 100, waarin de inrichting wordt geactiveerd, wanneer elk product P naar de richtende transporteur 5 loopt (de snelheid van de transportban-20 den van transporteurs wordt zodanig geregeld, dat verzekerd wordt dat slechts één product P tegelijk de transporteur 5 bezet), detecteert in een eerste fase 101 het systeem (d.w.z. in de praktijk de CPu 23) het blokkeren van een van de fotocellen 13a, 13b door de voorste rand van het product P.
In een daaropvolgende beslissingsfase 102 bepaalt het systeem welk van de twee fotocellen is geblokkeerd. De richting van de verschuiving van het product P ten opzichte van de gewenste loodrechte 25 toestand wordt aldus bepaald (hoek oc positief of negatief). De richting van de verschuiving wordt in het systeem vastgelegd door het zetten van vlaggen op twee verschillende logische niveaus, die de richting van de verschuiving weergeven (fases 103, 104).
Onder verwijzing naar bijvoorbeeld de procedures die zijn aangenomen in de figuur 2 en 3. kan de verschuiving van het product P, die in figuur 2 met een stippellijn is getoond (het linker uiteinde verder 30 voortbewogen dan het rechter uiteinde), als een positieve verschuiving worden beschouwd (vlag gezet op het logische niveau ”1”), terwijl een negatieve richting wordt toebedeeld aan een verschuiving in de tegenover gestelde richting (vlag gezet op het logische niveau "O”).
Wanneer het teken van de verschuiving is vastgesteld, start de eenheid 23 (fase 105) de tellers (22a, 22b) die eerder zijn teruggesteld (fase 114 - zie hieronder).
35 Het telsignaal, dat indicatief is voor de voortgang van het product P (in het specifieke geval is dit het telsignaal van de eerste teller 22a) wordt gebruikt, waarbij rekening wordt gehouden met het teken dat wordt uitgedrukt door de vlag in de fases 103, 104, om een correctiesignaal op te wekken dat naar de omzetter 26 (fase 106) wordt gezonden. Het betreffende signaal neemt geleidelijk in de tijd toe, vanaf het moment waarop het product P de eerste fotocel blokkeerde. Een correctiesignaal kan dus worden opgewekt op de 40 lijn 27, overeenkomstig de boven vermelde criteria, waarbij het signaal in grotere mate toeneemt naarmate de verschuiving vanaf de gewenste loodrechte toestand groter is. Deze eerste correctiefase gaat door tot de andere fotocel ook door het product P wordt geblokkeerd. In een controlefase 1060 gaat het systeem echter na of de telling (bijvoorbeeld die van de tweede teller 22b) niet een zeker maximum gepasseerd is dat zou aanduiden dat het product zo slecht was gepositioneerd (in de lengte) dat het de andere fotocel niet had 45 geblokkeerd. In dit geval gaat het systeem direct naar de fase 114 en bereid zich voor op een andere cyclus met een ander product.
In het onderhavige geval, wanneer de andere fotocel ook wordt geblokkeerd door het product (fase 107), is een zekere correctie van de positioneringsfout al bereikt. Op dit punt wordt de tweede teller (22b) teruggesteld (fase 108) en het verschil tussen de telstand van de eerste teller 22a en die van de tweede, 50 teruggestelde teller 22b wordt gebruikt als een indicatie voor de relatieve verschuiving van de uiteinden van het product P.
Als het verschil tussen de tellingen is bepaald, wordt een signaal verkregen dat indicatief is voor de overgebleven positioneringsfout.
Dit signaal kan worden gebruikt als een terugkoppelsignaal dat naar de digitaal/analoog-omzetter 26 en 55 naar de lijn 27 kan worden gezonden.
Aangezien de posities 16a. 16b waarop de fotocellen 13a, 13b het voorbijgaan van de voorste rand van het product P detecteren, verschoven zijn (meestal naar binnen) ten opzichte van de transportbanden 5, 193536 8 heeft in de praktijk het correctiesignaal dat verkregen wordt als het verschil tussen de telstanden van de twee tellers 22a, 22b, de neiging een te lage schatting te zijn van de werkelijke verschuiving (in de voortgangsrichting van de producten P) tussen de punten - of eigenlijk de gebieden - T,, T2 waaromheen de roterende beweging, die de positioneringscorrectie teweegbrengt, dan plaatsvindt.
5 Teneinde een volledig toereikende correctie te verkrijgen, Is het daarom nodig om een correctiefactor (KS1), die rekening houdt met de afmeting en de vorm van het product P, op te tellen bij het correctiesignaal dat is verkregen als het verschil tussen de telstanden van de tellers 22a, 22b.
Deze correctiefactor wordt ingelezen door de CPU 23 tengevolge van een uitlezen van het geheugen 24 in een volgende fase 110 waarnaar het systeem overgaat in het geval van een positief resultaat bij de 10 vergelijkingsfase 111, waarin het systeem bepaalt of de totale voorgangssnelheld van de inrichting 5 (in de praktijk de basissnelheid die op de lijn 30 aanwezig is) beneden een zekere maximum drempelwaarde ligt.
De redenen die tot deze vergelijking leiden zullen in het onderstaande uitgebreider worden beschreven.
De correctiefactor die door de CPU in fase 110 is bepaald, wordt in een fase 112 opgeteld bij het terugkoppelsignaal dat in fase 109 is verkregen, zodat het vervolgens in een fase 113 kan worden gebruikt 15 om het terugkoppelsignaal op te wekken dat feitelijk naar de digitaal/analoog-omzetter 26 wordt gezonden om de fout te corrigeren.
Na het voltooien van fase 113, en van een fase 114 waarin de tellers worden teruggesteld, is het systeem klaar om de cyclus te herhalen (fase 115).
Als het systeem in fase 111 detecteert dat de totale voortgangssnelheid van het systeem groter is dan 20 een vooraf bepaalde drempelwaarde, wordt de correctiefactor niet toegepast.
De drempelwaarde-snelheid die voor de vergelijking in fase 111 wordt gebruikt, wordt zo gekozen dat deze iets minder is dan of gelijk is aan de snelheid waarop de terugkoppelwerking op de transportbanden 5, rekening houdend met de correctiefactor KS1, te krachtig zouden kunnen zijn en een ongecontroleerd glijden van het product P op de transportbanden 5 zou kunnen veroorzaken.
25 Deze drempelwaarde-snelheid kan eenvoudig experimenteel worden bepaald, afhankelijk van de eigenschappen van de installatie en de eigenschappen van de producten P die worden behandeld.
Als deze snelheid wordt bereikt (een negatieve uitkomst van de vergelijking in fase 111) wordt de correctiefactor niet toegepast (het systeem gaat direct door naar fase 113).
Dit betekent dat, ten minste in sommige gevallen, de correctie van de posities (richtingen) van de 30 producten P die door de transporteur worden afgeleverd, incompleet is in de zin dat de hoek α ten minste in sommige gevallen nog steeds in geringe mate kan afwijken van de gewenste waarde van 0°.
Om deze reden kan het de voorkeur verdienen (zoals in de uitvoeringsvorm waarop figuur 1 betrekking heeft) om twee opeenvolgende richtende transporteurs 5, 8 te verschaffen, zodat de verder in de transport-richting aanwezige richtende transporteur (dat is de transporteur 8 in de weergegeven uitvoeringsvorm) 35 dient als een laatste correctiemiddel voor de kleine overblijvende fout in de positionering die over kan blijven na de richtende transporteur die eerder in de transportrichting staat opgesteld.
De twee richtende transporteurs 5, 8 kunnen direct in cascade opgesteld staan, bij voorkeur met een hulp-transporteur zoals een van de transporteurs 9 tot 12 tussen de twee, om zo te verzekeren dat de producten probleemloos en gelijk worden overgebracht en dat het uitrichten dat door de eerdere richtende 40 transporteur is bereikt niet wordt verstoord.
Tussenliggende transporteurs kunnen echter tussen de twee richtende transporteurs 5, 8 zijn geplaatst, ofwel met een dynamischaccumulerende functie (als in het geval van de scheider-transporteur 6 van de uitvoeringsvorm van figuur 1) of als faserende transporteurs, zoals de transporteur 7. Opgemerkt moet worden dat de transporteurs van dit laatste type meestal de doorgang van het product P in een centraal 45 gedeelte detecteren (zie de positie van de fotocel 7a van figuur 1) en een overblijvende positioneringsfout heeft dus geen merkbare invloed op het resultaat van het faseren.
De grootte van de correctiefactor KS1 (fases 110 en 112) kan niet eenvoudig van tevoren worden bepaald. Deze factor is door een proportionaliteitscoëfficiënt gekoppeld met de waarde (a) van de verschuiving van het product ten opzichte van de positie loodrecht op de voortgangsrichting D. Dit is 50 duidelijk op grond van simpele geometrische overwegingen: hoe meer net product onder een hoek staat ten opzichte van de gewenste loodrechte positie, des te groter is de verschuiving tussen de detectiepunten 16a, 16b van de fotocellen en de punten T1t T2 waar omheen het richten van het product plaatsvindt. De onderhavige proportionaliteitscoëfficiënt wordt beïnvloed door verschillende factoren, zoals de afmeting van het product, zowel met betrekking tot diens lengte (en dus de posities van de uiteinden ten opzichte van de 55 transportbanden) en met betrekking tot diens breedte (hetgeen de verhouding van het roterend glijden van het product P ten opzichte van de banden beïnvloedt), of door de eigenschappen van het relatieve glijden van het product of van diens wikkel, en het materiaal waaruit de banden bestaan.

Claims (14)

1. Inrichting voor het transporteren en zodanig richten van producten (P) dat een vooraf bepaalde as (Xp) evenwijdig aan een vooraf bepaalde zijde daarvan loodrecht op de transportrichting (D) staat, welke inrichting ten minste twee evenwijdige, in de transportrichting (D) werkende transporteurs (5) omvat die elk een deel van de producten (P) transporteren, afzonderlijke aandrijfmiddelen (5a, 5b) voor de twee transpor-35 teurs (5) die verschillende bewegingssnelheden op de twee transporteurs (5) kunnen overbrengen, sensormiddelen voor het detecteren van de stand (a) van de vooraf bepaalde zijde, gevormd door een paar sensoren (13a, 13b) die gepositioneerd zijn op een lijn loodrecht op de transportrichting (T), welke sensormiddelen ten minste een signaal (27) opwekken dat indicatief is voor de verschuiving van de genoemde zijde (Xp) van de producten (P) ten opzichte van de toestand waarin ze loodrecht staan op de 40 transportrichting (D), welk signaal gerelateerd is aan het tijdsinterval tussen de tijdstippen waarop de genoemde zijde van de producten (P) elk van het paar sensoren (13a, 13b) passeert, besturingsmiddelen (17 tot 30) die het ten minste ene signaal (27) ontvangen en op grond daarvan de bedieningseenheden (19a, 19b) van de aandrijfmiddelen (5a, 5b) sturen om de bewegingssnelheid van de transporteurs (5) te variëren teneinde de verschuiving teniet te doen, 45 met het kenmerk, dat de besturingsmiddelen (17 tot 30) voorzien zijn van een eerste teller (22a) die wordt geactiveerd, zodra de genoemde zijde van de producten (P) één van de sensoren (13a, 13b) passeert; waarna de bedieningseenheden (19a, 19b) van de aandrijfmiddelen (5a, 5b) onmiddellijk worden bekrachtigd door het ten minste ene signaal, gevormd door het telsignaal van de eerste teller (22a); 50 welke bekrachtiging in stand blijft totdat de genoemde zijde de andere sensor (13a, 13b) passeert; waarbij de besturingsmiddelen (17 tot 30) voorzien zijn van een tweede teller (22b), die wordt teruggesteld wanneer de genoemde zijde de andere sensor passeert; en dat het verschil tussen de telsignalen van de eerste en tweede teller wordt gebruikt om vervolgens het signaal op te wekken, waarmee de bedieningsmiddelen (19a, 19b) van de aandrijfmiddelen (5a, 5b) 55 worden bekrachtigd; waarbij de tellers telsignalen opwekken, waarvan de telfrequentie evenredig is met de snelheid van de 193536 10 bijbehorende transportband.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de besturingsmiddelen (17 tot 30) voor het besturen van de aandrijfmiddelen (5a, 5b) die met elke transporteuropstelling (5) zijn verbonden, omvatten: versterkermiddelen (28a, 28b), waaraan het ten minste ene signaal (27) wordt toegevoerd dat indicatief is 5 voor de verschuiving, waarbij de versterking van elk versterkermiddel (28a, 28b) het tegenover gestelde teken heeft van dat van de versterkermiddelen (28b, 28a) die met de aandrijfmiddelen (5b, 5a) van de andere transporteur-opstelling (5) is verbonden; vermenigvuldigermiddelen (29a, 29b) die het uitgangssignaal van de versterkermiddelen (28a, 28b) en een signaal (30) dat indicatief is voor de totale transportsnelheid van de producten (P) beïnvloeden, en 10 optellermiddelen (30a, 30b) waaraan wordt toegevoerd het signaal dat door de vermenigvuldigermiddelen (29a, 29b) wordt afgegeven en het signaal dat indicatief is voor de totale transportsnelheid van de producten (P), waarbij het uitgangssignaal van de optellermiddelen (30a, 30b) de aandrijfmiddelen (5a, 5b) bestuurt.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat deze ook middelen (23, 24) omvat voor het 15 toepassen van vooraf bepaalde correctiefactoren op het verschuivingssignaal, waarbij de correctiefactoren bij voorkeur proportioneel zijn met het verschuivingssignaal.
4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de besturingsmiddelen (17 tot 30) verder een drempelwaardefunctie (111) omvatten die gevoelig is voor de totale transportsnelheid van de producten (P) en het toepassen van de vooraf bepaalde correctiefactoren op het verschuivingssignaal kan voorkomen 20 wanneer de totale transportsnelheid van de producten (P) een vooraf bepaald drempelwaardeniveau te boven gaat.
5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de tellermiddelen (22a, 22b) worden aangedreven door respectieve sensorelementen (21a, 21b) voor het waarnemen van de beweging van de aandrijfmiddelen (5a, 5b) zodat de besturingsmiddelen (17 tot 30) volgens een algemeen terugkoppelsysteem 25 werken.
6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de sensorelementen (21a, 21b) bestaan uit codeerinrichtingen of decodeerinrichtingen.
7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ten minste een tussengelegen transporteur tussen de twee overeenkomstige in cascade geplaatste inrichtingen is geplaatst met het kenmerk, dat deze 30 de functie heeft de producten (P) te faseren.
8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ten minste een transporteur tussen de twee overeenkomstige in cascade aangebrachte inrichtingen (5, 8) is geplaatst met het kenmerk, dat deze de functie heeft van het accumuleren van de producten (P).
9. Inrichting volgens een van de conclusies 7 en 8, met het kenmerk, dat de hulp-transporteurs (9 tot 12) in 35 de opening tussen in cascade aangebrachte transporteurinrichtingen (5 tot 8) zijn geplaatst om te verzekeren dat de producten (P) worden overgebracht zonder dat hun transportbeweging daarbij in wezen wordt verstoord.
9 193536 Met het oog op deze situatie is het in het algemeen niet mogelijk, ten minste met het huidige kennisniveau van de aanvrager, om een exact model en dus een algorithme te verschaffen voor het bepalen van de grootte van de correctiefactor. Deze factor, en meer in het bijzonder de genoemde coëfficiënt, kan echter eenvoudig experimenteel 5 worden bepaald, aangezien deze onafhankelijk is van de bewegingssnelheid van de producten P op de transporteur 5. Dit maakt een eenvoudige procedure, die moet worden uitgevoerd om de inrichting 1 in te stellen, op de volgende wijze mogelijk. Een aantal producten P die moeten worden behandeld wordt aan de invoerzijde van de transporteur 5 10 geplaatst in een zodanige toestand dat deze niet loodrecht op de transportrichting D staat. De inrichting wordt dan met een lage snelheid gestart (d.w.z., onder omstandigheden die het een operateur mogelijk maken om het corrigeren van het niet gericht zijn in de twee boven beschreven fases visueel te volgen), en de overeenkomstige correctiefactor (en dus de coëfficiënt van diens proportionaliteit met de verschuiving) die moet worden gebruikt om de gewenste richting aan de uitgang te verkrijgen, wordt 15 aldus bepaald, indien nodig door opeenvolgende pogingen. De aldus bepaalde coëfficiënt wordt bevestigd en permanent in het geheugen 24 opgeslagen, bijvoorbeeld door middel van het toetsenbord 20. Tijdens de werking van de inrichting zal de CPU 23 in staat zijn om hieruit de correctiefactor KS1 te berekenen, die in de fase 112 wordt toegepast, door deze te vermenigvuldigen met de gedetecteerde 20 verschuiving. Dezelfde insteloperatie kan worden uitgevoerd voor producten P met verschillende eigenschappen (bijvoorbeeld dimensies) zodat een verzameling van coëfficiënten in het geheugen 24 wordt ingevoerd, om het voor het systeem mogelijk te maken om de correctiefactor te berekenen, die bij het type product P dat op dat moment wordt behandeld moet worden gebruikt, tijdens de werking van de inrichting, om de 25 gewenste correctie te verkrijgen.
10. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze in de eerste verschuivings-correctie-fase de stap omvat van het progressief doen toenemen van het verschil tussen de 40 bewegingssnelheden van de transporteur-opstellingen (5), beginnend vanaf het passeren van de producten (P) van die van de twee detectiezones (16a, 16b) die het eerste door de producten (P) wordt bereikt.
11. Werkwijze volgens conclusie 10, voor het besturen van de werking van een inrichting volgens een der conclusies 1-9, met het kenmerk, dat deze de stap omvat van het op het verschuivingssignaal toepassing van vooraf bepaalde correctiefactoren die bij voorkeur proportioneel zijn met het verschuivingssignaal.
12. Werkwijze volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat deze verder de stap omvat van het detecteren van de totale transportsnelheid van de producten (P) en de stap omvat van het voorkomen van het toepassen van de vooraf bepaalde correctiefactoren op het verschuivingssignaal, wanneer de totale transportsnelheid van de producten (P) een vooraf bepaalde drempelwaarde overschrijdt.
13. Werkwijze voor het bepalen van de correctiefactoren waarnaar in conclusie 3 of conclusie 11 verwezen 50 wordt, welke correctiefactoren met een respectieve coëfficiënt evenredig zijn met de verschuiving, met het kenmerk, dat deze de volgende stappen omvat: a. het opstellen van een product (P) aan de invoerzijde van de inrichting (1) met een verschuiving (a) ten opzichte van de loodrechte positie, b. het doen voortbewegen van de inrichting met een in het algemeen lage snelheid om zo het detecteren 55 mogelijk te maken van de effectiviteit van de correctie van de verschuiving die door het apparaat (5) wordt verkregen, c. als de correctie effectief is, het bepalen van de gebruikte correctiefactor en de waarde van de 11 193536 verschuiving (α), d. het berekenen (23) van de respectieve coëfficiënt, en e. het opslaan van de aldus berekende coëfficiënt.
14. Werkwijze volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de stappen a) tot e) worden herhaald voor 5 producten (P) met verschillende eigenschappen en dat de respectieve berekende coëfficiënten worden opgeslagen. Hierbij 4 bladen tekening
NL9001817A 1989-08-16 1990-08-13 Inrichting voor het transporteren en richten van producten, alsmede werkwijze voor het besturen van de inrichting. NL193536C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
IT6770689 1989-08-16
IT8967706A IT1232519B (it) 1989-08-16 1989-08-16 Dispositivo per l'orientamento di prodotti convogliati, particolarmente per macchine confezionatrici automatiche, e relativi procedimenti

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL9001817A NL9001817A (nl) 1991-03-18
NL193536B NL193536B (nl) 1999-09-01
NL193536C true NL193536C (nl) 2000-01-04

Family

ID=11304666

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9001817A NL193536C (nl) 1989-08-16 1990-08-13 Inrichting voor het transporteren en richten van producten, alsmede werkwijze voor het besturen van de inrichting.

Country Status (9)

Country Link
JP (1) JPH03111324A (nl)
CH (1) CH679772A5 (nl)
DD (1) DD300416A5 (nl)
DE (1) DE4024516A1 (nl)
ES (1) ES2025921A6 (nl)
FR (1) FR2650990B1 (nl)
GB (1) GB2234954B (nl)
IT (1) IT1232519B (nl)
NL (1) NL193536C (nl)

Families Citing this family (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE4217665C2 (de) * 1991-06-04 1996-02-08 Kannegiesser H Gmbh Co Verfahren und Vorrichtung zum Zuführen von textilen Flächengebilden zu einer Bearbeitungseinrichtung
DE4418359C2 (de) * 1994-05-26 2000-07-20 Krones Ag Verfahren und Vorrichtung zum Ausrichten von Stückgut
DE19814141C2 (de) * 1998-03-30 2003-08-14 Ltg Holding Gmbh Verfahren und Vorrichtung zum positionsgenauen Zuführen von flächenförmigen Gütern zu einem Bearbeitungsprozeß
US6454257B1 (en) 2000-08-15 2002-09-24 Versa Tech, L.L.C. Article jogging apparatus
DE10039897B4 (de) 2000-08-16 2004-06-03 MULTI-TECH.Deurne B.V. Feinausrichtstation
US8911903B2 (en) 2006-07-03 2014-12-16 Sony Corporation Cathode active material, its manufacturing method, and non-aqueous electrolyte secondary battery
JP2009179438A (ja) * 2008-01-30 2009-08-13 N Tech:Kk 物品の方向転換装置及び方向転換方法
DE202011110089U1 (de) 2011-10-20 2012-11-28 Beumer Gmbh & Co. Kg Vorrichtung zum Ausrichten eines nicht-kreisrunden oder mehreckigen Gegenstands
CN110329603A (zh) * 2019-08-16 2019-10-15 义乌市婉聚电子有限公司 一种包装产品生产用智能移动辅助设备

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3245981A1 (de) * 1982-12-11 1984-06-14 Doboy Verpackungsmaschinen Gmbh, 2000 Schenefeld Verfahren und vorrichtung zum drehen von auf einem foerderer transportierten gegenstaenden um ihre hochachse aus einer anfangs- in eine endstelle
IT8322476A0 (it) * 1983-08-08 1983-08-08 Francesco Canziani L'attuazione di detto procedimento. procedimento per alimentare in particolare apparecchiature smistatrici con immissione dei colli essendo una predeterminata angolazione ed apparecchiatura per
CH673830A5 (nl) * 1986-02-12 1990-04-12 Will E C H Gmbh & Co

Also Published As

Publication number Publication date
DE4024516A1 (de) 1991-02-21
GB2234954A (en) 1991-02-20
IT8967706A0 (it) 1989-08-16
DD300416A5 (de) 1992-06-11
GB9015102D0 (en) 1990-08-29
JPH03111324A (ja) 1991-05-13
GB2234954B (en) 1993-09-22
FR2650990A1 (fr) 1991-02-22
ES2025921A6 (es) 1992-04-01
FR2650990B1 (fr) 1992-08-21
NL193536B (nl) 1999-09-01
NL9001817A (nl) 1991-03-18
CH679772A5 (nl) 1992-04-15
IT1232519B (it) 1992-02-19

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL193536C (nl) Inrichting voor het transporteren en richten van producten, alsmede werkwijze voor het besturen van de inrichting.
US5505291A (en) Package measuring system and accumulator
US8689965B2 (en) System for rotating a number of packages
FR2594100A1 (fr) Procede et dispositif pour transporter et faire tourner des piles de papier
EP0142619B1 (en) Article conveying device in a collective packaging machine
NL8601523A (nl) Computergestuurde. contactloze toevoerinrichting.
JPH09309614A (ja) 単一の列内で任意の長さの品物を長手方向に運搬する方法及び装置
NL8000714A (nl) Distribuerende transportinstallatie en regelmethode daarvoor.
US6024207A (en) Feed device for a packaging machine
US5183144A (en) Apparatus for orienting products on a conveyor line particularly for automatic packaging machines and method relating thereto
JP3991120B2 (ja) 扁平な発送物のための搬送システム
NL9002899A (nl) Werkwijze voor het besturen van het transport van de wikkelverpakkingsfilm in een wikkelverpakkingsmachine en een overeenkomstige wikkelverpakkingsmachine.
CH677772A5 (nl)
JP7394053B2 (ja) リム缶可動子
EP2052997B1 (en) A device for reducing misalignment in conveyed products and corresponding method
NL9301496A (nl) Werkwijze en inrichting voor het manipuleren van een produktstroom.
US10690534B2 (en) LIM-driven roller checkweigher
JP2021109719A (ja) 仕分け設備
NL8301725A (nl) Werkwijze en inrichting voor het automatisch corrigeren van het verschil in transportsnelheid ("offset") tussen twee eindloze transportbanden die een reeks identieke voorwerpen transporteren.
JPH03267244A (ja) 紙幣鑑別装置
BR112014008217B1 (pt) método para alimentar produtos em uma via de alimentação através de um lançador, e dispositivo para o lançamento de produtos em uma via de alimentação
NL1006489C2 (nl) Inrichting voor het veranderen van de oriëntatie van getransporteerde artikelen, bijvoorbeeld voor automatische verpakkingsmachines.
JP3556692B2 (ja) 物品搬送装置
JP4100784B2 (ja) インダクションコンベヤ
JPH10324418A (ja) 搬送装置及び搬送物の搬送方法

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20000301

V2 Lapsed due to non-payment of the last due maintenance fee for the patent application

Free format text: 20000301