NL1006489C2 - Inrichting voor het veranderen van de oriëntatie van getransporteerde artikelen, bijvoorbeeld voor automatische verpakkingsmachines. - Google Patents

Description

Inrichting voor het veranderen van de oriëntatie van getransporteerde artikelen, bijvoorbeeld voor automatische verpakkingsmachines.

De onderhavige uitvinding betreft een inrichting voor het draaien 5 van artikelen met elk twee tegenoverliggende einden gericht volgens een bepaalde hartlijn.

De uitvinding is ontwikkeld met in het bijzonder aandacht voor het •v mogelijke gebruik ervan in het gebied van machines voor de automatische verpakking van voedselproducten zoals, bijvoorbeeld, gebak, cho-10 coladerepen, enz. Verwijzing naar deze toepassing moet echter niet worden opgevat als beperkend voor de reikwijdte van de uitvinding.

De oplossingen gebruikt in de stand van de techniek voor het veranderen van de oriëntatie van getransporteerde artikelen kunnen worden gereduceerd tot een paar basisbenaderingen.

15 Bijvoorbeeld bestaan oplossingen die voorzien in een daadwerkelij ke grijpactie die moet worden uitgevoerd op de artikelen om de oriëntatie daarvan te veranderen.

Andere oplossingen voorzien in de verandering van de oriëntatie van de artikelen, gewoonlijk ten opzichte van de transportrichting 20 daarvan, die samen gaat met een variatie/verandering in de transportrichting. Artikelen die "kruisgewijs" voortbewegen op een eerste transporteur worden bijvoorbeeld overgedragen op een tweede transporteur waarvan de voortgangsrichting dwars staat op die van de eerste transporteur zodat de artikelen "lengtegewijs" voortbewegen op de 25 tweede transporteur. Natuurlijk kan een tweevoudige oplossing worden gebruikt, waarin de artikelen die om te beginnen "lengtegewijs" voortbewegen vervolgens "kruisgewijs" voortbewegen in een richting dwars op de oorspronkelijke voortgangsrichting.

Bovendien zijn er verdere oplossingen waarin de artikelen rond 30 worden gedraaid door schrijlings te worden voortbewogen over twee transporteurs die naast elkaar zijn geplaatst en op verschillende snelheden worden aangedreven. De oriëntatie van de artikelen ondersteund op de twee transporteurs verandert als een gevolg van het snel-heidsverschil. Een variant van deze oplossing voorziet in het gebruik 35 van twee riemtransporteurs in cascade, verbonden door een overgangsgebied schuin geplaatst ten opzichte van de algemene voortgangsrichting van de artikelen. Een snelheidsverschil van de twee verbonden gedeelten van de riem kan over het overgangsgebied worden gecreëerd, waar- 1006489 2 door het gewenste draaieffect wordt bereikt.

Tests uitgevoerd door de aanvraagster tonen dat de laatstgenoemde oplossingen geheel bevredigend zijn zolang de artikelen voldoende gelijk en zeker worden ondersteund op de oppervlakken van de transpor-5 teurs die de draaiing bewerkstelligen. Echter, het resultaat van de draaioperatie is daadwerkelijk onvoorspelbaar en onbetrouwbaar met artikelen die lagere oppervlakken hebben die in hoofdzaak niet glad A' maar golvend zijn met uitstekende delen. Dit is in het bijzonder waar wanneer onregelmatige golvingen van een willekeurige of pseudo-wille-10 keurige aard betrokken zijn (om een typisch voorbeeld te geven: repen chocola met hazelnoten hebben lagere oppervlakken waaruit gedeelten van de noten gevat in de chocolademassa in een grotere of minder grote mate uitsteken).

Dit kan eenvoudig worden begrepen wanneer in gedachten wordt geno-15 men dat de draaibeweging waarop de draaiwerking is gebaseerd in feite plaatsvindt om de middenpunten die worden geïdentificeerd door de posities van de uitstekende delen. In het bijzonder wanneer er een onregelmatige, willekeurige of pseudo-willekeurige verdeling van deze uitstekende delen is, is de verdeling van de instantane rotatiemiddens 20 dus ook onregelmatig, willekeurig of pseudo-willekeurig zodat er een grote variatie is tussen de producten die opvolgend zijn verwerkt.

Het doel van de onderhavige uitvinding is te voorzien in een inrichting voor het veranderen van de richting van de getransporteerde goederen van het hierboven genoemde soort, waarin de hiervoor genoemde 25 problemen worden voorkomen, zelfs bij artikelen met erg onregelmatige kenmerken op de oppervlakken daarvan die rusten op de transporteurs.

Volgens de onderhavige uitvinding wordt dit doel bereikt door middel van een inrichting die wordt gekenmerkt doordat deze omvat: eerste transporteurmiddelen die werken met ten minste een eerste 30 transportsnelheid in een respectieve voortgangsrichting en met een ingangseinde dat, in het gebruik, artikelen kan ontvangen met de gegeven hartlijn geplaatst dwars op de voortgangsrichting, waarbij de eerste transporteurmiddelen een stroomafwaarts gedeelte hebben dat de artikelen kan ondersteunen aan een van die einden in een in 35 hoofdzaak opgeheven positie ten opzichte van het tegenoverliggende einde, waarbij het stroomafwaartse gedeelte uitsteekt vanaf de eerste transporteurmiddelen in de transportrichting van de eerste middelen, en 1006489 3 - tweede transporteurmiddelen die de artikelen kunnen ontvangen op een ondersteunde positie vanaf de eerste transporteurmiddelen, waarbij de tweede transporteurmiddelen een stroomopwaarts einde hebben geplaatst ten minste gedeeltelijk onder het stroomafwaartse 5 gedeelte van de eerste transporteurmiddelen en, in het gebruik, met een tweede transportsnelheid bewegen die verschilt van ten minste een transportsnelheid van de eerste transporteurmiddelen -'· zodat, in het gebied van het stroomafwaartse gedeelte de artikelen ondersteund aan de twee tegenoverliggende einden respectievelijk 10 op het stroomafwaartse gedeelte en op de tweede transporteurmidde len, worden gedraaid als een gevolg van het verschil tussen de eerste en tweede transportsnelheid.

De onderhavige uitvinding wordt verder verbeterd doordat de eerste transporteurmiddelen twee gescheiden transporteurelementen omvatten 15 geplaatst naast elkaar voor het ondersteunen van de respectieve tegenoverliggende einden van de artikelen, en dat het stroomafwaartse gedeelte wordt begrensd door een van de twee transporteurelementen dat een respectief stroomafwaarts gedeelte heeft dat zich uitstrekt in een opgeheven positie en uitsteekt in hoofdzaak ten opzichte van het res-20 pectieve stroomafwaartse gedeelte van de andere van de twee transporteurelementen .

Er wordt naar gestreefd dat het respectieve stroomafwaartse gedeelte van de andere van de twee transporteurelementen in hoofdzaak in hetzelfde vlak ligt als het stroomopwaartse einde van de tweede trans-25 porteurmiddelen.

Verder is het voordelig dat het stroomafwaartse gedeelte bijbehorende hoogte-instelmlddelen heeft voor de selectieve variatie van de hoogte van het stroomafwaartse gedeelte ten opzichte van de tweede transporteurmiddelen.

30 In een voorkeur hebbende uitvoering van de onderhavige uitvinding heeft het stroomafwaartse gedeelte bijbehorende projectie-instelmidde-len voor de selectieve instelling van de mate waarin het stroomafwaartse gedeelte uitsteekt over de tweede transporteurmiddelen.

Volgens een verdere van voordeel zijnde uitvoering omvatten de 35 eerste en tweede transporteurmiddelen riemtransporteurs die door een motor worden aangedreven.

Verder is het voordelig dat de tweede transporteurmiddelen bijbehorende uitlijnmiddelen hebben die de artikelen die onderworpen zijn 1006489 4 aan een gedeeltelijke draaibeweging kunnen ontvangen aan het stroomop-waartse einde van de tweede transporteurmiddelen om de draaibeweging van de artikelen af te maken.

Bovendien is het voordelig dat de uitlijnmiddelen een door een 5 motor aangedreven riem omvatten die een actief part omvat die zich uitstrekt in een richting in hoofdzaak dwars op een positie boven de tweede transporteurmiddelen.

De uitvinding zal nu worden beschreven, geheel bij wijze van niet beperkend voorbeeld, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, 10 waarin:

Pig. 1 een algemeen perspectivisch aanzicht is van een gedeelte van een transportsysteem die een inrichting volgens de onderhavige uitvinding omvat,

Fig. 2 een schematische doorsnede is volgens de lijn II-II van 15 fig. 1, en

Fig. 3 meer in detail de werking toont van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding.

De inrichting volgens de uitvinding, in zijn geheel weergegeven met 1, is in het algemeen bedoeld om te werken tussen een ingangs-20 transporteur A en een uitgangstransporteur B, bijvoorbeeld opgenomen in een machine van een algemeen bekend type voor de automatische verpakking van artikelen P zoals voedselproducten (bijvoorbeeld chocoladerepen , enz.).

In de meest gebruikelijke (maar niet essentiële) uitvoering, zijn 25 beide transporteurs A en B door een motor aangedreven riemtranspor-teurs van het type dat gewoonlijk gebruikt wordt in machines voor het verpakken van gebak en overeenkomstige producten.

Het is in hoofdzaak de functie van de inrichting 1 om te werken op artikelen P die elk twee tegenoverliggende einden hebben gericht vol-30 gens een bepaalde hartlijn (de hoofdhartlijn of dimensie) om een in-gangsstroom van artikelen P die "dwars" voortbewegen (d.w.z. dat deze zich met de hoofdhartlijn daarvan in hoofdzaak dwars op de voortgangs-richting uitstrekken) in een uitgangsstroom van artikelen P die "leng-tegewijs” voortbewegen, d.w.z. waarbij de hoofdhartlijnen daarvan zich 35 uitstrekken parallel aan de voortgangsrichting. Dit is natuurlijk een voorbeeld geheel bij wijze van illustratie gegeven.

In de op dit moment de voorkeur hebbende uitvoering, voorziet de inrichting 1 in het gebruik van twee transporteurtrajecten in cascade, 1006489 5 respectievelijk aangegeven met 3 en i Zoals verder hieronder beschreven zal worden, kunnen dit ook door een motor aangedreven riemtrans-porteurs zijn van een algemeen bekend type. De constructiedetails daarvan kunnen bekend beschouwd worden voor een vakman en zijn in elk 5 geval op zich irrelevant voor een begrip van de specifieke kenmerken van de uitvinding. Om deze reden zullen deze details hieronder niet worden beschreven.

In de af geheelde uitvoering voert de ingangs transporteur A ook de functie uit van een doseertransporteur, in die zin dat deze werkt (op 10 een bekende manier) teneinde te veroorzaken dat de artikelen P bij de inrichting 1 aankomen op een zekere afstand van elkaar zodat de gewenste draaibeweging (rotatie) plaats kan vinden zonder aanleiding te geven tot interferentie tussen opvolgende artikelen. Het is duidelijk, dat wanneer de artikelen P zouden voortbewegen op de ingangstranspor-15 teur A met onvoldoende tussenruimte om de draaibeweging toe te laten, een andere, tussengelegen transporteur (niet getoond) met een hogere snelheid dan de transporteur A tussengeplaatst zou worden tussen de transporteur A en de inrichting 1 (volgens bekende criteria), met de functie van het op afstand brengen van de artikelen P.

20 Aan het stroomopwaartse einde daarvan voert de transporteur 4 een actieve functie uit in het bewerkstelligen van de draaibeweging van de artikelen P, in overeenstemming met de criteria die verder hieronder zullen worden beschreven. Het stroomafwaartse gedeelte van dezelfde transporteur 4 voert ook een werking uit voor het perfectioneren van 25 de oriëntatie van de artikelen P.

Natuurlijk betreffende de termen "stroomopwaarts" en "stroomafwaarts" zoals hieronder in de onderhavige beschrijving en in de volgende conclusies worden gebruikt, de voortgangsrichting van de artikelen P van rechts naar links zoals gezien in fig. 1 en 3· 30 Voor dit doel heeft de transporteur 4 een boven- of actief trans- porteurpart, aangegeven met 4a, waarmee een door een motor aangedreven riemuitrichtinrichting, aangegeven met 5* verbonden is. De inrichting 5 heeft een respectief actief part (aan de voorzijde zoals te zien in fig. 1 en 3) dat samenwerkt met de artikelen P, waarbij de hoofdhart-35 lijnen daarvan in lijn worden gebracht met de transportrichting van de transporteur 4. Voor dit doel kern het bovenpart 4a van de transporteur 4 enigszins hellend (achterwaarts zoals te zien in fig. 1 en 3) zijn zodat de artikelen P zeker in aanraking komen met het actieve part 5a 1006489 6 van de inrichting 5· De respectieve constructiedetails en de algemene werkwijzen voor het gebruik zijn in hoofdzaak overeenkomstig aan die beschreven in GB-A-2.263.264 op naam van de onderhavige aanvraagster.

De transporteenheid 3 bestaat in hoofdzaak uit twee transporteurs 5 6 en 7 (in dit geval ook bij voorkeur van het door een motor aangedre ven riemtype) met de boventransportparten 6a, 7a daarvan naast elkaar geplaatst.

A' Alle transporteurs (A, B, 3* 4, 6, 7) die hierboven zijn beschre ven, alsook de inrichting 5· hebben respectieve bijbehorende aandrijf-10 organen (niet getoond in de tekeningen, maar van een bekend type). Deze organen zijn werkzaam verbonden (bijvoorbeeld als gevolg van een regeling door een algemeen regelsysteem van de machine zoals een zogenoemde PLC of een overeenkomstige inrichting) die de beweging daarvan in overeenstemming met bekende criteria synchroniseert.

15 Anders dan voorheen bekende oplossingen waarin twee transporteurs naast elkaar geplaatst zijn en voortbewegen op verschillende snelheden gebruikt worden voor draaidoeleinden, bewegen de transporteurs 6 en 7 van de inrichting volgens de uitvinding gewoonlijk voort op dezelfde snelheid. De twee transporteurs 6 en 7 zouden in feite, ten minste in 20 principe, samen kunnen smelten tot een enkel transporteurelement, waarbij de verschillende lengten daarvan worden gevormd aan het einde 8 stroomafwaarts geplaatst in de voortgangsrichting van de artikelen P (zoals gezegd, van rechts naar links zoals gezien in fig. 1 en 3) In de vorm van een overgangsgebied gericht in hoofdzaak schuin ten op-25 zichte van de voortgangsrichting van de artikelen P.

In elk geval is het gebruik van twee afzonderlijke, door een motor aangedreven, riemtransporteurs 6, 7 voordelig om constructieredenen. Om deze reden zal het volgende deel van de onderhavige beschrijving slechts verwijzen naar deze de voorkeur hebbende oplossing.

30 Het transporteurpart 6a van de transporteur 6 strekt zich horizon taal uit, waarbij twee transporteurs geplaatst respectievelijk stroomopwaarts en stroomafwaarts worden verbonden (d.w.z. de transporteur-parten van de riemen A en 4, in de weergegeven uitvoering). Aan het stroomopwaartse einde daarvan is de transporteur 7 ingericht met het 35 actieve part 7a daarvan uitgelijnd op dezelfde hoogte als het stroomafwaartse einde van de riem A. Het actieve part 7a is dan in hoofdzaak hellend zodat het stroomafwaartse einde, aangegeven met 8, van de transporteur 7 in kwestie wordt opgeheven ten opzichte van het hori- 1006489 7 zontale vlak van uitlijning van de actieve parten 4a en 6a van de transporteurs 6 en 4 en ten minste marginaal uitsteekt boven het stroomafwaartse einde van de transporteur 6, over het ingangseinde van de transporteur 4.

5 De omvang waarmee het stroomafwaartse einde 8 van de transporteur 7 wordt opgeheven, alsook de omvang waarmee dit einde uitsteekt stroomafwaarts van het uitgangseinde van de transporteur 6 over het Ingangseinde van de transporteur 4 is bij voorkeur instelbaar. Bijvoorbeeld kan dit resultaat worden bereikt door een instelmechanisme 10 schematisch getoond in de vorm van twee steunelementen 9 en 10 die het vrijloopelement ondersteunen dat het stroomafwaartse einde 8 begrenst. Dit element kan bijvoorbeeld bestaan uit een vrijlooprol, of zoals in de weergegeven uitvoering, uit een zogenoemde "veer" 11. Het mechanisme in kwestie staat het element 11 toe om ondersteund te worden op een 15 naar keuze instelbare hoogte door het bijstellen van het element 9 (bestaande uit, bijvoorbeeld, een bevestigingspen schuifbaar in een respectieve gleuf 9a gevormd in een steunzijde 12 van de inrichting 1), met een verdere mogelijkheid voor selectieve bijstelling van de positie in langsrichting van het element 11 door middel van het ele-20 ment 10 (ook bestaande uit een soort pen die in langsrichting kan schuiven in een gleuf 10a gevormd in de steunzijde 12).

De elementen 9 en 10 hebben respectieve bijbehorende grendelmidde-len (niet specifiek getoond in de tekeningen) die het deze mogelijk maken om gefixeerd te worden in een gekozen positie op de tijd in 25 kwestie na de instelbeweging.

De bij wijze van voorbeeld schematisch getoonde uitvoering is duidelijk slechts een van de verschillende mogelijke manieren, algemeen bekend voor een vakman, waarin de positie van het einde 8 naar keuze kan worden gevarieerd zowel in de hoogte als met betrekking tot 30 de langspositie daarvan ten opzichte van de inrichting 1.

De algemene werkingscriteria van de inrichting 1 kunnen eenvoudig worden begrepen uit een imaginair volgen van de baan van een van de artikelen P die zich op de inrichting 1 bevindt, startend vanaf het uitgangseinde van de ingangstransporteur A.

35 Het artikel P in kwestie bereikt de transporteenheid 3 (opnieuw moet herinnerd worden, dat wanneer de artikelen P niet al voldoende uit elkaar zijn op de transporteur A, een scheiding/meettransporteur tussengeplaatst kan worden) waarbij deze horizontaal rust op de op 1006489 8 waartse einden van de actieve parten 6a en Ja van de transporteurs 6 en 7, waarbij deze einden zijn geplaatst op dezelfde hoogte.

Als een gevolg van de geleidelijke voortgang daarvan op de transporteurs 6 en 7. teweeggebracht door de beweging van de transporteurs, 5 wordt het einde van het artikel P dat rust op de transporteur 7 geleidelijk opgeheven ten opzichte van het tegenoverliggende einde daarvan dat rust op de transporteur 6 zodat het artikel P het uitgangseinde ^ van de transporteur 6 bereikt in een hellende positie, d.w.z. met één einde (het achtereinde zoals gezien in fig. 1 en 3) opgeheven ten 10 opzichte van het tegenoverliggende einde (het vooreinde in fig. 1 en 3).

Fig. 2 toont, op met opzet uitvergrote wijze, de hellende positie bereikt door het product P.

Uit een beschouwing van fig. 2 is duidelijk te zien dat, in het 15 bijzonder wanneer de artikelen P worden toegevoerd naar de transporteurs 6 en 7 zodat slechts een klein eindgedeelte rust op de transporteur 7· aan het uitgangseinde van de transporteur 6, elk artikel P in feite wordt ondersteund aan de einden daarvan. Dit vindt plaats geheel afgezien van enige oppervlakte-onregelmatigheden (bijvoorbeeld uitste-20 kende hazelnoten N) op het lagere oppervlak van het artikel P, zelfs met de aangegeven onregelmatigheden. Natuurlijk heeft het artikel P ondertussen de algemene oriëntatie daarvan behouden met de hoofdhartlijn daarvan dwars op de voortgangsrichting begrensd door de transporteurs 6 en 7; zoals gezegd bewegen de twee transporteurs in kwestie 25 gewoonlijk op dezelfde snelheid.

Op dit punt wordt het artikel P gedeeltelijk overgeplaatst, door het lagere einde daarvan, op de transporteur 4.

In feite heeft de transporteur 6 het uitgangseinde daarvan precies in het gebied waarin de schuine richting van de artikelen P getoond in 30 fig. 2 wordt bewerkstelligd. Met andere woorden, in deze voortgangspo-sitie wordt het lagere einde van de artikelen P verplaatst van de transporteur 6 naar het transporteurpart 4a van de transporteur 4 die stroomafwaarts is geplaatst.

Aangezien het stroomafwaartse einde 8 van de transporteur 7 zich 35 uitstrekt boven het boven beschreven gebied, waarbij het uitsteekt boven het actieve part 4a van de transporteur 4, wordt het artikel P nog steeds ondersteund aan het boveneinde daarvan door het actieve part van de transporteur 7· 1006489 9

De aandrijving van de transporteur 4 wordt geregeld op een manier zodat het transporteurpart 4a beweegt met een verschillende voort-gangssnelheid, in het bijzonder sneller dan de transporteur 7* Als een gevolg begint het lagere einde van het artikel P dat rust op de trans-5 porteur 4 voorwaarts te bewegen (met een relatieve beweging, aangezien de algemene transportbeweging van de artikelen P desondanks doorgaat) relatief ten opzichte van het bovenste einde dat nog steeds rust op de transporteur 7· Deze situatie bewerkstelligt een geleidelijke draaibe-weging van de artikelen P op een manier zodanig om deze geleidelijk te 10 draaien van de positie waarin deze "dwars" voortbewegen (ingangstransporteur A) naar de positie waarin deze "lengtegewijs" voortbewegen (uitgangstransporteur 6).

Wanneer het boveneinde van elk artikel P ook valt van het uit-gangseinde 8 van de transporteur 7 op het transporteurpart 4a van de 15 transporteur 4, bewegen de ten minste gedeeltelijk geroteerde artikelen P voort en worden in aanraking gebracht met het actieve part 5a van de rieminrichting 5 die de 90*-draai afmaakt (zie fig. 3)·

De mate van de bereikte draaibeweging (d.w.z. de amplitude van de hoek van de rotatie ondergaan door de artikelen P) aan het stroomaf-20 waartse einde vein de transporteenheid 3 hangt in hoofdzaak af van twee factoren, te weten: - het verschil tussen de voortgangssnelheid van de transporteur 7 en de voortgangssnelheid van de transporteur 4, en de lengte van het stroomafwaartse gedeelte van de transporteur 7 25 dat zich uitstrekt boven de transporteur 4.

Het is duidelijk, dat voor een gegeven snelheidsverschil, het draaieffect duidelijk is hoe langer het gedeelte is waarin elk artikel P rust op de transporteur 4 aan een (lager) einde en op de transporteur 7 het andere (boven) einde.

30 In tegenstelling daarmee is, voor een gegeven lengte van het ge noemde gedéelte, het draaieffect duidelijker hoe groter het verschil tussen de snelheden is.

De draaibeweging kan dus precies worden geregeld binnen de gewenste grenzen door middel van de twee parameters gedurende de instelling 35 vim de inrichting 1. In het bijzonder wordt de lengte van het stroomafwaartse gedeelte 8 van de transporteur 7 dat uitsteekt boven de transporteur 4 bijgesteld, in overeenstemming met bekende criteria, door middel van het bijstelmechanisme aangegeven met 10. De twee snel- 1006489 10 heden worden bijgesteld (In overeenstemming met bekende criteria) door middel van de aandrijvingen van de transporteurs 4 en 7 (en 6 op een afhankelijke manier).

Begrepen zal worden dat de beschreven oplossing verwijzend naar de 5 tekeningen veronderstellen dat de transporteur 4 wordt voortbewogen op een hogere snelheid dan de transporteur 7· De getekende oplossing in de tekeningen voorziet in feite in een draaibeweging van de artikelen P die wordt bewerkstelligd als een gevolg van een rechter of kloksge-wijze rotatie zoals te zien in fig. 1 en 3· 10 Hoewel deze oplossing de voorkeur heeft vanwege verschillende redenen, is deze niet noodzakelijk. In feite zou ook een bijkomende oplossing waarin de transporteur 4 beweegt op een lagere snelheid dan de transporteur 7 overwogen kunnen worden; in dit geval zou de draaibeweging van de artikelen P plaatsvinden, zoals te zien in fig. 1 en 15 3, als een gevolg van een rotatie linksom.

De hoogtebijstelling van het vrijloopelement 11 maakt het mogelijk de hoeveelheid hoogteverschil tussen het uitgangseinde 8 van de transporteur 7 en het gemeenschappelijke vlak van de actieve parten 4a en 6a van de transporteurs 4 en 6 precies aan te passen aan de morfologi-20 sche kenmerken van de artikelen P.

In feite vereist een "lang" artikel gewoonlijk een groter hoogteverschil dan een "kort" artikel (natuurlijk betreft de aanduiding van de lengte de hoofdhartlijn van de artikelen P). Omgekeerd vereist een artikel met een erg onregelmatig benedenoppervlak gewoonlijk een gro-25 ter hoogteverschil dan een artikel P met een benedenoppervlak met minder onregelmatigheden.

De gebruiker van de inrichting kan dus de werkcondities op een optimale manier bijstellen, waarbij de afmetingen en het voorkomen van de te behandelen artikelen P in ogenschouw worden genomen, waarbij het 30 gebruik van grotere hoogteverschillen dan nodig wordt voorkomen.

Duidelijk kan uit een beschouwing van fig. 2 worden begrepen, dat in de inrichting volgens de uitvinding de draaibeweging zeker en precies regelbaar wordt gemaakt omdat deze wordt bewerkstelligd, in principe, wanneer elk artikel P wordt ondersteund precies aan de einden 35 daarvan, onafhankelijk van de aanwezigheid van meer of minder duidelijke onregelmatigheden aan het lagere oppervlak daarvan.

Natuurlijk kunnen, terwijl het principe van de uitvinding hetzelfde blijft, de constructiedetails en vormen van de uitvoering breeduit 1006489 11 worden gevarieerd ten opzichte van de beschreven en weergegeven details, zonder daarbij de reikwijdte van de onderhavige uitvinding te verlaten.

1006489

Claims (8)

1. Inrichting voor het draaien van artikelen met elk twee tegenoverliggende einden gericht volgens een bepaalde hartlijn, met het 5 kenmerk. dat deze omvat: eerste transporteurmiddelen (6, 7) die werken met ten minste een eerste transportsnelheid in een respectieve voortgangsrichting en met een ingangseinde dat, in het gebruik, artikelen (P) kan ontvangen met de bepaalde hartlijn geplaatst dwars op de voortgangs-10 richting, waarbij de eerste transporteurmiddelen (6, 7) een stroomafwaarts gedeelte (8) hebben dat de artikelen (P) kan ondersteunen aan een van die einden in een in hoofdzaak opgeheven positie ten opzichte van het tegenoverliggende einde, waarbij het stroomafwaartse gedeelte (8) uitsteekt vanaf de eerste transpor-15 teurmiddelen (6, 7) in de transportrichting van de eerste middelen (6, 7). en tweede transporteurmiddelen (4) die de artikelen (P) kunnen ontvangen op een ondersteunde positie vanaf de eerste transporteurmiddelen (6, 7). waarbij de tweede transporteurmiddelen (4) een 20 stroomopwaarts einde hebben geplaatst ten minste gedeeltelijk onder het stroomafwaartse gedeelte (8) van de eerste transporteurmiddelen (6, 7) en, in het gebruik, met een tweede transportsnelheid bewegen die verschilt van ten minste een transportsnelheid van de eerste transporteurmiddelen (6, 7) zodat, in het gebied van 25 het stroomafwaartse gedeelte (8) de artikelen (P) ondersteund aan de twee tegenoverliggende einden respectievelijk op het stroomafwaartse gedeelte (8) en op de tweede transporteurmiddelen (4), worden gedraaid als een gevolg van het verschil tussen de eerste en tweede transportsnelheid. 30

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eerste transporteurmiddelen (6, 7) twee afzonderlijke transporteurelementen (6, 7) omvatten geplaatst naast elkaar voor het ondersteunen van de respectieve tegenoverliggende einden van de artikelen (P), en dat het 35 stroomafwaartse gedeelte (8) wordt begrensd door een (7) van de twee transporteurelementen (6, 7) dat een respectief stroomafwaarts gedeelte heeft dat zich uitstrekt in een opgeheven positie en uitsteekt in hoofdzaak ten opzichte van het respectieve stroomafwaartse gedeelte 1006489 van de andere (6) van de twee transporteurelementen (6, 7)·

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het respectieve stroomafwaartse gedeelte van de andere (6) van de twee trans- 5 porteurelementen (6, 7) in hoofdzaak in hetzelfde vlak ligt als het stroomopwaartse einde van de tweede transporteurmiddelen (4).

4. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk. dat het stroomafwaartse gedeelte (8) bijbehorende hoogte- 10 instelmiddelen (9) heeft voor de selectieve variatie van de hoogte van het stroomafwaartse gedeelte (8) ten opzichte van de tweede transporteurmiddelen (4).

5· Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het 15 kenmerk. dat het stroomafwaartse gedeelte (8) bijbehorende projectie-instelmiddelen (10) heeft voor de selectieve instelling van de mate waarin het stroomafwaartse gedeelte (8) uitsteekt over de tweede transporteurmiddelen (4).

6. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk. dat de eerste (6, 7) en tweede (4) transporteurmiddelen band-transporteurs omvatten die door een motor worden aangedreven.

7. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het 25 kenmerk. dat de tweede transporteurmiddelen (4) bijbehorende uitlijnmiddelen (5) hebben die de artikelen (P) die onderworpen zijn aan een gedeeltelijke draaibeweging kunnen ontvangen aan het stroomopwaartse einde van de tweede transporteurmiddelen (4) om de draaibeweging van de artikelen (P) af te maken. 30

8. Inrichting volgens conclusie 7. met het kenmerk, dat de uit-lijnmiddelen een door een motor aangedreven band (5) omvatten die een actief part (5a) omvat die zich uitstrekt in een richting in hoofdzaak dwars op een positie boven de tweede transporteurmiddelen (4). 35 1006489