NL192899C - Inrichting voor weergave van een uit een videosignaal en een audiosignaal bestaand informatiesignaal - Google Patents

Description

1 192899

Inrichting voor weergave van een uit een videosignaal en een audiosignaal bestaand Informatie-signaal

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor weergave van een uit een videosignaal en een 5 gedigitaliseerd audiosignaal samengesteld informatiesignaal dat in een aantal opeenvolgende registratie-sporen op een registratiemedium is opgenomen, waarbij het videosignaal in een hoofdgebied en het gedigitaliseerde audiosignaal in een extra langsgebied van de respectievelijke registratiesporen is opgenomen, waarbij de inrichting omvat: - ten minste één transducent voor aftasting van de registratiesporen en uitlezing van het in opeenvolgende 10 registratiesporen opgenomen informatiesignaal; - schakelmiddelen voor scheiding van het videosignaal en het gedigitaliseerde audiosignaal uit het uitgelezen informatiesignaal; en - bewerkingsmiddelen voor omzetting van het gedigitaliseerde audiosignaal in een analoog audiosignaal.

Een dergelijke inrichting is bekend uit US-A-4 303 950.

15 Overigens zijn videobandapparaten bekend met een schroeflijnvormige magneetbandaftasting waarbij ten minste één roterende magneetkop in rotatie wordt aangedreven onder een voorafbepaalde hoek ten opzichte van de langsrïchting van de transportrichting van een aan langstransport onderworpen magneet-bank; daarbij worden tijdens signaalopname door de roterende magneetkop of -koppen opeenvolgende videoregistratiesporen op de magneetband gevormd, welke zich onderling evenwijdig schuin ten opzichte 20 van de bandlangsrichting uitstrekt. Bij een dergelijk videobandapparaat met schroeflijnvormige bandaftasting is het mogelijk, een hoge reglstratiedichtheid van het videosignaal op de magneetband te verkrijgen, door deze laatstgenoemde aan langstransport bij betrekkelijk lage snelheid te onderwerpen en tezelfdertijd een hoge relatieve snelheid tussen de magneetkop(pen) en de magneetband toe te passen. Bij videobandapparaten van het type met schroeflijnvormige bandaftasting, waarbij opname en weergave van een 25 audiosignaal plaatsvinden volgens een audioregistratiespoor, dat zich in de bandlangs- of bandtransport-richting uitstrekt, waartoe een vaststaande magneetkop wordt gebruikt, doen zich echter bij verlaging van de bandtransportsnelheid een ongunstige verandering van de signaal/ruis-verhouding en een toename van ”wow”- en ”flutter”-verschijnselen voor, hetgeen uiteraard leidt tot een kwaliteitsdaling van het uiteindelijk weergegeven audiosignaal.

30 Teneinde bij opname en weergave van een audiosignaal door middel van een vaststaande magneetkop optredende problemen tegen te gaan, heeft men reeds voorgesteld om de opname en weergave van het audiosignaal door middel van een roterende magneetkop te doen plaatsvinden, daar bij ieder oorspronkelijk voor opname van videosignaalregistratie bestemd, schuin over de band verlopend videoregistratiespoor uitgebreid is met een extra langssectie, bijvoorbeeld door vergroting van de hoek, waarover de magneet-35 band om de bandleitrommel van het videobandapparaat wordt gewikkeld. Bij toepassing van deze maatregel gaat ieder door de roterende magneetkop in schuine richting op de magneetband gevormd registratiespoor een videosectie en een audiosectie vertonen, waarbij de laatstgenoemde sectie met de hiervoor genoemde extra langssectie overeenkomt. Opname van het audiosignaal in de desbetreffende audiosectie van ieder registratiespoor vindt dan plaats met hoge registratiedichtheid, waartoe het audiosignaal echter vooraf-40 gaande aan opname aan tijdbasiscompressie en na weergave of uitlezing aan tijdbasisexpansie dient te worden onderworpen.

Bij een bekend videobandapparaat van het hier beschouwde type, vindt toepassing plaats van twee roterende magneetkoppen, welke over een hoek van 180° verschoven ten opzichte van elkaar zijn aangebracht, zodat zij afwisselend opeenvolgende schuine registratiesporen op de magneetband vormen, 45 resp. aftasten. Voorgesteld is reeds, het audiosignaal te digitaliseren en aan compressie te onderwerpen, waarna opname volgt in een zich aan het begin van ieder registratiespoor uitstrekkende extra langssectie. Een dergelijke registratiewijze heeft het voordeel, dat het videosignaal en het gedigitaliseerde audiosignaal in gescheiden registratiespoorsecties worden opgenomen, zodat eventuele redactie (editing) gemakkelijk is. Dit wil zeggen, dat het bij toepassing van een dergelijke registratiewijze betrekkelijk gemakkelijk is om in de 50 extra langssectie van een registratiespoor, waarvan de videosectie een bepaalde videosignaalopname bevat, een ander dan het oorspronkelijke audiosignaal te herregistreren.

Dit is het type bandrecorder dat beschreven is in US-A-4 303 950.

Bij deze, tot de stand der techniek behorende videobandapparaten kunnen echter ”jitter”-verschijnselen en dergelijk in de band optreden, welke bijvoorbeeld het gevolg zijn van krimp of rek van de magneetband 55 of van onnauwkeurigheden in het bandtransport. Deze ongewenste verschijnselen kunnen fouten veroorzaken in de tijdsamenhang tussen de reeds opgenomen registratiesporen enerzijds en de voor herregistratie van een audiosignaal in de audiosectie van dergelijke registratiesporen dienende magneetkoppen ander- 192899 2 zijds. Als gevolg daarvan zal geen volledige overlapping door de geherregistreerde, digitale audiosignalen van de oorspronkelijke audiosignalen worden verkregen, zodat deze laatstgenoemden niet geheel worden uitgewist. Een dergelijke onvolledige of onvolkomen uitwissing van de oorspronkelijk in de registratiesporen opgenomen, digitale audiosignalen zal uiteraard bij latere audiosignaalweergave uit de desbetreffende 5 registratiesporen tot het optreden van ongewenste stoorgeluiden kunnen leiden.

Het optreden van de genoemde "jitter”-verschijnselen en dergelijk in de magneetband kan voorts bij een videobandapparaat van het type met schroeflijnvormige bandaftasting nog andere problemen veroorzaken. Meer in het bijzonder heeft het feit, dat het gedigitaliseerde audiosignaal na signaalcompressie in een registratiespoor wordt opgenomen, tot gevolg, dat de uitlezing of weergave van het audiosignaal uit het 10 registratiespoor slechts plaatsvindt gedurende een fractie van het desbetreffende beeldrasterinterval. Gedurende het overige deel van dit beeldrasterinterval verkeert de door uitlezing van het digitale audiosignaal dienende magneetkop niet in aanraking met de magneetband. In principe is echter niet uitgesloten, dat het door de andere magneetkop uitgelezen videosignaal weglekt naar, respectievelijk binnendringt in, de voor bewerking van het digitale audiosignaal dienende schakel van de weergeefsectie van het videoband-15 apparaat, hetgeen eveneens tot het optreden van ongewenste stoorgeluiden kan leiden. In verband daarmede wordt de genoemde bewerkingsschakeling van de weergeefsectie gewoonlijk tijdelijk vrijgegeven door een venstersignaal, waarvan de duur gelijk is aan de duur van het gedigitaliseerde audiosignaal in de extra langssectie van een registratiespoor. Dit venstersignaal stelt de digitale audiosignaalbewerkingsscha-keiing slechts gedurende de genoemde periode in staat tot expansie, decodering en omzetting in een 20 analoog signaal van het digitale audiosignaal, zodat in het verkregen analoge signaal geen parasitaire of van signaallek afkomstige stoorcomponenten kunnen binnendringen. Wanneer zich echter de genoemde ”jitter”-verschijnselen en dergelijke in de magneetband voordoen, zal een deel van het gedigitaliseerde audiosignaal, dat zich in de genoemde extra langssectie of audiosectie van een registratiespoor bevindt, buiten de genoemde periode van het venstersignaal worden uitgelezen, zodat een deel van het gedigitali-25 seerde audiosignaal dan niet wordt uitgelezen.

Het doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een dergelijke inrichting waarbij bovengenoemde problemen worden vermeden.

Dit doel wordt bereikt, doordat compensatiemiddelen voor vrijgave van de bewerkingsmiddelen gedurende een periode, welke enigszins groter is dan die van de periode, gedurende welke het gedigitaliseerde 30 audiosignaal in de extra langssectie van de respectieve registratiesporen is opgenomen.

Ais gevolg van deze maatregelen wordt, ook bij het optreden van ’’jitter” in het bandtransport het audiosignaal slechts uitgelezen gedurende de daarvoor geschikte periode, zodat buiten deze periode gelegen storende signalen niet worden uitgelezen en een storingvrije geluidsweergave wordt verkregen.

35 De uitvinding zal worden verduidelijkt in de nu volgende beschrijving aan de hand van de bijbehorende tekening van enige uitvoeringsvormen, waartoe de uitvinding zich echter niet beperkt. In de tekening tonen figuur 1 een blokschema van een inrichting voor opname en weergave van een informatiesignaal volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding; figuren 2A-2G enige golfvormen ter verduidelijking van de werking van de inrichting volgens figuur 1; 40 figuur 3 een schematische weergave van een gedeelte van een magneetband met daarop een verdeling-spatroon van registratiesporen, als gevormd door een inrichting volgens figuur 1; figuur 4, op grotere schaal, een detail van het verdelingspatroon volgens figuur 3 ter verduidelijkt van een door het optreden van ”jitter”-verschijnselen in een band veroorzaakt probleem bij de herregistratie van een gedigitaliseerd audiosignaal in de audiosectie van een registratiespoor; 45 figuren 5A-5C enige golfvormen ter verduidelijking van het bij figuur 4 genoemde probleem; figuren 6A-6C enige golfvormen ter verduidelijking van de werking van de in figuur 1 weergegeven inrichting volgens de uitvinding, meer in het bijzonder voor wat betreft de oplossing van het in het kader van figuur 4 en de figuren 5A-5C genoemde probleem; figuren 7Ar-7C enige golfvormen ter verduidelijking van een ander door het optreden van ’’jitter”-50 verschijnselen in de magneetband tijdens weergave van het gedigitaliseerde audiosignaal optredend probleem; en figuren 8A-8C enige golfvormen ter verduidelijking van de werking van de in figuur 1 weergegeven inrichting volgens de uitvinding, meer in het bijzonder voor wat betreft de oplossing van het in het kader van figuren 7A-7C genoemde andere probleem.

Een videobandapparaat van het type met schroeflijnvormige magneetbandaftasting, als in blokschema weergegeven in figuur 1, ontvangt via een ingangsaansluiting 1 een samengesteld kleurenvideosignaal, dat 55 3 192899 wordt toegevoerd aan een opneembewerkingsschakeling 2. Deze laatstgenoemde bevat bijvoorbeeld een frequentiemodulator voor frequentie-omzetter voor frequentie-omzetting vein de chrominantiecomponent van het videosignaal naar een lager gelegen frequentieband. Het door de opneembewerkingsschakeling 2 afgegeven, samengesteld kleurenvideosignalen Sv wordt via een opneemversterker 3 toegevoerd aan de 5 vaste contacten v van twee kiesschakelaars 4 en 5.

Daarnaast wordt via een ingangsaansluiting 6 aan de inrichting volgens figuur 1 een analoog audiosig-naal toegevoerd aan een impulscodemodulatieschakeling 7. Deze laatstgenoemde bevat een analoog/ digitaal-omzetter voor digitalisering van het analoog audiosignaal, resp. omzetting daarvan in een digitaal signaal, een impuiscodeerschakeling voor codering van het gedigitaliseerde audiosignaal en toevoeging 10 daaraan van foutcorrectiecodes ter verkrijging van een impulscodegemoduleerd audiosignaal, benevens een compressieschakeling, welke het impulscodegemoduleerde audiosignaal comprimeert tot een gecomprimeerd impulscodegemoduleerd audiosignaal Sa, dat aan de uitgangsaansluiting van de impuiscodeerschakeling 7 verschijnt en vervolgens via een opneemversterker 8 aan de vaste contacten a van de kiesschakelaar 4 en 5 wordt toegevoerd. Deze beide kiesschakelaars bevatten een beweegbaar contact, dat 15 wordt bestuurd voor met de beeldrasterintervallen van het kleurenvideosignaal afwisselende doorverbinding van de vaste kiesschakelaarcontacten a en v met het uitgangscontact,; de besturing geschiedt door middel van een schakelbesturingssignaal Vc, waarvan de opwekking nu zal worden beschreven.

Een oscillator 21 levert een uit een aantal klokimpulsen bestaand klokimpulssignaal aan een teller 22, welke aan zijn terugstelaansluiting met de impulsen Vp volgens figuur 2A overeenkomende, verticale 20 synchronisatie-impulsen Vs krijgt toegevoerd, welke daartoe door de opneembewerkingsschakeling 2 uit het samengestelde kleurenvideosignaal worden afgescheiden en via het vast contact r van een schakelaar 23 aan de terugstelaansluiting van de teller 22 worden toegevoerd, dat wil zeggen tijdens de hier beschouwd bedrijfstoestand "signaalopname”. Tijdens signaalweergave wordt het aan het vaste contact p van de schakelaar 23 verschijnende signaal Vp aan de terugstelaansluiting van de teller 22 toegevoerd. Tijdens 25 signaalopname voert de teller 22 een telling van de door de oscillator 21 afgegeven impulsen uit gedurende ieder beeldrasterinterval, dat wil zeggen tussen opeenvolgende vertikale synchronisatie-impulsen Vs. Een met het door de teller 22 bereikte telresultaat overeenkomend signaal wordt toegevoerd aan een tijdsritme-signaalgenerator 24, welke onder andere een decodeerschakeling bevat, en het hiervoor genoemde schakelbesturingssignaal Vc voor de beide kiesschakelaars 4 en 5 levert.

30 Zoals figuur 2E laat zien, wisselt dit schakelbesturingssignaal Vc tussen een hoog niveau R1R en een laag niveau ROR bij opeenvolgende beeldrasterintervallen; het signaal Vc wordt via een omkeerschakeling 4a aan de kiesschakelaar 4 en rechtstreeks aan de kiesschakelaar 5 toegevoerd. Als gevolg daarvan zal het beweegbare contact van de kiesschakelaar 4 tijdens de afwisselende beeldrasterintervallen, waarin het schakelbesturingssignaal Vc het hoge niveau ”1” vertoont, met het vaste contact v zijn verbonden voor 35 doorlating van het door de opneemversterker 3 afgegeven, samengestelde kleurenvideosignaal Sv naar een roteerbare magneetkop 11, terwijl het beweegbare contact van de kiesschakelaar 5 in hetzelfde ritme met het vaste contact a van deze kiesschakelaar wordt doorverbonden voor doorlating van het gecomprimeerde impulscodegemoduleerde audiosignaal Sa van de opneemversterker 8 naar een roteerbare magneetkop 12. Tijdens de overige beeldrasterintervallen, gedurende welke het schakelbesturingssignaal Vc zijn lage niveau 40 ”0” vertoont, is het beweegbare contact van de kiesschakelaar 4 verbonden met het vaste contact a voor doorlaten van het gecomprimeerde impulscodegemoduleerde audiosignaal Sa van de opneemversterker 8 naar de roteerbare magneetkop 5 in hetzelfde ritme met het vaste contact v daarvan wordt verbonden voor doorlating van het kleurvideosignaal Sv van de opneemversterker 3 naar de roteerbare magneetkop 12.

Het uitgangssignaal van de kiesschakelaar 4 wordt toegevoerd aan het vaste contact r van een verdere 45 kiesschakelaar 9, waarvan het beweegbare contact met de eerste magneetkop 11 is verbonden, terwijl het uitgangssignaal van de kiesschakelaar 5 wordt toegevoerd aan het vaste contact r van nog een verdere kiesschakelaar 10, waarvan het beweegbare contact is verbonden met de tweede magneetkop 12. De kiesschakelaars 9 en 10 vertonen verder vaste contacten p. De tijdsritmesignaalgenerator 24 levert voorts schakelbesturingssignalen Va en Vb volgens de resp. figuren 2B en 2C aan de respectieve kiesschakelaars 50 9 en 10, zodanig, dat tijdens signaalopname de uitgangssignalen van de kiesschakelaars 4 en 5 slechts aan de resp. magneetkoppen 11 en 12 worden toegevoerd wanneer deze in aanraking met een magneetband T verkeren.

Zoals figuur 1 laat zien, zijn de roteerbare magneetkoppen 11 en 12 over een hoek van 180° ten opzichte van elkaar verschoven, resp. diametraal tegenover elkaar, aangebracht. Een niet afzonderlijk in tig. 55 1 weergegeven, roteerbare magneetkopeenheid met een roterende bandleitrommel, welke in rotatie in de richting van de pijl in figuur 3 wordt aangedreven, draagt de beide magneetkoppen 11 en 12; een magneetband T is schroeflijnvormig over een hoek van bij benadering 220° om het buitenomtreksoppervlak van de 192899 4 roteerbare bandleitrommel gewikkeld. De magneetband T wordt aan langstransport (zie de pijl S in figuur 3) bij constante snelheid onderworpen door een niet in de tekening weergegeven bandtransportstelsel met een kaapstander en een drukrol; daarbij wordt de magneetband door leidrollen of -pennen om het buitenomtrek-soppervlak van de roterende bandleitrommel geleid. Tijdens signaalopname tasten de roterende magneet-5 koppen 11 en 12 afwisselend resp. registratiesporen TA en Tb op de magneetband T af; een voorbeeld van een desbetreffend registratiespoorverdelingspatroon toont figuur 3. Daarbij dient ieder registratiespoor TA tijdens oneven beeldrasterintervallen voor opname van video- en audiosignalen, terwijl de overige registratiesporen TB voor opname van video- en audiosignalen tijdens even beeldrasterintervallen dienen.

Het zal duidelijk zijn, dat aangezien de booghoek tussen de roteerbare magneetkoppen 11 en 12 (180°) 10 kleiner is dan die, waarover de magneetband T om het buitenomtrekoppervlak van de roterende bandleitrommel is gewikkeld, de beide magneetkoppen 11 en 12 gedurende een overlappingsperiode gelijktijdig in aanraking met de magneetband T verkeren. Meer in het bijzonder, en zoals figuur 3 laat zien, nemen de magneetkoppen 11 en 12 gedurende de overlappingsperiode in een zich aan het begin van een registratiespoor uitstrekkende extra langssektie, overeenkomende met de eerste rotatie over 30° van een magneet-15 kop, het gecomprimeerde, impulscodegemoduleerde audiosignaal Sa op. Gedurende de daaropvolgende rotatie over 180° van de desbetreffende magneetkop wordt één beeldrasterinterval van het kleurenvideo-signaal Sv in hetzelfde registratiespoor, resp. in het verlengde van het audiosignaal Sa, opgenomen. Dit wil zeggen, dat iedere magneetkop tijdens een rotatie over 210° het audiosignaal en het videosignaal is respectieve registratiesporen, respectievelijk steeds in de audiosectie van het ene en in de videosectie van 20 het volgende registratiespoor, opneemt. Aangezien de magneetkoppen over een omloophoek van bij benadering 220° in aanraking met de magneetband T verkeren, zal iedere magneetkop voorafgaande aan de werkelijke opname in een registratiespoor over een hoek van 5° met de magneetband in aanraking verkeren en, na de werkelijke vorming van een registratiespoor, opnieuw over een omloophoek van 5° met de magneetband in aanraking verkeren. Dit is meer in het bijzonder weergegeven in de figuren 2F, 2G en 3. 25 Het gecomprimeerde, impulscodegemoduleerde audiosignaal Sa wordt in de reeds genoemde extra langssectie of audiosectie van ieder registratiespoor opgenomen, terwijl het samengestelde kleurenvideo-signaal Sv in het volgende of hoofdsectie van ieder registratiespoor wordt opgenomen.

Daarbij wordt het beweegbare contact van de kiesschakelaar 9 met het vaste contact r daarvan doorverbonden, wanneer het schakelbesturingssignaal Va gedurende een tijdsperiode ta (zie figuur 2B) zijn 30 hoge niveau ”1 ” vertoont; deze tijdsperiode ta komt overeen met de som van de tijdsperioden, waarbinnen het gecomprimeerde impulscodegemoduleerde audiosignaal Sa en het samengestelde kleurenvideosignaal Sv in een registratiespoor TA worden opgenomen; het beweegbare contact van de kiesschakelaar 10 is met het vaste contact r daarvan doorverbonden wanneer het schakelbesturingssignaal Vb tijdens een tijdsperiode tb (zie figuur 20) zijn hoge niveau ”1 ” vertoont; deze tijdsperiode % komt overeen met de som van de 35 beide perioden, waarin het gecomprimeerde impulscodegemoduleerde audiosignaal Sa en het kleurenvideosignaal Sv in ieder registratiespoor TB worden opgenomen. In de figuren 2F en 2G enerzijds en figuur 3 anderzijds zijn de resp. perioden, gedurende welke het impulscodegemoduleerde audiosignaal Sa en het samengestelde kleurenvideosignaal Sv in de registratiesporen TA en Τθ worden opgenomen, resp. gearceerd en ongearceerd weergegeven.

40 De tijdsritmesignaalgenerator 4 levert voorts tijdsritmesignalen voor een servobesturingsschakeling 25, een stuursignaal CTL, een van een impulsgenerator afkomstige, impulsvormig signaal en dergelijke; servobesturingsschakeling 25 voert een zodanige servobesturing van de rotatiesnelheid en -fase van de magneetkoppen 11 en 12 en van de transportsnelheid van de magneetband T uit, dat de magneetkoppen 11 en 12 tijdens de respectieve perioden tg en tb met de magneetband T in aanraking verkeren. Voorts zal 45 het duidelijk zijn, dat het impulscodegemoduleerde audiosignaal Sa aan een zodanig signaalcompressie wordt onderworpen, dat de periodeduur van het daaruit resulterende signaal slechts een fractie van het desbetreffende beeldrasterinterval vormt. De tijdsritmesignaalgenerator 24 levert een venstersignaal V2 volgens figuur 2D aan de impulscodeerschakeling 7, zodanig, dat de laatstgenoemde het impulscodegemoduleerde audiosignaal Sa bewerkt en comprimeert tot een signaal Sa, dat zich bevindt binnen de 50 periode t* in figuur 2D, welke laatstgenoemde periode met de extra langssectie van de registratiesporen overeenkomt. Bij een inrichting van het type volgens figuur 1 is het mogelijk een afzonderlijke redactie (editing) van de in de registratiesporen opgenomen video- en audiosignalen uit te voeren, daar deze steeds in onderling verschillende secties van de registratiesporen zijn opgenomen. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk herregistratie van een impulscodegemoduleerd audiosignaal Sa' in de extra langssectie of audiosectie van 55 een registratiespoor uit te voeren, waarbij het oorspronkelijk in de bijbehorende videosectie van het registratiespoor opgenomen videosignaal behouden blijft; voor een dergelijke herregistratie wordt de impulscodemoduleerschakeling 7 opengestuurd of vrijgegeven gedurende een met de periode van het 5 192899 genoemde venstersignaal Vw overeenkomende periode V In dat geval wordt bij herregistratie van een nieuw impulscodegemoduleerde audiosignaal Sa' in de audiosectie van een registratiespoor het daarin oorspronkelijk opgenomen impulscodegemoduleerde audiosignaal Sa uitgewist. Als gevolg van in de magneetband T optredende krimp en rek en van in het bandtransport optredende onnauwkeurigheden is het 5 echter mogelijk, dat ’’tape jitter” optreedt, waardoor de tijdssamenhang tussen de door de magneetkoppen 11 en 12 uitgevoerde rotatiebewegingen enerzijds en de bij opname reeds gevormde registratiesporen TA en TB anderzijds bij de herregistratie van het audiosignaal te wensen overlaat. Figuur 4 toont bijvoorbeeld, dat dergelijke ”jitter”-verschijnselen tot gevolg kunnen hebben, dat de magneetband T in de met de pijl S aangeduide bandtransportrichting of in tegengestelde richting wordt verplaatst. De magneetkop 11 en de 10 voor herregistratie af t tasten registratiesporsectie, waarin het nieuwe impulscodegemoduleerde audiosignaal Sa' dient te worden opgenomen, ondergaan dan een verplaatsing ten opzichte van elkaar, zoals met gebroken lijnen bij 11' en 11” is aangeduid. Een dergelijke relatieve verplaatsing veroorzaakt dan een tijdsfiuctuatie ± β, dat wil zeggen een vertraging of een versnelling van de herregistratie van het nieuwe audiosignaal Sa'. Meer in het bijzonder zal het oorspronkelijk tijdens de periode t* in figuur 5A opgenomen, 15 impulscodegemoduleerde audiosignaal Sa met een bedrag β (zie figuur 5B) ten opzichte van de magneetkoppen worden verschoven. Bij daaropvolgende herregistratie van het nieuwe impulscodegemoduleerde audiosignaal Sa tijdens de periode t (zie figuur 5C), zal de genoemde verplaatsing van de magneetband T tot gevolg hebben, dat het nieuwe audiosignaal Sa' geen volledige uitwissing van het oorspronkelijke audiosignaal Sa teweegbrengt, zodat een ongewist deel, dat in figuur 5B gearceerd is weergegeven, van het 20 oorspronkelijke audiosignaal Sa aanwezig, respectievelijk opgenomen, blijft. Het zal duidelijk zijn, dat wanneer tijdens signaalweergave het in het gearceerde gebied in figuur 5B opgenomen, oorspronkelijke audiosignaal door de impulscodedemodulatieschakeling wordt gedecodeerd en derhalve in het uitgangssignaal daarvan terechtkomt, ongewenste stoorgeluiden optreden.

Aan de hand van de golfvormen volgens de figuren 6A-6C zal nu een aspect worden toegelicht van de 25 wijze, waarop volgens de uitvinding de gevolgen van in de magneetband optredende ”jitter”-verschijnselen worden geëlimineerd of in aanzienlijke mate worden verminderd. Volgens de onderhavige uitvinding wordt een "blind” signaal Vd (dummy signal) met een periode , wélke groter dan of ten minste gelijk aan de maximale door eventuele ”jitter”-verschijnselen veroorzaakte tijdbasisfluctuatieperiode is, voorafgaande aan de opname van het impulscodegemoduleerde audiosignaal impulscodegemoduleerde audiosignaal 30 daaraan toegevoerd, en wel zodanig, dat dit blinde signaal Vd zowel voorafgaande aan als volgende op het impulscodegemoduleerde audiosignaal wordt opgenomen, zoals figuur 6A laat zien. Als een dergelijk blind signaal Vd kan bijvoorbeeld een voor het impulscodegemoduleerde audiosignaal bestemd klokimpuls-synchronisatiesignaal, dat tijdens signaalweergave niet wordt gecodeerd en een voorafbepaalde lengte heeft, worden gebruikt. Wanneer in dat geval het impulscodegemoduleerde audiosignaal Sa als gevolg van 35 in de magneetband optredende ”jitter”-verschijnselen met een bedrag + β in de tijd wordt verschoven, zoals figuur 6B laat zien, zal bij de herregistratie van een nieuw impulscodegemoduleerde audiosignaal Sa', waaraan zowel aan de voorzijde als aan de achterzijde eveneens een blind signaal Vd' is toegevoegd, de opname van dit blinde signaal Vd' de totale uitwissing van het oorspronkelijk in het gearceerde gebied in figuur 5B opgenomen signaal tot gevolg hebben, zodat slechts het "nieuwe" blinde signaal Vd' in het 40 gearceerde gebied in figuur 5B overblijft. Daarbij is het mogelijk, dat het oorspronkelijke blinde signaal Vd tijdens herregistratie niet wordt uitgewist, zodat na een dergelijke herregistratie op de magneetband T aangrenzende opnamen van het oorspronkelijke blinde signaal Vd en het nieuwe blinde signaal Vd' overblijven, zoals figuur 6C laat zien. In dat geval kunnen de beide blinde signalen Vd en Vd' bestaan uit klokimpulssynchronisatiesignalen, welke niet met elkaar in fase verkeren. Aangezien een klokimpuls-45 synchronisatiesignaal Vd' met de juiste fase en voldoende lengte aanwezig is, treden bij de decodering van het geherregistreerde of "nieuwe" impulscodegemoduleerde audiosignaal Sa' geen problemen op.

Zoals het blokschema volgens figuur 1 laat zien, kan dit aspect van de uitvinding worden gerealiseerd door aan de impulscodemodulatieschakeling 7 een blind-signaalgenerator 26 voor levering van het blinde signaal Vd daaraan toe te voegen. In dat geval voert de impulscodemodulatieschakeling 17 eerst compres-50 sie van het impulscodegemoduleerde audiosignaal Sa uit en voegt dan zowel aan de voorzijde als de achterzijde van het gecomprimeerde audiosignaal het blinde signaal Vd toe, zoals figuur 6A laat zien. Ook is het mogelijk, dat de impulscodemodulatieschakeling 7 zelf voor vorming en toevoeging van het blinde signaal Vd wordt toegevoerd, waardoor de behoefte aan een afzonderlijke blind-signaalgenerator 26 vervalt.

Tijdens signaalweergave worden de door de respectieve magneetkoppen 11 en 12 uitgelezen audio- en 55 videosignalen toegevoerd aan de respectieve kiesschakelaars 9 en 10. Deze worden door schakel- besturingssignalen Va en Vb zodanig bestuurd, dat hun beweegbare contacten tussen de respectieve vaste contacten r en p wisselen volgens de respectievelijk in de figuren 2B en 2C weergegeven tijdbasisschalen.

192899 6

Meer in het bijzonder geldt, dat wanneer de magneetkop 11 in aanraking met de magneetband T verkeert, het beweegbare contact van de kiesschakelaar 9 is doorverbonden met het vaste contact p; wanneer de magneetkop 11 buiten aanraking aan de magneetband p verkeert, is het beweegbare contact van de kiesschakelaar 9 met het vaste contact r daarvan doorverbonden. Op soortgelijke wijze geldt, dat het 5 beweegbare contact van de kiesschakelaar 10 met het vaste contact p daarvan is doorverbonden, wanneer de magneetkop 12 in aanraking met de magneetband T verkeert, doch met het vaste contact r, wanneer de magneetkop 12 buiten aanraking aan de magneetband T is.

De door de magneetkop 11 uit afwisselende registratiesporen TA uitgelezen audio- en videosignalen worden via het vaste contact p van de kiesschakelaar 9 toegevoerd aan de vaste contacten e van twee 10 kiesschakelaars 13 en 14. Op soortgelijke wijze worden de door de magneetkop 12 uit de overige afwisselende registratiesporen T uitgelezen audio- en videosignalen via het vaste contact p van de kiesschakelaar 10 aan de vaste contacten o van de kiesschakelaars 13 en 14 toegevoerd. Deze beide kiesschakelaars worden bestuurd door het schakelbesturingssignaal Vc, zoals hiervoor reeds is beschreven. Daarbij wordt het schakelbesturingssignaal Vc rechtstreeks aan de kiesschakelaar 14 doch via een 15 omkeerschakeling 13a aan de kiesschakelaar 13 toegevoerd. Deze laatstgenoemde levert derhalve slechts het door de magneetkoppen 11 en 12 uitgelezen videosignaal Sv via een weergeefversterker 15 en een weergeefbewerkingsschakeling 16 aan een kleurenvideosignaaiuitgangsaansluiting 17. Op soortgelijke wijze levert de kiesschakelaar 14 slechts het uitgelezen impulscodegemoduieerde audiosignaal Sa via een weergeefversterker 18 aan een impuiscodedemodulatieschakeiing 19. Deze bewerkt het impulscode-20 gemoduleerde audiosignaal op met die van de reeds beschreven, impuiscodemodulatieschakeling 7 complementaire wijze, zodat aan een audiosignaaluitgangsaansluiting 20 het oorspronkelijke analoge audiosignaal verschijnt. Meer in het bijzonder voert de schakeling 19 een expansie van de tijdbasis van het daaraan toegevoerde, gecomprimeerde impulscodegemoduieerde audiosignaal uit. Voorts bevat de schakeling 19 een decodeereenheid met een met die van de codeereenheid van de schakeling 7 comple-25 mentaire karakteristiek, benevens een digitaal/anaioogomzetter, welke het digitale audiosignaal in zijn analoge vorm terugbrengt, zodat aan de uitgangsaansluiting 20 het analoge audiosignaal verschijnt. Tenslotte bevat de schakeling 19 nog een foutcorrectiedecodeereenheid, welke reageert op de aan het gedigitaliseerde audiosignaal toegevoegde foutcorrectiecodes.

Tijdens de signaalweergave is het beweegbare contact van de schakelaar 23 van het vaste contact r 30 naar het vaste contact p overgeschakeld. De tijdsritmesignaalgenerator 24 levert dan de verticale substituut-synchronisatie-impulsen Vp volgens figuur 2A met een frequentie van 60 Hz, dat wil zeggen geheel overeenkomende met de tijdens signaalopname toegepaste en uit het samengestelde kleurentelevisie-signaal afgescheiden, verticale synchronisatieimpulsen Vs; deze verticale substituut-synchronisatie-impulsen Vp worden via het vaste contact p en het beweegbare contact van de schakelaar 23 aan de teller 22 35 toegevoerd. Tijdens signaalweergave levert de tijdsritmesignaalgenerator 24 derhalve alle in aanmerking komende schakelbesturingssignalen op basis van deze verticale substituutsynchronisatie-impulsen Vp; ook de servobesturingsschakeling 25 wordt op deze wijze bestuurd.

Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 1 wordt het venstersignaal Vw volgens figuur 2D bovendien aan de impulscodedemodulatieschakeling 19 toegevoerd voor blokkering van via de kiesschakelaar 14 weg-40 lekkende, parasitaire stoorcomponenten tijdens de uitlezing van het videosignaal. Dit wil zeggen, dat het bij een beeldrasterinterval van het videosignaal behorende audiosignaal Sa door de schakeling 19 slechts tijdens de duur t*, van het venstersignaal Vw wordt bewerkt, zoals figuur 7C laat zien, en zulks op basis van de verticale substituut-synchronisatie-impulsen Vp, zoals figuur 7A laat zien. Deze maatregel heeft tot gevolg, dat via de magneetkoppen en de diverse schakelaars weglekkende stoorsignalen benevens 45 parasitaire stoorsignaalcomponenten, welke buiten de periode t* van het venstersignaal Vw optreden, niet door de impuiscodedemodulatieschakeling 19 worden bewerkt en derhalve niet tot de audiosignaaluitgangs-aansluiting 20 kunnen doordringen.

Desondanks zouden uit krimp en rek van de magneetband en uit bij het bandtransport optredende onnauwkeurigheden resulterende ”jitter”-verschijnselen en in de schakelwerking van de kiesschakelaars 13 50 en 14 en dergelijke optredende vertragingen tot gevolg kunnen hebben, dat het tijdsritme van het uitgelezen impulscodegemoduieerde audiosignaal fluctuaties β gaat vertonen, zoals figuur 7B laat zien. Als gevolg daarvan zal een deel van het uitgelezen impulscodegemoduieerde audiosignaal Sa komen te vallen buiten de periode ^ van het aan de schakeling 19 toegevoerde venstersignaal Vw, hetgeen tot ongewenste fouten in het audiosignaal leidt.

55 Volgens een verder aspect van de uitvinding, eveneens gericht op eliminatie of vermindering van de gevolgen van ”jitter”-verschijnselen, wordt in plaats van het venstersignaal Vw volgens de figuren 2D en 8A een vergroot venstersignaal Vw' volgens figuur 8B toegevoerd. Meer in het bijzonder is dit vergrote

Claims (3)

7 192899 venstersignaal Vw' ten opzichte van het oorspronkelijke venstersignaal Vw vergroot men een duur α aan de voorzijde en een duur α aan de achterzijde, waarbij deze vergrotingsduur α groter is dan de maximaal tijdbasisverschuiving β, welke uit de genoemde "jitter”-verschijnselen kan resulteren. Deze maatregel volgens de uitvinding heeft tot gevolg, dat zelfs indien eventuele ”jitter”-verschijnselen een tijdbasis-5 verschuiving in het uitgelezen impulscodegemoduleerde audiosignaal teweegbrengen, de schakeling 19 door het vergrote venstersignaal Vw' in staat gesteld wordt tot bewerking van het volledige impulscodegemoduleerde audiosignaal, zoals figuur 8C laat zien. Het zal duidelijk zijn, dat eventuele parasitaire signaalcomponenten of stoorcomponenten, welke tijdens de duur van het vergrote venstersignaal Vw' eveneens gedecodeerd worden, slechts een verwaarloosbare omvang kunnen hebben. Voor verwijzing van 10 de duur α, waarmede het oorspronkelijk venstersignaal Vw aan zijn voorzijde en zijn achterzijde wordt vergroot, kan de tijdsritmesignaalgenerator 24 een decodeereenheid bevatten, welke de duur van het venstersignaal Vw vergroot met een bedrag, dat wijzigbaar is, bijvoorbeeld door overschakeling. 15 Conclusies

1. Inrichting voor weergave van een uit een videosignaal en een gedigitaliseerd audiosignaal samengesteld informatiesignaal dat in een aantal opeenvolgende registratiesporen (TJ, TB) op een registratiemedium (T) is opgenomen, waarbij het videosignaal in een hoofdgebied (Sv) en het gedigitaliseerde audiosignaal in een 20 extra langsgebied (SJ van de respectieve registratiesporen (TA, TB) is opgenomen, waarbij de inrichting omvat: - ten minste één transducent voor aftasting van de registratiesporen en uitlezing van het in opeenvolgende registratiesporen (TA, TB) opgenomen informatiesignaal; - schakelmiddelen voor scheiding van het videosignaal en het gedigitaliseerde audiosignaal (SJ uit het 25 uitgelezen informatiesignaal; en - bewerkingsmiddelen voor omzetting van het gedigitaliseerde audiosignaal (SJ in een analoog audiosignaal, gekenmerkt door, compensatiemiddelen (24) voor vrijgave van de bewerkingsmiddelen (10) gedurende een periode, welke enigszins groter is dan die van de periode (tj, gedurende welke het gedigitaliseerde audiosignaal (SJ in de extra langssectie (SJ van de respectieve registratiesporen (tA,

30 TJ is opgenomen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het kleurenvideosignaal verticale synchronisatie-impulsen met een bepaalde periodeduur (t* bevat, met het kenmerk, dat de compensatiemiddelen aan de bewerkingsmiddelen (19) een vergroot venstersignaal (Vw') leveren waarvan de periodeduur (t* een enigszins grotere waarde heeft dan die van de periodeduur (tj van het in de extra langssectie (SJ van een registratiespoor (TA, TB 35 opgenomen, gedigitaliseerde audiosignaal, en dat de compensatiemiddelen aan de bewerkingsmiddelen (19) verticale substituut-synchronisatie-impulsen (VJ leveren, waarvan de periodeduur (tw) hoofdzakelijk gelijk is aan die van de tot het kleurenvideosignaal (SJ behorende, verticale synchronisatie-impulsen (VJ, terwijl een oscillator (21) aanwezig is voor het opwekken van een uit een aantal klokimpulsen bestaande klokimpulssignaai, waarbij de klokimpulsen gedurende een door de verticale substituut-synchronisatie-40 impulsen (Vp) bepaalde periode worden geteld door een teller (22), waarvan het uitgangssignaal de compensatiemiddelen voor afgifte van het vergrote venstersignaal (Vw') activeren.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het vergrote venstersignaal (Vw') een periodeduur (tj heeft, waarvan de waarde ten minste gelijk is aan de som van de periodeduur (tj van het in een extra langssectie (SJ van een registratiespoor (Ta, TJ opgenomen, gedigitaliseerde audiosignaal en de maximale 45 periodeduur van eventueel optredende ”jitter”-verschijnselen. Hierbij 4 bladen tekening