NL192810C - Magnetische opneem- en weergeefinrichting van het schroeflijnvormige aftasttype. - Google Patents

Description

1 192810

Magnetische opneem- en weergeefinrichting van het schroeflijnvormige aftasttype

De uitvinding heeft betrekking op een magnetische opneem- en weergeefinrichting, omvattende ten minste één paar om dezelfde as roteerbare magneetkoppen die over een hoek van 180° onderling verplaatst zijn 5 en die elk zijn ingericht voor het tijdens opname op een magneetband in daarop onder een schuine hoek met de verplaatsingsrichting van de magneetband verlopende opeenvolgende regïstratiesporen registreren van een videosignaal en een in tijd gecomprimeerd audiosignaal, waarbij de inrichting is ingericht voor het over een hoek groter dan 180° om de as geleiden van de magneetband.

Een dergelijke inrichting is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4.303.950. In de bekende inrichting 10 zorgen de onderlinge verplaatsing over een hoek van 180° van de koppen en de geleiding van de magneetband over een hoek groter dan 180° voor een overlappingsinterval waarin aan een eind van een spoor het gecomprimeerde audiosignaal in het spoor kan worden opgenomen of weergegeven. In de bekende inrichting zijn om overspraak tussen de sporen bij het weergeven te voorkomen de opeenvolgende sporen gescheiden door een beschermingsband en zijn de koppen niet breder dan de breedte van een 15 spoor. Met het oog op het verdichten van de op een magneetband onder te brengen informatie is al voorgesteld om af te zien van de beschermingsband tussen twee opeenvolgende sporen en om daarbij opeenvolgende sporen zijdelings overlappend op een magneetband op te nemen waarbij telkens een deel van het voorafgaande spoor wordt gewist en de breedte van de koppen bij het weergeven groter is dan de breedte van de effectieve sporen. De koppen hebben daarbij, anders dan in de bekende inrichting, onderling 20 verschillende azimuthoeken.

Indien deze verdichtingstechniek wordt aangewend in de bekende inrichting doet zich een probleem voor indien de inrichting wordt benut voor het achteraf redigeren van een op een magneetband vastgelegd audiosignaal. Dit probleem wordt hierna toegelicht aan de hand van de figuren 1 en 2.

Figuur 1 toont het bij een met de bedoelde verdichtingstechniek verkregen registratiesporenverdelings-25 patroon. Daarbij zijn de regïstratiesporen opeenvolgend vanaf de linkerzijde (van het vlak van tekening in figuur 1) gevormd, waarbij ieder dergelijk registratiespoor in de richting vanaf de onderzijde naar de bovenzijde in figuur 1 is gevormd. In figuur 1 is het gearceerde registratiespoordeel het deel met het impulscodegemoduleerde audiosignaal, terwijl het ongearceerde deel dat met het videosignaal is.

Tijdens signaalweergave van een op dergelijke wijze opgenomen, samengesteld deel wordt het in figuur 30 1 met een volle of gebroken lijn getekende deel of gebied van ieder registratiespoor door het opneem-signaal gemagnetiseerd; tijdens de daarop volgende beschrijving van het volgende registratiespoor, dat wil zeggen tijdens signaalopname in het volgende registratiespoor, wordt een deel van het eerder opgenomen registratiespoor uitgewist, zodat tenslotte als definitieve regïstratiesporen de met volle lijnen in figuur 1 weergegeven regïstratiesporen resulteren.

35 Bij een op dergelijke wijze werkende inrichting is het mogelijk, dat bijvoorbeeld slechts het impulscodegemoduleerde audiosignaal opnieuw op de band wordt opgenomen, hetgeen wel wordt aangeduid als ’’after-recording”. In dat geval wordt bijvoorbeeld de rotatiefase van de roteerbare magneetkoppen gedetecteerd op basis van de door een daaraan toegevoegde impulsgenerator afgegeven impulsen, terwijl het genoemde overlappingsdeel van de regïstratiesporen wordt onderzocht en geïdentificeerd; vervolgens 40 wordt aan de magneetkoppen een (nieuw) impulscodegemoduleerd audiosignaal toegevoerd, dat tijdens het interval, gedurende hetwelk de magneetkoppen met het overlappingsgedeelte van de magneetband in aanraking verkeren, wordt opgenomen. Daarbij wordt het eerder opgenomen, impulscodegemoduleerde audiosignaal uitgewist en het nieuwe impulscodegemoduleerde audiosignaal opgenomen.

Wanneer in een dergelijk geval de impulscodegemoduleerde audiosignalen voor bijvoorbeeld de 45 regïstratiesporen a7-a12 in figuur 1 aan heropname tot de regïstratiesporen b7-b12 in figuur 2 dienen te worden onderworpen, wordt tevens een deel van het volgende registratiespoor a13 door het laatst heropgenomen registratiespoor b12 gewist, zodat het oorspronkelijke registratiespoor a13 zeer smal wordt. Dit wil zeggen, dat bij de normale opname van een door opname van het daarop volgende registratiespoor a13 uit te wissen deel van het registratiespoor b12 in werkelijkheid niet wordt uitgewist, zodat de breedte van het 50 registratiespoor a13 in de desbetreffende mate kleiner wordt.

Bovendien kan zich het geval voordoen, dat bij onjuiste positie van de magneetkop ten opzichte van het aan heropname te onderwerpen, eerste registratiespoor b7 het eerdere registratiespoor ae tijdens de opname van het registratiespoor b7 in tè sterke mate wordt uitgewist, dat wil zeggen in vergelijking met de bij een juiste positie van de magneetkop verkregen mate van uitwissing; daardoor wordt de breedte van het 55 registratiespoor betrekkelijk gering.

Wanneer de breedte van het aan opname van een impulscodegemoduleerd audiosignaal onderworpen registratiespoordeel als gevolg van één van de hiervoor beschreven oorzaken kleiner wordt, zal het door 192810 2 signaaluitlezing uit het desbetreffende deel verkregen signaal in kwaliteit achteruitgaan, hetgeen tot het optreden van fouten bij de impulscodedemodulatie kan leiden, waardoor stoorcomponenten in het uiteindelijk zichtbaargemaakte signaal optreden.

De onderhavige uitvinding beoogt hierin verbetering te brengen en een magnetische opneem- en/of 5 weergeefinrichting te verschaffen, welke vrij is van de hiervoor beschreven nadelen.

Voorts stelt de uitvinding zich ten doel, een dergelijke inrichting te verschaffen, waarbij het optreden van stoorcomponenten tijdens de weergave van een opgenomen signaal kan worden vermeden.

Het beoogde doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat de magneetkoppen onderling verschillende azimuthoeken hebben en elk een grotere breedte hebben dan de breedte van de opgenomen registratie-10 sporen, en doordat de inrichting omvat: middelen voor heropname van een audiosignaal; middelen voor het opwekken van een identificatiesignaal voor identificatie van door signaalheropname gevormde registratiesporen; middelen voor opname van het identificatiesignaal op een vooraf bepaalde plaats op de magneetband; een detectieschakeling voor detectie van het identificatiesignaal; en 15 een compensatieschakeling voor compensatie van een weergegeven audiosignaal in samenhang met het identificatiesignaal.

Opgemerkt wordt dat het uit de Franse octrooiaanvrage 2.382.065 op zich bekend is dat in een inrichting van de in de aanhef omschreven soort de boven beschreven verdichtingstechniek wordt toegepast. In de bekende inrichting hebben dus de magneetkoppen onderling verschillende azimuthoeken en elk een grotere 20 breedte dan de breedte van de opgenomen registratiesporen. De bekende inrichting is evenwel ingericht voor het over een hoek van 180° om de as geleiden van de magneetband en is niet geschikt voor het in een spoor voor een videosignaal door verlenging van het spoor opnemen van een in de tijd gecomprimeerd audiosignaal.

De compensatie van een weergegeven audiosignaal kan bestaan uit het op zijn plaats herhalen van een 25 voorafgaand audiosignaal.

De uitvinding zal worden verduidelijkt in de nu volgende beschrijving van de tekening van een uitvoerings-voorbeeld. In de tekening tonen: figuren 1 en 2, schematisch, enige registratiesporenverdelingspatronen ter verduidelijking van de aan de 30 uitvinding ten grondslag liggende problematiek, figuur 3 een principeblokschema van een uitvoeringsvoorbeeld van een magnetische opneem- en/of weergeefinrichting volgens de uitvinding, en figuren 4A-4K enige tijdbasisschalen ter verduidelijking van de werking van het uitvoeringsvoorbeeld volgens figuur 3.

35

Volgens het principeblokschema volgens figuur 3 wordt een op te nemen videosignaal via een ingangs-aansluiting 1 aan de inrichting toegevoerd en vervolgens via een signaalbewerkingsschakeling 2 en een versterker 3 aan de vaste contacten v van twee schakelaars 4 en 5 toegevoerd. Op soortgelijke wijze wordt een op te nemen audiosignaal aan een ingangsaansluiting 6 van de inrichting en vervolgens via een voor 40 tijdbasiscompressie van impulscodegemoduleerde signalen dienende schakeling 7 aan het vaste contact a van een kiesschakelaar 8 toegevoerd; deze laatstgenoemde krijgt aan zijn vaste contact i een van een identificatiesignaalopwekschakeling 9 afkomstig identificatiesignaal toegevoerd. Het aan het beweegbare contact van de kiesschakelaar 8 resulterende signaal wordt via een versterker 10 aan het andere vaste contact a van de beide reeds genoemde schakelaars 4 en 5, eveneens kiesschakelaars toegevoerd.

45 De aan de beweegbare contacten van de kiesschakelaars 4 en 5 verschijnende signalen worden aan de respectieve (vaste) opneemcontacten r van twee schakelaars 11 en 12 toegevoerd, waarvan de beweegbare contacten met de respectieve opneemmagneetkoppen 13 en 14 van voor signaalopname op een registratiemedium, zoals een magneetband T, zijn gekoppeld.

Daarbij bevinden de genoemde opneemmagneetkoppen 13 en 14 zich op een onderlinge hoekafstand 50 van 180°, terwijl de magneetband T over een hoek van 220° om de bij de roteerbare magneetkopeenheid behorende bandleitrommel is gewikkeld. De bandtransportservobesturing voor de magneetband T en de rotatieservobesturing voor de magneetkoppen 13 en 14 vinden op bekende wijze plaats op basis van een niet in de tekening weergegeven stuursignaal (CTL), het nog nader te beschrijven uitgangssignaal van een impulsgenerator, enz.

55 De door de magneetkoppen 13 en 14 uit de magneetband T uitgelezen signalen worden via de respectieve beweegbare contacten van de schakelaars 11 en 12 aan de (vaste) weergeefcontacten p van deze schakelaars toegevoegd.

3 192810

De respectievelijk aan deze weergeefcontacten p van de schakelaars 11 en 12 verschijnende, uitgelezen signalen worden toegevoerd aan de respectieve (vaste) contacten o en e van twee schakelaars 15 en 16, waarbij de aan de respectieve beweegbare contacten van deze schakelaars 15 en 16 verschijnende signalen via een versterker 17 en een signaalbewerkingsschakeling 18 aan een uitgangsaansluiting 19 en 5 via een versterker 20 aan een voor tijdbasisexpansie van het impulscodegemoduleerde audiosignaal dienende schakeling 21 worden toegevoerd; het door de laatstgenoemde als demodulatieuitgangssignaal afgegeven audiosignaal wordt toegevoerd aan een onderdrukkingsschakeling 22. Het uitgangssignaal van de versterker 20 wordt voorts toegevoerd aan een identificatiesignaaldetectieschakeling 23, waarbij het door deze schakeling gedetecteerde identificatiesignaal via een vertragingsschakeling 24 met een voorafbepaalde 10 vertragingsduur eveneens aan de onderdrukkings- of blokkeringsschakeling 22 wordt toegevoerd het uitgangssignaal van de blokkeringsschakeling 22 komt ter beschikking aan een audiosignaaluitgangs-aansluiting 25.

Bij het in figuur 3 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld vindt toepassing plaats van een impulsopwek-schakeling 26, waarvan de uitgangsimpulsen dienen voor detectie van de respectieve rotatiefasen van de 15 magneetkoppen 13 en 14. Het door de schakeling 26 afgegeven, impulsvormige signaal wordt toegevoerd aan tijdsritmesignaalopwekschakeling 27; de door deze schakeling afgegeven, tijdsritmebepalende signalen dienen voor besturing van de schakelwerking van de verschillende schakelaars 4, 5 enz.

De figuren 4A-4K tonen enige tijdbasisschalen ter verduidelijking van de werking van de inrichting volgens het in figuur 3 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding. Tijdens normale signaalopname 20 wordt een impuls met de gedaante volgens figuur 4A door de impulsopwekschakeling 26 geleverd. Aangenomen wordt nu, dat het verschijnen van de impuls volgens figuur 4A valt tijdens bijvoorbeeld de verticale synchronisatieperiode van het videosignaal. Gedurende deze periode verkeren de magneetkoppen 13 en 14 over de respectievelijk in de figuren 4B en 4C weergegeven gebieden in aanraking met de magneetband T. De voor tijdbasiscompressie van impulscodegemoduleerde signalen dienende schakeling 7 25 wordt bekrachtigd in het ritme volgens figuur 4D en geeft, voorafgaande aan zijn bekrachtiging, een impulscodegemoduleerd audiosignaal ter lengte van één verticale periode af. De schakelaars 4 en 5 worden in tegenfase met elkaar overgeschakeld volgens het in figuur 4E weergegeven ritme, terwijl de schakelaars 11 en 12 naar hun respectieve vaste contacten r worden overgeschakeld.

Als gevolg van het voorafgaande ontvangt bijvoorbeeld de magneetkop 13 het impulscodegemoduleerde 30 audiosignaal via het vaste contact a van de schakelaar 4 tijdens de eerste overlappingsperiode, gedurende welke de magneetkop 13 met de magneetband T in aanraking verkeert, en het videosignaal via het contact v van de schakeling 4 tijdens de daarop volgende verticale periode, zodat op de magneetband T een registratiespoor van het gewenste type volgens figuur 1 wordt gevormd. Op soortgelijke wijze wordt vervolgens door de magneetkop het daarop volgende registratiespoor volgens figuur 1 op de magneetband 35 T gevormd.

Voor normale signaalweergave worden de schakelaars 11 en 12 naar hun respectieve contacten p overgeschakeld, terwijl de schakelaars 15 en 16 aan het schakelritme volgens figuur 4E worden onderworpen. Als gevolg daarvan worden door de schakelaar 15 afwisselend de door de magneetkoppen 13 en 14 uitgelezen videosignalen afgegeven, terwijl de schakelaar 16 sequentieel het impulscodegemoduleerde 40 audiosignaal afgeeft. Deze aldus ter beschikking komende uitgangssignalen worden respectievelijk nabewerkt en gedemoduleerd, waarna zij aldus bewerkt aan de respectieve uitgangsaansluitingen 19 en 25 ter beschikking komen.

Voor de heropname van het impulscodegemoduleerde audiosignaal worden de schakelaars 11 en 12 naar hun respectieve contacten r overgeschakeld gedurende (slechts) de in de figuren 4F en 4G weergege-45 ven perioden. Als gevolg daarvan wordt een nieuw (op te nemen) impulscodegemoduleerd audiosignaal voor heropname op de magneetband T aan de magneetkoppen 13 en 14 toegevoerd.

Bij het in figuur 3 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van een magnetische opneem- en/of weergeef-inrichting volgens de uitvinding wordt een tijdsritmesignaal volgens figuur 4H, dat de beëindiging van signaalheropname signaleert, via een aansluiting 28 aan de schakeling 27 toegevoerd. In dat geval wordt de 50 schakelaar 8 door een van de schakeling 28 afkomstig tijdsritmesignaal naar zijn vaste contact i overgeschakeld voor de duur van het interval volgens figuur 4I.

Als gevolg daarvan vindt tijdens de periode, waarin signaalheropname volgens het registratiespoor b12 volgens figuur 2 plaatsvindt, opname van het van de schakeling 9 afkomstige identificatiesignaal in het gearceerde deel van het registratiespoor b12 in plaats van het impulscodegemoduleerde audiosignaal plaats. 55 Daarbij wordt verondersteld, dat het identificatiesignaal een zodanige vorm heeft, dat het zich niet voor impulscodedemodulatie leent. Op de hiervoor beschreven wijze vindt aldus de signaalheropname van het impulscodegemoduleerde audiosignaal plaats.

Claims (4)

192810 4 Bij uitlezing van een magneetband T, waarop op de hiervoor beschreven wijze heropname van het impulscodegemoduleerde audiosignaal heeft plaatsgevonden, wordt detectie van het genoemde identificatie-signaal door middel van de identificatiesignaaldetectieschakeling 23 uitgevoerd volgens het in figuur 4J weergegeven tijdsritme; het gedemoduleerde uitgangssignaal wordt door het gedetecteerde identificatie-5 signaal binnen het gebied volgens figuur 4K onderdrukt. Dit wil zeggen, dat het op het uit het registratie-spoor a13 uitgelezen signaal gebaseerde, gedemoduleerde audiosignaal wordt onderdrukt. Uit de voorgaande beschrijving komt naar voren, op welke wijze bij het hier beschreven uitvoerings-voorbeeld de signaalheropname en demodulatie van het impulscodegemoduleerde audiosignaal plaatsvinden. Volgens de onderhavige uitvinding is het mogelijk, dat indien het identificatiesignaal bijvoorbeeld in het 10 laatste door de signaalheropname bestreken registratiespoor wordt opgenomen, dat bij signaalweergave en -demodulatie detectie van het identificatiesignaal wordt toegepast voor blokkering of onderdrukking van het uit het tijdens signaalheropname ’’beschadigde” registratiespoor uitgelezen signaal. De uitvinding verschaft derhalve de mogelijkheid om de uit een dergelijke ’’beschadiging” resulterende stoorcomponenten te onderdrukken. 15 Volgens de uitvinding is het niet noodzakelijk, dat het genoemde identificatiesignaal in het laatste tijdens signaalheropname beschreven registratiespoor wordt opgenomen; in plaats daarvan kan het identificatiesignaal worden opgenomen in een registratiespoor, waarvan de rangorde met een voorafbepaald bedrag n (een positief geheel getal) kleiner dan dat van het laatste registratiespoor is. In dat geval komt voor opname van het identificatiesignaal een opneemwijze in aanmerking, welke naast een benadering, volgens welke 20 tijdens de gehele opneemperiode een niet voor impulscodedemodulatie in aanmerking komend signaal wordt toegepast, zoals hiervoor beschreven, waarbij het identificatiesignaal in een gedeelte van de impulscodegemoduleerde signaalinformatie wordt ingevoegd, de impulsherhalingsfrequentie van het aan het begin van de impulscodegemoduleerde signaalinformatie verschijnende kloksignaal wordt gevarieerd en een specifiek laagfrequent op alle impulscodegemoduleerde signaalinformatie wordt gesuperponeerd. 25 De toepassing van het identificatiesignaal aan het begin van de signaalheropname verschaft de mogelijkheid om te verhinderen, dat door het samenvallen van de magneetkop met een registratiespoor stoorcomponenten in een uitgelezen signaal optreedt. Dit wil zeggen, dat bij de opname van impulscodegemoduleerde informatie tussen de uitlezing van het impulscodegemoduleerde signaal en de demodulatie van het uitgelezen signaal een vertragingsduur van meer dan één verticale periodeduur optreedt. Dit maakt 30 het mogelijk, dat het identificatiesignaal op het eerste bij de signaalheropname bestreken registratiespoor wordt opgenomen en dat het uit een daaraan voorafgaand registratiespoor afkomstige, impulscodegemoduleerde signaal na demodulatie daarvan kan worden geblokkeerd. De uitvinding leent zich voor toepassing in het geval, waarin ieder registratiespoor in een aantal segmenten is verdeeld, waarbij op ieder segment een (van de andere) onafhankelijk impulscode-35 gemoduleerd signaal wordt opgenomen en de signaalheropname slechts voor een gewenst registratiespoor-segment wordt uitgevoerd. Het hiervoor genoemde identificatiesignaal kan in het geval, waarin signaalheropname plaatsvindt in een registratiespoordeel, dat volgt op een eerder aan signaalheropname onderworpen registratiespoordeel, als tijdsritmesignaal kan worden gebruikt. In dat geval wordt een zeer gladde overgang tussen opeenvolgende 40 audiosignalen verkregen. Bij het in het voorgaande beschreven uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding kan de genoemde signaalonderdrukking of -blokkering van het type ’’soft muting” of van het type ’’zero-cross muting” zijn. 45 Conclusies

1. Magnetische opneem- en weergeefinrichting, omvattende ten minste één paar om dezelfde as roteerbare magneetkoppen die over een hoek van 180° onderling verplaatst zijn en die elk zijn ingericht voor het tijdens opname op een magneetband in daarop onder een schuine hoek met de verplaatsingsrichting van de 50 magneetband verlopende opeenvolgende registratiesporen registreren van een videosignaal en een in tijd gecomprimeerd audiosignaal, waarbij de inrichting is ingericht voor het over een hoek groter dan 180° om de as geleiden van de magneetband, met het kenmerk, - dat de magneetkoppen (13, 14) onderling verschillende azimuthoeken hebben, elk een grotere breedte hebben dan de breedte van de opgenomen registratiesporen <a, b), en dat de inrichting omvat: 55. middelen (4, 5, 11, 12) voor heropname van een audiosignaal; - middelen (9) voor het opwekken van een identificatiesignaal voor identificatie van door signaalheropname gevormde registratiesporen <a, b); 5 192810 - middelen voor opname van het identificatiesignaal op een voorafbepaalde plaats op de magneetband (Ό; - een detectieschakeling (23) voor detectie van het identificatiesignaal; en - een compensatieschakeling (21-24) voor compensatie van een uitgelezen audiosignaal in samenhang 5 met het identificatiesignaal.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het identificatiesignaal in het audiosignaaldeel van een desbetreffend informatieregistratiespoor wordt opgenomen.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de compensatieschakeling een signaalblokkerende of signaalonderdrukkende werking heeft.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de compensatieschakeling zodanig is uitgevoerd, dat onderdrukking of blokkering van een uit een na een laatste aan signaalheropname onderworpen audiosig-naalregistratiespoordeel komend dergelijk registratiespoordeel uitgelezen audiosignaal plaatsvindt. Hierbij 3 bladen tekening