NL1031139C2

NL1031139C2 - Inrichting voor het verpakken van artikelen.

Info

Publication number: NL1031139C2
Application number: NL1031139A
Authority: NL
Inventors: Joseph Johan Maria Van Rens
Original assignee: Cfs Weert Bv
Priority date: 2005-04-14
Filing date: 2006-02-13
Publication date: 2007-11-14
Also published as: EP1874629A1; WO2006108781A1; US7739860B2; DE602006017051D1; BRPI0610630A2; EP1874629B1; AR053219A1; BRPI0610630B1; US20090241476A1; NL1031139A1; TW200702241A; ATE482144T1

Description

Inrichting voor het verpakken van artikelen.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting en een werkwijze voor het verpakken van artikelen, in het bijzonder snoepgoed, zoals lollies.

Het is bekend om lollies te verpakken in vellen 5 verpakkingsmateriaal, zoals kunststof folie. In een uitvoering, de zogenoemde Bunch-wrap verpakking, worden de lollies vastgehouden in stokjesklemmen die aangebracht zijn op een roteerbare trommel. Aan de kopzijde van de lollies wordt een vel gepositioneerd, vervolgens over en om de kop 10 geslagen en aan de stokjeszijde van de kop gewikkeld en geseald. Daarbij wordt gebruik gemaakt van twee verdraaibare armen, voorzien van verwarmde aandrukeinden, de arm-einden, alsmede van een stokjesklem die de lollie met omgeslagen vel roteert. Voor de verwarming zijn de armen 15 voorzien van een toevoergeleider, die via een beweegbare koppeling verbonden is met een met de machine vaste voeding .

Het is verder, uit WO-A-03/086871 van aanvraagster bekend om tenminste een van alle armen te voorzien van 2 0 middelen voor het meten van de temperatuur op de verwarmde armeinden. Deze meetmiddelen, zoals een PT100 element, zijn verbonden met een regelaar voor de voeding voor de armeinden om een aandrukeinden om daaraan overeenkomstige signalen af te geven. Op deze manier kan de werkelijke tempera-25 tuur worden gevolgd, en daarop gebaseerd kan de temperatuur 1031139- 2 aan de armeinden op gewenste instelwaarde worden geregeld. Bij voorkeur is slechts een van alle paren armen van meetmiddelen voorzien, zodat volstaan kan worden met een meting, karakteristiek voor alle armen.

5 Een doel van de uitvinding is een inrichting en werkwijze van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarmee het warmte-lasproces van de verpakking in vergaande mate beheerst kan worden.

Een doel van de uitvinding is een inrichting en 10 werkwijze van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarmee het warmte-lasproces van de verpakking in vergaande mate storingsarm kan worden uitgevoerd.

Een doel van de uitvinding is een inrichting en werkwijze van de in de aanhef genoemde soort te verschaf-15 fen, waarmee het warmte-lasproces van de verpakking op efficiënte wijze kan worden uitgevoerd.

Voor het bereiken van tenminste één van deze doelen voorziet de uitvinding, vanuit één aspect, in een inrichting voor het verpakken van artikelen, in het bij-20 zonder snoepgoed, zoals bijvoorbeeld lollies, omvattend een verpakkingstransporteur, zoals een roterend aangedreven trommel, met een reeks langs een bewegingsbaan omlopende houders voor het tijdens transport vasthouden van elk artikel en een verpakkingsvel daarvoor, een toevoer-25 station voor toevoer van de artikelen en de verpakkings-vellen aan de verpakkingstransporteur en een afvoerstation voor het afvoeren van de op de transporteur verpakte artikelen, waarbij de verpakkingstransporteur voorzien is van middelen voor het sluiten van het verpakkingsvel op 30 het betreffende artikel en van een met de houders mee omlopende reeks sealmiddelen voor het door toevoer van warmte sealen van de gesloten verpakking, waarbij de sealmiddelen elk een velaangrijper omvatten, die voorzien is van een verwarmingslichaam, waarbij de inrichting 35 voorts omvat middelen voor het verwarmen van elk verwarmingslichaam en middelen voor het aansturen van de verwarmingsmiddelen, waarbij de aanstuurmiddelen ingericht zijn 1031139- 3 voor het afzonderlijk aansturen van de verwarmingsmiddelen voor elk verwarmingslichaam.

Door het afzonderlijk meten alsmede op basis van de afzonderlijke meting aansturen van de temperatuur van de 5 verwarmingsmiddelen voor elk verwarmingslichaam kan voor iedere verpakkingsbewerking een zoveel mogelijk optimale temperatuur worden bewerkstelligd, rekening houdend met individuele omstandigheden. Er behoeft niet te worden uitgegaan van een enkele, wellicht niet representatieve 10 selectie-meting voor meerdere sealmiddelen, zoals in de bekende inrichting. Verschillen in de gaafheid van de sluitingen van opeenvolgende artikelen kunnen daarmee vergaand worden voorkomen.

In een uitvoering zijn de aanstuurmiddelen 15 voorzien van een eerste geheugen voor opslag van een streefwaarde van de temperatuur van de verwarmingslicha-men, waarbij de inrichting voorts omvat middelen voor het meten van de temperatuur van elk verwarmingslichaam, waarbij de aanstuurmiddelen ingericht zijn voor het in 20 afhankelijkheid van de uitkomst van een vergelijking tussen de streefwaarde en het laatste meetwaarde-gegeven van een verwarmingslichaam aansturen van de verwarmingsmiddelen voor dat verwarmingslichaam.

In een verdere uitvoering hiervan omvatten de 25 aanstuurmiddelen een regeling en een tweede geheugen voor onderscheiden opslag van waarden indicatief voor de historische toestand van de regeling van een verwarmingselement, waarbij de regeling ingericht is voor het in afhankelijkheid van de waarden voor de historische toe-30 stand van de regeling voor het betreffende verwarmingslichaam, de streefwaarde en het laatste meetwaarde-gegeven van het betreffende verwarmingslichaam aansturen van de verwarmingsmiddelen voor dat verwarmingslichaam. Aldus kan in de aansturing van het verwarmingslichaam rekening 35 worden gehouden met de reactie van dat verwarmingslichaam op de verwarming, derhalve op specifieke bijzonderheden van dat verwarmingslichaam, zoals een afwijkend gewicht.

11031139- > 4

In een uitvoering omvatten de aanstuurmiddelen een aparte regeling voor elk verwarmingslichaam. Hierdoor kan elk verwarmingslichaam optimaal aangestuurd worden.

In een alternatieve uitvoering omvatten de 5 aanstuurmiddelen één regeling voor het onderscheiden en sequentieel regelen van de verschillende verwarmingslicha-men. Bij het sequentieel aansturen van de verschillende verwarmingslichamen kan aldus sterk bespaart worden op het aantal regelingen. In een uitvoering is hierbij het tweede 10 geheugen ingericht voor een onderscheiden opslag van de waarden voor de historische toestand van de regeling voor de verschillende verwarmingslichamen, waarbij het tweede geheugen de waarden voor de historische toestand van elk individueel verwarmingslichaam sequentieel beschikbaar 15 stelt aan de regeling voor het sequentieel aansturen van de verschillende verwarmingslichamen.

In een uitvoering zijn de meetmiddelen stationair ten opzichte van de bewegingsbaan van de houders, in het bijzonder aan de buitenzijde van die baan.

20 De meetmiddelen kunnen ingericht zijn voor contactloze meting van de temperatuur van de verwarmingslichamen. In een uitvoering zijn de verwarmingsmiddelen ingericht voor contactloze verwarming, van buitenaf, van de verwarmingslichamen.

25 De verwarmingsmiddelen kunnen stationair zijn ten opzichte van de bewegingsbaan van de houders. In een uitvoering zijn de verwarmingsmiddelen en de meetmiddelen onderling op afstand langs de bewegingsbaan van de houders geplaatst. Hierdoor kan mogelijke een interferentie van de 30 verwarming door de verwarmingsmiddelen en de temperatuur-meting van de meetmiddelen ten minste verminderen.

In een uitvoering is elke velaangrijper met verwarmingslichaam beweegbaar tussen een buiten-be-drijfstand en een bedrijfstand, waarbij de verwarmings-35 middelen opgesteld zijn voor toevoer van warmte aan het verwarmingslichaam in de buiten-bedrijfstand van de vel-aangrijper. De meetmiddelen kunnen daarbij opgesteld zijn 1031139- 5 voor meting van de temperatuur van het verwarmingslichaam in de buiten gebruiksstand van de velaangrijpers.

De verpakkingstransporteur kan voorzien zijn van wikkelmiddelen voor het bij het verpakken vormen van een 5 verdraaid eindgedeelte van het verpakkingsvel op het betreffende artikel en waarbij de sealmiddelen opgesteld zijn voor het door toevoer van warmte sealen van het verdraaid gedeelte of een daaraan grenzend gebied van het verpakkingsvel. Voor elke houder kunnen dergelijke wikkel-10 middelen en sealmiddelen zijn voorzien, waarbij de wikkelmiddelen en sealmiddelen bij voorkeur ingericht zijn voor werking tijdens transport daarvan door de verpakkingstransporteur .

De velaangrijpers kunnen paren klemarmen omvat-15 ten, die om een eigen rotatieas roteerbaar aangebracht zijn op de verpakkingstransporteur, waarbij de baan van de rotatieas op een kortste afstand van de verwarmingsmiddelen gelegen is die kleiner is dan de klemarmlengte. De klemarmen kunnen daarbij beweegbaar zijn tussen een naar 20 de rotatieas bewogen bedrijf- of klemstand en een van de rotatieas wegbewogen uitstaande, buiten-bedrijfstand, waarbij de verwarmingsmiddelen opgesteld zijn in een traject van de sealmiddelen waarin de klemarmen zich in de uitstaande stand bevinden, waarin zij zich bij voorkeur 25 radiaal ten opzichte van de rotatieas uitstrekken. In een uitvoering is slechts voor één van de klemarmen voorzien van een verwarmingslichaam.

De klemarmen kunnen om hun rotatieas roteerbaar zijn in een richting tegengesteld aan de omlooprichting 30 van de verpakkingstransporteur.

De verwarmingsmiddelen kunnen inductiemiddelen voor het door inductie verwarmen van het verwarmingslichaam omvatten. De inductiemiddelen kunnen een. stationaire inductiespoel omvatten, die opgesteld is in de 35 bewegingsbaan van de velaangrijper. De inductiespoel kan opgesteld zijn met de spoelas dwars op de bewegingsbaan van de houders.

U03.U39- 6

In een uitvoering maakt de velaangrijper tevens deel uit van de wikkelmiddelen.

De velaangri jper kan voorzien zijn van een laag warmte-isolerend materiaal dat het verwarmingslichaam 5 afschermt in andere richting dan de klemrichting.

In een uitvoering zijn de houders ingericht voor het houden van van een stokje en een kop voorziene lollies .

De velaangrijper kan opgesteld voor werking aan 10 de stokjeszijde van de lolliekop, zoals voor een Bunch-wrap machine.

Indien tevens aan de van het stok-je afgekeerde zijde van de kop wikkelmiddelen en sealmiddelen opgesteld zijn is de inrichting geschikt voor double twist-wraps.

15. Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een inrichting voor het verpakken van artikelen, in het bijzonder snoepgoed, zoals bijvoorbeeld lollies, omvattend een verpakkingstransporteur met een reeks houders voor het tijdens transport vasthouden van elk artikel en een ver-20 pakkingsvel daarvoor, een toevoerstation voor toevoer van de artikelen en de verpakkingsvellen aan de verpakkingstransporteur en een afvoerstation voor het afvoeren van de op de transporteur verpakte artikelen, waarbij de verpakkingstransporteur voorzien is van middelen voor het slui-25 ten van het verpakkingsvel op het betreffende artikel en van een met de houders mee omlopende reeks sealmiddelen voor het door toevoer van warmte sealen van de gesloten verpakking, waarbij dè sealmiddelen elk een velaangrijper omvatten, die voorzien is van een verwarmingslichaam, 30 waarbij de inrichting voorts omvat middelen voor het verwarmen van elk verwarmingslichaam alsmede middelen voor het meten van de temperatuur van elk verwarmingslichaam en middelen voor het aansturen van de verwarmingsmiddelen in afhankelijkheid van de meetmiddelen, waarbij de meetmidde-35 len ingericht zijn voor het contactloos meten van de temperatuur van elk verwarmingslichaam.

Hiermee kan zonder dat vervorming en/of wrijving 1031139- 7 aan de temperatuur worden gemeten, waardoor een storingsvrije bedrijfsperiode kan worden verlengd.

Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een inrichting voor het verpakken van artikelen, in het 5 bijzonder snoepgoed, zoals bijvoorbeeld lollies, omvattend een verpakkingstransporteur met een reeks houders voor het tijdens transport vasthouden van elk artikel en een ver-pakkingsvel daarvoor, een toevoerstation voor toevoer van de artikelen en de verpakkingsvellen aan de verpakkings-10 transporteur en een afvoerstation voor het afvoeren van de op de transporteur verpakte artikelen, waarbij de verpakkingstransporteur. voorzien is van middelen voor het sluiten van het verpakkingsvel op het betreffende artikel en van een met de houders mee omlopende reeks sealmiddelen 15 voor het door toevoer van warmte sealen van de gesloten verpakking, waarbij de sealmiddelen elk een velaangrijper omvatten, die voorzien is van een verwarmingslichaam, waarbij de inrichting voorts omvat middelen voor het verwarmen van het verwarmingslichaam van tenminste een van 20 de sealmiddelen, alsmede middelen voor het meten van de temperatuur van dat verwarmingslichaam en middelen voor het aansturen van de verwarmingsmiddelen in afhankelijkheid van de meetmiddelen, waarbij de meetmiddelen stationair opgesteld zijn ten opzichte van de verpakkingstrans-25 porteur.

Aldus kunnen de meetmiddelen opgesteld zijn bijvoorbeeld buiten de bewegende delen van de verpakkingstransporteur, welke meetmiddelen doorgaans zijn ondergebracht op een roterende trommel. Voor de temperatuur-30 meting zijn minder onderdelen nodig. De temperatuurmeting kan eenvoudiger plaatsvinden, met relatief stationaire en daardoor eenvoudiger en storingsongevoeliger onderdelen.

Ook hierbij kunnen de meetmiddelen ingericht zijn voor het contactloos meten van de temperatuur van dat 35 verwarmingslichaam.

Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een inrichting voor het verpakken van artikelen, in het Ü031139- 8 bijzonder snoepgoed, zoals bijvoorbeeld lollies, omvattend een verpakkingstransporteur met een reeks houders voor het tijdens transport vasthouden van elk artikel en een ver-pakkingsvel daarvoor, een toevoerstation voor toevoer van 5 de artikelen en de verpakkingsvellen aan de verpakkingstransporteur en een afvoerstation voor het afvoeren van de op de transporteur verpakte artikelen, waarbij de verpakkingstransporteur voorzien is van middelen voor het sluiten van het verpakkingsvel op het betreffende artikel en 10 van een met de houders mee omlopende reeks sealmiddelen voor het door toevoer van warmte sealen van de gesloten -...· verpakking, waarbij de sealmiddelen elk een velaangri.jper omvatten, die voorzien is van een verwarmingslichaam, waarbij de inrichting voorts omvat middelen voor het 15 verwarmen van elk verwarmingslichaam en middelen voor het aansturen van de verwarmingsmiddelen, waarbij de aanstuur-middelen voorzien zijn van een geheugen voor opslag van een streefwaarde van de temperatuur van de verwarmings-lichamen, waarbij de inrichting voorts omvat middelen voor 20 het meten van de temperatuur van elk verwarmingslichaam, waarbij de aanstuurmiddelen voorts een geheugen omvatten voor onderscheiden opslag van de meetwaarden van de ver-warmingslichamen, waarbij de aanstuurmiddelen ingericht zijn voor het afhankelijk van de uitkomst van een verge-25 lij king tussen de streefwaarde en de laatste meetwaarde van een verwarmingslichaam aansturen van de verwarmingsmiddelen voor dat verwarmingslichaam.

De in de aanvrage beschreven en/of getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonder-30 lijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten, zoals contactloze verwarming van de velaangrijper en gerichte luchtverwarming, en andere aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen .

35 De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in: 1031139- 9

Figuur 1 een schematisch vooraanzicht op een inrichting voor het dubbel-twist verpakking van lollies, voorzien van een inrichting volgens de uitvinding, in een voorbeelduitvoering; 5 Figuur IA een schematisch zijaanzicht op een eenheid voor het dubbel-twist verpakken van een lollie in de inrichting van figuur 1;

Figuur 2 een schematisch aanzicht op een meet- en verwarmingsinrichting voor de inrichting van figuur 1; 10 Figuur 2A een doorsnede van de afbeelding van figuur 2;

Figuur 2B een detail van de afbeelding van figuur 2;

Figuren 3A-C opeenvolgende aanzichten in drie 15 richtingen op een twist-klem in de inrichting van figuur 1;

Figuur 4 een schematisch aanzicht op een meet- en verwarmingsinrichting voor de inrichting overeenkomstig figuur 2, in een volgende fase; en

Figuren 5A en 5B schematische weergaven van twee 20 mogelijke opzetten van de temperatuurmeting en verwarmings-aansturing in de inrichting van de voorgaande figuren.

De verpakkingsinrichting 1 in figuren 1 en verder omvat een frame 2 dat op een ondergrond 100 is geplaatst. De inrichting 1 omvat een toevoerbak 3 voor van een steel 25 en van een kop voorziene lollies, in bulk aangevoerd in de richting A. De bak gaat in het ondereind over in een doorgang, met aan de onderzijde daarvan een schudhelling 5/6, die de lollies in een stroom in de richting B afgeeft aan een onder verticale hartlijn SI in de richting C verdraai-30 bare verdeelschijf 7. De verdeelschijf 7 heeft een relatief groot oppervlak, waarop de in bulk aangevoerde lollies verspreid kunnen worden. De verdeelschijf 7 is aan de rand voorzien van opneemruimtes voor de kop van de lollies en radiaal daarvan naar buiten reikende spleten voor de stok-35 jes daarvan. De lollies met lolliestokjes worden met behulp van niet weergegeven middelen, op zich bekend, in een oriëntatie met de stokjes radiaal buitenwaarts gebracht en |03t139i 10 daarna gehouden. Langs de rand van de verdeelschijf 7 bevindt zich een tweede proceswiel 8, dat verdraaibaar is in de richting D om een horizontale hartlijn S2. Op het tweede proceswiel zijn stokjesklemmen aangebracht, waarmee 5 de lollies, aan hun stokjes, worden vastgegrepen en uit de verdeelschijf 7 gelicht worden.

Na het tweede proceswiel 8 is een derde proceswiel 9 opgesteld, dat omloopt in de richting E om hartlijn S3. Op het derde proceswiel 9 is een reeks lolliehouders 10 aangebracht, bij elk waarvan een folievelklem geplaatst is. Bij het derde proceswiel 9 is een folietoevoerstation 10 geplaatst, waarin een rol folievelmateriaal geplaatst, kan worden en afgewikkeld kan worden en in aparte vellen Fi gesneden kan worden, intermitterend afgegeven aan het derde 15 proceswiel 9.

In procesrichting benedenstrooms het derde proceswiel 9 is een vierde proceswiel 11 opgesteld, dat roterend aangedreven is in de richting F om hartlijn S4. Het vierde proceswiel 11 is voorzien van een reeks daarmee 20 omlopende lolliehouders 50, en een reeks mee-omlopende wikkelaars, alsmede warmtelasmiddelen voor het sealen van de beide getwiste einden van het folieverpakkingsvel om de lollie.

In het vierde proceswiel 11 verpakte lollies 25 worden afgegeven aan een afvoerwiel 12, dat roteert in de richting G, en de lollies af kan geven aan een afvoer 14, voor afvoer in de richting J.

In figuur IA is één van de paren wikkelaars 20/30 van het vierde proceswiel 11 weergegeven, in zijaanzicht. 30 Begrepen zal worden dat het vierde proceswiel 11 loodrecht op het vlak van tekening gelegen is, waarbij de weergegeven lollie L met het stokje Si evenwijdig is gelegen aan de hartlijn S4.

De lolliehouders 50 zijn schematisch weergegeven, 35 en klemmen met klemkaken 50a, 50b radiaal op de lolliekop Ki, onder tussenklemming van het in buisvorm aanwezige folievel Fi. De langsnaad van het folievel reikt evenwijdig 1031139- 11 aan het stokje Si.

De linker wikkelaar 20 omvat een houder 28 met twee armen 21a, 21b, die ter plaatse van 22a, 22b schar- nierbaar bevestigd zijn op de houder 28 en aan dat eind 5 voorzien zijn van vertandingen 23a, 23b. Deze vertandingen staan, op op zich bekende wijze, in aangrijping met een heugel (niet weergegeven), die heen en weer beweegbaar is in de richting evenwijdig aan het stokje Si. Door die beweging zullen de armen 21a, 21b roteren in de richting L, 10 tussen een radiaal uitstaande, niet-bedrijfstand, weergegeven in de figuur, en een gesloten, bedrijfstand.

De wikkelarmen 2.1a, 21b zijn aan hun uiteinde voorzien van klemplaten 24a, 24b, waarmee eén foliebuis plat geklemd kan worden.

15 De wikkelaar 30 is op vergelijkbare wijze opge bouwd, en bezit een houder 38 met twee wikkelarmen 31a, 31b, die ter plaatse van scharnieren 32a, 32b scharnierbaar bevestigd zijn aan de houder 38, en aldaar voorzien zijn van vertandingen 33a, 33b, die ook weer, op op zich bekende 20 wijze, ingrijpen in een heugel die heen en weer beweegbaar is in een richting parallel aan het stokje Si.

De wikkelarmen 31a, 31b zijn aan hun uiteinde voorzien van klemplaten 34a, 34b, waarmee een foliebuis plat geklemd kan worden.

25 Beide houders 28,38 zijn roteerbaar in de rich ting K, om een hartlijn evenwijdig aan het stokje Si, en zijn daartoe voorzien van tandwielen 25, 35, die met tanden 26, 36 in blijvende aangrijping zijn met een binnenvertan-ding 41 aan een vast opgestelde ring 40, zie figuur 2A 30 (voor tandwiel 25: tandwiel 35 wordt op vergelijkbare wijze aangedreven).

De houders 28,38 zijn om hun hartlijn draaibaar gelagerd in het roterende gedeelte van het vierde proces-wiel 11. Bij rotatie van het vierde proceswiel 11 zullen 35 daarom de tanden 26, 36 van de tandwielen 25, 35, langs de vaste, ringvormige vertanding 41 aflopen, zodat de houders 28,38 en daarmee de wikkelaars 20, 30 geroteerd worden in «10311 39 - 12 de richting K.

Tijdens de omloop zullen, wanneer de twistarmen 21a, 21b in de uitstaande stand zullen blijven staan, deze een guirlandeachtige baan V volgen, zoals schematisch 5 weergegeven in figuur 2. In de radiaal uiterste posities zullen zij een moment hebben waarin zij kortstondig niet in omtreksrichting zullen bewegen, maar zullen worden omgezet van een radiaal buitenwaartse beweging naar een radiaal binnenwaartse beweging. Opgemerkt wordt dat het aantal 10 dergelijke keerposities meer of minder kan zijn, afhankelijk van de diameterverhouding van de vertandingen 41 en . 2.6, 36. , ,

Zoals in figuur 2 te zien is, is ter plaatse van één van die keerposities van armen 21b een spoel 62 opge-15 steld. Deze spoel 62 maakt deel uit van een verwarmings-inrichting 60, stationair geplaatst bij het vierde proces-wiel 11, zoals schematisch weergegeven in figuur 1.

De spoel 62 maakt deel uit van een inductie-verwarmingsinrichting 60, verder weergegeven in figuur 2, 20 omvattende een inductieverwarmingseenheid 67, aangestuurd door een regeleenheid 66, van waaruit een buis 63a,b loopt, die met windingen 64 een spoel 62 vormt. De spoel 62 is zuiver radiaal ten opzichte van het vierde proceswiel 11 gericht. De buis 63 is van koper, elektrisch geleidend 25 materiaal, en is hol uitgevoerd, zodat via buisbeen 63a, de spoel 62, en terug via buisbeen 63b een koelfluïdumstroom kan lopen. De buizen 63a, 63b zijn voortgezet aan het andere eind van de inductie-inrichting 60, met buizen 65a, 65b, welke leiden naar een koeleenheid 61, waarin het 30 koelfluïdum in de buis wordt gekoeld. De koeleenheid 61 is elektrisch geïsoleerd van de inductie-verwarmingseenheid 67.

De spoel 62 is zodanig opgesteld dat deze de klemplaat 24b, van de wikkelaar 20 geheel kan opnemen, 35 zonder contact. Dit is verder weergegeven in figuur 2B.

De klemplaat 24b, bevestigd op de wikkelarm 21b, is zoals te zien is in de figuren 3A-C, voorzien van een &031139 13 metalen inzetstuk 27b, vastgeklemd in een gleuf 29 gemaakt in de klemplaat 24b. De klemplaat 24b is verder vervaardigd van een geschikt kunststof materiaal. Het metalen inzetstuk 27b kan van bijvoorbeeld RVS430, ferritisch roestvaststaal 5 zijn. Het inzetstuk 27b is hierbij voorzien van een gleuf 27c voor een lolliestokje, net als de tegenovergelegen klemplaat 24a.

Het metaal is door het kunststof van de klemplaat 24b in zijwaartse en achterwaartse richting omgeven en 10 daardoor geïsoleerd.

De verpakkingsinrichting 1 omvat voorts een vast opgestelde infrarood sensor 80, die zodanig aan de omtrek van de omloopbaan opgesteld is, dat de klemplaat 24b in het meetbereik daarvan komt. De infrarood sensor 80 is door een 15 leiding 81 verbonden met de regeleenheid 66 om daaraan meetsignalen af te geven, die indicatief zijn voor de temperatuur van het inzetstuk 27b van klemplaat 24b. Deze worden opgeslagen in een schuifregister 82 in regeleenheid 66.

20 Zoals ook weergegeven in figuur 5 is de infrarood sensor 80 vier posities bovenstrooms van de verwarmingspoel 62 opgesteld. De infrarood sensor 80 zou bijvoorbeeld ook opgesteld kunnen zijn twee posities verder benedenstrooms, indien dat geen belemmering vormt voor het invoeren van de 25 verpakkingsfolie en de lollie. Het schuifregister 82 heeft een met dat aantal posities overeenkomende posities, in dit voorbeeld derhalve vier posities.

In figuur 5A zijn de -in dit geval 10- paren klemplaten 24a,b weergegeven (posities a-j), waarbij de 30 bewegingsrichting F indicatief is aangegeven. Het klem-plaatpaar 24a,b van positie f is dan bij de spoel 62. Ter plaatse van positie b wordt dan een nieuwe meting verricht aan een klemplaat 24b.

De regeleenheid 66 is via ingang 72 verbonden met 35 een bedieningspaneel 71 waarmee de streefwaarde voor de temperatuur van het inzetstuk 27b, het verwarmingslichaam kan worden ingevoerd in de regeleenheid 66.

103Π39- 14

De regeleenheid 66 omvat verder een poort 69a, voor de leiding 81 afkomstig van de infrarood sensor 80, naar schuifregister 82. De poort 69b. leidt naar inductie-verwarmingseenheid 67 welke via leiding 63a,b de spoel 62 5 activeert.

In principe is het aldus mogelijk om met de regeleenheid 66, waarin iedere meetwaarde kan worden opgeslagen, op zijn minst tot de eerstvolgende verwarming van de betreffende klemkaak, iedere klemkaak volgens een indi-10 vidueel afgestemde aansturing van de verwarmingsmiddelen, hier met de inductiespoel, afzonderlijk te laten verwarmen tot een.....gewenste, temperatuur. Zo kan voor bijvoorbeeld positie b de meetwaarde worden opgeslagen en wanneer positie b ter plaatse van de spoel 62 is aangekomen op basis 15 van een vergelijking tussen de in het schuifregister 82 voor positie b opgeslagen meetwaarde en de streefwaarde, bijvoorbeeld 130°C, de inductie-verwarmingseenheid 67 worden aangestuurd om een bij de geconstateerde verschil-temperatuur de inductiespoel 62 te bekrachtigen, proportio-20 neel, naar vermogen en/of tijd. Op vergelijkbare wijze worden de andere klemmen van de posities a en c-j op hun beurt verwarmd, afhankelijk van de voor die individuele klemkaken daarvan door infrarood meter 80 aan betreffende inzetstukken 27b gemeten temperatuur. Een dergelijke opzet 25 kan werkbaar zijn in geval de inzetstukken 27b van alle klemplaten 24b precies gelijk aan elkaar zijn.

In figuur 5B is figuur 5A uitgebreid met een schuifregister 70 weergegeven, waarin via poort 68b, per positie a-j, een of meer .waardes kunnen worden opgeslagen 30 betreffende de toestand van de regeleenheid, in het bijzonder de historie van de toestand van de regeling. De regeleenheid 66 kan via poort 68a de betreffende informatie uitlezen en gebruiken in de regeling van de inductieverwar-mingsinrichting 67, mede op basis van de meest recente 35 meetwaarde van infrarood sensor 80 voor de betreffende positie. Waarde(n) representatief voor de betreffende aansturing van de inductieverwarmingsinrichting 67 worden 1Ό31139- 15 opgeslagen in het schuifregister 70, voor gebruik in latere cycli voor de betreffende positie.

Hiermee wordt per positie een regeling met een soort van leerproces mogelijk: wanneer de gemeten tempera-5 tuur in een omloop voor een bepaalde positie lager danwel hoger is dan in de daaraan voorafgaande omloop kan dat worden opgemerkt in de besturingsinrichting 66, en kan de aansturing van de inductieverwarmingsinrichting 67 daarop worden aangepast.

10 Als gevolg hiervan kan een nauwkeurige verwarming van elke afzonderlijke, van inzetstuk 27b voorziene klem-plaat 24b gerealiseerd worden, met niet... alleen minimale afwijkingen tussen de posities onderling, maar ook -per positie- in de tijd gezien.

15 Tijdens bedrijf worden, zoals schematisch weerge geven in figuur 2, de lollies met om de kop hangend folie-vel, waarvan de buigingsas evenwijdig is aan het stokje Si, aan het begin van het traject I, opgenomen in de houders 50a,b van het vierde proceswiel 11.

20 Met verder niet weergegeven middelen kan het folievel om de kop worden omgeslagen, tot een buisvorm. Ondertussen zijn de beide wikkelaars 20, 30 nog niet actief, maar zal in traject II geperste warme lucht, die met niet weergegeven middelen, zoals volgens de baan van het 25 folievel om de kop gebogen buizen, gericht wordt afgegeven aan het gedeelte van het folievel dat uitsteekt van de kop aan de van het stokje afgekeerde eind, zorgen voor verwarming van het folievel aan de van de stokjes afgekeerde zijde van de kop. De klemplaat 24b van de wikkelaar 20, 30 welke de baan V volgt, zal in de spoel 62 bewegen en daar weer uit. De inductiespoel 62 wordt elektrisch bekrachtigd door de inductie- verwarmingsinrichting 60, waardoor er een magnetisch veld binnen de spoel 62 gegenereerd wordt. Door het magnetisch veld, door geschikte keuze van de onderdelen 35 van de inductie-verwarmingsinrichting, zal het metalen inzetstuk 27b voldoende verwarmd wordèn, voor seal-doelein-den.

f031139 16

Zodra de klemplaat 24b weer uit de spoel 62 is bewogen, worden met niet weergegeven middelen (voornoemde heugels) de wikkelaars 20 en 30 naar de bedrijfstand gebracht, waarbij de klemplaten 24a, 24b, en 34a, 34b de 5 foliebuis Fi plat klemmen. Door de aangrijping met de bijbehorende ringvormige heugels (41) worden zij voortdurend geroteerd, terwijl de foliebuis met de lolliekop blijvend wordt vastgehouden door de klemmen 50a, 50b. Hierdoor worden aan beide einden van de lolliekop K verdraaide of 10 gewikkelde foliebuisgedeelten gevormd, waarbij het verwarmde inzetstuk 27b zorgt voor sealen van het foliemateri-aal ter plaatse, op het stokje Si. Aan de andere zijde zal het voorverwarmde folie materiaal zorgen voor sealen van het verdraaid folie materiaal tussen de klemplaten 34a, 34b 15 en de kop Ki. Daarmee is het seal en wikkeltraject III beëindigd, en kan, in het traject IV, de dubbel-twist verpakte lollie worden afgegeven.

Doordat het metalen, inzetstuk 27b naar de niet te benutte zijden door het kunststof materiaal geïsoleerd is 20 van de klemplaat 24b, zal de warmte in het inzetstuk 27b voor een groot deel behouden kunnen blijven, en hoeft bij de volgende insteek in de inductiespoel 62 slechts bijverwarmd te worden, zoals hierboven is uiteengezet. De verspreiding van warmte in de trommel wordt hierbij tot een 25 minimum beperkt.

f031139-

Claims

1.Inrichting voor het verpakken van artikelen, in het bijzonder snoepgoed, zoals bijvoorbeeld lollies, omvattend een verpakkingstransporteur met een reeks langs een bewegingsbaan omlopende houders voor het tijdens 5 transport vasthouden van elk artikel en een verpakkingsvel daarvoor, een toevoerstation voor toevoer.van .de artikelen en de verpakkingsvellen aan de verpakkingstransporteur en een afvoerstation voor het afvoeren van de op de transporteur verpakte artikelen, waarbij de verpakkingstranspor-10 teur voorzien is van middelen voor het sluiten van het . verpakkingsvel op het betreffende artikel en van een met de houders mee omlopende reeks sealmiddelen voor het door toevoer van warmte sealen van de gesloten verpakking, waarbij de sealmiddelen elk een velaangrijper omvatten, 15 die voorzien is van een verwarmingslichaam, waarbij de inrichting voorts omvat middelen voor het verwarmen van elk verwarmingslichaam en middelen voor het aansturen van de verwarmingsmiddelen, waarbij de aanstuurmiddelen ingericht zijn voor het afzonderlijk aansturen van de verwar-20 mingsmiddelen voor elk verwarmingslichaam.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de aanstuurmiddelen voorzien zijn van een eerste geheugen voor opslag van een streefwaarde van de temperatuur van de verwarmingslichamen, waarbij de inrichting voorts omvat 25 middelen voor het meten van de temperatuur van elk verwarmingslichaam, waarbij de aanstuurmiddelen ingericht zijn voor het in afhankelijkheid van de uitkomst van een vergelijking tussen de streefwaarde en het laatste meetwaarde-gegeven van een verwarmingslichaam aansturen van de ver-30 warmingsmiddelen voor dat verwarmingslichaam.

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij de 11031139 aanstuurmiddelen een regeling en een tweede geheugen voor onderscheiden opslag van waarden indicatief voor de historische toestand van de regeling van een individueel ver-warmingslichaam omvatten, waarbij de regeling is ingéricht 5 voor het in afhankelijkheid van de waarden voor de historische toestand van de regeling voor het betreffende verwarmingslichaam, de streefwaarde en het laatste meet-waarde-gegeven van het betreffende verwarmingslichaam aansturen van de verwarmingsmiddelen voor dat verwarmings-10 lichaam.

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij de aanstuurmiddele-n .- voor elk verwarmingslichaam een aparte regeling omvat.

5. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij de 15 aanstuurmiddelen één regeling omvat voor een onderscheiden en sequentiële regeling van de verwarmingslichamen.

6. Inrichting volgens conclusie 3, 4 of 5, waarbij de meetmiddelen stationair zijn ten opzichte van de bewegingspaan van de houders.

7. Inrichting volgens een der conclusie 3, 6, waarbij de meetmiddelen ingericht zijn voor contactloze meting van de temperatuur van de verwarmingslichamen.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de verwarmingsmiddelen ingericht zijn voor 25 contactloze verwarming, van buitenaf, van de verwarmings lichamen .

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de verwarmingsmiddelen stationair zijn ten opzichte van de bewegingspaan van de houders.

10. Inrichting volgens conclusie 9 indien afhan kelijk van conclusie 6, waarbij de verwarmingsmiddelen en de meetmiddeling onderling op afstand geplaatst zijn langs de bewegingspaan van de houders.

11. Inrichting volgens een der voorgaande con- 35 clusies, waarbij elke velaangrijper met verwarmingslichaam beweegbaar is tussen een buiten-bedrijfstand en een bedrijf stand, waarbij de warmtetoevoermiddelen opgesteld 11031.1 39- zijn voor toevoer van warmte aan het verwarmingslichaam in de buiten-bedrijfstand van de velaangrijper, waarbij de meetmiddelen bij voorkeur opgesteld zijn voor meting van de temperatuur van het verwarmingslichaam in de buiten-5 bedrijfsstand van de velaangrijpers.

12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de verpakkingstransporteur voorzien is van wikkelmiddelen voor het bij het verpakken vormen van een verdraaid eindgedeelte van het verpakkingsvel op het 10 betreffende artikel en waarbij de sealmiddelen opgesteld zijn voor het door toevoer van warmte sealen van het verdraaid gedeelte of een daaraan grenzend gebied van het verpakkingsvel.

13. Inrichting volgens 12, waarbij voor elke 15 houder wikkelmiddelen en sealmiddelen zijn voorzien, waarbij de wikkelmiddelen en sealmiddelen bij voorkeur ingericht zijn voor werking tijdens transport daarvan door de verpakkingstransporteur.

14. Inrichting volgens een der voorgaande con- 20 clusies, waarbij de warmtetoevoermiddelen aan de buitenzijde van de bewegingsbaan geplaatst zijn.

15. Inrichting volgens een der voorgaande con clusies, waarbij de velaangrijpers paren klemarmen omvatten, die om een eigen rotatieas roteerbaar aangebracht 25 zijn op de verpakkingstransporteur, waarbij de baan van de rotatieas op een kortste afstand van de warmtetoevoer middelen gelegen is die kleiner is dan de klemarmlengte.

16. Inrichting volgens conclusie 15, waarbij de klemarmen beweegbaar zijn tussen een naar de rotatieas 30 bewogen bedrijf- of klemstand en een van de rotatieas wegbewogen uitstaande, buiten-bedrijfstand, waarbij de warmtetoevoermiddelen opgesteld zijn in een traject van de sealmiddelen waarin de klemarmen zich in de uitstaande stand bevinden, waarin zij zich bij voorkeur radiaal ten 35 opzichte van de rotatieas uitstrekken.

17. Inrichting volgens conclusie 15 of 16, waarbij slechts één van de klemarmen voorzien is van een §031139- verwarmingslichaam.

18. Inrichting volgens conclusie 15, 16 of 17, waarbij de klemarmen om hun rotatieas roteerbaar zijn in een richting tegengesteld aan de omlooprichting van de 5 verpakkingstransporteur.

19. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de verwarmingsmiddelen inductiemiddelen voor het door inductie verwarmen van het verwarmingslichaam omvatten.

20. Inrichting volgens conclusie 19, waarbij de inductiemiddelen een stationaire inductiespoel omvatten, die opgesteld is in de. .bewegingsbaan van de velaangrijper.

21. Inrichting volgens conclusie 20, waarbij de inductiespoel opgesteld is met de spoelas dwars op de 15 bewegingsbaan van de houders.

22. Inrichting volgens een der voorgaande, con clusies, waarbij de velaangrijper tevens deel uitmaakt van de wikkelmiddelen.

23. Inrichting volgens een der voorgaande con- 20 clusies, waarbij de verpakkingstransporteur een omlopend aangedreven trommel is.

24. Inrichting volgens een der voorgaande con clusies, waarbij de velaangrijper voorzien is van een laag warmte-isolerend materiaal dat het verwarmingslichaam 25 afschermt in andere richting dan de klemrichting.

25. Inrichting volgens een der voorgaande con clusies, waarbij de houders zijn ingericht voor het houden van van een stokje en een kop voorziene lollies.

26. Inrichting volgens conclusie 25, waarbij de 30 velaangrijper opgesteld is voor werking aan de stokjes- zijde van de lolliekop.

27. Inrichting volgens conclusie 26, waarbij tevens aan de van het stokje afgekeerde zijde van de kop wikkelmiddelen en sealmiddelen opgesteld zijn.

28. Inrichting voor het verpakken van artikelen, in het bijzonder snoepgoed, zoals bijvoorbeeld lollies, omvattend een verpakkingstransporteur met een reeks hou- 40311 39 ders voor het tijdens transport vasthouden van elk artikel en een verpakkingsvel daarvoor, een toevoerstation voor toevoer van de artikelen en de verpakkingsvellen aan de verpakkingstransporteur en een afvoerstation voor het 5 afvoeren van de op de transporteur verpakte artikelen, waarbij de verpakkingstransporteur voorzien is van middelen voor het sluiten van het verpakkingsvel op het betreffende artikel en van een met de houders mee omlopende reeks sealmiddelen voor het door toevoer van warmte sealen 10 van de gesloten verpakking, waarbij de sealmiddelen elk een velaangrijper omvatten, die voorzien is van een verwarmingslichaam, waarbij de inrichting voorts omvat , middelen voor het verwarmen van elk verwarmingslichaam alsmede middelen voor het meten van de temperatuur van elk verwar-15 mingslichaam en middelen voor het aansturen van de verwarmingsmiddelen in afhankelijkheid van de meetmiddelen, waarbij de meetmiddelen ingericht zijn voor het contactloos meten van de temperatuur van elk verwarmingslichaam.

29. Inrichting voor het verpakken van artikelen, 20 in het bijzonder snoepgoed, zoals bijvoorbeeld lollies, omvattend een verpakkingstransporteur met een reeks houders voor het tijdens transport vasthouden van elk artikel en een verpakkingsvel daarvoor, een toevoerstation voor toevoer van de artikelen en de verpakkingsvellen aan de 25 verpakkingstransporteur en een afvoerstation voor het afvoeren van de op de transporteur verpakte artikelen, waarbij de verpakkingstransporteur voorzien is van middelen voor het sluiten van het verpakkingsvel op het betreffende artikel en van een met de houders mee omlopende 30 reeks sealmiddelen voor het door toevoer van warmte sealen van de gesloten verpakking, waarbij de sealmiddelen elk een velaangri jper omvatten, die voorzien is van een verwarmingslichaam, waarbij de inrichting voorts omvat middelen voor het verwarmen van het verwarmingslichaam van 35 tenminste een van de sealmiddelen, alsmede middelen voor het meten van de temperatuur van dat verwarmingslichaam en middelen voor het aansturen van de verwarmingsmiddelen in 1031139 afhankelijkheid van de meetmiddelen, waarbij de meetmiddelen stationair opgesteld zijn ten opzichte van de verpak-kingstransporteur.

30. Inrichting volgens conclusie 29, waarbij de 5 meetmiddelen ingericht zijn voor het contactloos meten van de temperatuur van dat verwarmingslichaam.

31. Inrichting voor het verpakken van artikelen, in het bijzonder snoepgoed, zoals bijvoorbeeld lollies, omvattend een verpakkingstransporteur met een reeks hou- 10 ders voor het tijdens transport vasthouden van elk artikel en een verpakkingsvel daarvoor, een toevoerstation voor toevoer van de artikelen en de verpakkingsvellen aan de verpakkingstransporteur en een afvoerstation voor het afvoeren van de op de transporteur verpakte artikelen, 15 waarbij de verpakkingstransporteur voorzien is van middelen voor het sluiten van het verpakkingsvel op het betreffende artikel en van een met de houders mee omlopende reeks sealmiddelen voor het door toevoer van warmte sealen van de gesloten verpakking, waarbij de sealmiddelen elk 20 een velaangrijper omvatten, die voorzien is van een verwarmingslichaam, waarbij de inrichting voorts omvat middelen voor het verwarmen van elk verwarmingslichaam en middelen voor het aansturen van de verwarmingsmiddelen, waarbij de aanstuurmiddelen voorzien zijn van een geheugen 25 voor opslag van een streefwaarde van de temperatuur van de verwarmingslichamen, waarbij de inrichting voorts omvat middelen voor het meten van de temperatuur van elk verwarmingslichaam, waarbij de aanstuurmiddelen voorts een geheugen omvatten voor onderscheiden opslag van de meet-30 waarden van de verwarmingslichamen, waarbij de aanstuurmiddelen ingericht zijn voor het afhankelijk van de uitkomst van een vergelijking tussen de streefwaarde en de laatste meetwaarde van een verwarmingslichaam aansturen van de verwarmingsmiddelen voor dat verwarmingslichaam.

32. Inrichting voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. |]031 1 39 -

33. Werkwijze omvattend een of meer van de in de bijbehorende beschrijving omschreven en/of in de bijbehorende tekeningen getoonde kenmerkende stappen. -o-o-o-o-o-o-o-o- 1031139“