NL1022675C2 - Modulair cateringsamenstel voor bij een vliegtuig of trein alsmede het gebruik daarvan en een werkwijze voor het vullen van cateringmodules. - Google Patents

Description

Modulair caterinesamenstel voorbij een vliegtuig of trein alsmede het gebruik daarvan en een werkwijze voor het vullen van cateringmodules.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een cateringsamenstel omvattende 5 een wagen en een veelheid cateringmodules voor een vliegtuig of trein.

Bij passagiersvervoer per vliegtuig of trein, in het bijzonder over langere afstanden, is het gebruikelijk dat het vliegtuig respectievelijk de trein regelmatig van cateringwaren (zoals maaltijden, versnaperingen, dranken - zowel alcoholische als non-alcoholische, waaronder ook koffie en thee soepen, rookwaren, tax free artikelen etc.) 10 wordt voorzien. Ook komt het voor dat men de in de kombuis van het vliegtuig of trein aanwezige apparatuur vervangt, omwisselt of verandert in samenstelling. De niet voor gepubliceerde octrooiaanvrage NL-1.021.107, ingediend op 18 juli 2002, van aanvraagster buiten beschouwing latend, is dit doorgaans een zeer tijdrovend werk, dat om die reden voornamelijk met onderhoudsbeurten wordt uitgevoerd.

IS De bevoorrading van vliegtuigen en ook treinen ten behoeve van catering is als zodanig een heel bedrijf. Bij vliegtuigen gebeurt dit door met een vrachtwagen, bij lange vluchten telkens voor elke vlucht, een veelheid cateringmodules in de vorm van zogenaamde service trolleys of servicewagens naar het vliegtuig te brengen en deze in het vliegtuig te laden. Deze servicewagens worden daarbij dan voor een groot deel in 20 de kombuis opgeslagen en soms in het ruim. Bij het cateringbedrijf, dat wil zeggen het bedrijf dat de caterwaren aanlevert en in de catermodules doet, worden catermodules een voor een gevuld. Dit gebeurt doorgaans weinig efficiënt. Doordat alle cateringmodules bovendien afzonderlijk op de vrachtwagens zijn geladen en ook in tussentijdse stappen afzonderlijk behandeld worden, bestaat er nog de kans dat een of 25 meer cateringmodules verwisseld worden zodat er in een vliegtuig cateringmodules terechtkomen die in een ander vliegtuig terecht hadden moeten komen.

De onderhavige uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op het toeleverproces van cateringmodules aan vliegtuigen en treinen. De onderhavige uitvinding heeft tot doel middelen ter beschikking te stellen om dit proces efficiënter te maken, c.q. het 30 proces efficiënter te maken.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door te verschaffen een cateringsamenstel omvattende een wagen en een veelheid cateringmodules voor een vliegtuig of trein, waarbij de wagen omvat: Η · een van wielen voorzien onderstel, en · een op het onderstel opgestelde opstaande wand, waarbij de wand aan een zijde of aan beide zijden is voorzien van draagmiddelen voor de veelheid cateringmodules.

H 5 Door te voorzien in een cateringsamenstel omvattende een wagen met een van I wielen voorzien onderstel waarop een opstaande wand is opgesteld, waardoor weer de veelheid cateringmodules gedragen kan worden is het mogelijk om een veelheid cateringmodules gegroepeerd als een geheel te verplaatsen. Dit verplaatsen kan zowel zijn vanaf het vliegtuig/trein naar een cateringbedrij f, vanaf een cateringbedrij f naar het 10 vliegtuig/trein alsook in het cateringbedrij f. Met name bij toepassing van het I cateringsamenstel in een cateringbedrij f is het voordeel dat het personeel van het cateringbedrijf de cateringmodules gemakkelijk toegankelijk kan vullen/bevoorraden.

De voorzijde van de cateringmodules hoeven slechts geopend te worden en men kan voor de beweegbare wand staand zo de cateringwaren in de cateringmodules plaatsen.

15 Eventueel kan de wand van twee lagen cateringmodules zijn voorzien. Ook is het denkbaar en in de praktijk zelfs van voordeel om de wand aan twee zijden van cateringmodules te voorzien. Dit heeft enerzijds een capaciteitsvoordeel en anderzijds H dat de wand stabieler is, beter in evenwicht wordt gehouden. Groot voordeel van het gegroepeerd verplaatsen van cateringmodules, zowel in het cateringbedrijf als tussen I 20 vliegtuig/trein en cateringbedrijf is dat men kan verzekeren dat er geen cateringmodules I uit een batch verwisseld worden met cateringmodules uit een andere batch. Aldus is te I verzekeren dat de juiste cateringmodules in het juiste vliegtuig/trein terechtkomen.

I Voorts is het gemakkelijker om een cateringsamenstel volgens de uitvinding als een I geheel te verplaatsen dan los elke cateringmodule op zich, zoals dit in de stand van de I 25 techniek veel gebeurt. De draagmiddelen aan de wand voor de veelheid cateringmodules kunnen op velerlei manieren gerealiseerd worden. Bij conventionele I servicewagens in vliegtuigen is het bijvoorbeeld denkbaar dat men de wand voorziet I van horizontaal verlopende draagpanelen of draagrekken waarin de cateringmodules I geplaatst worden. Ook kan men denken aan draagmiddelen in de vorm van haken 30 waaraan de cateringmodules opgehangen worden. Het zal de vakman duidelijk zijn dat de draagmiddelen vele uiteenlopende vormen kunnen aannemen.

I Om de cateringmodules gemakkelijk boven elkaar aan de wand te kunnen I ophangen zonder ze in de hoogte te hoeven tillen en/of om de cateringmodules bij 3 voorkeur in het cateringbedrijf op een bepaalde gewenste hoogte, werkhoogte, te brengen is het volgens de uitvinding van voordeel wanneer de wagen verder liftmiddelen omvat voor het langs de wand omhoog brengen of laten zakken van een of meer modules.

5 Bij een cateringsamenstel volgens de uitvinding is het van groot voordeel wanneer de draagmiddelen, op analoge wijze als bij de uitvinding volgens de al eerder genoemde NL-1.021.107, een veelheid in verticale richting verlopende geleidingen met ondersneden sleuven omvatten; en wanneer elke cateringmodule aan de achterzijde is voorzien van in de ondersneden sleuven opneembare lopers.

10 Door te voorzien in een wand met een veelheid in verticale richting verlopende geleidingen met ondersneden sleuven en de cateringmodules, die bij voorkeur in wezen blokvormig zijn maar ook zeer wel de vorm van een werkblad kunnen aannemen of een - aan de wand ophangbare - zetel voor personeel kunnen zijn, aan de achterzijde te voorzien van in die ondersneden sleuven opneembare lopers, alsmede te 15 voorzien in liftmiddelen wordt het mogelijk om de cateringmodules met hun ondersneden lopers in een ondersneden sleuf te haken en vervolgens middels de liftmiddelen op juiste hoogte ten opzichte van de wand te brengen. Zodra de ondersneden lopers in de ondersneden sleuven zijn gehaakt is de cateringmodule dan aan de wand bevestigd en, op de mogelijkheid van schuiven langs de sleuf na, ook aan 20 de wand gefixeerd. De liftmiddelen maken daarbij een eenvoudige en snelle montage mogelijk zonder bijzondere hulpmiddelen, bijvoorbeeld om een hoog te monteren cateringmodule op hoogte en op juiste wijze gepositioneerd voor de wand te brengen. De lopers kunnen hierbij eventueel zodanig zijn uitgevoerd dat ze zich zo in de sleuf laten steken om vervolgens met een nok, die ten behoeve van het in de sleuf steken 25 tegen veerkracht in naar binnen zwenkbaar kan zijn, in het ondersneden gedeelte van de sleuf te haken. De geleidingen met ondersneden sleuven kunnen tegen de wand gemonteerde rails zijn - die ten opzichte van het vlak van de wand uitsteken -, maar kunnen evenzeer in de wand verzonken zijn, bijvoorbeeld in de wand verzonken rails zijn of direct in de wand gevormde sleuven zijn. De wand kan zowel een vaste wand 30 alsook een verplaatsbare wand zijn.

Teneinde een betrouwbare, en rammelvrije fixatie van de modules aan de wand te verzekeren verdient het volgens de uitvinding de voorkeur wanneer de lopers overeenkomstig de sleuven ondersneden zijn uitgevoerd. Hieronder wordt in het H bijzonder verstaan dat de lopers, in het horizontale vlak beschouwd, een doorsnedevorm hebben die overeenkomt met, in het horizontale vlak beschouwd, de doorsnedevorm van de ondersneden sleuven.

Met het oog op een betrouwbare bevestiging van de modules aan de wand en een 5 eenvoudige procedure daarvoor alsook een eenvoudige procedure voor ontkoppeling van de modules van de wand, verdient het volgens de uitvinding de voorkeur wanneer de sleuven plaatselijk verwijd zijn zodanig dat enerzijds een genoemde ondersneden loper zich hier in horizontale richting, in wezen onbelemmerd, in laat steken om vervolgens na verticale verplaatsing in de respectieve ondersnede sleuf te haken en dat 10 anderzijds een in de sleuf hakende loper zich in horizontale richting uit de sleuf laat nemen na in het verwijde gedeelte van de sleuf te zijn gepositioneerd. Aldus wordt het H onder meer mogelijk om de loper uit te voeren als een onderdeel zonder bewegende delen, zoals een bewegende nok. Dit maakt het functioneren van de loper H betrouwbaarder, waarbij in het bijzonder in het oog gehouden moet worden dat de 15 loper ook een belangrijk onderdeel is in de vergrendeling van de module aan het H vliegtuig. Voor het bevestigen van de module is het enige wat nodig is dat men de I lopers van de module via een verwijd gedeelte in een of meer sleuven steekt en I vervolgens de module al dan niet met behulp van de liftmiddelen langs de sleuf I verplaatst tengevolge waarvan de lopers in de ondersneden sleuf zullen komen te I 20 haken. Voor het van de wand verwijderen van een module wordt precies omgekeerd te I werk gegaan, men zal al dan niet met behulp van de liftmiddelen de module zodanig I positioneren dat de lopers in een verwijd gedeelte van de sleuf komen te liggen, I waarna de module eenvoudig van de wand kan worden weggenomen.

Teneinde de montage van modules aan de wand en het van de wand wegnemen I 25 van modules verder te vergemakkelijken, in het bijzonder hiervoor benodigd personeel I zo min mogelijk fysiek te belasten, verdient het volgens de uitvinding de voorkeur I wanneer de verwijdingen van de sleuven nabij de vloer, althans onderzijde van de I wand, zijn voorzien zodanig dat een op de vloer geplaatste module, al dan niet nog I ondersteund door een verrijdbaar platform, langs de vloer tegen de wand geplaatst kan 30 worden om met de lopers via de verbredingen in de sleuf steken - tilwerkzaamheden zijn daarbij niet nodig - om vervolgens de module met behulp van de liftmiddelen I langs de sleuf omhoog te kunnen voeren naar de gewenste montagehoogte. Hierbij zal I het in het bijzonder zo zijn dat de verwijdingen van de sleuven op een zodanige hoogte I 1 Π D D o "7 i- 5 boven de vloer van de kombuis liggen dat een op de vloer geplaatste, voor de respectieve sleuf opgestelde module de verwijding geheel overlapt.

Volgens een verder voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding hebben de sleuven, in een horizontaal vlak beschouwd, een in wezen T-vormige gedaante, 5 waarbij het been van de T de wand uitwijst. Aldus wordt een als het ware tweezijdig ondersneden sleuf verkregen, welke het in het bijzonder mogelijk maakt om op betrouwbare wijze te verhinderen dat een aan de wand opgehangen module in het horizontale vlak, rond een in wezen verticale as ten opzichte van de wand kan zwenken. Hiervoor is ook vereist dat de lopers aan de module in wezen tweezijdig 10 ondersneden zijn uitgevoerd. Een tweezijdige ondersnijding van de lopers laat zich bereiken ofwel door elke loper tweezijdig ondersneden uit te voeren - hetgeen de voorkeur verdient - ofwel door te werken met telkens paren lopers waarvan de een bijvoorbeeld links ondersneden is uitgevoerd en de ander bijvoorbeeld rechts ondersneden is uitgevoerd. De lopers zullen volgens een bijzonder de voorkeur 15 hebbende uitvoeringsvorm een paddestoelvormige gedaante hebben.

Het zal de vakman duidelijk zijn dat de liftmiddelen op velerlei, binnen de reikwijdte van de conclusies vallende, wijze uitgevoerd kunnen worden. Het verdient echter de voorkeur de liftmiddelen betrouwbaar in werking en eenvoudig van constructie uit te voeren. Dit laat zich volgens de uitvinding realiseren wanneer de 20 liftmiddelen een verticaal in de wand verlopende - van uitwendige schroefdraad voorziene - spindel omvatten met een daarlangs, middels parende inwendige schroefdraad beweegbare, uit de wand uitstekende liftarm. De spindel is op velerlei wijzen voor rotatie aandrijfbaar, bijvoorbeeld handmatig maar zal bij voorkeur motorisch aangedreven worden, bijvoorbeeld middels een elektromotor. Het aantal 25 omwentelingen dat de spindel maakt is daarbij evenredig met de verticale hoogte waarover de liftarm omhoog of omlaag wordt bewogen. Een dergelijke besturing laat zich eenvoudig automatiseren.

Volgens een nog verdere uitvoeringsvorm verdient het de voorkeur wanneer het cateringsamenstel verder omvat aan de wand en aan iedere module voorziene, 30 onderling samenwerkende vergrendelmiddelen, voor het op een bepaalde hoogte fixeren van een genoemde module. Dergelijke vergrendelmiddelen zijn op velerlei wijzen uit te voeren en maken het, bij aanwezigheid van liftmiddelen, mogelijk dat men de liftmiddelen, nadat de module op gewenste hoogte is gebracht, weer van de Λ A O ^ a * H module ontkoppelt om deze bijvoorbeeld te gebruiken voor het op juiste hoogte brengen van een volgende onder of eventueel boven gelegen module. De grendelmiddelen kunnen volgens de uitvinding een aan de wand of de module B voorziene, in horizontale richting uitschuifbare pen omvatten alsmede een in de 5 module respectievelijke wand - al naar gelang waar de pen is voorzien - voorziene penopname. De pen schiet of schuift dan als het ware vanuit de wand of de module in de aan het andere deel - de module respectievelijk de wand - voorziene penopname om aldus de module in verticale richting aan de wand te fixeren.

B Teneinde, voor zover nodig de modules op eenvoudige wijze van een gas, zoals B 10 lucht, water, data en/of elektriciteit te kunnen voorzien of eventueel op eenvoudige B wijze van een gas of water te kunnen ontdoen of data van een module te kunnen B afnemen, verdient het volgens de uitvinding de voorkeur wanneer de wand en een of B meer van de modules zijn voorzien van aansluitmiddelen voor gas, water, data- B uitwisseling en/of elektriciteit. In het bijzonder zal de wand hierbij zijn voorzien van B 15 een aansluiteenheid uitgerust met een gasaanvoeraansluiting, een gasafvoeraansluiting, B wateraanvoeraansluiting, waterafvoeraansluiting alsmede een elektriciteitsaansluiting B en datacommunicatiebus. Voorts zal de wand bij voorkeur ook zijn voorzien van B draadloze communicatiemiddelen, waarmee draadloos informatie kan worden B verzonden en/of ontvangen. De module kan dan al naar gelang hetgeen in de module is B 20 ondergebracht zijn voorzien van een daarmee parende gasaanvoeraansluiting en/of B gasafvoeraansluiting en/of wateraanvoeraansluiting en/of waterafVoeraansluiting en/of B elektriciteitsaansluiting. Een en ander komt er dan op neer dat men als het ware een B samenstel van stekker en contrastekker voorziet van aansluitingen die zo in elkaar zijn B te steken. Dergelijke zo in elkaar te steken aansluitingen zijn uit de stand van de B 25 techniek als zodanig bekend en behoeven voor een vakman geen nadere toelichting.

B Aldus is het bijvoorbeeld mogelijk om de cateringmodules en daarin bevatte waren gekoeld te houden, bijvoorbeeld middels elektrische koelmiddelen, zoals I peltierelementen.

I Volgens een nadere uitvoeringsvorm omvat het modulaire catermgsamenstel 30 volgens de uitvinding een aantal verticale secties naast elkaar met per sectie: I · tenminste twee van die sleuven; · in de wand tenminste een gasaanvoer-, gasafvoer-, wateraanvoer-, waterafvoer-, I elektriciteitsaansluiting en datacommunicatiebus; en 7 • liftmiddelen.

Door per sectie twee sleuven te voorzien wordt bereikt dat een module telkens via lopers hakend in twee sleuven aan de wand is te bevestigen, hetgeen de betrouwbaarheid van de bevestiging ten goede komt. Door per verticale sectie 5 liftmiddelen te voorzien hoeft men niet tussen de secties liftmiddelen te verplaatsen, hetgeen het gebruiksgemak bij het plaatsen en wegnemen van modules aanzienlijk verhoogt. Door per verticale sectie de wand te voorzien van elk type aansluiting dat maar nodig kan zijn, bereikt men een grote indelingsvrijheid met betrekking tot de verdeling van verschillende types modules langs de wand.

10 Volgens een verder aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een wagen voor een modulair cateringsamenstel volgens de uitvinding alsmede op een vliegtuig of trein voorzien van een dergelijke wand.

Volgens een verder aspect heeft de uitvinding betrekking op het gebruik van een cateringsamenstel volgens de uitvinding voor het naar een vliegtuig of trein brengen 15 van cateringmodules of voor het van een vliegtuig of trein wegvoeren van cateringmodules.

Volgens nog een verder aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een werkwijze voor het met cateringwaren vullen van kastachtige cateringmodules, waarbij men een veelheid cateringmodules losneembaar aan een op een onderstel met wielen 20 geplaatste wand ophangt en achtereenvolgens langs een aantal stations voert en bij elk station één of meer van de cateringmodules voorziet van bij dat station aanwezige cateringwaar/waren. Hierbij is het volgens de uitvinding in het bijzonder van voordeel wanneer men aan de wand cateringmodules voor een vooraf bepaald vliegtuig respectievelijk trein hangt, en wanneer men bij die wand een informatiedrager voorziet 25 met gegevens over de vooraf bepaalde, gewenste vulling van de cateringmodules voor dat vliegtuig respectievelijk trein.

De onderhavige uitvinding zal in het navolgende aan de hand van een zeer schematisch, in de tekening weergegeven voorbeeld nader worden toegelicht. Hierin toont: 30 Figuur 1 een schematisch, perspectivisch aanzicht van een modulair cateringsamenstel, volgens de uitvinding;

Figuur 2 schematisch een horizontale doorsnede van een detail volgens de lijn Π-II uit figuur 1; 1 Π99 2-7 r.

H Figuur 3 een schematisch aanzicht op de achterzijde van een cateringmodule, ook wel kombuismodule genaamd; en

Figuur 4 vergroot het detail IV uit figuur 1.

Verwijzend naar in het bijzonder de figuren 1 en 2 wordt er getoond een wand 1, 5 systeemwand genaamd. De systeemwand 1 is bij wijze van spreken onderverdeeld in verticale secties 3, in het onderhavige geval zes stuks. Elke verticale sectie 3 is I voorzien van twee sleuven 2 en een spindel 4. De spindel 4 is hier per sectie 3 telkens aangebracht tussen twee sleuven 2 in. Het zal de vakman echter duidelijk zijn dat per sectie ook gewerkt zou kunnen worden met een sleuf of met meer dan twee sleuven 2 10 en dat de spindel 4 niet perse centraal hoeft te zijn voorzien, al hoewel dit wel de voorkeur zal verdienen.

De systeemwand 1 is op een onderstel 70 met wielen 71 geplaatst, en maakt aldus deel uit van een wagen. Deze wagen is verrijdbaar. De wielen 71 kunnen eventueel zwenkwielen zijn. Voorts kunnen een of meer wielen met een motor aandrijfbaar zijn.

15 De systeemwand 1 zal bij voorkeur aan de in figuur 1 niet zichtbare achterzijde overeenkomstig uitgevoerd zijn.

Zoals in het bijzonder in figuur 2 zichtbaar heeft elke sleuf 2 een, in het horizontaal vlak beschouwd, T-vormige doorsnede, waarbij het zogenaamde been van de T-vorm de wand 1 uitwijst om aldus een tweezijdig ondersneden sleuf te verkrijgen.

20 De spindel 4 bestaat uit een van uitwendige schroefdraad voorziene stang waarop een van inwendige schroefdraad voorziene bus 5 met uitwendig een niet-ronde I omtrekscontour is voorzien. Deze bus 5 is opgenomen in een verticale geleiding 50 en zal door zijn niet ronde omtrekscontour weerhouden worden van rotatie in de verticale I geleiding 50. De bus 5 draagt op zijn beurt een hefarm 19 die uit de wand 1 uitsteekt.

25 Weer verwijzend naar in het bijzonder figuur 1 is te zien dat aan de wand 1 een aantal modules 6,7,8,9,10 en 11 zijn opgehangen. Zoals met de verschillende I verwijzingsnummers aangeduid zijn deze modules van uiteenlopend type en/of van I uiteenlopende afmetingen. De modules 6 zijn bijvoorbeeld alle kastmodules met een I deur die geopend kan worden en welke bestemd is voor het opbergen van voorraden.

I 30 De module 7 is bijvoorbeeld een lademodule, de module 8 is een module waarmee ijsblokjes gemaakt kunnen worden, module 9 is een koffie en theezetmodule en de I modules 10 zijn een soort kastmodules met (niet getoond) een deur die rond een I horizontale schamierhartlijn langs de onderrand scharniert om opengeklapt een 9 werkblad te verschaffen. Module 11 is een koelkastmodule. Het moge duidelijk zijn dat deze modules enkel voorbeelden van mogelijkheden zijn en dat er velerlei andere modules geheel binnen de reikwijdte van de conclusies van de onderhavige aanvrage mogelijk en denkbaar zijn. Zo kan men onder meer denken aan een gootsteenmodule 5 met een watertap, een ovenmodule etc. Al deze modules worden beschouwd te zijn cateringmodules. Het zal echter duidelijk zijn dat in verband met bevoorrading van cateringwaren in het bijzonder kastmodules 6,10 en lademodules 7 de modules zijn die door een cateringbedrijf gevoerd worden om te worden gevuld. Het is echter ook denkbaar het gehele cateringsamenstel van wagen en cateringmodules, eventueel nog 10 uitgerust met kombuisapparatuur, zo in een vliegtuig of trein te plaatsen. Dit maakt het mogelijk de gehele kombuis van een vliegtuig of trein eenvoudig verwisselbaar uit te voeren.

Onder de modules 10 en 11 zijn zogenaamde servicetrolleys met wielen of servicetrolleys zonder wielen 12 te plaatsen. De servicetrolleys zijn hier enkel 15 afgebeeld als geplaatst onder module 10, de onder module 11 plaatsbare servicetrolley is ter veraanschouwelijking van een en ander niet afgebeeld. Ter veraanschouwelijking is tevens de rechter sectie 3 van de wand in figuur 1 vrijgelaten. De van wielen voorziene servicetrolleys 12 kunnen zo van de wand weggenomen worden en door de cabine gereden worden om de passagiers te voorzien van bijvoorbeeld de gewenste 20 versnaperingen. Ingeval van servicetrolley modules zonder wielen zullen de servicetrolley modules nog op een wagenframe met wielen geplaatst moeten worden om ze door de cabine te rijden.

Zoals met name in de figuren 2 en 3 getoond is elke module aan de achterzijde voorzien van een aantal lopers 14. Het aantal lopers 14 zal ten minste een per sleuf 2 25 bedragen en bij voorkeur 2 per sleuf 2 bedragen.

Opdat men de lopers 14 in de respectieve sleuven 2 kan steken op een zodanige wijze dat de verbredingsdelen 15 van de lopers 14 in de achtersnijding van de sleuf 2 vallen zou men erin kunnen voorzien de verbredingen 15 tegen de werking van bijvoorbeeld een veer indrukbaar te maken zodanig dat ze aanvankelijk geheel binnen 30 het lijfgedeelte 16 kunnen liggen om het been van T-vormige sleuf te kunnen passeren. Dergelijke lopers zullen echter bewegende delen vereisen hetgeen de betrouwbaarheid in functioneren ten nadele kan komen. Uit dit gezichtspunt verdient het de voorkeur de lopers 14 zonder bewegende delen uit te voeren, bijvoorbeeld en met voorkeur massief H uit te voeren. Aldus komt men op de de voorkeur hebbende uitvoering van de lopers 14, welke paddestoelvormig is. Om bij dergelijke lopers 14 zonder beweeglijke delen het mogelijk te maken dat de lopers met hun verbrede gedeelte in de ondersnijdingen van de sleuven 2 komen te liggen verdient het volgens de uitvinding de voorkeur de sleuven 5 2 plaatselijk verbreed uit te voeren, zoals dit in figuur 2 bij de linkersleuf 2 zichtbaar is gemaakt en met 17 is aangeduid alsook bij figuur 1 in de rechter twee secties is getoond met 17. Door de lopers 14 juist voor de verbrede zone 17 van de sleuf 2 uit te lijnen laat de module zich dan vlak tegen de wand 1 plaatsen waarbij de loper dan geheel in de sleuf 2 ligt. Door de loper 2 nu in verticale richting tezamen met de module te 10 verplaatsen wordt bereikt dat de verbrede delen 15 van de loper 14 in de ondersnijdingen van de sleuf 2 aangrijpen.

H Het verdient volgens de uitvinding de voorkeur om de (onderste) lopers van een module op een vaste afstand W boven de onderzijde 18 van die module te voorzien aan I de achterzijde van de module. Dit is onafhankelijk van de hoogte van de module zelf.

I 15 Indien nu de sleufverbredingen 17 op dezelfde afstand W boven de vloer 13 in de wand I 1 zijn voorzien wordt het mogelijk om de modules op de vloer 13 geplaatst tegen de I wand te schuiven en daarbij eenvoudig de lopers 14 in de sleufverbredingen 17 te I steken. Het is hierbij eventueel denkbaar nog rekening te houden met een onder de module te plaatsen hulpwagentje, dat minimaal een steunvlak met wielen zal omvatten.

I 20 Aldus maakt men het mogelijk om de module tegen de wand aan te rijden in plaats van

I te schuiven. Voor de hoogte van dit wagentje wordt ter gedachtenbepaling de hoogte Z

aangenomen (bij afwezigheid van een wagentje zal gelden Z = 0). Dit zal dan met zich I brengen dat men hetzij (zoals in fig. 1 en 3 afgebeeld) de verbredingen 17 in de wand 1 I op een hoogte W + Z boven de vloer 3 aanbrengt, hetzij (niet afgebeeld), hetgeen I 25 wellicht de voorkeur zal verdienen, de lopers 14 op de achterzijde van de modules op I een hoogte W - Z boven de onderzijde 18 van de module plaatst, indien het althans een I module betreft die met behulp van een hulpwagentje over de vloer aangereden zal I worden.

Ingeval men de modules voorziet van twee lopers per sleuf 2, dan verdient het om 30 eerder uiteengezette redenen de voorkeur de hoger gelegen loper 14 telkens op een vaste afstand V boven de ondergelegen loper 14 te voorzien en elke sleuf 2 te voorzien van twee sleufverbredingen 17, die een onderlinge afstand V hebben.

11

Bij het tegen de wand 1 plaatsen van een module zal de aan de spindel 4 voorziene hefarm 19 in de vloer 13 zijn verzonken of in het geval van een hulpwagen in een uitsparing in de hulpwagen vallen of eventueel in een uitsparing onderaan de module vallen. Zodra dan vervolgens de spindel 4 in de juiste richting gedraaid wordt 5 zal de hefarm 19 omhoog bewegen en de betreffende module 6,7,8,9,10 of 11 langs de wand 1 omhoog tillen, waarbij dan de lopers 14 in de sleuf 2 haken. Aldus zal men dan de module 6,7,8,9,10 of 11 tot op een voor die module gewenste hoogte omhoog kunnen brengen.

Zodra men de module middels de spindel 4 en hefarm 19 op de gewenste hoogte 10 heeft gebracht, zal men op enigerlei wijze ervoor zorg moeten dragen dat de module 11 op die hoogte gehouden wordt. Dit is eventueel te bereiken door de hefarm 19 permanent op de betreffende hoogte te houden. Dit is echter onpraktisch ingeval men, zoals in de linker twee secties 3 in figuur 1 is getoond, meerdere modules 6 op enige afstand boven de grond aan de wand 1 wil bevestigen. Men zou dan namelijk meerdere 15 hefarmen op de spindel moeten voorzien. In dit verband verdient het de voorkeur de wand en module te voorzien van met elkaar samenwerkende grendelmiddelen. Bij wijze van voorbeeld is in figuur 2 zeer schematisch een voorbeeld van dergelijke grendelmiddelen getoond. De in figuur 2 getoonde grendelmiddelen omvatten een pen 21, die middels een elektrisch te bekrachtigen spoel 22 is te verplaatsen tussen een in 20 de wand 1 teruggetrokken stand en een uit de wand 1 uitstekende stand (welke laatste in figuur 2 is getoond). De elektrisch bekrachtigbare spoel 22 is aldus in staat om de pen 21 uit de wand te drijven in een in de module gevormde penopname 20. Het moge duidelijk zijn dat het op deze wijze ook mogelijk is om de pen 21 weer geheel in de wand 1 terug te trekken vanuit de in figuur 2 getoonde toestand. Het moge verder 25 duidelijk zijn dat het ook denkbaar is om de pen 21 met spoel 22 in de module te voorzien en de penopname 20 in de wand te voorzien. Ook is het denkbaar om te werken met handmatig bediende grendelmiddelen.

De wand 1 is voorts, bij voor keur per sectie 3, voorzien van een soort stekker, wandstekker 23 genoemd. De in figuur 4 vergroot getoonde wandstekker 23 omvat een 30 draagframe 29 met daarop een persluchtaansluiting 24, een gasafvoer 25, een wateraanvoer 26, een waterafvoer 27 alsmede vier elektrische aansluitingen 28. Zoals een vakman duidelijk zal zijn of nog duidelijk zal worden kunnen ook verdere typen aansluitingen zijn voorzien op dat ene draagframe 29. Het draagframe 29 is middels 4 fs 'Λ I geschikte middelen vanuit de wand naar buiten te brengen en in de wand terug te trekken. Dit is bijvoorbeeld realiseerbaar middels een pen 30 welke middels een elektrisch bekrachtigbare spoel 31 in langsrichting verschuifbaar is. Elke module is voorzien van een overeenkomstige contrasteker, welke laatste echter op de module 5 gefixeerd is en modulestekker genoemd is. De modulestekker 32 zal bij voorkeur telkens slechts zijn voorzien van contra-aansluitingen 34,35,36,37,38 voor zover dit voor de werking van in de betreffende module ondergebrachte apparatuur nodig is. Zodra een contra-aansluiting 34,35,36,37 of 38 dan met een aansluiting 24,25,26,27 of 28 gekoppeld wordt zal de op de wand voorziene aansluiting 24,25,26,27 of 28 dan 10 als het ware geopend worden voorzover het althans een gas- of vloeistofaansluiting betreft. Ingeval van bijvoorbeeld een koelkastmodule zullen een persluchtcontra· aansluiting, een wateraanvoer- en een waterafvoercontra-aansluiting doorgaans overbodig zijn. Bij een ovenmodule zullen doorgaans enkel elektrische contra-aansluitingen nodig zijn. Zodra de module op zijn juiste positie gebracht is zal de 15 wandstekker, voor, na of gelijktijdig met de vergrendelmiddelen uit de wand gestoken worden om te worden gekoppeld met de modulestekker 32 aan de betreffende module.

Om de wandstekkers 23 te voeden kan op het wagenframe 70 een soortgelijke stekker 72 zijn voorzien. Aldus is ondermeer te verzekeren dat de wand op een elektrische voeding is aan te sluiten zodat in modules aanwezige elektrische 20 koelmiddelen de waren gekoeld houden.

Indien men een module nu van de wand wil verwijderen hoeft men enkel de liftarm onder de module te plaatsen door bediening van de spindel, de wandsteker in de wand terug te trekken, de vergrendelmiddelen te ontkoppelen en de hefarm met daarop steunend de module naar beneden te laten zakken tot bijvoorbeeld op de vloer.

25 Voor wat betreft de meest linkerkolom met modules 6 tot aan de grond zei opgemerkt dat de onderste module 6 hier op diverse manieren aan de wand te koppelen, eventueel met behulp van handbediende koppelorganen. Indien de onderste module 6 middels een wagentje tot tegen de muur gereden wordt zal men de liftarm 19 en spindel 4 kunnen gebruiken om de bovenste en middelste module 6 tezamen tijdelijk iets op te 30 tillen zodat er ruimte voor het wagentje en de onderste module 6 tezamen is. Nadat de lopers 14 van de onderste module 6 dan in de uitsparingen 14 zijn gestoken kan men het wagentje wegtrekken en zal de onderste module 6 vanzelf zakken en zullen ondertussen de lopers 14 in de ondersnijdingen van de sleuf 2 tot aangrijping komen.

1 Π9? R7 c 13

Dit kan eventueel ondersteund worden door een extra liftarm 6. Vervolgens kunnen dan de bovenste en middelste module 6 tot op de onderste module 6 zakken.

1 Ω99 fi7 c

Claims (14)

1. 2. Cateringsamenstel volgens conclusie 1, waarbij draagmiddelen een veelheid in I 10 verticale richting verlopende geleidingen met ondersneden sleuven omvatten; en waarbij elke cateringmodule aan de achterzijde is voorzien van in de ondersneden sleuven opneembare lopers.
2. 3. Cateringsamenstel volgens conclusie 2, waarbij de wagen verder omvat I liftmiddelen voor het langs de wand omhoog brengen of laten zakken van een I IS genoemde module.
3. 4. Cateringsamenstel volgens conclusie 3, waarbij de lopers overeenkomstig de sleuven ondersneden zijn.
4. 5. Cateringsamenstel volgens conclusie 4, waarbij de sleuven plaatselijk verwijd I zijn zodanig dat een genoemde ondersnedenloper zich hier in horizontale richting in I 20 laat steken om vervolgens na verticale verplaatsing in de respectieve ondersneden sleuf I te haken.
5. 6. Cateringsamenstel volgens conclusie 5, waarbij de verwijdingen van de sleuven op zodanige hoogte boven de vloer van de kombuis liggen, dat een op de vloer I geplaatste, voor de respectieve sleuf opgestelde module de verwijding geheel overlapt.
6. 7. Cateringsamenstel volgens een der voorgaande conclusies 3-6, waarbij de I sleuven, in het horizontale vlak beschouwd, een in wezen T-vormige gedaante hebben, I waarbij het been van de T de wand uitwijst.
7. 8. Cateringsamenstel volgens een der voorgaande conclusies 3-7, waarbij de lopers een paddestoelvormige gedaante hebben. I 30 9. Cateringsamenstel volgens een der voorgaande conclusies in combinatie met ten I minste conclusie 2, waarbij de liftmiddelen een verticaal in de wand verlopende spindel omvatten met een daarlangs, middels parende inwendige schroefdraad beweegbare, uit I de wand uitstekende liftarm.
8. 10. Cateringsamenstel volgens een der voorgaande conclusies, omvattende aan de wand en aan iedere module voorziene onderling samenwerkende vergrendelmiddelen voor het op een bepaalde hoogte fixeren van een genoemde module.
9. 11. Cateringsamenstel volgens conclusie 10, waarbij de grendelmiddelen een aan de 5 wand of de module voorziene, in horizontale richting verschuifbare pen omvatten alsmede een in de module respectievelijk wand voorziene penopname.
10. 12. Cateringsamenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de wand en een of meer van die modules zijn voorzien van aansluitmiddelen voor lucht, water, datauitwisseling en/of elektriciteit.
11. 13. Cateringsamenstel volgens een der voorgaande conclusies, omvattende een aantal verticale secties naast elkaar met per sectie: • ten minste een, bij voorkeur twee of meer van die geleidingen met sleuven; • in de wand ten minste een lucht-, water- en elektriciteitsaansluiting en eventueel ten minste een databus; en 15. liftmiddelen.
12. 14. Gebruik van een cateringsamenstel volgens een der voorgaande conclusies voor het naar een vliegtuig of trein brengen van cateringmodules of voor het van een vliegtuig of trein wegvoeren van cateringmodules.
13. 15. Werkwijze voor het met cateringwaren vullen van kastachtige cateringmodules, 20 waarbij men een veelheid cateringmodules losneembaar aan een op een onderstel met wielen geplaatste wand ophangt en achtereenvolgens langs een aantal vulstations voert en bij elk vulstation een of meer van de cateringsmodules voorziet van bij dat vulstation aanwezige cateringwaar/waren.
14. 16. Werkwijze volgens conclusie 15, waarbij men aan de wand cateringmodules 25 voor één vooraf bepaald vliegtuig respectievelijk trein hangt, en bij die wand een informatiedrager voorziet met gegevens over de vooraf bepaalde, gewenste vulling van de cateringmodules.