NL1031702C1

NL1031702C1 - Werktuig en werkwijze voor het transformeren van de transportinrichting ten behoeve van een eenvoudiger ontstapeluitgangspunt.

Info

Publication number: NL1031702C1
Application number: NL1031702A
Authority: NL
Inventors: Peter Van Schie; Menno Kokshoorn; Ferdinand Van Roode
Original assignee: Horti Innovations Holding B V; Peter Van Schie
Priority date: 2006-04-26
Filing date: 2006-04-26
Publication date: 2007-10-29

Description

- 1-

Werktuig en werkwijze voor het transformeren van de transportinrichting ten behoeve van een eenvoudiger ontstapeluitgangspunt.

De uitvinding heeft betrekking op een transportinrichting, met ten minste een in 5 hoofdzaak horizontale plaat voor het daarop plaatsen van te transporteren goederen, staanders die gekoppeld zijn met de ten minste ene plaat voor het ondersteunen daarvan, en een onderstel waarmee de staanders gekoppeld zijn, welk onderstel van verplaatsingsmiddelen is voorzien.

Transportinrichtingen zoals bijvoorbeeld een Deense kar, met een aantal boven 10 elkaar geplaatste platen, worden veelvuldig gebruikt voor het eenvoudig transporteren van goederen van, naar en in magazijnen, distributiecentra en dergelijke. Bij aanvoer van lege Deense karren word een onderstel en vier staanders met een aantal platen gevuld, waarbij de platen gekoppeld zijn aan de staanders. Uit transporttechnische overwegingen wordt hierbij het onderstel en vier staanders gevuld met het maximale 15 aantal platen, waarbij de onderstellen met staanders apart toegeleverd worden. In deze configuratie is de Deense kar niet geschikt om goederen op te plaatsen vanwege de geringe ruimte tussen de platen. De met platen gevulde Deense kar wordt handmatig van boven af ontstapelt, waarbij de platen op een leeg onderstel met vier staanders, herschikt worden teneinde een geschikte afstand tussen de platen te realiseren, zodat goederen op 20 de platen geplaatst kunnen worden.

Een probleem bij het ontstapelen van een met platen gevulde Deense kar, is de oncourante hoogte waarop de bovenste platen aan de staanders gekoppeld zijn. Hierdoor moet de persoon die de Deense kar ontstapelt hoog reiken (boven zijn macht) om de bovenste plaat (platen) te pakken. Een ander probleem bij het ontstapelen is het aantal 25 benodigde bewegingen om een plaat te ontkoppelen van de staanders. De volgende bewegingen moeten bij het handmatig ontstapelen van één plaat uitgevoerd worden: eerst moet de plaat verticaal opgetild worden; dan moet de plaat horizontaal transleren in de lengterichting, zodat het gedeelte van de plaat aan de tegenovergestelde kant van de transleerrichting wordt losgekoppeld van de staanders; vervolgens moet de plaat aan 30 de ontkoppelde kant opgetild worden zodat de plaat gedeeltelijk roteert om het punt waar de plaat nog gekoppeld is aan de staanders; ten slotte moet de plaat schuin omhoog 1 031 70 2 -2- transleren zodat de plaat aan de aan de andere kant ook ontkoppeld wordt van de staanders.

Een bekende oplossing voor dit probleem is een hulpmiddel waarop de persoon die de Deense kar ontstapelt op kan staan in de vorm van een trapje, krukje en 5 dergelijke, zodoende de afstand tussen hem/haar en de bovenste platen te verkleinen. Deze oplossing lost het probleem bij het ontstapelen gedeeltelijk op, het aantal beweging om de platen los te koppelen van de staanders blijft gelijk. Nadelen aan deze oplossing zijn: veiligheid, men moet een lastige beweging uitvoeren staande op hoogte; onhandig, men moet veelvuldig het hulpmiddel op en afstappen; er is één hulpmiddel 10 per persoon nodig;

Een andere bekende oplossing voor dit probleem is om de Deense kar door middel van een liftunit verticaal in een gat in de werkvloer te laten zakken. Dit zorgt ervoor dat de afstand tussen de bovenste platen van de Deense kar in verhouding tot de werkvloer kleiner wordt. Deze oplossing lost het probleem bij het ontstapelen 15 gedeeltelijk op, het aantal beweging om de platen los te koppelen van de staanders blijft gelijk. Nadelen aan deze oplossing zijn: er is slechts plek voor één Deense kar per lift; de lift is niet mobiel inzetbaar, hij staat vast op één plek; aandrijving van de liftunit is afhankelijk van een externe niet menselijke energiebron.

De uitvinding beoogt de bovenstaande nadelen weg te nemen en is daartoe 20 gekenmerkt door de volgende werkwijze; een hefmiddel transleert de platen gemonteerd aan de Deense kar, aangrijpend aan een kopse kant van de Deense kar, alsmede twee staanders gekoppeld aan die platen en het onderstel, totdat de staanders van het onderstel ontkoppeld zijn. Dan worden de twee van het onderstel ontkoppelde staanders door middel van een translatie van de platen af, ontkoppeld van de platen. Vervolgens 25 transleren de platen, tegenovergesteld aan de eerste translatie, door middel van het hefmiddel over een bepaalde afstand. Tenslotte transleren de platen onder invloed van de zwaartekracht en het werktuig in dezelfde richting als de tweede translatie, totdat alle platen elkaar raken waarbij de onderste plaat op het onderstel rust, en de platen nog gekoppeld zijn aan de twee staanders aan de tegenovergestelde kant.

30 Belangrijke voordeel is dat de platen aan één zijde op een aanzienlijk lager niveau liggen, zodat het minder moeite kost om ze te ontkoppelen van de Deense kar. Een -3- ander voordeel is dat er significant minder bewegingen nodig zijn om de platen te ontkoppelen van de twee staanders, hetgeen ervoor zorgt dat de platen veel eenvoudiger en sneller gepakt kunnen worden. De volgende bewegingen moeten uitgevoerd worden om een plaat te ontkoppelen: eerst moet de plaat verticaal opgetild worden; vervolgens 5 kan de plaat, door middel van een horizontale translatie in de richting van de kant zonder staanders, ontkoppeld worden.

Een ander voordeel is dat nadat de Deense kar door de uitvinding getransformeerd is, de Deense kar nog steeds mobiel is. Een voordeel wat hieruit volgt is dat de uitvinding flexibel ingezet kan worden; het is mogelijk om een buffer 10 getransformeerde Deense karren te maken, en deze later te gebruiken.

In een uitvoeringsvorm is de uitvinding voorzien van een hefmiddel voor het transleren van de platen en de twee staanders. Het hefmiddel wordt gevormd door: een lier; en/of een takel; en/of een hefboom; en/of een spindel; en/of een ander hefmiddel van pneumatische, hydraulisch, elektrische of mechanische aard. Het hefmiddel bestaat 15 bij voorkeur uit een hydraulische unit geschikt voor het omzetten van arbeid geleverd door de gebruiker, met een eenvoudige bediening zoals bijvoorbeeld een hydraulische unit van een pompwagen.

In een voorkeursuitvoering grijpt de uitvinding de platen aan de onderkant van de plaat, op de kopse kant van de Deense kar tussen de twee staanders aan, door middel 20 van één of meerdere pinnen,haken of enige andere ondersteuningsmiddelen die via een translatie in positie worden gebracht. De pinnen, haken of andere ondersteuningsmiddelen zijn via een constructie verbonden aan het hefmiddel zodanig dat de translatie van het hefmiddel doorgegeven wordt.

In een voorkeursuitvoering grijpt de uitvinding de platen aan de onderkant van 25 de plaat, op de niet-kopse kant van de Deense kar binnen een straal van 400 [mm] van de staander aan, door middel van één of meerdere pinnen, haken of enige andere ondersteuningsmiddelen die via een translatie in positie worden gebracht. De pinnen, haken of andere ondersteuningsmiddelen zijn via een constructie verbonden aan het hefmiddel zodanig dat de translatie van het hefmiddel doorgegeven wordt.

30 In een voorkeursuitvoering is de uitvinding voorzien van geleiding voor het positioneren van de pinnen, haken of enige andere ondersteuningsmiddelen. De -4- geleiding kan gevormd worden door: geleidingswielen/rollen, magneet, spindel of rails en hebben tot doel om het aantal manieren waarop de uitvinding tot de Deense kar gepositioneerd kan worden te reduceren tot één. Een voordeel is dat er geen fouten gemaakt kunnen worden bij het positioneren van de uitvinding en de Deense kar.

5 In een voorkeursuitvoering is de uitvinding voorzien van een geleiding om de translatie van het hefmiddel richting te geven. De geleiding kan bestaan uit een geleidingsrail en/of door middel van geleidingswielen/rollen, waarbij de geleidingswielen/rollen over een profiel rijden.

In een voorkeursuitvoering is de uitvinding voorzien van een systeem voor het 10 tijdens het transformeren, handmatig, mechanisch, elektrisch, pneumatisch of hydraulisch, loskoppelen van de twee staanders van de platen.

In een voorkeursuitvoering is de uitvinding voorzien van een buffer waarin de staanders na het ontkoppelen van de platen in een verticale positie geplaatst worden. De buffer wordt bij voorkeur uitgevoerd als een rechthoekige koker met een dichte 15 onderkant waar de staanders rechtop in kunnen staan.

In een voorkeursuitvoering is de uitvinding voorzien van een systeem om de Deense kar, aan het onderstel, in te klemmen om zodoende de staanders eenvoudiger van het onderstel los te koppelen doordat het onderstel vrijwel horizontaal blijft. Het onderstel wordt bij voorkeur aan de kopse kant ingeklemd door middel van een 20 horizontale plaat gemonteerd aan de vaste constructie van de uitvinding die over de bodem van het onderstel geschoven wordt, zodat het onderstel geen verticale translatie kan maken.

In een voorkeursuitvoering is de uitvinding voorzien van een systeem om de Deense kar en de uitvinding naar elkaar toe te trekken en van elkaar af te duwen, 25 teneinde de beide lichamen samen te voegen om transformatie mogelijk te maken, en vervolgens weer af te stoten.

In een voorkeursuitvoering is de uitvinding voorzien van: één of meer ronde voorwerpen zoals rollen, wielen en dergelijke; en/of railgeleiding zodat de uitvinding over rails verplaatsbaar is en/of vlakken waar een externe transportinrichting met 30 hefmiddel, zoals een palletwagen, personen en dergelijke, kan aangrijpen die -5- handmatig/geautomatiseerd transport mogelijk maken. Een voordeel is dat de uitvinding hierdoor mobiel is.

Met inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna verwijzingen naar bijgaande tekeningen gegeven die niet beperkende 5 uitvoeringsvoorbeelden tonen, waarin:

Fig. 1 een perspectivisch aanzicht toont van een transportinrichting (Deense kar) met detail;

Fig. 2a - 2d zijaanzichten tonen waarin de uitgevonden werkwijze wordt geïllustreerd.

10 Fig. 2e een perspectivisch aanzicht toont van een door de uitgevonden werkwijze getransformeerde Deense kar;

Fig. 3 een perspectivisch en zijaanzicht toont van een voorkeursuitvoering volgens de uitvinding;

Fig. 4 een perspectivisch en zijaanzicht toont van een andere uitvoeringsvorm 15 volgens de uitvinding;

Fig. 5a een perspectivisch aanzicht toont van een voorkeursuitvoering volgens de uitvinding, in combinatie met een te transformeren Deense kar;

Fig. 1 toont een Deense kar bestaande uit een aantal platen 6 bestemd voor het dragen van te transporteren goederen, een onderstel 1 dat voorzien is van vier 20 geleidingen op de hoekpunten 2 waarin de vier staanders 3 in het onderstel 1 zijn gestoken. Het onderstel 1 bestaat verder uit twee vaste wielen 4, en twee zwenkwielen 5. De staanders 3 zijn elk op regelmatige onderlinge afstand voorzien van uitsparingen 7, waarin de platen 6 worden gehaakt door middel van haken 8 aan de plaat 6. De platen 6 kunnen aan een of meer zijden voorzien zijn van een opstaande rand om te voorkomen 25 dat de planten tijdens het transport van de platen 6 afvallen. De transportkar kan handmatig worden voortgeduwd of voortgetrokken. Ook is het mogelijk de kar met behulp van niet getoonde koppelmiddelen aan een ander voertuig, transportmiddel of andere kar te koppelen, waarmee een samenstel ontstaat dat een of meer transportkarren omvat en dat als een trein verplaatst kan worden.

30 Fig. 2a - 2d tonen de werkwijze waarop een Deense kar wordt getransformeerd, waarin de werkwijze als volgt verloopt: eerst worden de platen 23 aan één zijde van de -6-

Deense kar opgetild waardoor de platen over een bepaalde afstand roteren, en de staanders aan één zijde 24 van de Deense kar opgetild worden totdat de staanders 24 van de het onderstel 21 losgekoppeld zijn, staanders 22 blijven aan het onderstel gekoppeld; vervolgens worden de van de Deense kar losgekoppelde staanders 24 losgekoppeld van 5 de platen 23; en tot slot worden de platen 23 neergelaten totdat ze op elkaar en op het onderstel 21 rusten.

Fig. 2e toont een Deense kar die door de uitgevonden werkwijze is getransformeerd, waar aan één zijde de staanders zijn ontkoppeld, en waar de platen aan die zijde op elkaar en het onderstel 26 rusten en aan de andere kant nog aan de staanders 10 gekoppeld zij n 25.

Fig. 3 toont een voorkeursuitvoering volgens de uitvinding waarbij het hefmiddel is ingevuld door een hydraulische unit 31, veel gebruikt in onder andere pompwagens, die zowel kan heffen als dalen. De hydraulische unit 31 is verbonden via een vaste constructie aan boven en onderzijde van de twee rotatievorken 32, gelagerd 33 15 aan boven en onderzijde van de vorken. De rotatievorken 32 kunnen in beide richtingen vrij roteren over 360 [°] doordat zij aan boven en onderzijde gelagerd 33 zijn. De translatie gegenereerd door de hydraulische unit 31 wordt zodanig geleidt, door de twee geleidingen 34, dat een translatie alleen in de verticale richting mogelijk is. Bij het positioneren van de uitvinding en de Deense kar wordt er gebruikt gemaakt van een 20 aantal geleidingswielen 36, die ervoor zorgen dat er mam1 één (juiste) mogelijkheid is waarop uitvinding en Deense kar in de breedterichting gepositioneerd kunnen worden. De geleidingswielen 36 zijn op zo’n afstand van elkaar geplaatst dat een Deense kar alleen vanaf de kopse kant “in” de uitvinding past. Daarbij helpen de geleidingswielen 36 bij het positioneren van de uitvinding, ten opzichte van de Deense kar. Bij het 25 positioneren van de Deense kar in de lengterichting wordt gebruikt gemaakt van inklemplaat 35 aan de kopse kant. Het onderstel van de Deense kar wordt door het verticale deel van inklemplaat 35 tegengehouden wanneer de Deense kar in positie is, waarbij het gebogen horizontale deel van inklemplaat 35 een fractie hoger is dan het onderstel zodat het onderstel wordt ingeklemd. De uitvinding is voorzien van twee vaste 30 wielen 37 zodat het geheel eenvoudig verplaatst kan worden. De twee rotatievorken 32 grijpen de platen aan de onderkant van de plaat, op de niet-kopse kant van de Deense -7- kar binnen een straal van 400 [mm] van de staander aan, en worden via een translatie en rotatie in positie gebracht.

Fig. 4 toont een andere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding waar de onderdelen 31,33,34,35,36 en 37 uit fig. 3 onveranderd zijn, en de twee rotatievorken 32 5 vervangen zijn door twee vaste vorken 42, die geen rotatiemogelijkheid hebben. De twee vaste vorken grijpen de platen aan de onderkant van de plaat, op de kopse kant van de Deense kar tussen de twee staanders aan, en worden via een horizontale translatie in positie gebracht.

Fig. 5 toont een voorkeursuitvoering 51 volgens de uitvinding, zoals 10 weergegeven in fig. 3, in combinatie met een te transformeren Deense kar 52. Voorkeursuitvoering 51 wordt aan de kopse kant van de Deense kar gepositioneerd, gedeeltelijk om de Deense kar 52 heen, waarbij de twee rotatievorken 32 de onderkant van de platen 6 aan beide kanten ondersteunen, en van hieruit de Deense kar transformeren.

1 031 702

Claims

1. Een hefïnrichting voor het verplaatsen van een last zoals een aantal platen van een Deense kar inclusief een aantal staanders, waarbij de hefïnrichting hoofdzakelijk de 5 volgende constructiedelen omvat: een hefmiddel, een geleiding, een ondersteuningsmiddel, een kleminrichting en een frame, en is gekenmerkt door de volgende werkwijze: het hefmiddel transleert de platen gemonteerd aan de Deense kar, aangrijpend aan de kopse kant van de Deense kar, alsmede twee staanders gekoppeld aan die platen en het onderstel, totdat de staanders van het onderstel ontkoppeld zijn; 10 dan worden de twee van het onderstel ontkoppelde staanders door middel van een translatie van de platen af, ontkoppeld van de platen; vervolgens transleren de platen, tegenovergesteld aan de eerste translatie, door middel van het hefmiddel over een bepaalde afstand; tenslotte transleren de platen onder invloed van de zwaartekracht en het werktuig in dezelfde richting als de tweede translatie, totdat de platen elkaar raken 15 waarbij de onderste plaat op het onderstel rust, en de platen nog gekoppeld zijn aan de twee staanders aan de tegenovergestelde kant.

2. Inrichting volgens een der voorgaande of nakomende conclusies, met het kenmerk dat de hefïnrichting de platen aangrijpt aan de onderkant van de plaat, op de kopse kant van de Deense kar tussen de twee staanders, door middel van één of 20 meerdere pinnen, haken of enige andere ondersteuningsmiddelen die via een translatie in positie worden gebracht. De pinnen, haken of andere ondersteuningsmiddelen zijn via een constructie verbonden aan het hefmiddel zodanig dat de translatie van het hefmiddel doorgegeven wordt.

3. Inrichting volgens een der voorgaande of nakomende conclusies, met het 25 kenmerk dat de hefïnrichting de platen aangrijpt aan de onderkant van de plaat, op de niet-kopse kant van de Deense kar binnen een straal van 400 [mm] van de staander, door middel van één of meerdere pinnen,haken of enige andere ondersteuningsmiddelen die via een translatie in positie worden gebracht. De pinnen, haken of andere ondersteuningsmiddelen zijn via een constructie verbonden aan het hefmiddel zodanig 30 dat de translatie van het hefmiddel doorgegeven wordt. 1 0317 0 2 -9-

4. Inrichting volgens een der voorgaande of nakomende conclusies, met het kenmerk dat het hefmiddel gevormd wordt door: een lier; en/of een takel; en/of een hefboom; en/of een spindel; en/of een ander hefmiddel van pneumatische, hydraulisch, elektrische of mechanische aard. Het hefmiddel bestaat bij voorkeur uit een 5 hydraulische unit geschikt voor het omzetten van arbeid geleverd door de gebruiker, met een eenvoudige bediening zoals bijvoorbeeld een hydraulische unit van een pompwagen.

5. Inrichting volgens een der voorgaande of nakomende conclusies, met het kenmerk dat de herinrichting is voorzien van een geleiding om de translatie van het 10 hefmiddel richting te geven. De geleiding kan bestaan uit een geleidingsrail en/of door middel van geleidingswielen/rollen, waarbij de geleidingswielen/rollen over een profiel rijden.

6. Inrichting volgens een der voorgaande of nakomende conclusies, met het kenmerk dat de herinrichting is voorzien van een kleminrichting voor het inklemmen 15 van de Deense kar, aan het onderstel, om zodoende de staanders eenvoudiger van het onderstel los te koppelen doordat het onderstel vrijwel horizontaal blijft. Het onderstel wordt bij voorkeur aan de kopse kant ingeklemd door middel van een horizontale plaat gemonteerd aan de vaste constructie van de uitvinding die over de bodem van het onderstel geschoven wordt, zodat het onderstel geen verticale translatie kan maken.

7. Inrichting volgens een der voorgaande of nakomende conclusies, met het kenmerk dat de herinrichting is voorzien van een frame, wat de constructiedelen met elkaar verbind.

8. Inrichting volgens een der voorgaande of nakomende conclusies, met het kenmerk dat de herinrichting is voorzien van één of meer ronde voorwerpen zoals 25 rollen, wielen en dergelijke; en/of railgeleiding zodat de uitvinding over rails verplaatsbaar is en/of vlakken waar een externe transportinrichting met hefmiddel, zoals een palletwagen, personen en dergelijke, kan aangrijpen die handmatig/geautomatiseerd transport mogelijk maken. 30 1 031 70 2 -10-

9. Inrichting volgens een der voorgaande of nakomende conclusies, met het kenmerk dat de hefinrichting is voorzien van een systeem voor het tijdens het transformeren, handmatig, mechanisch, elektrisch, pneumatisch of hydraulisch, loskoppelen van de twee staanders van de platen.

10. Inrichting volgens een der voorgaande of nakomende conclusies, met het kenmerk dat de hefinrichting is voorzien van een buffer waarin de staanders na het ontkoppelen van de platen in een verticale positie geplaatst worden.

11. Inrichting volgens een der voorgaande of nakomende conclusies, met het kenmerk dat de hefinrichting is voorzien van een systeem om de Deense kar en de 10 uitvinding naar elkaar toe te trekken en van elkaar af te duwen, teneinde de beide lichamen samen te voegen om transformatie mogelijk te maken, en vervolgens weer af te stoten.

12. Inrichting volgens een der voorgaande of nakomende conclusies, met het kenmerk dat de hefinrichting door middel van een balk horizontaal tussen de 15 steunmiddelen, ervoor zorgt dat de steunmiddelen alleen op de juiste hoogte onder de platen gepositioneerd kan worden.

13. Inrichting volgens een der voorgaande of nakomende conclusies, met het kenmerk dat de hefinrichting is voorzien van een blokkeerinrichting zodanig dat hefinrichting en Deense kar ten opzichte van elkaar gefixeerd zijn.

14. Inrichting volgens een der voorgaande of nakomende conclusies, met het kenmerk dat de hefinrichting is voorzien van vrij naar beide kanten roteerbare ondersteuningsmiddelen die automatisch bijvoorbeeld verend, of handmatig aan één of meer zijden aangrijpen aan de plaat.

15. Inrichting volgens een der voorgaande of nakomende conclusies, met het 25 kenmerk dat de hefinrichting is voorzien van ondersteuningsmiddelen zonder roterende, maar met translerende eigenschappen, die aan één of meer zijden aangrijpen aan de plaat

16. Inrichting volgens een der voorgaande of nakomende conclusies, met het kenmerk dat de hefinrichting is voorzien van een transleerinrichting die de platen in meerdere fases/stappen kan laten zakken. 30 1 031 702