NL1016676C2 - Bewegingsmechanisme. - Google Patents

Description

P54618NL00*

Titel: Bewegingsmechanisme

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een bewegingsmechanisme, voorzien van een in hoofdzaak bolvormige houder en een in hoofdzaak kom vormige ring, die, in elkaar gestoken, ten opzichte van elkaar draaibaar zijn om ten minste een eerste as, welke is gelegen in een 5 vlak dat in hoofdzaak evenwijdig is met het bovenvlak van de houder, terwijl aandrijfmiddelen aanwezig zijn om de houder ten opzichte van de ring te kunnen bewegen, welke aandrijfmiddelen een in de houder gelegerde niet-rechte aandrijfstang omvatten, alsmede middelen voor het activeren van de aandrijfstang.

10 Een dergelijk bewegingsmechanisme kan bijvoorbeeld worden gebruikt om een vast met de houder verbonden object een beweging rond een of twee assen te laten maken ten opzichte van de vast opgestelde komvormige ring en kan worden toegepast voor bijvoorbeeld buitenspiegels van voertuigen, waarbij op de komvormige ring een spiegelplaat kan worden 15 gemonteerd, terwijl de houder is bevestigd in het huis van de spiegelplaat, welk huis op een voertuig kan worden vastgezet. Doordat in de houder de aandrijfmiddelen voor de spiegelplaat kunnen worden aangebracht, kan een tamelijk compacte opbouw van de spiegelverstelmiddelen worden verkregen, hetgeen, gezien de steeds zwaarder wordende eisen die aan de afmetingen 20 van dergelijke spiegelverstelmiddelen worden gesteld, van groot belang is.

Een bewegingsmechanisme, als hiervoor omschreven, is voor een beweging om twee assen bekend uit de Internationale octrooiaanvrage PCT/NL00/00326, waarbij een tussen een houder en een kom gelegen schaal aanwezig is, die slechts draaibaar rond een eerste as met de kom is 25 verbonden en die slechts draaibaar rond een tweede as met de houder is verbonden. De aandrijfmiddelen omvatten daar een voor elk van de draaiingsmogelijkheden om de eerste, respectievelijk tweede as een aandrijfstang. Deze aandrijfstang is voorzien van een nok die beweegbaar is 101 6676-1 2 in en door een sleuf in de houder en die ingrijpt in een tweede in de kom aanwezig sleuf die loodrecht is gericht op de sleuf in de houder. Tussen deze nok en dus tevens de aandrijfstang enerzijds en de sleuven in de houder en de kom anderzijds blijkt een te grote en in de praktijk niet te vermijden 5 speling aanwezig te zijn, waardoor de nauwkeurigheid van deze aandrijving niet aan de hoogste eisen voldoet.

De uitvinding heeft ten doel dit nadeel te voorkomen en een relatieve beweging van een bolvormige houder ten opzichte van een komvormige ring om ten minste één as te realiseren, waarbij de compacte 10 opbouw van het bewegingsmechanisme wordt gehandhaafd en in bijzondere uitvoeringsvormen zelfs verder kan worden verbeterd.

Overeenkomstig de uitvinding heeft daartoe het bewegingsmechanisme het kenmerk, dat de aandrijfstang is verbonden met een aandrijfdeel dat draaibaar ten opzichte van een tweede as is bevestigd 15 in een uitsparing in de ring, waarbij de tweede as zich bevindt in een vlak, gelijk of parallel aan het bovenvlak van de ring, en waarbij de tweede as een hoek van ongeveer 90° maakt met de eerste as.

In een bijzondere uitvoeringsvorm heeft de aandrijfstang de vorm van een ringsegment dat draaibaar is ten opzichte van een derde as (C), 20 welke zich bevindt in een vlak, gelijk of parallel aan het bovenvlak van de houder, en welke een hoek van ongeveer 45° maakt met de eerste as (A). Deze uitvoeringsvorm is vooral om ruimtetechnische redenen van belang.

Aan de genoemde bijzondere uitvoeringsvorm zit echter een probleem vast. De derde as (C) loopt in hoofdzaak onder een hoek van 45° 25 ten opzichte van de tweede as (B). Bij een verdraaiing van het ringssegment ten opzichte van deze derde as (C), zal het aandrijfdeel geen zuivere draaibeweging kunnen maken in de uitsparing in de ring. Om dit probleem op te lossen zijn verschillende mogelijkheden gevonden.

In een eerste uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding heeft 30 de uitsparing in de ring de vorm van een slobgat en het aandrijfdeel de 101 66 7 6« 3 vorm van een cilinder, waarbij de lengte van het slobgat in hoofdzaak is georienteerd in een richting, parallel aan die van de eerste as (A).

In een tweede uitvoeringsvorm is het aandrijfdeel zodanig beweegbaar verbonden met de aandrijfstang, dat, bij een verdraaiing van de 5 aandrijfstang, een relatief kleine verplaatsing van het aandrijfdeel in, in hoofdzaak een richting, parallel aan die van de eerste as (A) mogelijk wordt.

In een derde uitvoeringvorm heeft de komvormige ring een uitsparing die zodanig beweegbaar in de ring is aangebracht, dat, bij een verdraaiing van de aandrijfstang, een relatief kleine verplaatsing van de 10 uitsparing in, in hoofdzaak een richting, parallel aan die van de eerste as (A) mogelijk wordt.

Alhoewel de aandrijfstang in alle drie de genoemde uitvoeringsvormen bij voorkeur is voorzien van een vertanding en kan de aandrijfstang in al deze gevallen een rotatiebeweging uitvoeren die is 15 gedefinieerd ten opzichte van een as die in hoofdzaak samenvalt met de derde as (C), is deze keuze van de aandrijfstang een voorwaarde van een vierde uitvoeringsvorm. Daarbij worden voorts de middelen om de aandrijfstang te activeren gevormd door een van een uitgaand tandwiel voorzien aandrijfsysteem. Een vierde oplossing van genoemd probleem 20 wordt dan verkregen wanneer het aandrijfsysteem verschuifbaar is in een richting, die in hoofdzaak parallel loopt aan die van de derde as (C). Daarbij zal het uitgaand tandwiel zijn voorzien van een asdeel, dat radiaal gelegerd is in een groef in de aandrijfstang.

Om een beweging van de houder ten opzichte van de ring om twee, 25 in hoofdzaak onderling loodrechte assen mogelijk te maken, zijn de aandrijfmiddelen voorzien van een tweede niet-rechte aandrijfstang, welke is verbonden met een bijbehorend aandrijfdeel dat draaibaar ten opzichte van de eerste as (A) is bevestigd in een tweede uitsparing in de ring, waarbij de desbetreffende aandrijfstangen in hoofdzaak parallel aan elkaar in de 30 houder zijn aangebracht. Juist door de aandrijfstangen parallel aan elkaar it 01 G.

4 aan te brengen, wordt extra ruimte in de houder voor de bijbehorende motoren met transmissiemiddelen verkregen.

De uitvinding heeft niet alleen betrekking op een bewegingsmechanisme, maar ook op een buitenspiegel voor een voertuig, 5 voorzien van een dergelijk bewegingsmechanisme.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening. In deze tekening toont:

Fig. 1 een perspectiefbeeld van het bewegingsmechanisme 10 overeenkomstig de uitvinding;

Fig. 2 een bovenaanzicht van het bewegingsmechanisme in fig. 1;

Fig. 3 een zijaanzicht van dit bewegingsmechanisme volgens de pijlen P;

Fig. 4 een uitvoeringsvoorbeeld van de aandrijfmiddelen voor het 15 bewegingsmechanisme;

Fig. 5A-5C, vanuit verschillen hoeken gezien, een uitvoeringsvorm van de aandrijfstang met het aandrijfdeel;

Fig. 6A-6D, vanuit verschillende hoeken gezien, de aandrijfstang met het aandrijfdeel in een andere uitvoeringsvorm; en 20 Fig. 7A-7E, vanuit verschillende hoeken gezien, de aandrijfstang met het aandrijfdeel in een verdere uitvoeringsvorm.

Overeenkomstige delen in deze figuren zijn door gelijke verwijzingscijfers aangegeven.

25 Het bewegingsmechanisme volgens de figuren 1-3 is weergegeven voor een beweging van een in hoofdzaak bolvormige houder 1 ten opzichte van een in hoofdzaak komvormige ring 2 om een eerste as A, welke is gelegen in een vlak dat in hoofdzaak evenwijdig is met het bovenvlak van de houder 1. De cardanische ophanging van de houder en de ring zijn verder 30 niet weergegeven omdat deze voor het beschrijven van de uitvinding niet 101 6676-1 5 van belang is. De aandrijfmiddelen die aanwezig zijn om de houder 1 ten opzichte van de ring te kunnen bewegen omvatten een in de houder 1 gelegerde niet-rechte aandrijfstang 3 alsmede middelen voor het activeren van de aandrijfstang 3. De aandrijfstang 3 heeft de vorm van een 5 ringsegment dat draaibaar is ten opzichte van eën as C. Deze as C staat onder een hoek van 45° ten opzichte van de as A. Het ringsegment is voorzien van tanden die in aangrijping staan met de tanden van een uitgaand tandwiel 6 van een weergegeven aandrijfsysteem 9 (zie: fig. 4). Dit aandrijfsysteem 9 omvat een motor en bijbehorende transmissiemiddelen; 10 deze componenten zijn echter eenvoudigheidshalve niet weergegeven. Door het bekrachtigen van de stappenmotor wordt onder tussenkomst van de transmissiemiddelen het tandwiel 6 aangedreven met het gevolg dat het ringsegment in de houder wordt verplaatst. Doordat de aandrijfstang 3 is verbonden met een aandrijfdeel 4 dat draaibaar is bevestigd in een 15 uitsparing 5 in de ring 2 ten opzichte van een, loodrecht op de as A staande as B, betekent een verplaatsing van de aandrijfstang 3 in de houder dat het aandrijfdeel 4 de ring 2 verplaatst ten opzichte van de houder 1. Het aandrijfdeel 4 is hier uitgevoerd als een cilindervormig element.

Indien de aandrijfstang 3 zodanig zou zijn aangebracht dat deze 20 kon worden verdraaid om de as A, dan zou de uitsparing 5 cirkelvormig kunnen zijn en zou, wanneer de houder en de ring ten opzichte van elkaar draaien om de as B, het aandrijfdeel 4 een draaibeweging om zijn, met de as B samenvallende hartlijn kunnen maken. De aandrijfstang 3 en het aandrijfdeel 4 zijn voor deze situatie weergegeven in de fig. 5A-5C. In de 25 uitvoeringsvorm van de fig. 1-3 kan de aandrijfstang 3 echter slechts bewegen parallel aan een vlak, loodrecht op de as C. Bij deze beweging wordt onder meeneming van de ring 2 het aandrijfdeel 4 een weinig zijwaarts bewogen. Dit is in de weergegeven uitvoering mogelijk gemaakt door de uitsparing δ de vorm van een slobgat te geven. De aandrijfstang 3 30 en het aandrijfdeel 4 zijn voor deze situatie weergegeven in de fig. 6A-6D.

101 6676"» 6

De reden waarom de aandrijfstang 3 parallel beweegbaar is aan een vlak, loodrecht op de as C, is gelegen in het feit dat het hier beschreven bewegingsmechanisme in de praktijk zal worden toegepast voor een beweging van de houder ten opzichte van de ring rond twee assen, te weten 5 A en B en het gunstig is om voor een verdraaiing rond een van beide assen beide, hiertoe aanwezige motoren te bekrachtigen. Deze toepassing is voor een andersoortig bewegingsmechanisme reeds beschreven in de voornoemde internationale octrooiaanvrage PCT/NL00/00326. Het aandrijfmechanisme 3 is hier aangebracht ter zijde van het schot 10. Diametraal ten opzichte 10 van een, evenwijdig aan dit schot lopend vlak door het middelpunt van het bewegingsmechanisme is een evenwijdig aan het schot 10 een schot 11 aanwezig. Voor een twee-assige beweging van de houder 1 ten opzichte van de ring 2 is dan een tweede aandrijfstang opzij van dit schot aangebracht en wel op dezelfde wijze als de aandrijfstang 3 is aangebracht ter zijde van het 15 schot 10. Uiteraard zijn dan in de houder ook de hiervoor benodigde aandrijfmiddelen aangebracht. Het aanbrengen van de beide aandrijfstangen levert in dat geval een extra ruimtebesparing op in vergelijking met de situatie dat de beide aandrijfstangen loodrecht op elkaar zijn gelegen, zoals het geval is in de genoemde internationale 20 octrooiaanvrage. Omdat de bewegingen om de beide assen A en B overigens op gelijke wijze zijn gerealiseerd, is in de afgebeelde uitvoeringsvorm het bewegingsmechanisme slechts weergegeven voor een beweging rond de as A.

In een andere uitvoeringsvorm wordt de uitsparing wel cirkelvormig gehouden, doch is het aandrijfdeel 4 enigszins beweegbaar met 25 de aandrijfstang 3 verbonden. Deze situatie is weergegeven in de fig. 7A-7E, waarbij fig. 7A een vergrote weergave is van een detail in fig. 7B. Het aandrijfdeel 4 is hier met de aandrijfstang verbonden onder tussenkomst van een elastisch element 12.

In weer een andere uitvoeringsvorm, zoals is weergegeven in fig. 4, 30 wordt de uitsparing 5 eveneens cirkelvormig gehouden. Een bij het 0 : '2 ‘ 7 3¾ 7 verplaatsen van de aandrijfstang 3 optredende zijwaarts gerichte beweging van het aandrijfdeel 4 wordt dan voorkomen door het tandwiel 6 te voorzien van een asdeel 7, dat radiaal is gelegerd in een groef 8 in de aandrijfstang 3, waarbij tijdens de verplaatsing van de aandrijfstang 3 een geringe axiale 5 beweging tussen het asdeel 7 en de groef 8 mogelijk is.

De uitvinding is niet beperkt tot de hier aan de hand van de tekening beschreven uitvoeringsvoorbeelden, doch omvat allerlei modificatie hierop, uiteraard voor zover deze vallen binnen de beschermingsomvang van de hiernavolgende conclusies. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk de, bij een 10 verplaatsing van de aandrijfstang 3 optredende zijwaarts gerichte beweging van het aandrijfdeel 4 op te vangen door de uitsparing 5 aan te brengen in een plaatstuk dat zijwaarts verschuifbaar is ten opzichte van de ring 2. Voorts is het mogelijk om in plaats van de in fig. 4 aangegeven vertanding een kroonvertanding aan te brengen op het oppervlak 13 van de 15 aandrijfstang 3. Het aandrijfsysteem 9 kan dan over 90° gedraaid worden aangebracht.

L i v_. ·.. '

Claims (11)

1. Bewegingsmechanisme, voorzien van een in hoofdzaak bolvormige houder (1) en een in hoofdzaak komvormige ring (2), die, in elkaar gestoken, ten opzichte van elkaar draaibaar zijn om ten minste een eerste as (A), welke is gelegen in een vlak dat in hoofdzaak evenwijdig is met het 5 bovenvlak van de houder (1), terwijl aandrijfmiddelen aanwezig zijn om de houder (1) ten opzichte van de ring (2) te kunnen bewegen, welke aandrijfmiddelen een in de houder (1) gelegerde niet-rechte aandrijfstang (3) omvatten, alsmede middelen (6, 9) voor het activeren van de aandrijfstang (3), met het kenmerk, dat de aandrijfstang (3) is verbonden 10 met een aandrijfdeel (4) dat draaibaar ten opzichte van een tweede as (B) is bevestigd in een uitsparing (5) in de ring (2), waarbij de tweede as (B) zich bevindt in een vlak, gelijk of parallel aan het bovenvlak van de ring (2), en waarbij de tweede as (B) een hoek van ongeveer 90° maakt met de eerste as (A).

2. Bewegingsmechanisme volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de aandrijfstang (3) de vorm heeft van een ringsegment dat draaibaar is ten opzichte van een derde as (C), welke zich bevindt in een vlak gelijk of parallel aan het bovenvlak van de houder (1) en welke een hoek van ongeveer 45° maakt met de eerste as (A).

3. Bewegingsmechanisme volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de uitsparing (5) de vorm heeft van een slobgat en het aandrijfdeel (4) de vorm heeft van een cilinder, waarbij de lengte van het slobgat in hoofdzaak is georiënteerd in een richting, parallel aan die van de eerste as (A).

4. Bewegingsmechanisme volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het aandrijfdeel (4) zodanig beweegbaar is verbonden met de aandrijfstang (3), dat, bij een verdraaiing van de aandrijfstang (3), een y. /“*· ,' · : ' 1 *7 : j v ) relatief kleine verplaatsing van het aandrijfdeel (4) in, in hoofdzaak een richting, parallel aan die van de eerste as (A) mogelijk wordt.

5. Bewegingsmechanisme volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de ring is voorzien van een uitsparing (5) die zodanig beweegbaar in de 5 ring (2) is aangebracht, dat, bij een verdraaiing van de aandrijfstang (3), een relatief kleine verplaatsing van de uitsparing in, in hoofdzaak een richting, parallel aan die van de eerste as (A) mogelijk wordt.

6. Bewegingsmechanisme volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de aandrijfstang (3) is voorzien van een vertanding en een rotatiebeweging 10 kan uitvoeren die is gedefinieerd ten opzichte van een as die in hoofdzaak samenvalt met de derde as (C).

7. Bewegingsmechanisme volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de middelen om de aandrijfstang (3) te activeren worden gevormd door een van een uitgaand tandwiel (6) voorzien aandrijfsysteem (9).

8. Bewegingsmechanisme volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het aandrijfsysteem (9) verschuifbaar is in een richting, die in hoofdzaak parallel loopt aan die van de derde as (C).

9. Bewegingsmechanisme volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het uitgaand tandwiel (6) is voorzien van een asdeel (7), dat radiaal 20 gelegerd is in een groef (8) in de aandrijfstang (3).

10. Bewegingsmechanisme volgens een van de conclusies 2-9, voor zover afhankelijk van conclusie 2, met het kenmerk, dat, om een beweging van de houder ten opzichte van de ring om twee, in hoofdzaak onderling loodrechte assen mogelijk te maken, de aandrijfmiddelen zijn voorzien van 25 een tweede niet-rechte aandrijfstang, welke is verbonden met een bijbehorend aandrijfdeel dat draaibaar ten opzichte van de eerste as (A) is bevestigd in een tweede uitsparing in de ring, waarbij de desbetreffende aandrijfstangen in hoofdzaak parallel aan elkaar in de houder zijn aangebracht. 1016876^

11. Buitenspiegel voor een voertuig, voorzien van een bewegingsmechanisme volgens een van de voorgaande conclusies. 101 667 6^1