NL8902300A - Omklapmechanisme voor een spiegelhuis van een achteruitkijkspiegel voor een voertuig. - Google Patents

Description

Qmklapmechanisme voor een spiegelhuis van een achteruitkijkspiegel voor een voertuig.

De uitvinding heeft betrekking op een omklap-mechanisme voor een spiegelhuis van een achteruitkijkspiegel voor een voertuig, welk omklapmechanisme omvat een vast met het voertuig verbindbaar draagorgaan, een draaibaar op dit draagorgaan aangebracht instrument-huis, dat verbindbaar is met het spiegelhuis en een in het instrumenthuis gemonteerde motor met toerenreductor, waarvan de uitgaande as door middel van een wrijvings-koppeling is verbonden met het draagorgaan.

Achteruitkijkspiegels voor voertuigen zijn vaak voorzien van binnen het spiegelhuis aangebrachte spiegelverstelinstrumenten, die de spiegel om twee onderling loodrechte assen kunnen verstellen om de stand van de spiegel op deze wijze te kunnen aanpassen aan de grootte resp. de zitpositie van de chauffeur van het voertuig. Het spiegelhuis zelf is om veiligheidsredenen doorgaans zwenkbaar om een nabij het voertuig gelegen as, zodat bij een stoot op het spiegelhuis dit huis om bedoelde zwenkas kan omklappen en eventueel in deze omgeklapte positie ongeveer evenwijdig aan het voertuig kan blijven staan resp. onder invloed van terugstelveren in de oorspronkelijke normale positie terugkeert.

Overeenkomstig de toenemende behoefe om electrisch bediende instrumenten in voertuigen toe te passen is de wens ontstaan dit omklappen van het spiegelhuis te kunnen teweegbrengen vanaf de positie achter het stuur, derhalve zonder het voertuig te verlaten. Dit biedt het voordeel dat de totale breedte van het voertuig kan worden verkleind en b.v. bij het parkeren minder ruimte in beslag wordt genomen resp.

het voertuig dichter bij de muur van een garage kan worden geplaatst. Een elektrisch bedienbaar omklapmechanisme voor een spiegelhuis is b.v. bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4.786.156.

De uitvinding beoogt een spiegelhuis-omklapmechanisme van het bovenomschreven type te verschaffen, dat voldoet aan de volgende eisen: - het omklapmechanisme mag geen vergroting van het spiegelhuis met zich brengen en dient derhalve zeer compact te zijn geconstrueerd, - in de "normale" positie van het spiegelhuis moet een trillingsvrije opstelling zijn gewaarborgd en - het omklapmechanisme moet het spiegelhuis elektrisch zowel in een "normale" gebruikspositie kunnen plaatsen alsook in een omklappositie, terwijl het omklapmechanisme geen nadelige invloed mag ondervinden bij het optreden van mechanische stoten op het spiegelhuis.

Het omklapmechanisme volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de zwenkas daarvan samenvalt met de hartlijn van de motor-reductoreenheid. Op deze wijze is de meest compact denkbare vorm van het omklapmechanisme verkregen.

De wrijvingskoppeling tussen de uitgaande as van de toeren-reductor en het vast met het voertuig verbindbare draagorgaan bestaat uit op het ondervlak van het draagorgaan aangebrachte, radiaal verlopende nokken, tegen welk ondervlak een van complementair uitgevoerde nokken voorziene ring onder invloed van een drukveer aanligt. Deze van nokken voorziene ring en de daarop werkzame drukveer zijn in rotatierichting vast verbonden met de uitgaande as van de toerenreductor.

Bij op het spiegelhuis uitgeoefende mechanische stoten kan de van nokken voorziene ring in omtreksrichting verdraaien ten opzichte van het vast met het voertuig verbonden draagorgaan, onder meename van het gehele omklapmechanisme, met inbegrip van het geblokkeerde aandri jf systeem.

Bij beoogde, elektrische verzwenking van het spiegelhuis kan dit huis roteren om de stilstaande, uitgaande as van de toerenreductor, waarbij het instrument-huis wordt verdraaid ten opzichte van het vaste draag-orgaan.

Een uitvoeringsvorm van het omklapmechanisme volgens de uitvinding wordt aan de hand van de tekening nader toegelicht. Hierin toont: fig. 1 een bovenaanzicht van een achteruitkijkspiegel, gemonteerd in een spiegelhuis waarbij de positie van het omklapmechanisme binnen het spiegelhuis is weergegeven; fig. 2 een vooraanzicht van het instrument volgens fig. 1; fig. 3 een bovenaanzicht van het omklapmechanisme; fig. 4 een doorsnede van het mechanisme volgens de lijn IV-IV van fig. 3; fig. 5 een zijaanzicht van het mechanisme volgens fig. 4; fig. 6 een doorsnede volgens de lijn VI-VI van fig. 4; fig. 7 een doorsnede volgens de lijn VII-VII van fig. 4; fig. 8 een doorsnede volgens de lijn VIII-VIII van fig. 4; fig. 9 een doorsnede volgens de lijn IX-IX van fig. 4; fig. 10 een doorsnede volgens de lijn X-X van fig. 4; fig. 11 een onderaanzicht volgens fig. 4; fig. 12 een vereenvoudigd electrisch schema; en fig. 13 een in het instrument in te bouwen montage-printplaat.

In de figuren 1-2 is een spiegelhuis 1 weergegeven met een daarin aangebrachte achteruitkijkspiegel 2.

Het spiegelhuis 1 is op een of andere wijze door middel van een steun 4 verbonden met een voertuig. Achter de spiegel 2 is schematisch een spiegelverstelinstrument 3 weergegeven, dat de spiegel 2 bij stilstaand spiegelhuis 1 kan verzwenken om twee onderling loodrechte assen X, Y. In het spiegelhuis is een omklapmechanisme 5 weergegeven met een zwenkas 6, om welke zwenkas het spiegelhuis 1 ten opzichte van de met een voertuig verbindbare steun 4 verzwenkbaar of omklapbaar is.

Het omklapmechanisme (fig. 4) omvat een draag-orgaan 7, dat op een of andere wijze vast is verbonden met de steun 4, waarop het spiegelhuis 1 is gemonteerd.

In de onderrand van het draagorgaan 7 zijn daartoe een drietal tapgaten 8 aangebracht voor het daarin opnemen van bevestigingsschroeven (zie fig.2). Aan de bovenzijde is het draagorgaan voorzien van een opstaande, cilindrische rand 9 die ten opzichte van de omtrek van het draagorgaan 7 in radiale richting binnenwaarts is verschoven onder vorming van een kraag 10. In het midden van het draagorgaan bevindt zich een centrale opening 11 voor het doorlaten van de uitgangsas 12 van de aandrijfeenheid van het mechanisme, bestaande uit een motor 13 en een toerenreductor 14. De aandrijf-eenheid 13, 14 is opgenomen in een instrumenthuis 15, dat bestaat uit een onderste huisdeel 16 en een bovenste huisdeel of kap 17. De huisdelen 16, 17 zijn met behulp van schroeven 18 (fig. 3) met elkaar verbonden. Het huisdeel 16 is aan één zijde voorzien van twee stel paarsgewijze aangebrachte verbindingsogen 19 voor het daarop monteren van het spiegelhuis 1.

De opstaande cilindrische rand 9 van het draagorgaan 7 steekt in de cilindervormige opening van het onderste huisdeel 16, waarbij de onderrand 20 van het huisdeel 16 aanligt tegen de kraag 10 van het draagorgaan 7. De randen 9 en 20 liggen tegen elkaar met een glijdende passing, zodat het instrumenthuis 15 verdraaibaar is ten opzichte van het draagorgaan 7. In het onderste huisdeel 16 van het instrumenthuis 15 bevindt zich een tussenschot 21 met een centrale opening 22 voor het doorlaten van de uitgaande as 12 van de toerenreductor 14. In deze opening 22 is een axiaal/radiaal lager 23 aangebracht voor het ondersteunen van het komvormige uiteinde 24 van de uitgangsas 12 van de hierna toe te lichten tweetraps-toerenreductor 14. Het onderste deel van de uitgangsas 12 is voorzien van een of meer spiebanen 25, waarover een ring 26 axiaal verschuifbaar is, welke ring 26 is voorzien van ruggen, welke kunnen glijden in de spiebanen 25. De ring 26 wordt tegen de onderzijde van het draagorgaan 7 aangedrukt gehouden door middel van een drukveer 27, waarvan het ondereinde aanligt op een opsluitplaat 28, die rust op een opsluit-ring 29, aangebracht aan het uiteinde van de uitgangsas 12.

Het ondervlak van het draagorgaan 7 (zie fig. 10) is voorzien van radiaal verlopende nokken 30, die in doorsnede trapeziumvormig zijn uitgevoerd. Het bovenvlak van de ring 26 is van complementair gevormde radiaal verlopende nokken voorzien, welke nokken door de veer 27 worden gedrukt in de nokdalen van het ondervlak van het draagorgaan 7. Op deze wijze kan de ring 27 slechts ten opzichte van het draagorgaan 7 in omtreks-richting verschuiven, indien daarop relatief grote krachten worden uitgeoefend, b.v. door een stootbelasting die wordt uitgeoefend op het met de verbindingsorganen 19 verbonden spiegelhuis 1. De ring 26 zal in dat geval over één of meer nokken 30 verspringen waarbij de ring 27 eventueel ook in een tussenstand kan blijven staan.

In die tussenstand zullen de nokken 30 van het draagorgaan 7 en de complementaire nokken van de ring 26 niet meer in elkaar grijpen. Tussen het ondervlak van het draagorgaan 7 en het bovenvlak van de ring 26 is een metalen voering 31 aangebracht, waarvan de vorm is aangepast aan de vorm van het ondervlak van het draagorgaan 7.

De elektrische verstelling van het spiegelhuis vanuit de "normale" positie naar de parkeerpositie of omgekeerd vindt plaats met behulp van de aandrijfeenheid , bestaande uit de motor 13 en de toerenreductor 14. De toerenreductor 14 bestaat uit een tweetraps planetair vertragingssysteem, dat het duidelijkst is weergegeven in de fign. 4, 6 en 7. De eerste trap 32 van de toerenreductor 14 omvat twee planeetwielen 33, die enerzijds in ingrijping zijn met een tandwiel 34, aangebracht op de uitgaande as van de motor 13 en anderzijds met een vertande ring 35, aangebracht op de binnenwand van een in het bovenste huisdeel 17 opgesloten komvormige schijf 35a. De planeetwielen 33 zijn aangebracht op een planeetdrager 36, die is voorzien van een tandwiel 37, dat het zonnewiel vormt voor de tweede trap 38 van de toerenreductor 14. Dit zonnewiel 37 is in ingrijping met drie losse tandwielen 39, welke in axiale richting zijn voorzien van twee verschillende vertandingen 40, 41 die slechts een gering aantal tanden van elkaar verschillen, b.v. één tand. De bovenste vertanding 40 is in ingrijping met een tandkrans 42, aangebracht aan de binnenzijde van een binnen het onderste huisdeel 16 aangebrachte bus 16a, terwijl de onderste vertanding 41 van elk tandwiel 39 in ingrijping is met een tandkrans 43, aangebracht binnen het komvormige deel 24 van de uitgaande as 12.

De eerste trap 32 van de toerenreductor 14 heeft een vertraging van 16 op 1, terwijl de tweede trap 38 van de toerenreductor 14 een vertraging van +_ 180 op 1 heeft, zodat de totale vertraging van de toerenreductor 14 ongeveer 3000 bedraagt. Deze grote vertraging heeft het voordeel dat een kleine motor 13 kan worden gekozen, welke aan de uitgangsas 12 een relatief groot koppel kan leveren. Daarnaast heeft de tweetraps-toerenreductor 14 het belangrijke voordeel dat deze een spelingvrije aandrijving oplevert, die op de drie punten P-Q-R (fig. 7) is gekoppeld met de kern 24 van de uitgaande as 12, welke punten P-Q-R bovendien op relatief grote afstand van de hartlijn 6 van het mechanisme zijn gelegen.

Werking: a.Normale verstelling

Bij het bekrachtigen van de motor 13 zou de uitgangsas 12 met een vertraging van ongeveer 3000 op 1 gaan roteren, indien deze uitgangsas 12 niet zou zijn geblokkeerd door de in elkaar grijpende nokken 30 van het draagorgaan 7 en de van complementaire nokken voorziene ring 26. De uitgangsas 12 staat derhalve stil en de motor 13, de toerenreductor 14 en het daarmee via de verbindingsorganen 19 verbonden spiegelhuis 1 roteert vanuit de "normale" positie (zie fig. 1 en fig. 9) naar de "parkeerpositie" waarin het spiegelhuis 1 ongeveer evenwijdig aan de zijwand van het voertuig staat. Bij bekrachtiging van de motor 13 in omgekeerde richting wordt het spiegelhuis 1 vanuit de "parkeerstand" naar de in fig. 9 weergegeven "normale" stand verzwenkt.

Tijdens deze zwenkbeweging van het spiegelhuis roteert de onderrand 20 van het onderste huisdeel 16 ten opzichte van de stilstaande kraag 10 van het draagorgaan 7.

De "parkeerstand" en de "normale" stand van het spiegelhuis wordt vastgelegd met behulp van twee microschakelaars 45, 46, weergegeven in de fign. 4 en 9.

De schakelstiften 47, 48 van deze microschakelaars 45, 46 lopen in stuurgroeven, aangebracht op de cilindrische rand 9 van het draagorgaan 7. De schakelstift 47 van de microschakelaar 45 loopt in de stuurgroef 49 en kan buiten de stuurgroef 49 lopen over de buitenwand van de cilindrische rand 9 van het draagorgaan 7. De schakelstift 48 van de microschakelaar 46 loopt normaliter over de buitenwand van de cilindrische wand 9 van het draagorgaan 7 en kan zich radiaal verplaatsen in de stuurgroef 50, die in fig. 9 met stippellijnen is weerge- geven. In omtreksrichting en in axiale richting liggen de stuurgroeven 49, 50 op afstand van elkaar. In de "normale" positie van het spiegelhuis is de microschakelaar 45 juist uitgeschakeld en ligt de schakelstift 47 van deze microschakelaar 45 in het begin van de stuurgroef 49. In deze stand kan de motor 13 slechts rechtsom worden bekrachtigd (zie fig.-12), waarbij het spiegelhuis 1 en derhalve het onderste huisdeel 16 zich rechtsom verplaatst naar de parkeerstand, waarbij de motor 13 1 wordt gestopt zodra de schakelstift 48 treedt in de stuurgroef 50. De schakelstift 47 ligt in dat geval aan tegen het buitenvlak van de cilindrische rand 9 van het draagorgaan 7, zodat vanuit de parkeerstand het spiegelhuis 1 slechts linksom kan worden verplaatst naar de in fig. 9 weergegeven normale stand.

Uit de hierboven beschreven "normale" verstelling van het spiegelhuis 1 volgt dat er tenminste twee verschillende wrijvingsniveaus in het aandrijfsysteem aanwezig moeten zijn - een hoog wrijvingsniveau tussen het draagorgaan 7 en de ring 26 voor het blokkeren van de uitgaande as 12. Dit hoge wrijvingsniveau wordt verkregen door de trapeziumvormige oploopnokken 30 - een lager gelegen "normaal" wrijvingsniveau tussen de rand 20 van het huisdeel 16 en de kraag 10 van het draagorgaan 7. Deze "normale", steeds aanwezige wrijving tussen de rand 20 en de rand 9/kraag 10 zorgt voor het dempen van eventueel optredende trillingen, die kunnen ontstaan tengevolge van in de aandrijving aanwezige speling.

b. Verstelling ten gevolge van stoten op het spiegelhuis Op het spiegelhuis 1 uitgeoefende stoten worden via de verbindingsogen 19 doorgeleid naar het huisdeel 16, dat op de punten P, Q, R (fig. 7) is gekoppeld met de tweetraps-toerenreductor 14, die slechts in de richting motor 13-uitgangsas 123 aandrijfbaar is en in tegengestelde richting geblokkeerd. Het huisdeel 16 kan zich derhalve niet verplaatsen ten opzichte van het draagorgaan 7. Via de op de punten P, Q, R geblokkeerde aandrijving wordt de uitgaande as 12 daarvan over een bepaalde hoek verdraaid onder indrukking van de veer 27 en het over elkaar verschuiven van de complementaire oploopnokken 30 in enerzijds het draagorgaan 7 en anderzijds de ring 26.

Ten gevolge van een op het spiegelhuis 1 uitgeoefende stootbelasting kan de ring 26 in twee verschillende eindstanden ten opzichte van het draagorgaan 7 terechtkomen, namelijk - een eindstand waarbij de complementaire nokken 30 in de ring 26 respectievelijk het draagorgaan 7 weer in elkaar grijpen. De ring 26 is dan over een geheel aantal nokken 30 verschoven, zodat tussen de onderdelen 7, 26 hetzelfde hoge wrijvingsniveau aanwezig is als voor het ondergaan van de stootbelasting. Het spiegelhuis 1 kan dan weer op de boven beschreven wijze ("normale" verstelling) in de normale of de "parkeerstand" worden gebracht.

- een eindstand waarbij de complementaire nokken 30 niet in, maar 0£ elkaar zijn gelegen. De ring 26 is dan over een niet-geheel aantal nokken 30 verschoven. Bij electrische verstelling vanuit deze positie moet er voor worden gezorgd dat eerst de uitgangsas 12 bij stilstaand huisdeel 16 zolang wordt geroteerd totdat de complementaire nokken 30 van de onderdelen 7, 26 weer in elkaar grijpen en vervolgens, bij voortgaande bekrachtiging van de motor 13, het huisdeel 16 wordt verdraaid ten opzichte van het draagorgaan 7. De wrijvingsweerstand tussen de onderdelen 7, 26 bij o£ elkaar staande nokken 30 moet derhalve geringer zijn dan de wrijvingsweerstand tussen de rand 20 van het huisdeel 16 en de kraag 10 van het draagorgaan 7.

Aan de onderzijde van het draagorgaan 7 wordt een meeraderige elektrische kabel 51 in het instrument geleid. Twee aders dienen voor het leveren van de voedingsspanning aan de motor 13, terwijl een meeraderige kabel 52 het instrument verlaat voor het leveren van voedingsspanning en signalen aan het spiegelverstelinstrument 3, voor het om twee onderling loodrechte assen verstellen van de spiegel 2.

In fig. 12 is een vereenvoudigd schakelschema voor de motor 13 met behulp van de twee eindschakelaars 45, 46 weergegeven. Parallel aan elke eindschakelaar 45, 46 is een diode 53 aangebracht, welke diode stroomtoevoer aan de motor 13 bij geopende eindschakelaar 45 respectievelijk 46 blokkeert. De motor 13 wordt ingeschakeld met behulp van een in het voertuig geplaatste schakelaar 54.

Fig. 13 toont een montageplaat 55 voor het daarop aanbrengen van de eindschakelaars 45, 46 met bijbehorende diodes, ontstoringselementen etc. Deze montageplaat 55 wordt in het huisdeel 17 gemonteerd (zie fig. 4).

Claims (8)

1. Omklapmechanisme voor een spiegelhuis van een achteruitkijkspiegel voor een voertuig, welk omklapmechanisme omvat - een vast met het voertuig verbindbaar draagorgaan - een draaibaar op dit draagorgaan aangebracht instrumenthuis, • dat verbindbaar is met het spiegelhuis - een in het instrumenthuis gemonteerde motor met toeren-reductor, waarvan de uitgaande as door middel van een wrijvingskoppeling is verbonden met het draagorgaan met het kenmerk, dat de zwenkas (6) van het omklapmechanisme (5) samenvalt met de hartlijn van de motor-reductoreen-heid (13-14).

2. Omklapmechanisme volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het draagorgaan (7) aan de bovenzijde is voorzien van een opstaande, cilindrische rand (9) onder vorming van een zijdelings uitstekende kraag (10), welke rand (9) met glijdende passing opneembaar is in een cilindrische opening aan de onderzijde van het instrumenthuis (15) waarvan de onderrand (20) onder veerdruk aanligt tegen de uitstekende kraag (10).

3. Omklapmechanisme volgens de conclusies 1-2, met het kenmerk, dat het draagorgaan (7) op het ondervlak is voorzien van radiaal verlopende nokken (30), tegen welk ondervlak een van complementair uitgevoerde nokken voorziene ring (26) onder invloed van een drukveer (27) aanligt.

4. Omklapmechanisme volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de uitgaande as (12) van de toerenreductor (14) steekt door een centrale opening (22) van het draagorgaan (7) waarbij het buiten het draagorgaan (7) stekende deel is omgeven door een drukveer (27), welke is opgesloten tussen de van nokken voorziene ring (26) en een op het uiteinde van de reductoras (12) aangebrachte opsluitschijf (28), waarbij de ring (26) in rotatierichting vast is verbonden met de uitgaande as (12) van de toerenreductor (14).

5. Omklapmechanisme volgens één der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de uitgaande as (12) van de toerenreductor (14) is voorzien van een inwendig vertande kom (24), welke via een axiaal/radiaal leger (23) is afgesteund op een tussenschot (21) van het instrumenthuis (15), welk huis bij bekrachtigde motor (13) kan roteren om de stilstaande uitgaande as (12) van de toerenreductor (14) en de ópstaande cilindrische rand (9) van het draagorgaan (7).

6. Omklapmechanisme volgens één der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat in de wand van het instrumenthuis (15) twee microschakelaars (45, 46) zijn ondergebracht, elk voorzien van een schakelstift (47, 48), waarvan het vrije uiteinde kan steken in een stuurgroef (49, 50) aangebracht in de opstaande rand (9) van het draagorgaan (7).

7. Omklapmechanisme volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de stuurgroeven (49, 50) van de beide schakelstiften (47, 48) zowel in omtreksrichting als in de axiale richting van het omklapmechanisme (5) op afstand van elkaar liggen.

8. Omklapmechanisme volgens de conclusies 6-7, met het kenmerk, dat de stuurgroeven zodanig zijn uitgevoerd dat in de normale positie van het spiegelhuis (1) de eerste microschakelaar (45) is uitgeschakeld en de tweede microschakelaar (46) ingeschakeld terwijl in de omgeklapte positie de tweede microschakelaar (46) is uitgeschakeld en de eerste (45) is ingeschakeld.