NL9400163A - Bewegingsactuator. - Google Patents
Bewegingsactuator. Download PDFInfo
- Publication number
- NL9400163A NL9400163A NL9400163A NL9400163A NL9400163A NL 9400163 A NL9400163 A NL 9400163A NL 9400163 A NL9400163 A NL 9400163A NL 9400163 A NL9400163 A NL 9400163A NL 9400163 A NL9400163 A NL 9400163A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- actuator
- worm
- worms
- motor
- movement
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B60—VEHICLES IN GENERAL
- B60Q—ARRANGEMENT OF SIGNALLING OR LIGHTING DEVICES, THE MOUNTING OR SUPPORTING THEREOF OR CIRCUITS THEREFOR, FOR VEHICLES IN GENERAL
- B60Q1/00—Arrangement of optical signalling or lighting devices, the mounting or supporting thereof or circuits therefor
- B60Q1/02—Arrangement of optical signalling or lighting devices, the mounting or supporting thereof or circuits therefor the devices being primarily intended to illuminate the way ahead or to illuminate other areas of way or environments
- B60Q1/04—Arrangement of optical signalling or lighting devices, the mounting or supporting thereof or circuits therefor the devices being primarily intended to illuminate the way ahead or to illuminate other areas of way or environments the devices being headlights
- B60Q1/06—Arrangement of optical signalling or lighting devices, the mounting or supporting thereof or circuits therefor the devices being primarily intended to illuminate the way ahead or to illuminate other areas of way or environments the devices being headlights adjustable, e.g. remotely-controlled from inside vehicle
- B60Q1/076—Arrangement of optical signalling or lighting devices, the mounting or supporting thereof or circuits therefor the devices being primarily intended to illuminate the way ahead or to illuminate other areas of way or environments the devices being headlights adjustable, e.g. remotely-controlled from inside vehicle by electrical means including means to transmit the movements, e.g. shafts or joints
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B60—VEHICLES IN GENERAL
- B60R—VEHICLES, VEHICLE FITTINGS, OR VEHICLE PARTS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- B60R1/00—Optical viewing arrangements; Real-time viewing arrangements for drivers or passengers using optical image capturing systems, e.g. cameras or video systems specially adapted for use in or on vehicles
- B60R1/02—Rear-view mirror arrangements
- B60R1/06—Rear-view mirror arrangements mounted on vehicle exterior
- B60R1/062—Rear-view mirror arrangements mounted on vehicle exterior with remote control for adjusting position
- B60R1/07—Rear-view mirror arrangements mounted on vehicle exterior with remote control for adjusting position by electrically powered actuators
- B60R1/074—Rear-view mirror arrangements mounted on vehicle exterior with remote control for adjusting position by electrically powered actuators for retracting the mirror arrangements to a non-use position alongside the vehicle
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F16—ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16H—GEARING
- F16H1/00—Toothed gearings for conveying rotary motion
- F16H1/02—Toothed gearings for conveying rotary motion without gears having orbital motion
- F16H1/20—Toothed gearings for conveying rotary motion without gears having orbital motion involving more than two intermeshing members
- F16H1/22—Toothed gearings for conveying rotary motion without gears having orbital motion involving more than two intermeshing members with a plurality of driving or driven shafts; with arrangements for dividing torque between two or more intermediate shafts
- F16H1/222—Toothed gearings for conveying rotary motion without gears having orbital motion involving more than two intermeshing members with a plurality of driving or driven shafts; with arrangements for dividing torque between two or more intermediate shafts with non-parallel axes
- F16H1/225—Toothed gearings for conveying rotary motion without gears having orbital motion involving more than two intermeshing members with a plurality of driving or driven shafts; with arrangements for dividing torque between two or more intermediate shafts with non-parallel axes with two or more worm and worm-wheel gearings
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y10—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
- Y10S—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y10S248/00—Supports
- Y10S248/90—Movable or disengageable on impact or overload
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y10—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
- Y10T—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
- Y10T74/00—Machine element or mechanism
- Y10T74/19—Gearing
- Y10T74/19642—Directly cooperating gears
- Y10T74/19698—Spiral
- Y10T74/19828—Worm
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y10—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
- Y10T—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
- Y10T74/00—Machine element or mechanism
- Y10T74/21—Elements
- Y10T74/2186—Gear casings
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Multimedia (AREA)
- Rear-View Mirror Devices That Are Mounted On The Exterior Of The Vehicle (AREA)
- Reciprocating, Oscillating Or Vibrating Motors (AREA)
- Gear Transmission (AREA)
- Valve Device For Special Equipments (AREA)
- Transmission Devices (AREA)
- Fuel-Injection Apparatus (AREA)
- Vehicle Body Suspensions (AREA)
- Body Structure For Vehicles (AREA)
- Fluid-Damping Devices (AREA)
- Superstructure Of Vehicle (AREA)
- Actuator (AREA)
- Lock And Its Accessories (AREA)
- Electromechanical Clocks (AREA)
Description
Titel: Bewegingsactuator
De uitvinding heeft betrekking op een bewegingsactuator, omvattende: een eerste en een tweede actuatordeel die roteerbaar ten opzichte van elkaar zijn bevestigd; en een elektromotor en een overbrengingsstelsel dat gekoppeld is tussen de elektromotor en de beide actuatordelen om die actuatordelen ten opzichte van elkaar te roteren.
Een dergelijke actuator is bekend, bijvoorbeeld uit de Nederlandse octrooiaanvrage 89.02300. Deze bekende actuator is bestemd om te worden gemonteerd in het inwendige van een spiegelhuis/steun-combinatie van een aan de zijkant van een voertuig te bevestigen achteruitkijkspiegel. Uiterlijk vormt de spiegelhuis/steun-combinatie een geheel, waarbij de spiegelsteun aan het voertuig bevestigd wordt, en waarbij het spiegelhuis, met daarin opgesteld de achteruitkijkspiegel, kan scharnieren ten opzichte van de spiegelsteun. In de bedrijfs-stand van het spiegelhuis, waarbij het spiegeloppervlak een hoek van bijna 90° maakt met de zijkant van het voertuig, kan een bestuurder van het voertuig met behulp van de spiegel het naast en achter het voertuig gelegen weggedeelte waarnemen. Daarbij steekt het spiegelhuis uit ten opzichte van de zijkant van het voertuig, en de genoemde scharnierbeweging biedt de mogelijkheid om desgewenst het spiegelhuis in te klappen' naar een inklapstand teneinde dat uitsteken op te heffen of althans te verminderen, waardoor de totale breedte van de combinatie van het voertuig en het spiegelhuis is verminderd, hetgeen voordelen biedt, bijvoorbeeld bij het parkeren daar waar slechts weinig parkeerruimte is, of om schade ten gevolge van passerende voertuigen of voetgangers te voorkomen, doordat het spiegelhuis bij botsen zal meegeven in plaats van afbreken. Overigens is het in veel landen uit veiligheidsoverwegingen een wettelijk voorschrift, dat voertuigspiegels scharnierbaar zijn ten opzichte van het betreffende voertuig.
Wanneer het voertuig is voorzien van een spiegel-inklapmechanisme zoals bovenstaand beschreven, hetgeen in het algemeen het geval zal zijn bij de luxere voertuigen, is dat inklappen niet alleen handmatig mogelijk maar wordt daarenboven aan de bestuurder de mogelijkheid geboden om vanaf zijn zitplaats door bediening van de elektromotor het spiegelhuis in te klappen.
Om het bovenstaande tot stand te kunnen brengen, dient het overbrengingsstelsel een vrij grote overbrengings-verhouding te hebben, zodat met een betrekkelijk kleine motor, die dan met een vrij hoog toerental kan worden bedreven, een vrij groot koppel geleverd kan worden. Voorts dient het overbrengingsstelsel zich te verzetten tegen rotatie als gevolg van een op de uitgang uitgeoefend koppel. Het uit genoemde publicatie bekende stelsel heeft daartoe een planetair tandwielreductiestelsel met een overbrengings-verhouding van 3000, waarvan een ingangstandwiel is gemonteerd op de uitgangsas van de motor, waarbij de rotatieas van de motor is uitgelijnd met de scharnieras van de actuator. Een dergelijk planetair tandwielreductiestelsel heeft een relatief groot aantal onderdelen, en neemt vrij veel ruimte in. Voorts heeft dat planetaire tandwielreductiestelsel een vrij lange, massieve uitgangsas, die in lijn ligt met de motor. Aldus heeft het bekende stelsel een vrij grote axiale lengte, hetgeen het moeilijk maakt om het bekende stelsel toe te passen in een spiegelhuis met beperkte binnenruimte.
Een verder nadeel van het bekende stelsel is, dat elektrische geleiders, zoals die welke bestemd zijn om de motor aan te sturen, zich buiten de actuator om moeten uitstrekken. Enerzijds is dit een bezwaar bij toepassing in een spiegelhuis met beperkte binnenruimte, anderzijds is dit een bezwaar in verband met de scharnierbeweging van het huis ten opzichte van het voertuig.
Een algemeen doel van de uitvinding is het verbeteren van de bekende bewegingsactuator.
Een eerste bijzonder doel van de uitvinding is te besparen op de vervaardigingskosten van de bewegingsactuator.
Een tweede bijzonder doel van de uitvinding is het verschaffen van een dusdanige constructie voor de bewegingsactuator, dat deze sterker is, en daardoor vervaardigd kan worden van kleinere onderdelen en/of goedkopere materialen. Meer in het bijzonder beoogt de uitvinding te voorzien in een bijzonder compact overbrengingsstelsel met een grote overbrengingsverhouding.
Een derde bijzonder doel van de uitvinding is het verschaffen van een dusdanige constructie voor de bewegings-actuator, dat deze minder bewegende onderdelen heeft en derhalve goedkoper te vervaardigen is en minder onderhevig is aan slijtage.
Een vierde bijzonder doel van de uitvinding is het verschaffen van een dusdanige constructie voor de bewegings-actuator, dat de buitenafmetingen daarvan zijn verminderd zonder dat dit ten koste gaat van de sterkte. Het zal duidelijk zijn dat, bij toepassing als scharniermechanisme voor een voertuigspiegel, de buitenafmetingen van de bewegingsactuator zodanig moeten zijn, dat de bewegings-actuator kan worden aangebracht in de behuizing van de buitenspiegel van een voertuig. Daarbij is het een gegeven, dat de vorm en afmetingen van een dergelijke behuizing worden bepaald door de fabrikant van het betreffende voertuig en dus beschouwd kunnen worden als een randvoorwaarde, terwijl, aangezien steeds de vorm en afmetingen van een dergelijke behuizing worden afgestemd op de vorm van het betreffende voertuig, de vorm en de afmetingen van de in de behuizing voor de bewegingsactuator beschikbare ruimte verschillend zijn bij onderling verschillende voertuigtypen. Tot nog toe dient daarom steeds een bewegingsactuator ontworpen te worden met betrekking tot het voertuig (spiegelbehuizing) waar die bewegingsactuator voor bestemd is. Dit maakt in de praktijk een bewegingsactuator relatief duur, aangezien er per type bewegingsactuator ontwikkelingskosten gemaakt moeten worden, er per type bewegingsactuator een vervaardigingslijn moet worden ingericht, en er per type bewegingsactuator bewaarruimte gereserveerd moet worden voor losse onderdelen en gerede producten. De uitvinding beoogt dit probleem op te lossen of althans te verminderen door de bewegingsactuator zodanig uit te voeren, dat deze geschikt is voor modulaire bouw, en wel zodanig, dat de modulaire onderdelen op ten minste twee essentieel verschillende manieren aan elkaar bevestigd kunnen worden voor het leveren van een gereed product dat hetzij relatief geringe verticale afmetingen heeft, hetzij relatief geringe horizontale afmetingen heeft.
Een verder bijzonder doel van de uitvinding is het verschaffen van een dusdanige constructie voor de bewegingsactuator, dat deze zonder modificaties bruikbaar is bij zowel een rechterspiegel als een linkerspiegel. Hierdoor wordt een verdere kostenbesparing bereikt bij het vervaardigen en opslaan van bewegingsactuatoren, aangezien de fabrikant geen onderscheid hoeft te maken tussen beide types.
Nog een verder bijzonder doel van de uitvinding is het verschaffen van een bewegingsactuator die nabij zijn scharnieras hol is, zodat bij de scharnieras ruimte is voor het daardoorheen voeren van elektrische geleidingsdraden.
Meer in het bijzonder beoogt de uitvinding de bovengenoemde doelstellingen te bereiken in één bewegingsactuator.
De bovengenoemde doelstellingen worden volgens de uitvinding bereikt doordat het overbrengingsstelsel een wormwiel en twee concentrisch aan weerszijden daaraan bevestigde wormen omvat.
Nadere aspecten, kenmerken en voordelen van de uitvinding zullen verduidelijkt worden in de hiernavolgende beschrijving van voorkeursuitvoeringsvormen van de bewegingsactuator volgens de uitvinding, onder verwijzing naar de tekening. Hierin toont respectievelijk tonen: figuur 1 schematisch een vooraanzicht van een voertuig met een buitenspiegel; figuur 2 schematisch een bovenaanzicht van een voertuig met een buitenspiegel in een bedrijfsstand (figuur 2A), een inklapstand (figuur 2B), en een wegklapstand (figuur 2C); figuur 3A en 3B een zijaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van een uitvoeringsvorm van een bewegingsactuator volgens de uitvinding, in twee verschillende verschijningsvarianten; figuur 4 een bovenaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van de in figuur 3 getoonde bewegingsactuator; figuur 5 een met figuur 3A vergelijkbaar zijaanzicht van een andere uitvoeringsvorm van een bewegingsactuator volgens de uitvinding; figuur 6 een onderaanzicht van de in figuur 5 getoonde bewegingsactuator; figuur 7 een detail van een bewegingsactuator; en figuur 8 een schakelschema voor een bewegingsactuator volgens de uitvinding.
Aangezien toepassing als scharniermechanisme in een voertuigspiegel een belangrijke toepassing van de bewegingsactuator is, zal de bewegingsactuator volgens de uitvinding in het hiernavolgende specifiek voor dat toepassingsgebied worden beschreven. Uitdrukkelijk wordt echter opgemerkt, dat toepassing van de bewegingsactuator volgens de uitvinding niet tot het genoemde toepassingsgebied beperkt is, maar ook toepasbaar is in andere situaties waar een bewegingsactuator nodig is maar eisen gesteld worden ten aanzien van afmetingen en vorm. Voorbeelden van dergelijke alternatieve toepassingen zijn: elektrische hoogteverstelinrichting voor koplampen van automobielen; elektrische verstelinrichting voor kantelluiken voor ramen.
Figuur 1 toont schematisch een vooraanzicht van een zijwand van een voertuig 1, waaraan een zich in hoofdzaak horizontaal uitstrekkende steun 2 is bevestigd. Aan de steun 2 is een spiegelbehuizing 3 bevestigd, scharnierbaar om een zich in hoofdzaak verticaal uitstrekkende scharnieras 4.
In figuur 1 is voorts schematisch aangeduid, dat in de spiegelbehuizing 3 een bewegingsactuator 10 is opgesteld, waarvan een eerste actuatordeel 11 is bevestigd aan de steun 2 en een tweede actuatordeel 12 is bevestigd aan de spiegelbehuizing 3. De actuatordelen 11 en 12 zijn ten opzichte van elkaar roteerbaar om een rotatieas 14 die, bij montage van de spiegelbehuizing 3 met de bewegingsactuator 10 op de steun 2, is uitgelijnd met de scharnieras 4. De bewegingsactuator 10 omvat voorts een elektromotor en een overbrengingsstelsel die terwille van de eenvoud niet in figuur 1 zijn weergegeven. Het overbrengingsstelsel is gekoppeld met de actuatordelen 11 en 12, zodanig dat, bij bekrachtiging van de elektromotor, de actuatordelen 11 en 12 ten opzichte van elkaar geroteerd worden om aldus de spiegelbehuizing 3 te laten scharnieren ten opzichte van het voertuig 1 in een door de rotatierichting van een uitgaande as van de elektromotor bepaalde richting.
Figuur 2 toont schematisch een bovenaanzicht van het voertuig 1 met de spiegelbehuizing 3. Tijdens normaal gebruik bevindt de spiegelbehuizing 3 zich in een bedrijfsstand (figuur 2A), waarbij een scharnierbaar om een as 6 in de spiegelbehuizing 3 aangebracht spiegelvlak 5 zich in hoofdzaak loodrecht ten opzichte van de zijwand van het voertuig 1 uitstrekt. Desgewenst, bijvoorbeeld ter bescherming op een parkeerplaats, kan de spiegelbehuizing 3 door een achterwaartse scharnierbeweging om de scharnieras 4 worden gebracht naar een inklapstand (figuur 2B), waarbij het spiegelvlak 5 naar het voertuig 1 is gericht. Ook is het mogelijk om de spiegelbehuizing 3 door een voorwaartse scharnierbeweging om de scharnieras 4 naar een wegklapstand (figuur 2C) te brengen, waarbij het spiegelvlak 5 van het voertuig 1 weg is gericht; deze laatstgenoemde mogelijkheid zal doorgaans niet bewust door de gebruiker worden gekozen maar per ongeluk worden veroorzaakt, bijvoorbeeld door een langslopende voetganger.
Voor het definiëren van de inklapstand en de wegklapstand kunnen aan de steun 2 en de spiegelbehuizing 3 aanslagen zijn gevormd, zoals op zich bekend. Dergelijke aanslagen kunnen ook zijn gevormd aan de actuatordelen 11 en 12. De voornaamste functie van die aanslagen is te voorkomen dat de spiegelbehuizing 3 het voertuig 1 raakt.
Figuur 3 toont een zijaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van een uitvoeringsvorm van de bewegingsactuator 10 volgens de uitvinding. Figuur 4 toont een bovenaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van de in figuur 3 getoonde bewegingsactuator 10.
De weergegeven bewegingsactuator 10 volgens de uitvinding omvat een huis 20 en een tandwiel 40, dat in het huis 20 kan roteren om de as 14. Het tandwiel 40 is, op een manier die later meer gedetailleerd zal worden beschreven, gekoppeld met een voet 41, die bestemd is om bevestigd te worden op de steun 2 van een voertuig, bijvoorbeeld door middel van schroeven of willekeurige andere, op zich bekende middelen, waartoe de voet 41 kan zijn voorzien van ter wille van de eenvoud niet weergegeven gaten die corresponderen met in de steun 2 aangebrachte tapgaten. Evenzo is het huis 20 bestemd om bevestigd te worden aan de spiegelbehuizing 3, bijvoorbeeld eveneens door middel van schroeven of willekeurige andere, op zich bekende middelen, waartoe het huis 20 eveneens kan zijn voorzien van ter wille van de eenvoud niet weergegeven gaten die corresponderen met in de spiegelbehuizing 3 aangebrachte tapgaten.
In het huis 20 is een overbrengingsstelsel 60 gelagerd. Volgens een belangrijk aspect van de uitvinding omvat het overbrengingsstelsel 60 een wormwiel 61 dat roteerbaar om een rotatieas 62 is gelagerd in het huis 20, alsmede een eerste worm 63 en een tweede worm 64 die concentrisch met de rotatieas 62 aan het wormwiel 61 zijn bevestigd, aan weerszijden daarvan. In een de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm zijn het wormwiel 61 en de twee wormen 63 en 64 als een geheel vervaardigd.
In de in figuur 4 weergegeven uitvoeringsvorm is de combinatie van het wormwiel 61 en de twee wormen 63 en 64 bij de van het wormwiel 61 afgekeerde uiteinden van de twee wormen 63 en 64 gelagerd in het huis 20, waarbij de rotatieas 62 zich in hoofdzaak horizontaal uitstrekt, d.w.z. in hoofdzaak loodrecht ten opzichte van de rotatieas 14.
De eerste worm 63 is met het tandwiel 40 gekoppeld via een eerste tussentandwiel 65, en de tweede worm 64 is met het tandwiel 40 gekoppeld via een tweede tussentandwiel 66, welke tussentandwielen 65, 66 eveneens zijn gelagerd in het huis 20.
In het overbrengingsstelsel 60 fungeert het wormwiel 61 als ingang. Wanneer het wormwiel 61 wordt aangedreven door een worm, zoals later meer gedetailleerd zal worden beschreven, drijven de daaraan bevestigde wormen 63, 64 respectievelijk de tussentandwielen 65, 66 aan, die op hun beurt het tandwiel 40 aandrijven, dat daardoor gedwongen wordt om te roteren ten opzichte van het huis 20. Dan wordt ook de met het tandwiel 40 gekoppelde voet 41 gedwongen om te roteren ten opzichte van het huis 20. Het zal duidelijk zijn dat hierdoor, wanneer de bewegingsactuator is gemonteerd aan een voertuig 1 en een spiegelbehuizing 3, die spiegelbehuizing 3 gedwongen wordt om te scharnieren ten opzichte van het voertuig 1.
Het overdragen van de aandrijfkracht vanuit het wormwiel 61 naar het tandwiel 40 vindt aldus parallel plaats via twee overdrachtbanen, waarbij een eerste overdrachtbaan verloopt via de eerste worm 63 en het eerste tussentandwiel 65, en waarbij een tweede overdrachtbaan verloopt via de tweede worm 64 en het tweede tussentandwiel 66. Deze onderdelen worden derhalve belast met slechts de halve aandrijfkracht, terwijl de afzonderlijke tanden van het tandwiel 40 eveneens minder worden belast dan wanneer dat tandwiel 40 zou worden aangedreven via een enkele overdrachtbaan. Hierdoor is het mogelijk dat de over te dragen aandrijfkracht groter is, en/of dat de genoemde onderdelen vervaardigd worden van een minder sterk materiaal zoals kunststof, en/of dat de genoemde onderdelen relatief klein kunnen zijn zodat de totale afmeting van de actuator 10 relatief klein kan zijn.
Hoewel dit niet noodzakelijk is, zijn in het weergegeven voorbeeld de tussentandwielen 65, 66 identiek aan elkaar, en (qua positie) symmetrisch opgesteld aan weerszijden van het lichaamssymmetrie-vlak 67 van het wormwiel 61, in welk vlak 67 zich ook de rotatieas 14 uitstrekt. Hierbij zijn de rotatieassen van de tussentandwielen 65, 66 evenwijdig aan de rotatieas 14.
Zoals in het bijzonder blijkt uit figuur 4, zijn de afmetingen van de actuator 10 relatief gering, hetgeen te danken is aan de bijzonder compacte constructie van het overbrengingsstelsel 60. Daarbij zijn verschillende variaties denkbaar, die elk een bepaalde invloed hebben op de bereikte mate van compactheid. Voor de hiernavolgende bespreking van dergelijke variaties zal de hoek die wordt ingesloten door het vlak 67 en een door de rotatieas 14 en de rotatieas van het tussentandwiel 65 gedefinieerd vlak, worden aangeduid met de letter a.
Men kan de breedte van de actuator 10 verkleinen door de diameter van het tandwiel 40 te verminderen. Wanneer dat echter gepaard gaat met een vermindering van het aantal tanden van het tandwiel 40, heeft dat een verminderde overbrengings-verhouding tot gevolg. Aangezien de breedte van de actuator 10 eveneens wordt bepaald door de tussentandwielen 65, 66, zou men tevens de hoek α moeten verkleinen en/of de diameter van de tussentandwielen 65, 66 moeten verkleinen. Het verkleinen van de hoek α heeft tot gevolg dat men de dikte van het wormwiel 61 kleiner moet kiezen hetgeen een verzwakking van het wormwiel 61 impliceert. Het verkleinen van de diameter van de tussentandwielen 65, 66 impliceert, dat men de hart-hart afstand van het wormwiel 61 tot het tandwiel 40 kan verkleinen en de diameter van het wormwiel 61 kan verleinen, hetgeen een verminderde lengte van de actuator 10 tot gevolg heeft. Een verminderde diameter van het wormwiel 61 leidt echter tot een vermindering van het aantal tanden van het wormwiel 61, hetgeen weer een verminderde overbrengingsverhouding impliceert.
Aangezien de wormen 63 en 64 zich in eikaars verlengde bevinden, is het in een uitvoeringsvorm mogelijk om de combinatie van de wormen 63 en 64 en het wormwiel 61 te vervaardigen door een doorgaande worm centraal te bevestigen in het wormwiel 61, bijvoorbeeld door lassen of lijmen, waarbij de aan weerszijden uit het wormwiel 61 stekende delen van die doorgaande worm respectievelijk de wormen 63 en 64 vormen. Het zal echter duidelijk zijn dat de spoed van de wormen 63 en 64 alleen daar nodig is waar zij in aangrijping zijn met de tussentandwielen 65 en 66, zodat het ook mogelijk is om in plaats van een doorgaande worm uit te gaan van een staaf waarop op twee plaatsen een worm-spoed is ingesneden, zodat de staaf ter hoogte van het wormwiel 61 geen worm-spoed heeft, zoals weergegeven in figuur 4. Het is dan ook mogelijk de worm-spoed pas aan te brengen nadat de staaf aan het wormwiel is bevestigd. Als variant is het mogelijk om uit te gaan van een wormwiel met betrekkelijk grote dikte en dit aan weerszijden af te draaien tot staafdikte, en vervolgens de worm-spoed in te snijden, zodat de combinatie van de wormen 63 en 64 en het wormwiel 61 uit een geheel zijn vervaardigd. Ook is het mogelijk om die combinatie te vervaardigen als een enkel spuitstuk of gietstuk, danwel uit te gaan van de wormen 63, 64 en daaromheen een kunststof wormwiel 61 te spuiten.
Bij de laatstgenoemde vervaardigingsmogelijkheden is het mogelijk om de wormen 63 en 64 ten opzichte van elkaar getordeerd te laten zijn over een zekere torsiehoek β, hetgeen equivalent is aan een zekere axiale verplaatsing van de wormen 63 en 64 ten opzichte van elkaar. Hierdoor wordt een grotere flexibiliteit in het ontwerpen van het overbrengingsstelsel 60 bereikt, omdat hierdoor een extra vrijheidsgraad wordt geïntroduceerd zodat het steeds mogelijk is om de combinatie van de wormen 63 en 64 en het wormwiel 61 aan te passen aan de posities van de tussentandwielen 65 en 66.
De in de figuren afgebeelde uitvoeringsvorm heeft de volgende parameters: tandwiel 40: diameter kopcirkel = 31,53 mm aantal tanden =50 tandwiel 65: diameter kopcirkel = 11,04 mm aantal tanden = 16 hoek α = 23,10° tandwiel 66: identiek aan tandwiel 65 wormwiel 61: diameter kopcirkel ~ 18,61 mm aantal tanden 35 worm 63: diameter kopcirkel ~ 5,04 mm spoed (enkelvoudig) = 9° worm 64: identiek aan worm 63 torsiehoek β: 0°
Het wormwiel 61 wordt aangedreven door een worm 71, die direct op de uitgaande as 72 van een elektromotor 73 bevestigd kan zijn. De oriëntatie van de elektromotor 73 met de worm 71 kan dan in principe nog worden gevarieerd. Figuur 3 toont twee van de mogelijke varianten. In de in figuur 3A weergegeven configuratie is de as 72 van de motor 73 althans in hoofdzaak loodrecht op de rotatieas 14 gericht, waarbij de worm 71 zich boven het wormwiel 61 bevindt. In deze configuratie heeft de bewegingsactuator een zeer geringe verticale afmeting. In de in figuur 3B weergegeven configuratie maakt de as 72 van de motor 73 een vrij scherpe hoek met de rotatieas 14, waarbij de worm 71 zich aan de van de as 14 afgekeerde zijde van het wormwiel 61 bevindt. Genoemde scherpe hoek is daarbij zodanig gekozen, dat de motor 73 in horizontale richting niet uitsteekt voorbij de worm 71. In deze configuratie heeft de bewegingsactuator een zeer geringe horizontale afmeting.
In de in figuur 3 weergegeven uitvoeringsvorm bevindt de as 72 van de motor 73 zich steeds in het genoemde lichaams-symmetrievlak 67 van het wormwiel 61, dat wil zeggen een vlak loodrecht op de rotatieas 62 van het wormwiel 61. Daarbij is het gebruikelijk dat de tanden van het wormwiel 61 schuin staan ten opzichte van dat lichaamssymmetrievlak 67, en wel onder een hoek die is aangepast aan de spoed van de worm 71.
In een variant van de bewegingsactuator volgens de uitvinding is de motor 73 scheef geplaatst ten opzichte van het genoemde lichaamssymmetrievlak 67 van het wormwiel 61, dat wil zeggen dat de as 72 van de motor 73 een hoek maakt met dat lichaamssymmetrievlak 67, welke hoek bij voorkeur zodanig is aangepast aan de spoed van de worm 71, dat de tanden van het wormwiel 61 loodrecht op dat lichaamssymmetrievlak 67 kunnen staan. In dat geval kan het wormwiel 61 eenvoudiger en dus goedkoper vervaardigd worden zonder dat een aanpassing nodig is van de overige onderdelen, welk voordeel in het bijzonder tot uiting komt wanneer het wormwiel 61 door spuitgieten wordt vervaardigd.
De in figuur 3 weergegeven bewegingsactuator is volgens een belangrijk aspect van de onderhavige uitvinding modulair uitgevoerd. Hierbij omvat een eerste module 100 de combinatie van het huis 20, de voet 41 en de overbrengingsketen 60, en omvat een tweede module 200 de motor 73 met de op de uitgaande as 72 daarvan bevestigde worm 71, alsmede een motorhuis 74, waarin de motor 73 gemonteerd is en dat bevestigd kan worden aan het huis 20. De vormen van het huis 20 en het motorhuis 74 zijn zodanig op elkaar afgestemd, dat deze op twee manieren aan elkaar passen, zoals geïllustreerd in figuur 3. Het aan elkaar bevestigen van het huis 20 en het motorhuis 74 kan op op zich bekende wijze worden uitgevoerd door middel van bijvoorbeeld schroeven of lijmen, maar bij voorkeur wordt die bevestiging uitgevoerd door middel van klik-organen.
Hierdoor is het voor een fabrikant mogelijk geworden om met dezelfde componenten een bewegingsactuator te vervaardigen die past in spiegelbehuizingen met geringe verticale ruimte en in spiegelbehuizingen met geringe horizontale ruimte. Op een eventuele vraag naar één van beide varianten kan die fabrikant snel reageren door het in voorraad hebben van de gerede modules, die nog slechts door het aan elkaar bevestigen van de modules tot een gerede actuator gevormd worden.
Zoals in het voorgaande reeds is vermeld, kunnen aanslagen aanwezig zijn voor het definiëren van de inklapstand respectievelijk de wegklapstand. Wanneer onder invloed van de elektromotor een scharnierbeweging wordt uitgevoerd (elektrisch scharnieren), is het gewenst dat bij het bereiken van die uiterste standen de motor wordt stopgezet. Daartoe kan, zoals op zich bekend, de bewegingsactuator zijn voorzien van schakelaars 77, die zijn aangebracht binnen het huis 20. Een bijkomend voordeel van de constructie volgens de uitvinding is, dat het aanbrengen van dergelijke schakelaars geen extra ruimte vergt, omdat die schakelaars aangebracht kunnen worden aan weerszijden van het wormwiel 61, boven de wormen 63, 64 en de tussentandwielen 65, 66, zoals geïllustreerd in figuur 3.
Zoals in figuur 3 is geïllustreerd, is het tandwiel 40 bij voorkeur niet rechtstreeks verbonden met de voet 41, maar is tussen het tandwiel 40 en de voet 41 een frictiekoppeling 80 opgenomen. In de weergegeven uitvoeringsvorm omvat die, tot de eerste module 100 behorende, frictiekoppeling 80 een aan het tandwiel 40 gevormde ringvormige plaat 81 die met een zekere tussenruimte past om een van de voet 41 omhoog reikende cilinder 44. Deze cilinder 44, die bij voorkeur als een geheel met de voet 41 is vervaardigd, is hol, opdat daardoorheen (niet-weergegeven) geleiders voor het bekrachtigen van de motor kunnen worden aangebracht. Langs de buitenwand van de cilinder 44 reiken axiaal verlopende vingers 43, die positioneel ten opzichte van de cilinder 44 gefixeerd zijn en de functie hebben van nokken. Boven en onder die ringvormige plaat 81 zijn respectievelijk een eerste ringvormige frictieplaat 82 en een tweede ringvormige frictieplaat 83 geplaatst, welke frictieplaten bij hun binnenomtrek zijn voorzien van spiebanen 42 die in aangrijping zijn met de vingers 43. Onder de tweede (onderste) frictieplaat 83 bevindt zich een derde frictieplaat 84 die vrij is van de vingers 43 maar via koppelorganen in rotatiezin is gekoppeld met het tandwiel 40. Genoemde koppelorganen kunnen willekeurige, geschikte koppelorganen zijn. Bij wijze van voorbeeld kunnen genoemde koppelorganen worden gevormd door een stelsel van wederzijds in elkaar grijpende, radiaal gerichte uitsteeksels en uitsparingen aan de derde frictieplaat 84 respectievelijk het tandwiel 40, zoals in figuur 3 is getoond bij 85.
De derde frictieplaat 84 steunt tegen een ringvormige steunwand 21 van het huis 20. Die steunwand 21 steunt op zijn beurt tegen de voet 41 onder tussenkomst van een nokkenschijf 90, die via koppelorganen in rotatiezin is gekoppeld met de voet 41. Ook deze koppelorganen kunnen wederzijdse uitsteeksels en uitsparingen zijn, zoals voor een deskundige duidelijk zal zijn. Hierbij fungeert deze nokkenschijf 90 als vierde frictieplaat tussen het huis 20 en de voet 41.
Opgemerkt wordt, dat de voet 41, de vingers 43 en de nokkenschijf 90 als een geheel gevormd kunnen zijn. In de weergegeven uitvoeringsvorm echter zijn de vingers 43 en de nokkenschijf 90 als een afzonderlijk geheel gevormd, los van de voet 41. Hierdoor kan de nokkenschijf 90 worden vervaardigd van een ander materiaal dan de voet 41, meer in het bijzonder van kunststof, hetgeen voordelen biedt bij een andere functie van de nokkenschijf 90, welke later zal worden besproken. In dat geval is het vervaardigen van van de nokkenschijf 90 omhoog reikende vingers 43 als een geheel met die nokkenschijf 90 eenvoudiger en goedkoper dan het vormen van nokken 43 aan de cilinder 44.
De frictieplaten 82, 81, 83 en 84 worden op elkaar en tegen de steunwand 21 gedrukt door een uiteinde van een drukveer 86, die bij zijn andere uiteinde steunt tegen een diafragmaveer of schrankveer 87, die op zijn beurt aangrijpt op de cilinder 44. De drukveer 86 is uitgevoerd als spiraal-veer, en is coaxiaal met de cilinder 44 geplaatst. Door deze constructie wordt bereikt, dat de buitenafmetingen van het huis 20 slechts weinig groter zijn dan die van het tandwiel 41, terwijl de voor het doorvoeren van de genoemde geleiders benodigde ruimte, d.w.z. de binnendiameter van de cilinder 44, relatief weinig minder is dan de afmetingen van het tandwiel 41. Hierdoor wordt ten opzichte van de stand van de techniek bereikt, dat ondanks de gereduceerde buitenafmeting van de actuator 10 de doorvoerruimte van de cilinder 44 is vergroot, zodat daardoorheen meer geleiders gevoerd kunnen worden, zoals bijvoorbeeld gewenst voor het bekrachtigen van een verwarmingselement voor de spiegel.
Door de drukkracht van de drukveer 86 worden ook het huis 20 en de voet 41 bij elkaar gehouden, waarbij de steunwand 21 van het huis 20 tegen de als vierde frictieplaat functionerende nokkenschijf 90 wordt gedrukt. Deze aandrukkracht wordt bij het monteren van de drukveer 86 en de diafragmaveer 87 bepaald door de afstand waarover de diafragmaveer 87 langs de cilinder 44 wordt geschoven, daarbij de drukveer 86 indrukkend. Hiertoe wordt een zekere monteerkracht uitgeoefend op de diafragmaveer 87, evenwijdig aan de as 14 naar beneden gericht in figuur 3. De hierbij door de drukveer 86 uitgeoefende aandrukkracht is gelijk aan de monteerkracht. Wanneer de monteerkracht wordt weggenomen, klemt de diafragmaveer 87 zich vast om de cilinder 44, zodat de drukveer 86 zijn aldus ingestelde aandrukkracht blijft uitoefenen op de frictie-koppeling 80. Daarbij verloopt het krachtenevenwicht via een gesloten baan gevormd door de cilinder 44, de diafragmaveer 87, de drukveer 86, de frictieplaten 82, 81, 83, 84, de steunwand 21, de nokkenschijf 90, en de voet 41, waarbij de voet 41 functioneel een geheel vormt met de cilinder 44.
Een belangrijk doel van de frictiekoppeling 80 is te voorkomen dat het overbrengingsstelsel 60 wordt beschadigd wanneer uitwendig op het spiegelhuis 3 een kracht wordt uitgeoefend, bijvoorbeeld doordat daar een voetganger tegen aan loopt, maar ook om het handmatig scharnieren mogelijk te maken. De werking van de frictiekoppeling 80 is als volgt.
In rust, zoals in de bedrijfsstand, is het huis 20 via de nokkenschijf 90 gekoppeld met de voet 41. Hierdoor wordt bereikt, dat op een spiegelbehuizing 3 uitgeoefende externe krachten, zoals windbelasting, direct naar de steun 2 worden geleid zonder het overbrengingsstelsel 60 te belasten. Tevens wordt daardoor bereikt, dat eventuele speling in het overbrengingsstelsel 60 geen invloed heeft op de stabiliteit van de spiegelbehuizing 3, omdat door genoemde directe koppeling het huis 20 en daarmede de spiegelbehuizing 3 trillingsvrij is verbonden met de voet 41 en daarmede de steun 2 van het voertuig 1.
Een geschikte maximale frictiewaarde voor de vierde frictieplaat (nokkenschijf 90) is 2 Nm.
Voorts is het huis 20 via de frictieplaten 81-84, de vingers 43 en de nokkenschijf 90 verbonden met de voet 41.
Alleen wanneer een extern op de spiegelbehuizing 3 uitgeoefende kracht meer bedraagt dan de som van genoemde maximale frictiewaarde van de vierde frictieplaat 90 en genoemde maximale frictiewaarde van de frictieplaten 81-84, bijvoorbeeld doordat de gebruiker de spiegelbehuizing 3 met de hand wil verstellen, kan het huis 20 en daarmede de spiegelbehuizing 3 scharnieren ten opzichte van de voet 41 en daarmede de steun 2 van het voertuig 1. Omdat de motor niet bekrachtigd wordt, kunnen de spiegelbehuizing 3, het huis 20, het tandwiel 40, het overbrengingsstelsel 60 en de motor 73 beschouwd worden als een geheel, en zal bij genoemde scharnierbeweging de frictieplaat 81 van het tandwiel 40 roteren ten opzichte van de via de vingers 43 met de voet 41 gekoppelde frietieplaten 82, 83. Hierbij zal de op het overbrengingsstelsel 60 uitgeoefende belasting nooit meer bedragen dan de maximale frictiewaarde van de frictieplaten 81-84, hetgeen dus een bescherming van het overbrengingsstelsel 60 betekent. Een geschikte maximale frictiewaarde voor deze frictieplaten 81-84 is 4 Nm.
Wanneer het gewenst is dat het spiegelhuis 3 elektrisch gescharnierd wordt, wordt de motor bekrachtigd waardoor, zoals in het voorgaande uitgebreider is beschreven, het tandwiel 40 gedwongen wordt om te roteren ten opzichte van het huis 20.
Dit is natuurlijk equivalent aan een gedwongen rotatie van het huis 20, en daarmede de spiegelbehuizing 3, ten opzichte van het tandwiel 40, dat nu door de frictieplaten 81-84 gefixeerd wordt gehouden ten opzichte van de vingers 43 van de voet 41, en daarmede aan de steun 2 van het voertuig 1. Aangezien het huis 20 en de voet 41 ten opzichte van elkaar roteren, moet hierbij de maximale frictiewaarde van de vierde frictieplaat 90 worden overwonnen.
Aldus wordt bereikt, dat in de bedrijfsstand het spiegelhuis 3 in hoge mate trillingsvrij is bevestigd ten opzichte van het voertuig, en dat het handmatig uit de bedrijfsstand scharnieren van het spiegelhuis 3 betrekkelijk veel kracht vergt, terwijl het elektrisch scharnieren van het spiegelhuis 3 betrekkelijk weinig kracht vergt. Met andere woorden, de actuator 10 hoeft niet de volledige "vasthoudkracht" te overwinnen, zodat de onderdelen van de actuator 10, met name de onderdelen van het overbrengingsstelsel 60, relatief klein kunnen zijn, en vervaardigd kunnen worden van kunststof, hetgeen een kostprijsreductie impliceert en een meer geruisloze werking mogelijk maakt.
Thans wordt verwezen naar figuur 5, waarin een met figuur 3A vergelijkbare doorsnede is getoond van een andere uitvoeringsvorm van de actuator, en waarin gelijke of vergelijkbare onderdelen als in figuur 3 zijn aangeduid met gelijke verwijzingscijfers. Voorts wordt verwezen naar figuur 6, die een onderaanzicht toont van de in figuur 5 getoonde actuator.
In de figuren 5 en 6 zijn bevestigingsgaten voor de voet 41 aangeduid met het verwijzingscijfer 45. Voorts is met het verwi jzingsci jfer 46 een aan de voet 41 gevormde nokvormige uitstulping aangeduid. Zoals duidelijk blijkt uit figuur 6, heeft de nokkenschijf 90 een vergelijkbare uitstulping 96 die past om de uitstulping 46 van de voet 41, waardoor een rotatiezekering van de nokkenschijf 90 ten opzichte van de voet 41 wordt bereikt. Het zal echter duidelijk zijn dat die rotatiezekering ook op andere wijze bereikt kan worden.
De uitstulping 96 van de nokkenschijf 90, in het hiernavolgende aangeduid als nok, is bestemd om samen te werken met een veerkrachtig orgaan, in het weergegeven voorbeeld een eerste uiteinde 111 van een bladveer 110, die met zijn andere uiteinde 112 wordt vastgehouden in het huis 20. Het eerste uiteinde 111 van de bladveer 110 rust tegen de nokkenschijf 90, waarbij de aandrukkracht waarmee dat eerste uiteinde 111 tegen de nokkenschijf 90 drukt, gering kan zijn. Het is eventueel ook mogelijk dat dat eerste uiteinde 111 vrij is van de nokkenschijf 90.
De combinatie van de nok 96 en het veerkrachtig orgaan 110 dient om de bedrijfsstand van de actuator te definiëren.
In de inklapstand van de actuator is de nok 96 vrij van het eerste bladveeruiteinde 111. Wanneer de actuator, handmatig danwel elektrisch, wordt bewogen vanuit de inklapstand naar de bedrijfsstand, dat wil zeggen dat het huis 20 ten opzichte van de voet 41 in figuur 6 tegen de wijzers van de klok in draait, verplaatst het eerste bladveeruiteinde 111 zich langs de nokkenschijf 90, waarbij weinig of geen wrijving wordt ontwikkeld. Bij voorkeur heeft de buitenomtrek van de nokkenschijf 90 althans ter plaatse van het eerste bladveeruiteinde 111 de vorm van een cirkelboog.
De rotatie-positie waarbij de nok 96 en het eerste bladveeruiteinde 111 elkaar raken, welke positie in figuur 6 is weergegeven, is de bedrijfsstand. Omdat de nok 96 en het eerste bladveeruiteinde 111 zich verzetten tegen een verdere rotatie in de genoemde richting, zal een gebruiker bij handmatig verstellen eenzelfde gewaarwording ondervinden als ware het eerste bladveeruiteinde 111 een aanslag voor de nok 96, en hij zal beseffen dat hij de bedrijfsstand heeft bereikt. Bij elektrisch verstellen kan de motor 73 het huis 20 en de voet 41 eveneens niet verder ten opzichte van elkaar roteren. Aangezien de motor nog steeds, via het overbrengings-stelsel 60, het tandwiel 40 dwingt om te roteren ten opzichte van het huis 20, waarbij nu het huis 20, de voet 41, de nokkenschijf 90, de vingers 43 en de frictieplaten 82 en 83 ten opzichte van elkaar stil staan, moet de motor 73 hierbij nu de maximale frictiewaarde overwinnen van de frictieplaten 81-84. Door het verder draaiende tandwiel 40 kan, op overigens bekende wijze, een in een voedingsketen voor de motor 73 opgenomen schakelaar 77 worden bediend om de stroomtoevoer naar de motor 73 te onderbreken, zodat de motor 73 stopt. Opgemerkt wordt, dat genoemde schakelaar 77 niet de stroomtoevoer onderbreekt die de motor 73 in de tegengestelde richting doet draaien, zodat elektrisch scharnieren vanuit de bedrijfsstand naar de inklapstand nog steeds mogelijk is.
Het zal duidelijk zijn, dat aldus de bedrijfsstand steeds met zekerheid en reproduceerbaar wordt bereikt, ongeacht of het verstellen handmatig danwel elektrisch plaats vindt.
Voor een verdergaande scharnierbeweging, dat wil zeggen van de bedrijfsstand naar de wegklapstand, moet een drempel-kracht worden uitgeoefend die voldoende is om de nok 96 het eerste bladveeruiteinde 111 naar buiten te laten drukken, waarbij de nok 96 langs dat eerste uiteinde 111 glijdt. Bij voorkeur is het eerste bladveeruiteinde 111 op een geschikte wijze afgerond en/of naar buiten gebogen, zoals in figuur 6 is weergegeven, teneinde het optreden van slijtage zoveel mogelijk te beperken. De exacte grootte van die drempelkracht is onder meer afhankelijk van de veerconstante van de bladveer 110, de afstand tussen het eerste bladveeruiteinde 111 en het tweede bladveeruiteinde 112, de hoogte van de nok 96, en de hoek die het raakvlak tussen nok 96 en uiteinde 111 maakt met het door het raakpunt gaande vlak door de rotatieas 14, zoals voor een deskundige duidelijk zal zijn.
Wanneer het eerste uiteinde 111 eenmaal met de nok 96 naar buiten is gedrukt, kost een verdere rotatie naar de (door vaste aanslagen gedefineerde) wegklapstand relatief weinig kracht, omdat daarbij het eerste bladveeruiteinde 111 over het buitenoppervlak van de nok 96 glijdt. Bij voorkeur heeft de buitenomtrek van de nok 96 althans ter plaatse van het eerste bladveeruiteinde 111 de vorm van een cirkelboog.
Evenzo kost het terugdraaien vanuit de wegklapstand naar de bedrijfsstand relatief weinig kracht, zodat dit niet alleen handmatig maar ook elektrisch kan worden uitgevoerd. Het eerste bladveeruiteinde 111 glijdt daarbij weer over het buitenoppervlak van de nok 96. Wanneer het eerste bladveeruiteinde 111 de nok 96 passeert, "springt" dat eerste uiteinde 111 onder invloed van de veerwerking van de bladveer 110 terug naar het buitenoppervlak van de nokkenschijf 90, hetgeen door de gebruiker wordt ervaren als een herkenbare klik die de bedrijfsstand aanduidt. Wordt deze terugdraaiende beweging elektrisch uitgevoerd, dan kan deze beweging, om het terugvinden van de bedrijfsstand met zekerheid te laten plaatsvinden, worden gecontinueerd tot in de inklapstand, en dan worden gevolgd door de in het bovenstaande beschreven beweging vanuit de inklapstand naar de bedrijfsstand.
Desgewenst kan in het buitenoppervlak van de nokkenschijf 90, naast de nok 96, een kleine uitsparing zijn aangebracht waar de buitenbocht van het naar buiten gebogen deel van het eerste bladveeruiteinde 111 in de bedrijfsstand in reikt, om aldus in de bedrijfsstand enige mechanische borging te verschaffen tegen inklappen.
Voor de bovenbeschreven werking is de aanwezigheid van een afzonderlijke nokkenschijf niet noodzakelijk. Functioneel kan men de voet 41 en de nokkenschijf 90 beschouwen als een eenheid, en het definiëren van de bedrijfsstand op de bovenbeschreven wijze kan inderdaad reeds worden bereikt door de voet 41 met de aangevormde nok 46, hetgeen equivalent is aan een als een geheel vervaardigde combinatie van voet en nokken-schijf. De aanwezigheid van de afzonderlijke nokkenschijf 90 biedt echter het voordeel dat dan de voet 41 en het met het eerste bladveeruiteinde 111 in aanraking zijnde buitenoppervlak van de nok 96 van verschillende materialen gemaakt kunnen zijn. Daarbij kan dan voor de voet 41 uit sterkte-overwegingen gekozen worden voor een metaal, bijvoorbeeld aluminium, en voor de nokkenschijf 90 kan met het oog op het minimaliseren van de optredende wrijving en slijtage gekozen worden voor een kunststof, bijvoorbeeld PBTP.
In de weergegeven uitvoeringsvorm is, symmetrisch met het genoemde eerste bladveeruiteinde 111, een derde bladveeruiteinde 113 aanwezig. Daartoe kan een tweede bladveer worden toegepast, maar bij voorkeur, en zoals meer gedetailleerd weergegeven in figuur 7, is de actuator voorzien van een U-vormige knijpveer 110, waarbij de eerste en derde bladveer-uiteinden gevormd worden door de uiteinden van de benen van de U, en het gemeenschappelijke tweede uiteinde 112 gevormd wordt door de centrale bocht van de ü. De ü-vormige knijpveer 110 is ingericht om met zijn benen een knijpkracht uit te oefenen op de voet 41 en de nok 96. Een dergelijke ü-vormige knijpveer 110 is in zichzelf krachtgesloten, zodat het inklempunt van de U-bocht 112 geen veerkracht in die richting hoeft op te nemen. Voor het positioneren van de U-vormige knijpveer 110 is het dan voldoende wanneer het huis 20 is voorzien van een steun 27 waartegen de centrale bocht 112 van de U-vormige knijpveer 110 aanligt.
Voorts is in figuur 7 getoond, dat bij rotatieposities tussen de bedrijfsstand en de inklapstand de bladveeruiteinden 111 en 113 vrij kunnen zijn van de nokkenschijf 90. In de weergegeven uitvoeringsvorm is daartoe het huis 20 voorzien van twee verdere steunen 28, geplaatst naast de benen van de U. Bij voorkeur is de veer 110 met een vrij grote voorspanning ("knijpend") opgesteld, waarbij in de in figuur 7 getoonde uitvoeringsvariant die knijpende voorspanning wordt opgevangen door genoemde steunen 28. Hierdoor wordt het voordeel bereikt dat de nok 96, wanneer deze in aanraking komt met het eerste bladveeruiteinde 111, pas dan verder kan draaien wanneer door de nok 96 de functie van de steun 28 is overgenomen, dat wil zeggen dat de nok 96 de volledige knijpende voorspanning van de veer 110 opneemt. Deze kracht zal niet geleverd kunnen worden door de frictiekoppeling 80, met als gevolg dat de rotatiebeweging van de nok 96 ten opzichte van het eerste bladveeruiteinde 111 stopt bij de eerste aanraking tussen nok 96 en uiteinde 111, ongeacht de preciese frictiewaarde van de frictiekoppeling 80, waardoor een bijzonder nauwkeurige instelling van de bedrijfsstand verzekerd is.
Een verder voordeel van de weergegeven constructie betreft het feit, dat de actuator een symmetrische werking kan hebben, zodat dezelfde actuator bruikbaar is voor zowel een linkerspiegel als een rechterspiegel. In de besproken uitvoeringsvorm wordt, bij toepassing in een linkerspiegel, de bedrijfsstand gedefinieerd door de samenwerking van de nok 96 met het eerste bladveeruiteinde 111 terwijl, bij toepassing in een rechterspiegel, de bedrijfsstand gedefinieerd wordt door de samenwerking van de nok 96 met het derde bladveeruiteinde 113. Hierdoor wordt een verdere kostenbesparing bereikt, omdat een fabrikant kan volstaan met het vervaardigen van slechts één uitvoering.
Een nog verdergaande besparing op ruimte en onderdelen kan worden bereikt door de schakelaars 77 te laten vervallen. Teneinde te bepalen wanneer de motor 73 uitgeschakeld moet worden omdat de bedrijfsstand danwel de inklapstand is bereikt, heeft de actuator volgens de uitvinding in een voorkeursuitvoeringsvorm een besturingsorgaan 310 voor de motor 73, alsmede een detector 320 voor stroom en/of spanning, zoals geïllustreerd in figuur 8. Deze figuur toont voorts een spanningsbron 301, in het algemeen een accu, en een door de gebruiker te bedienen schakelaar 340. Wisselcontacten 351, 352 van de schakelaar 340 zijn respectievelijk verbonden met een eerste ingang 311 en een tweede ingang 312 van het besturingsorgaan 310. In de ene (weergegeven) stand van de schakelaar 340 is het wisselcontact 351 verbonden met de voedingsspanning en is het wisselcontact 352 verbonden met massa. In de hierna volgende bespreking zal worden aangenomen dat deze stand van de schakelaar 340 correspondeert met de bedrijfsstand van de bedieningsactuator. In de andere stand van de schakelaar 340 is het wisselcontact 351 verbonden met massa en is het wisselcontact 352 verbonden met de voedingsspanning.
Stel dat de bedieningsactuator zich in de inklapstand bevindt, en dat de schakelaar 340 door de gebruiker in genoemde ene stand wordt geplaatst. Het besturingsorgaan 310 verbindt dan de eerste ingang 311 met een eerste uitgang 313, en verbindt de tweede ingang 312 met een tweede uitgang 314.
De stroom door de motor 73 vloeit aldus van de geleider 303 naar de geleider 304, en de daardoor veroorzaakte rotatie van de motor 73 vindt plaats in een richting die correspondeert met een scharnierbeweging van de inklapstand naar de bedrijfs-stand.
In de geleider 303 naar de motor 73 is een belasting-detector 320 opgenomen. In een eenvoudige uitvoeringsvorm bestaat die belastingdetector 320 uit een stroomdetector. Een uitgang 321 van de belastingdetector 320 is verbonden met een detectie-ingang 315 van het besturingsorgaan 310. Het besturingsorgaan 310 is ingericht om de door de belastingdetector 320 geleverde signalen te bewaken, en de doorverbinding van de eerste ingang 311 met de eerste uitgang 313 en/of de doorverbinding van de tweede ingang 312 met de tweede uitgang 314 te onderbreken en aldus de motor 73 uit te schakelen wanneer de ontvangen signalen indicatief zijn voor het toenemen van de belasting. In genoemde eenvoudige uitvoeringsvorm wordt een dergelijk voor het toenemen van de belasting indicatief signaal gevormd door het toenemen van de gemeten stroomsterkte.
Het toenemen van de belasting vindt zijn oorzaak in het ondervinden van een tegenwerking bij het verder scharnieren van de actuator. Deze tegenwerking ontstaat bijvoorbeeld wanneer de door aanslagen gedefinieerde inklapstand wordt bereikt, of wanneer de nok 96 tegen een uiteinde 111, 113 van de bladveer 110 aandrukt.
Wanneer nu de gebruiker de schakelaar 340 in de andere stand brengt, detecteert de besturingsinrichting 310 een spanningsomkeer bij zijn ingangen 311, 312. In respons hierop brengt de besturingsinrichting 310 de genoemde verbinding tussen de ingangen 311, 312 en de genoemde uitgangen 313, 314 weer tot stand, waardoor de motor 73 nu in een tegengestelde richting gaat roteren om de bewegingsactuator naar de inklapstand te brengen.
Deze uitvoeringsvorm biedt het bijkomende voordeel, dat de motor 73 ook wordt gestopt wanneer door een willekeurige andere oorzaak de scharnierbeweging geblokkeerd wordt, hetgeen dus een extra beveiliging betekent tegen het optreden van schade.
De besturingsinrichting kan, bij wijze van voorbeeld, zijn ingericht op de ontvangen signalen te vergelijken met vooraf ingegeven drempelwaarden, en de genoemde verbindingen te onderbreken wanneer één of meerdere van de ontvangen signalen de bijbehorende drempelwaarde overschrijdt danwel onderschrijdt. Daarbij kan het voordeel bieden als er een geringe tijdvertraging aanwezig is tussen het tijdstip van detectie en het tijdstip van uitschakelen.
In een bijzondere uitvoeringsvariant is voorts een (niet-weergegeven) temperatuurdetector aanwezig, die in de nabijheid van de motor 73 is opgesteld om warmlopen van de motor te detecteren, en die een voor de temperatuur van de motor 73 indicatief signaal verschaft aan de besturingsinrichting 310, zodat de besturingsinrichting 310 ook de motor 73 kan uitschakelen als deze, door welke oorzaak dan ook, oververhit zou raken.
Omdat de belastingdetector 320 elektrische signalen detecteert, hoeft deze niet in de directe nabijheid van het scharniermechanisme gemonteerd te worden. In een bijzondere uitvoeringsvorm kunnen de belastingdetector 320 en de besturingsinrichting 310 zelfs zijn ondergebracht in het inwendige van het bijbehorende voertuig. Hierdoor wordt bereikt, dat de actuator zelf geen organen hoeft te hebben die verband houden met het afschakelen van de motor 73, en dus zo gering mogelijke afmetingen kan hebben.
Het biedt echter praktische voordelen om voor elke motor afzonderlijk een besturingsinrichting 310 met bijbehorende belastingdetector 320 te verschaffen, omdat het dan eenvoudiger is om de besturingsinrichting 310 met bijbehorende belastingdetector 320 af te stemmen op de specifieke karakteristiek van een bepaalde motor. Voorts is het dan eenvoudiger om de besturingsinrichting 310 te laten reageren op temperatuur-veranderingen van die motor.
Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat het mogelijk is de weergegeven uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding te veranderen of te modificeren, zonder de uitvindingsgedachte of de beschermingsomvang te verlaten.
Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat de nok is geassocieerd met het huis 20, en dat het veerkrachtig orgaan is geassocieerd met de voet 41.
Voorts is het mogelijk dat de belastingdetector 320 geen losse component is, maar onderdeel is van de besturingsinrichting 310, die bijvoorbeeld als geïntegreerde schakeling kan zijn uitgevoerd. Ook de genoemde temperatuurdetector kan deel uitmaken van die geïntegreerde schakeling.
Claims (38)
1. Bewegingsactuator (10), omvattende: een eerste actuatordeel (11; 41) en een tweede actuatordeel (12; 20) die roteerbaar ten opzichte van elkaar zijn bevestigd; en een elektromotor (73) en een overbrengingsstelsel (60) dat gekoppeld is tussen de elektromotor (73) en de beide actuatordelen (11, 12; 41, 20) om die actuatordelen ten opzichte van elkaar te roteren; met het kenmerk: dat het overbrengingsstelsel (60) een wormwiel (61) en twee concentrisch aan weerszijden daaraan bevestigde wormen (63, 64. omvat.
2. Bewegingsactuator volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de beide wormen (63, 64) als een geheel zijn vervaardigd.
3. Bewegingsactuator volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het wormwiel (61) en de beide wormen (63, 64) als een geheel zijn vervaardigd.
4. Bewegingsactuator volgens één der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de beide wormen (63, 64) ten opzichte van elkaar om de lengteas getordeerd zijn.
5. Bewegingsactuator volgens één der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de beide wormen (63, 64) via respectieve tussen-tandwielen (65, 66) zijn gekoppeld met een roteerbaar in het tweede actuatordeel (20) opgesteld tandwiel (40) .
6. Bewegingsactuator volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de beide tussentandwielen (65, 66) identiek aan elkaar zijn, en symmetrisch zijn opgesteld aan weerszijden van het lichaamssymmetrie-vlak (67) van het wormwiel (61) .
7. Bewegingsactuator volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat is voorzien in door het tandwiel (40) bedienbare schakelaars (77) voor het uitschakelen van de motor (73), die aan weerszijden van het wormwiel (61), boven de wormen (63, 64. en de tussentandwielen (65, 66) zijn aangebracht binnen het tweede actuatordeel (20) .
8. Bewegingsactuator volgens één der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de actuator (10) modulair is uitgevoerd, waarbij een eerste module (100) de combinatie van het tweede actuatordeel (20), het eerste actuatordeel (41) en de overbrengings-keten (60) omvat, en waarbij een tweede module (200) de combinatie van een motorhuis (74) met daarin gemonteerd de motor (73) en een op de uitgaande as (72) daarvan bevestigde worm (71) omvat.
9. Bewegingsactuator volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het tandwiel (40) via een frictiekoppeling (80) is gekoppeld met het eerste actuatordeel (41).
10. Bewegingsactuator volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de frictiekoppeling (80) ten minste een met het tandwiel (40) geassocieerde ringvormige plaat (81) en ten minste een met het eerste actuatordeel (41) geassocieerde ringvormige frictieplaat (82, 83) omvat.
11. Bewegingsactuator volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat een met het tandwiel (40) geassocieerd onderdeel (84) van de frictiekoppeling (80) steunt tegen een ringvormige steunwand (21) van het tweede actuatordeel (20), en dat de frictiekoppeling (80) wordt aangedrukt door een drukveer (86) die met zijn andere uiteinde aangrijpt op het eerste actuatordeel (41) .
12. Bewegingsactuator volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het andere uiteinde van de drukveer (86) via een schrank- veer (87) aangrijpt op een van het eerste actuatordeel (41) uitgaande, holle cilinder (44).
13. Bewegingsactuator volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de drukveer (86) is uitgevoerd als een coaxiaal om de cilinder (44) geplaatste spiraalveer.
14. Bewegingsactuator volgens één der conclusies 11-13, met het kenmerk, dat de steunwand (21) onder invloed van de drukveer (86) tegen het eerste actuatordeel (41) drukt.
15. Bewegingsactuator volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat tussen de steunwand (21) en het eerste actuatordeel (41) een nokkenschijf (90) is opgesteld, die ten opzichte van het eerste actuatordeel (41) is gezekerd tegen rotatie.
16. Bewegingsactuator volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan het eerste actuatordeel (41) en/of aan de nokkenschijf (90) een nokvormige uitstulping (46) respectievelijk (96) is gevormd.
17. Bewegingsactuator volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat met het tweede actuatordeel (20) een veerkrachtig orgaan (110) is geassocieerd, voor samenwerking met de nok (46, 96) om een bedrijfsstand te definiëren.
18. Bewegingsactuator volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de buitenomtrek van de nok (46, 96) althans ter plaatse van het veerkrachtig orgaan (110) de vorm heeft van een cirkelboog.
19. Bewegingsactuator volgens conclusie 17 of 18, met het kenmerk, dat het veerkrachtig orgaan (110) een bladveer is, waarvan een eerste uiteinde (111) samenwerkt met de nok (46, 96) en een tweede uiteinde (112) wordt vastgehouden in het tweede actuatordeel (20) .
20. Bewegingsactuator volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat, symmetrisch met het eerste bladveeruiteinde (111), een derde bladveeruiteinde (113) is opgesteld, eveneens voor samenwerking met de nok (46, 96) om een bedrijfsstand te definiëren.
21. Bewegingsactuator volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat het veerkrachtig orgaan (110) een U-vormige veer is, waarbij de eerste en derde bladveeruiteinden (111, 113) gevormd worden door de uiteinden van de benen van de U die slechts op uitbuiging worden belast, en waarbij het gemeenschappelijke tweede uiteinde (112) gevormd wordt door de centrale bocht van de U.
22. Bewegingsactuator volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat is voorzien in een besturingsorgaan (310) voor de motor (73), alsmede een met een ingang (315) van het besturingsorgaan (310) gekoppelde belastingdetector (320) die is opgenomen in een voedingsleiding van de motor (73).
23. Bewegingsactuator volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de belastingdetector (320) een stroomdetector en/of een spanningsdetector omvat.
24. Bewegingsactuator volgens conclusie 22 of 23, met het kenmerk, dat voorts is voorzien in een met de besturings-inrichting (310) gekoppelde temperatuurdetector, die geplaatst is in de nabijheid van de motor (73).
25. Bewegingsactuator volgens één der conclusies 22-24, met het kenmerk, dat de besturingsinrichting (310) is ingericht om, in respons op het detecteren van een belastingtoename, een verbinding van een voedingsbron (301) naar de motor (73) te onderbreken, en deze onderbreking pas op te heffen wanneer de besturingsinrichting (310) bij een ingang (311, 312) een polariteitswisseling detecteert.
26. Module (100) voor een bewegingsactuator volgens één der voorgaande conclusies, omvattende de combinatie van het tweede actuatordeel (20), het eerste actuatordeel (41) en de overbrengingsketen (60).
27. Module (200) voor een bewegingsactuator volgens één der conclusies 1-25, omvattende de combinatie van een motorhuis (74) met daarin gemonteerd de motor (73) en een op de uitgaande as (72) daarvan bevestigde worm (71) .
28. Buitenspiegelstelsel voor een voertuig, omvattende een in een spiegelbehuizing (3) aangebrachte achteruitkijkspiegel (5), alsmede een in de spiegelbehuizing (3) opgestelde bewegingsactuator (10) volgens één der conclusies 1-25.
29. Buitenspiegelstelsel volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat de belastingdetector (320) en de besturings-inrichting (310) zijn opgesteld in de spiegelbehuizing (3).
30. Voertuig (1), voorzien van een buitenspiegelstelsel volgens conclusie 28 of 29, waarbij het eerste actuatordeel (41) is bevestigd aan een aan het voertuig (1) bevestigde steun (2), en waarbij het tweede actuatordeel (20) is bevestigd aan de spiegelbehuizing (3).
31. Combinatie van een wormwiel (61) en twee concentrisch aan weerszijden daaraan bevestigde wormen (63, 64), voor toepassing in een overbrengingsstelsel (60) van een bewegingsactuator volgens één der conclusies 1-4.
32. Combinatie volgens conclusie 31, met het kenmerk, dat de beide wormen (63, 64) als een geheel zijn vervaardigd.
33. Combinatie volgens conclusie 31 of 32, met het kenmerk, dat het wormwiel (61) en de beide wormen (63, 64) als een geheel zijn vervaardigd.
34. Combinatie volgens één der conclusies 31-33, met het kenmerk, dat de beide wormen (63, 64) ten opzichte van elkaar om de lengteas getordeerd zijn.
35. Werkwijze voor het vervaardigen van een combinatie volgens conclusie 32, met het kenmerk, dat een doorgaande worm centraal wordt bevestigd in het wormwiel (61), waarbij de aan weerszijden uit het wormwiel (61) stekende delen van die doorgaande worm respectievelijk de wormen (63) en (64) vormen.
36. Werkwijze voor het vervaardigen van een combinatie volgens conclusie 32, met het kenmerk, dat een staaf, waarop op twee plaatsen een worm-spoed wordt ingesneden, centraal wordt bevestigd in het wormwiel (61), zodanig dat genoemde twee plaatsen aan weerszijden uit het wormwiel (61) steken en respectievelijk de wormen (63) en (64) vormen.
37. Werkwijze voor het vervaardigen van een combinatie volgens conclusie 33, met het kenmerk, dat die combinatie wordt vervaardigd als een enkel spuitstuk of gietstuk.
38. Werkwijze voor het vervaardigen van een combinatie volgens één der conclusies 31-34, met het kenmerk, dat die combinatie wordt vervaardigd door middels een spuitgietproces een wormwiel (61) aan te brengen om de wormen (63, 64).
Priority Applications (13)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL9400163A NL9400163A (nl) | 1994-02-02 | 1994-02-02 | Bewegingsactuator. |
BR9506706A BR9506706A (pt) | 1994-02-02 | 1995-02-02 | Atuador de movimento |
DE69505948T DE69505948T2 (de) | 1994-02-02 | 1995-02-02 | Bewegungsantrieb |
PCT/NL1995/000049 WO1995021339A1 (en) | 1994-02-02 | 1995-02-02 | Movement actuator |
ES95907140T ES2125592T3 (es) | 1994-02-02 | 1995-02-02 | Mecanismo de accionamiento de orientacion. |
US08/687,375 US5823054A (en) | 1994-02-02 | 1995-02-02 | Movement actuator |
MX9603169A MX9603169A (es) | 1994-02-02 | 1995-02-02 | Accionador de movimiento. |
EP95907140A EP0741843B1 (en) | 1994-02-02 | 1995-02-02 | Movement actuator |
JP7520518A JP2869430B2 (ja) | 1994-02-02 | 1995-02-02 | 移動用アクチュエータ |
KR1019960704196A KR100363629B1 (ko) | 1994-02-02 | 1995-02-02 | 이동액튜에이터 |
CA002182599A CA2182599A1 (en) | 1994-02-02 | 1995-02-02 | Movement actuator |
AT95907140T ATE173326T1 (de) | 1994-02-02 | 1995-02-02 | Bewegungsantrieb |
AU15456/95A AU689204B2 (en) | 1994-02-02 | 1995-02-02 | Movement actuator |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL9400163 | 1994-02-02 | ||
NL9400163A NL9400163A (nl) | 1994-02-02 | 1994-02-02 | Bewegingsactuator. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL9400163A true NL9400163A (nl) | 1995-09-01 |
Family
ID=19863779
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL9400163A NL9400163A (nl) | 1994-02-02 | 1994-02-02 | Bewegingsactuator. |
Country Status (13)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US5823054A (nl) |
EP (1) | EP0741843B1 (nl) |
JP (1) | JP2869430B2 (nl) |
KR (1) | KR100363629B1 (nl) |
AT (1) | ATE173326T1 (nl) |
AU (1) | AU689204B2 (nl) |
BR (1) | BR9506706A (nl) |
CA (1) | CA2182599A1 (nl) |
DE (1) | DE69505948T2 (nl) |
ES (1) | ES2125592T3 (nl) |
MX (1) | MX9603169A (nl) |
NL (1) | NL9400163A (nl) |
WO (1) | WO1995021339A1 (nl) |
Families Citing this family (28)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL1003144C2 (nl) * | 1996-05-15 | 1997-11-18 | Iku Holding Montfoort Bv | Elektrisch bedienbare scharnieractuator, en buitenspiegel met elektrisch bedienbaar scharniermechanisme. |
JP3851423B2 (ja) * | 1997-08-28 | 2006-11-29 | 株式会社ミツバ | ワイパ制御方法 |
CA2369061A1 (en) * | 1999-04-09 | 2000-10-19 | Ian Boddy | An extendable and pivotal rearview mirror assembly |
DE20013357U1 (de) * | 2000-08-03 | 2000-09-28 | Reitter & Schefenacker GmbH & Co. KG, 73730 Esslingen | Außenrückblickspiegel für Fahrzeuge, insbesondere für Kraftfahrzeuge |
US7216996B2 (en) * | 2001-06-15 | 2007-05-15 | Schefenacker Vision Systems Uk Ltd. | Mirror with interchangeable appearance covers |
JP2003312364A (ja) * | 2002-04-19 | 2003-11-06 | Murakami Corp | 車両用ミラーの角度制御装置 |
US7070287B2 (en) * | 2002-04-23 | 2006-07-04 | Magna Donnelly Mirrors North America L.L.C. | Vehicular mirror system with at least one of power-fold and power-extend functionality |
JP2003346515A (ja) * | 2002-05-30 | 2003-12-05 | Koito Mfg Co Ltd | 車輌用前照灯のレベリング装置 |
WO2004022290A1 (en) * | 2002-09-06 | 2004-03-18 | Bettcher Industries, Inc. | Low-cost ring blade for rotary knives |
US7303297B1 (en) | 2003-02-27 | 2007-12-04 | Magna Donnelly Mirrors North America L.L.C. | Vehicular mirror with improved bearing fit |
DE602005003927T2 (de) * | 2004-02-06 | 2008-12-18 | Eaton Automotive B.V. | Gelenkstellglied und verfahren zur einstellung von zwei teilen eines gelenks eines gelenkstellglieds bezüglich einander |
DE102006021249B3 (de) * | 2006-05-04 | 2007-10-25 | Bühler Motor GmbH | 1. Außenrückblickspiegel |
US7966904B2 (en) | 2006-05-05 | 2011-06-28 | Questek Manufacturing Corporation | Low axial play drive system |
KR100963386B1 (ko) | 2008-12-18 | 2010-06-14 | 에스엠알 페턴츠 에스.에이.알.엘. | 차량용 전동접이식 아웃사이드 미러의 구동장치 |
DE102009010458B4 (de) * | 2009-02-13 | 2019-08-29 | Automotive Lighting Reutlingen Gmbh | Verstellbarer Kraftfahrzeugscheinwerfer mit einem spielarmen Getriebe |
US11498486B2 (en) | 2009-10-07 | 2022-11-15 | Magna Mirrors Of America, Inc. | Vehicular exterior rearview mirror assembly |
US10261648B2 (en) | 2009-10-07 | 2019-04-16 | Magna Mirrors Of America, Inc. | Exterior rearview mirror assembly |
US9827913B2 (en) | 2010-02-10 | 2017-11-28 | Magna Mirrors Of America, Inc. | Exterior rearview mirror assembly |
US9969334B2 (en) | 2010-02-10 | 2018-05-15 | Magna Mirrors Of America, Inc. | Exterior rearview mirror assembly |
US12115913B2 (en) | 2010-02-10 | 2024-10-15 | Magna Mirrors Of America, Inc. | Vehicular exterior rearview mirror system |
US9067541B2 (en) | 2011-10-31 | 2015-06-30 | Magna Mirrors Of America, Inc. | Exterior mirror assembly with actuator |
US8876079B2 (en) * | 2012-05-30 | 2014-11-04 | Ncr Corporation | Display location |
GB2512071A (en) * | 2013-03-19 | 2014-09-24 | Johnson Electric Sa | Grille shutter actuator |
US9676336B2 (en) | 2013-06-25 | 2017-06-13 | Magna Mirrors Of America, Inc. | Exterior rearview mirror assembly for vehicle |
US9487142B2 (en) | 2013-06-25 | 2016-11-08 | Magna Mirrors Of America, Inc. | Rearview mirror assembly for vehicle |
EP3325845B1 (en) * | 2015-07-20 | 2021-08-04 | National Machine Group | Motor driven electromechanical actuator |
US20170158136A1 (en) * | 2015-12-02 | 2017-06-08 | Ford Global Technologies, Llc | Vehicle side mirror system |
CN215621772U (zh) * | 2020-10-20 | 2022-01-25 | Sl镜子科技株式会社 | 车辆用相机镜组件 |
Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US1594987A (en) * | 1925-02-19 | 1926-08-03 | Thomas E Adams | Internal worm gear |
DE855929C (de) * | 1939-01-05 | 1952-11-17 | Mitteldeutsche Stahlwerke G M | Getriebe mit zwei oder mehr Antriebsraedern, insbesondere fuer Bagger und Krane |
DE2522621A1 (de) * | 1975-05-22 | 1976-11-25 | Walcher Elektromaschinenbau Kg | Elektrische maschine mit mindestens einem strahlungsempfaenger zur beruehrungslosen ueberwachung der laeufertemperatur |
JPS63173745A (ja) * | 1987-01-13 | 1988-07-18 | Murakami Kaimeidou:Kk | 電動可倒式ドアミラ− |
Family Cites Families (9)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US1405359A (en) * | 1921-08-02 | 1922-01-31 | Paul V Troupe | Differential transmission gearing |
US1751650A (en) * | 1927-06-01 | 1930-03-25 | Henry W Nieman | Power-transmission mechanism |
EP0100810A3 (de) * | 1982-07-15 | 1985-01-23 | IGM - Industriegeräte- und Maschinenfabriks-gesellschaft mbH | Untersetzungsgetriebe |
JPH0249638U (nl) * | 1988-09-30 | 1990-04-06 | ||
US5080492A (en) * | 1988-12-09 | 1992-01-14 | Platzer Jr George E | Mirror and apparatus for positioning mirror |
NL8902300A (nl) * | 1989-09-14 | 1991-04-02 | Iku Holding Montfoort Bv | Omklapmechanisme voor een spiegelhuis van een achteruitkijkspiegel voor een voertuig. |
JPH04136949U (ja) * | 1991-06-17 | 1992-12-21 | 株式会社村上開明堂 | 可倒式ドアミラー |
JP2604693Y2 (ja) * | 1992-09-16 | 2000-05-22 | 株式会社村上開明堂 | 電動格納式ドアミラー |
US5467230A (en) * | 1993-08-16 | 1995-11-14 | Lowell Engineering Corp. | Dual pivoted member mount for mirror |
-
1994
- 1994-02-02 NL NL9400163A patent/NL9400163A/nl not_active Application Discontinuation
-
1995
- 1995-02-02 CA CA002182599A patent/CA2182599A1/en not_active Abandoned
- 1995-02-02 US US08/687,375 patent/US5823054A/en not_active Expired - Fee Related
- 1995-02-02 KR KR1019960704196A patent/KR100363629B1/ko not_active IP Right Cessation
- 1995-02-02 EP EP95907140A patent/EP0741843B1/en not_active Expired - Lifetime
- 1995-02-02 BR BR9506706A patent/BR9506706A/pt not_active IP Right Cessation
- 1995-02-02 AU AU15456/95A patent/AU689204B2/en not_active Ceased
- 1995-02-02 ES ES95907140T patent/ES2125592T3/es not_active Expired - Lifetime
- 1995-02-02 WO PCT/NL1995/000049 patent/WO1995021339A1/en active IP Right Grant
- 1995-02-02 AT AT95907140T patent/ATE173326T1/de not_active IP Right Cessation
- 1995-02-02 DE DE69505948T patent/DE69505948T2/de not_active Expired - Fee Related
- 1995-02-02 MX MX9603169A patent/MX9603169A/es not_active IP Right Cessation
- 1995-02-02 JP JP7520518A patent/JP2869430B2/ja not_active Expired - Fee Related
Patent Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US1594987A (en) * | 1925-02-19 | 1926-08-03 | Thomas E Adams | Internal worm gear |
DE855929C (de) * | 1939-01-05 | 1952-11-17 | Mitteldeutsche Stahlwerke G M | Getriebe mit zwei oder mehr Antriebsraedern, insbesondere fuer Bagger und Krane |
DE2522621A1 (de) * | 1975-05-22 | 1976-11-25 | Walcher Elektromaschinenbau Kg | Elektrische maschine mit mindestens einem strahlungsempfaenger zur beruehrungslosen ueberwachung der laeufertemperatur |
JPS63173745A (ja) * | 1987-01-13 | 1988-07-18 | Murakami Kaimeidou:Kk | 電動可倒式ドアミラ− |
Non-Patent Citations (1)
Title |
---|
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 12, no. 442 (M - 766)<3289> 21 November 1988 (1988-11-21) * |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
AU1545695A (en) | 1995-08-21 |
BR9506706A (pt) | 1997-09-09 |
KR100363629B1 (ko) | 2003-02-05 |
DE69505948T2 (de) | 1999-06-17 |
EP0741843B1 (en) | 1998-11-11 |
JPH09511379A (ja) | 1997-11-11 |
AU689204B2 (en) | 1998-03-26 |
ATE173326T1 (de) | 1998-11-15 |
EP0741843A1 (en) | 1996-11-13 |
ES2125592T3 (es) | 1999-03-01 |
US5823054A (en) | 1998-10-20 |
WO1995021339A1 (en) | 1995-08-10 |
DE69505948D1 (de) | 1998-12-17 |
JP2869430B2 (ja) | 1999-03-10 |
CA2182599A1 (en) | 1995-08-10 |
MX9603169A (es) | 1997-05-31 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL9400163A (nl) | Bewegingsactuator. | |
NL1003144C2 (nl) | Elektrisch bedienbare scharnieractuator, en buitenspiegel met elektrisch bedienbaar scharniermechanisme. | |
EP1754630B1 (en) | Lowering mechanism for the exterior rear-view mirrors of motor vehicles | |
US5625502A (en) | Mirror pivoting mechanism, and vehicle comprising such mirror pivoting mechanism | |
KR100320154B1 (ko) | 역 스프링 바이어스를 가지고 후방의 접힌 위치쪽으로이동가능한미러어셈블리 | |
NL8902300A (nl) | Omklapmechanisme voor een spiegelhuis van een achteruitkijkspiegel voor een voertuig. | |
WO1997018106A9 (en) | Dual state mirror assembly | |
EP0944496B1 (en) | Mirror assembly with friction drive | |
EP0859707A1 (en) | Dual state mirror assembly | |
NL1016915C2 (nl) | Scharnieractuator. | |
US5909326A (en) | External rearview mirror | |
JPS5843842A (ja) | 車輌用バツクミラ−装置 | |
NL1025524C2 (nl) | Spiegelverstelmechanisme, buitenspiegeleenheid en werkwijze. | |
KR100572898B1 (ko) | 차량용 미러 | |
EP1383665A1 (en) | Compact park mechanism for a vehicle external mirror | |
NL9200412A (nl) | Spiegelverstelinrichting. | |
KR200311607Y1 (ko) | 자동차용 후사경 | |
NL1026014C2 (nl) | Scharnieractuator alsmede werkwijze voor het ten opzichte van elkaar verstellen van twee delen van een scharnieractuator. | |
BE1005958A6 (fr) | Dispositif pour elargir le champ optique d'un miroir de retroviseur pour vehicule. | |
KR920005583Y1 (ko) | 반사범위가 자동으로 확대 조정되는 자동차용 백미러 | |
AU674200C (en) | Mirror pivoting mechanism, and vehicle comprising such mirror pivoting mechanism | |
KR920005584Y1 (ko) | 반사범위가 자동으로 확대 조정되는 자동차용 백미러 | |
WO2000062111A8 (en) | Motorized vehicle mirror actuator | |
KR20050116473A (ko) | 자동차의 사각지대 확인용 사이드미러 | |
KR19980028493U (ko) | 자동차의 사이드 미러 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1B | A search report has been drawn up | ||
BV | The patent application has lapsed |