NL1006636C2 - Verbindingssamenstel voor een fluïdumverbinding. - Google Patents

Verbindingssamenstel voor een fluïdumverbinding. Download PDF

Info

Publication number
NL1006636C2
NL1006636C2 NL1006636A NL1006636A NL1006636C2 NL 1006636 C2 NL1006636 C2 NL 1006636C2 NL 1006636 A NL1006636 A NL 1006636A NL 1006636 A NL1006636 A NL 1006636A NL 1006636 C2 NL1006636 C2 NL 1006636C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
bore
plug
male element
head
assembly according
Prior art date
Application number
NL1006636A
Other languages
English (en)
Inventor
Laurens Last
Original Assignee
Itsac Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Family has litigation
First worldwide family litigation filed litigation Critical https://patents.darts-ip.com/?family=19765388&utm_source=google_patent&utm_medium=platform_link&utm_campaign=public_patent_search&patent=NL1006636(C2) "Global patent litigation dataset” by Darts-ip is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.
Application filed by Itsac Nv filed Critical Itsac Nv
Priority to NL1006636A priority Critical patent/NL1006636C2/nl
Priority to BR9811517-0A priority patent/BR9811517A/pt
Priority to CA002296605A priority patent/CA2296605C/en
Priority to PCT/NL1998/000385 priority patent/WO1999005446A1/en
Priority to DK98932624T priority patent/DK0998644T3/da
Priority to CN98807143A priority patent/CN1100958C/zh
Priority to AT98932624T priority patent/ATE225918T1/de
Priority to ES98932624T priority patent/ES2187039T3/es
Priority to KR1020007000541A priority patent/KR20010021976A/ko
Priority to IDW20000108A priority patent/ID24849A/id
Priority to EP02076283A priority patent/EP1233228A3/en
Priority to PT98932624T priority patent/PT998644E/pt
Priority to DE69808639T priority patent/DE69808639T2/de
Priority to AU82459/98A priority patent/AU749987B2/en
Priority to EP98932624A priority patent/EP0998644B1/en
Priority to JP2000504395A priority patent/JP3411270B2/ja
Priority to PL98338417A priority patent/PL188259B1/pl
Priority to TR2000/00138T priority patent/TR200000138T2/xx
Priority to RU2000101314/06A priority patent/RU2198121C2/ru
Publication of NL1006636C2 publication Critical patent/NL1006636C2/nl
Application granted granted Critical
Priority to US09/480,919 priority patent/US6126045A/en
Priority to JP2003010913A priority patent/JP4327467B2/ja

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16LPIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16L55/00Devices or appurtenances for use in, or in connection with, pipes or pipe systems
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16LPIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16L55/00Devices or appurtenances for use in, or in connection with, pipes or pipe systems
    • F16L55/10Means for stopping flow from or in pipes or hoses
    • F16L55/115Caps
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65DCONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
    • B65D41/00Caps, e.g. crown caps or crown seals, i.e. members having parts arranged for engagement with the external periphery of a neck or wall defining a pouring opening or discharge aperture; Protective cap-like covers for closure members, e.g. decorative covers of metal foil or paper
    • B65D41/02Caps or cap-like covers without lines of weakness, tearing strips, tags, or like opening or removal devices
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65DCONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
    • B65D51/00Closures not otherwise provided for
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65DCONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
    • B65D75/00Packages comprising articles or materials partially or wholly enclosed in strips, sheets, blanks, tubes, or webs of flexible sheet material, e.g. in folded wrappers
    • B65D75/52Details
    • B65D75/58Opening or contents-removing devices added or incorporated during package manufacture
    • B65D75/5861Spouts
    • B65D75/5872Non-integral spouts
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T137/00Fluid handling
    • Y10T137/7722Line condition change responsive valves
    • Y10T137/7837Direct response valves [i.e., check valve type]
    • Y10T137/7879Resilient material valve
    • Y10T137/7888With valve member flexing about securement
    • Y10T137/7889Sleeve
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T137/00Fluid handling
    • Y10T137/8593Systems
    • Y10T137/87917Flow path with serial valves and/or closures
    • Y10T137/88054Direct response normally closed valve limits direction of flow

Description

Korte aanduiding: Verbindingssamenstel voor een flu ïdumverbinding.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een verbindingssamenstel voor een fluïdumverbinding volgens de aanhef van conclusie 1.
Een dergelijk verbindingssamenstel is bijvoorbeeld 5 bekend uit US 4 445 551. Bij dit bekende verbindingssamenstel heeft de stop aan zijn naar de insteekopening gekeerde zijde meerdere haakvingers, die in een omtreksgroef achter de kop van het mannelijke element kunnen grijpen. De haakvingers liggen in hun eerste stand 10 langs de schouder van de boring, zodanig dat de kop van het mannelijk element in de stop kan worden gestoken zonder dat de haakvingers kontakt maken met het mannelijke element. Wanneer de kop van het mannelijke element in de stop is gestoken en het mannelijke element verder in de boring 15 wordt gedrukt, worden de haakvingers naar binnen gedrukt en komen in de groef achter de kop van het mannelijke element. De stop schuift in de boring totdat een van openingen voorzien deel van de stop buiten de boring ligt. Hierbij blijft het andere deel van de stop in de boring. Om te 20 verhinderen dat de stop in de richting naar de insteekopening uit de boring beweegt, heeft de bekende stop nabij het van de haakvingers afgekeerde einde daarvan een aanslagril, die aanligt tegen een door de boring gevormde aanslagril.
25 Dit bekende verbindingssamenstel heeft een aantal nadelen. Een eerste nadeel is dat de bekende stop met zijn naar buiten wijzende haakvingers vanaf de insteekopening in de boring dient te worden gestoken, waardoor de aanslagril van de stop slechts in geringe mate groter kan zijn dan de 30 binnendiameter van de aanslagril van de boring. Dit heeft tot gevolg dat de stop slechts een kleine druk in de richting naar de insteekopening van de boring kan weerstaan.
Een verder nadeel is dat de haakvingers dun zijn 1υ 0 6 636 -2- uitgevoerd en daardoor gemakkelijk kunnen worden beschadigd of kunnen scheuren. Tevens is nadelig dat bij het schuin insteken van het mannelijke element de stop uit zijn zitting kan worden gedrukt zonder dat de stop met het 5 mannelijke element is gekoppeld. Als daarna het mannelijke element wordt teruggetrokken, wordt de stop dan niet in zijn zitting getrokken en blijft de boring open. Een verder nadeel van het bekende verbindingssamenstel is dat de stop gemakkelijk schuin in de zitting komt als het mannelijke 10 element uit het vrouwelijke element wordt getrokken, waardoor de stop de boring onvoldoende afsluit.
Verder zijn er verbindingssamenstellen bekend van een ander type, waarbij de stop volledig vrij komt uit de boring van het vrouwelijke element en dan op de kop van het 15 mannelijke element wordt gehouden. Een voorbeeld van een dergelijk verbindingssamenstel is beschreven in ÜS 5 370 270. Dit bekende verbindingssamenstel heeft het nadeel dat een ongewenst grote axiale kracht nodig is om het mannelijke element met de stop te koppelen en om daarna de 20 stop uit de boring te drukken. Verder is nadelig dat de stop al uit zijn zitting wordt gedrukt voordat de stop en het mannelijke element met elkaar zijn gekoppeld. Hierdoor is het noodzakelijk de stop en de boring zonder naden uit te voeren om zo een afdichting tussen de uit zijn zitting 25 gedrukte stop en de boring te waarborgen, hetgeen een gecompliceerde spuitgietmatrijs vereist en de kostprijs verhoogd.
De onderhavige uitvinding beoogt een verbeterd verbindingssamenstel te verschaffen, dat een zeer 30 betrouwbare afdichting waarborgt. Verder beoogt de onderhavige uitvinding een verbindingssamenstel te verschaffen, dat een vrijwel onafhankelijke keuze toelaat van de grootte van de axiale kracht die nodig is tijdens de verschillende fasen die worden doorlopen bij het 35 totstandbrengen en losnemen van de verbinding tussen het mannelijke en het vrouwelijke element. In het bijzonder beoogt de onderhavige uitvinding een verbindingssamenstel 1006636 - 3 - te verschaffen, waarbij enerzijds de axiale kracht die nodig is om de met het mannelijke element gekoppelde stop uit de boring te drukken in hoofdzaak evengroot is als de axiale kracht voor het koppelen van het mannelijke element 5 en de stop en waarbij anderzijds gewaarborgd is dat het mannelijk element met de stop koppelt voordat de stop uit zijn zitting komt.
De onderhavige uitvinding verschaft volgens een eerste aspect daarvan een verbindingssamenstel volgens 10 conclusie 1. Door de maatregelen volgens het kenmerk van conclusie 1 wordt bereikt dat de stop zeer stevig in de boring wordt vastgehouden op het moment dat het mannelijk element koppelt met de stop, waardoor gewaarborgd is dat de stop eerst koppelt met het mannelijke element voordat de 15 stop uit zijn zitting beweegt. Hierbij behoeft op het mannelijke element slechts een geringe axiale kracht te worden uitgeoefend. Verdere voordelige uitvoeringsvormen zijn beschreven in de volgconclusies 2-17 en de navolgende beschrijving.
20 De onderhavige uitvinding heeft volgens een tweede aspect daarvan betrekking op een verbindingssamenstel volgens conclusie 18. Verdere voordelige uitvoeringsvormen daarvan zijn beschreven in de volgconclusies 19 - 24 en de navolgende beschrijving.
25 Een voordelige uitvoering van de onderhavige uitvinding is beschreven in de volgconclusies 25 - 26 en is ook in de navolgende beschrijving toegelicht.
De onderhavige uitvinding zal hierna aan de hand van de tekening nader worden toegelicht. Daarbij toont: 30 fig. 1 schematisch, deels in doorsnede, de elementen van een voorkeursuitvoeringsvorm van het verbindingssamenstel volgens de uitvinding, fig. 2 schematisch het verbindingssamenstel van fig. 1, waarbij de stop de boring in vrouwelijke element afsluit 35 en het mannelijke element in het vrouwelijke element en in de stop steekt, fig. 3 schematisch het verbindingssamenstel van fig.
1006636 - 4 - 1, waarbij de stop vrij is van de boring in het vrouwelijke element en wordt gedragen door het mannelijke element, figs. 4a-e in doorsnede verschillende achtereenvolgende stadia van het tot stand brengen van een 5 fluïdumverbinding met het verbindingssamenstel van fig. 1, fig. 5 in perspectief een voorkeursuitvoeringsvorm van het mannelijke element van het verbindingssamenstel volgens het tweede aspect van de uitvinding, fig. 6 in doorsnede een variant van het mannelijke 10 element van het verbindingssamenstel volgens de uitvinding, fig. 7a in zijaanzicht een andere uitvoeringsvorm van het mannelijke element van het verbindingssamenstel volgens de uitvinding, welk mannelijk element geschikt is om meerdere malen met de stop te koppelen en daarvan te 15 ontkoppelen, fig. 7b een variant van het mannelijke element van fig. 7a, welk mannelijk element eenmalig permanent met de stop koppelbaar is, figs. 8a-d een variant van het verbindingssamenstel 20 volgens de uitvinding, figs. 9a en 9b in langsdoorsnede een volgende uitvoeringsvorm van het verbindingssamenstel volgens de uitvinding, en figs. 10a en 10b in langsdoorsnede een volgende 25 uitvoeringsvorm van het verbindingssamenstel volgens de uitvinding.
Aan de hand van de figuren 1,2,3 en 4a-e zal nu eerst de constructie en werking van een 30 voorkeursuitvoeringsvorm van het verbindingssamenstel volgens de uitvinding worden toegelicht. Het getoonde verbindingssamenstel is bestemd voor het verschaffen van een fluïdumverbinding voor vloeistof, gas, vloeibare substanties, zoals bijvoorbeeld zeep, cosmetische creme, 35 frisdranksiroop, enzovoorts.
Het verbindingssamenstel omvat in feite drie componenten: een vrouwelijk element 1, een daarmee 100663e - 5 - verbindbaar mannelijk element 2, en een stop 3.
Het vrouwelijke element 1 en de stop 3 zijn bij voorkeur als ééndelig kunststof voorwerp in een geschikte matrijs door middel van spuitgieten vervaardigd. Ook het 5 mannelijke element 2 kan als kunststof spuitgietprodukt zijn vervaardigd, maar het mannelijke element 2 kan ook uit metaal, bijvoorbeeld roestvast staal zijn vervaardigd.
Het vrouwelijke element 1 heeft een lichaam met een voorzijde 5 en een achterzijde 6, waarbij zich vanaf een 10 insteekopening 4 voor het mannelijke element 2 aan de voorzijde 5 door het lichaam heen een axiale en in hoofdzaak cilindrische boring 7 uitstrekt, welke boring 7 aan zijn beide einden open is. De overgangsrand van de voorzijde 5 naar de boring 7 is afgeschuind.
15 Aan de achterzijde 6 is de boring 7 begrensd door een uitstekende ringwand 8 van het lichaam. De binnenzijde van de ringwand 8 vormt een zich rondom de boring 7 uitstrekkende zitting 9 voor de stop 3, welke stop 3 dient voor het afsluiten van de boring 7.
20 Het lichaam van vrouwelijke element 1 is in het bijzonder geschikt om in de wand of een naad van een flexibele kunststof zak te worden gelast of gelijmd. Het lichaam van het vrouwelijke element 1 kan ook zijn ingericht om in de hals van een fles of dergelijke te 25 worden geplaatst of in een aan een flexibele zak aangebrachte stabiele ringvormige houder. Laatstgenoemde uitvoering is met name bekend voor zogenaamde "bag-in-box"-systemen.
Het mannelijke element 2 heeft een in de boring 7 30 van het vrouwelijke element 1 passend buisvormig uiteinde 10. Wanneer het mannelijke element 2 volledig in het vrouwelijke element 1 is gestoken, zoals is getoond in figuur 3, ligt een radiaal uitstekende aanslagrand 11 van het mannelijke element 2 aan tegen de voorzijde 5 van het 35 vrouwelijke element 1. Het mannelijke element 2 omvat verder een op het uiteinde 10 aansluitend buisdeel 12 met een ringvormig grijpuitsteeksel 13 voor het met de hand 1006636 - 6 - vastpakken van het mannelijke element 2. Op het buisdeel 12 sluit een slangkoppeldeel 14 aan, waarmee het mannelijke element 2 met een niet weergegeven slang kan worden verbonden.
5 In het mannelijke element 2 is een met streeplijnen aangeduid inwendig axiaal kanaal 15 voor fluïdum aanwezig. Het axiale kanaal 15 is open aan het einde van het slangkoppeldeel 14 en is aan het andere einde blind uitgevoerd, hetgeen wil zeggen dat het kanaal 15 niet 10 doorloopt tot aan de punt van het uiteinde 10 maar op een afstand daarvan eindigt. In het mannelijke element 2 zijn een aantal, in dit geval vier, dwarskanalen 17 gevormd, die het axiale kanaal 15 nabij het blinde einde daarvan verbinden met de buitenomtrek van het mannelijke element 2. 15 Het mannelijke element 2 omvat verder aan de buitenomtrek daarvan twee diametraal tegenover elkaar gelegen blokkeerorganen 19, die zich evenwijdig aan de lengterichting van het mannelijke element 2 vanaf de aanslagring 11 in de richting van de punt van het uiteinde 20 10 uitstrekken. Het vrouwelijke element 1 is voorzien van twee diametraal tegenover elkaar gelegen en zich in axiale richting langs de boring 7 uitstrekkende groeven 20 voor het opnemen van de blokkeerorganen 19 als het mannelijk element 2 in de boring 7 wordt gestoken. De samenwerking 25 van de blokkeerorganen 19 en de groeven 20 verhindert het verdraaien van het mannelijke element 2 ten opzichte van het vrouwelijke element 1 nog voordat het mannelijke element 2 met de stop 3 is verbonden, zoals verderop zal worden toegelicht. Verder vergemakkelijken de 30 blokkeerorganen 19 en groeven 20 het in de boring 7 steken van het mannelijke element 2. Tevens kan door het variëren van het aantal blokkeerorganen en groeven, alsmede de opstelling en de vorm ervan, een soort sleutel worden verkregen, waardoor een unieke combinatie van een 35 vrouwelijk element 1 en een mannelijk element 2 wordt verkregen en een verbinding tussen niet bij elkaar horende mannelijke en vrouwelijke elementen wordt verhinderd.
1006636 - 7 -
Het uiteinde 10 is verder voorzien van een ringvormige groef 22 voor het opnemen van een hier voor de duidelijkheid niet getoonde afdichtring, die de afdichting tussen het mannelijke element 2 en het vrouwelijke element 5 1 bewerkstelligt en tevens bijdraagt aan het vasthouden van het mannelijke element 2 in de boring 7. De groef 22 bevindt zich in het gebied tussen de dwarskanalen 17 en de aanslagring 11. In een niet weergegeven variant kan in plaats van de groef 22 met een afdichtring een verdikte 10 rand op de buitenzijde van het mannelijke element 2 zijn voorzien.
De punt van het uiteinde 10 van het mannelijke element 2 is uitgevoerd als een in hoofdzaak conische kop 23 met aan het uiterste einde daarvan een in hoofdzaak 15 cilindrisch uitsteeksel 24. In de richting van de punt vandaan heeft de kop 23 eerst een conisch naar buiten lopend zoekvlak 25 en daarop aansluitend een onder een geringe conushoek naar buiten lopend conisch aangrijpingsvlak 26. Op het aangrijpingsvlak 26 sluit een 20 conisch naar binnen lopend schoudervlak 27 aan, dat eindigt bij de bodem van een door een omtreksgroef 28 gevormde verdieping tussen de kop 23 en het van dwarskanalen 17 voorziene gedeelte van het mannelijke element 2.
De kop 23 is voorzien van twee diametraal tegenover 25 elkaar gelegen groeven 29, die zich vanaf de punt van het uiteinde 10 tot achter de kop 23 uitstrekken en uitmonden in de groefvormige verdieping 28.
De stop 3 heeft een ringwand 31 en een kopwand 32, die samen een naar de insteekopening 4 open holte 33 in de 30 stop 3 begrenzen, welke holte 33 bestemd is voor het opnemen van de kop 23 van het mannelijke element 2.
De kopwand 32 vormt een cilindrische verdieping 34, die wat zijn diameter betreft is afgestemd op de diameter van het cilindrische uitsteeksel 24 van de kop 23. Door 35 deze complementaire vorm is gewaarborgd dat de stop 3 in de juiste stand op de kop 23 blijft zitten en niet kan kantelen. Ook de binnenzijde van de ringwand 31 is 1006636 - 8 - complementair uitgevoerd aan de kop 23 van het mannelijke element 2. De groeven 29 maken het mogelijk dat eventueel in de holte 33 aanwezige substantie via de groeven 29 kan ontwijken als de kop 23 in de holte 33 dringt.
5 De stop 3 is via twee buigzame lijven 35 verbonden met het lichaam van het vrouwelijke element 1. De lijven 35 waarborgen dat de stop 3 niet los kan raken van het vrouwelijke element 1. Verder is de lengte van de lijven 35 zodanig dat, wanneer het verbindingssamenstel zich in de 10 figuur 1 getoonde stand bevindt, het mannelijke element 2 met de stop 3 kan koppelen.
Aan de naar de insteekopening 4 van het vrouwelijke element 1 gekeerde zijde van de stop 3 heeft de stop 3 een radiaal expandeerbare en samendrukbare ringvormige kraag 15 40, die één geheel vormt met de stop 3. De kraag 40 heeft aan de binnenzijde een vanaf de vrije rand daarvan conisch naar binnen lopend binnenvlak 41, dat aansluit op een schuin naar buiten lopend schoudervlak 42, dat op zijn beurt aansluit op de binnenzijde van de ringwand 31.
20 De kraag 40 heeft verder aan de buitenzijde een zich vanaf de vrije rand daarvan conisch naar buiten lopend buitenvlak 44, dat aansluit op een schuin naar binnen lopend ringvormig haakvlak 45, dat op zijn beurt aansluit op de buitenzijde van de ringwand 31.
25 De stop 3 heeft verder een om de buitenzijde van de ringwand 31 liggende en naar buiten stekende afdichtril 46. De stop 3 heeft ook een naar buiten stekend ringvormig aanslagvlak 47 aan de van de kraag 40 vandaan gelegen zijde van de afdichtril 46. De ringwand 8 heeft een axiaal 30 kopvlak 50, waar het aanslagvlak 47 van de stop 3 tegenaan ligt als de stop 3 in zijn zitting 9 zit.
Gezien in de insteekrichting van het mannelijke element 2 heeft de boring 7 een eerste deel met een zodanige diameter dat het mannelijke element 2 daar met een 35 lichte klempassing in past. Bij verwijzingscijfer 51 gaat het eerste deel over in een tweede deel van de boring 7 met een iets kleinere diameter. Een ondiepe omtreksgroef 53 in 1006636 - 9 - de boring 7 (zie fig. 1) is zodanig opgesteld dat de niet getoonde afdichtring van het volledig in het vrouwelijke element 1 gestoken mannelijke element 2 gedeeltelijk daarin grijpt, zodat enerzijds een betrouwbare afdichting wordt 5 verkregen en anderzijds een soort snapverbinding wordt verkregen.
De ringwand 8 heeft (zie fig. 4e) gezien vanaf kopvlak 50 in de richting van de insteekopening 4 een cilindrisch afdichtingsvlak 54, met een binnendiameter die 10 enigzins kleiner is dan de buitendiameter van de afdichtingsril 46 van de stop 3. Hierdoor past de stop 3 met zijn afdichtingsril 46 klemmmend in de ringwand 8 en wordt een radiale afdichting verkregen. In dezelfde richting gezien sluit op het afdichtingsvlak 54 een conisch 15 naar binnen lopend overgangsvlak 55 aan, dat op zijn beurt overgaat in een conisch naar buiten lopend schoudervlak 56 van de boring 7. Op het conische schoudervlak 56 sluit vervolgens een onder een kleinere hoek conisch naar buiten lopend overgangsvlak 57 aan, dat aansluit op het tweede 20 cilindrische deel van de boring 7.
Aan de hand van de figuren 4a-4e zal de werking van het verbindingssamenstel nader worden toegelicht. Hierbij wordt opgemerkt dat voor de duidelijkheid van de weergave niet bij elke figuur alle in de beschrijving genoemde 25 verwijzingscijfers zijn aangegeven, in dergelijke gevallen zijn de verwijzingscijfers te herkennen in een of meer van de andere figuren 4a-e.
In figuur 4a is te zien op welke wijze de in zijn zitting 9 zittende stop 3 de boring 7 afsluit. Hierbij ligt 30 de stop 3 met zijn aanslagvlak 47 tegen kopvlak 50 van de ringwand 8 en klemt de afdichtingsril 46 in de ringwand 8. In figuur 4a bevindt de kraag 40 zich in zijn eerste stand en ligt het ringvormige gladde haakvlak 45 van de stop 3 onder een elastische voorspanning tegen het schoudervlak 56 35 van de boring 7. Opgemerkt wordt dat hierbij de aanligging van het aanslagvlak 47 tegen het kopvlak 50 een tweede afdichting van de boring 7 verschaft. In deze eerste stand 1006636 - 10 - van de kraag 40 is tussen het buitenvlak 44 van de kraag 40 en het overgangsvlak 57 van de boring 7 een vanaf de schouder 56 naar de insteekopening 4 wat zijn radiale afmeting betreft groter wordende ruimte aanwezig.
5 Figuur 4b toont de situatie als de kop 23 van het mannelijke element 2 in de holte 33 van de stop 3 wordt gestoken. Vanwege het feit dat de kleinste diameter van het aangrijpingsvlak 26 van de kop 23 kleiner is dan de kleinste diameter van het binnenvlak 41 in de eerste stand 10 van de kraag 40 en omdat de conushoek van het binnenvlak 41 van de kraag 40 groter is dan de conushoek van het aangrijpingsvlak 26 van de kop 23, vindt het contact tussen de kop 23 en de kraag 40 in het bijzonder plaats ter plaatse van de overgangsrand van het binnenvlak 41 naar het 15 schoudervlak 42 van de stop 3. In de figuren 4a en 4b is te herkennen dat deze overgangsrand, gezien in de insteekrichting, axiaal vóór het schoudervlak 56 van de boring 7 ligt wanneer de stop 3 zich in de zitting 9 bevindt. Hierdoor wordt op de kraag 40 een naar buiten 20 gericht buigend moment uitgeoefend ten opzichte van de dunne aansluiting van de kraag 40 op de ringwand 31. Aangezien het vlak 57 van de boring 7 van het schoudervlak 56 naar buiten loopt, is rondom de kraag 40 van de in de zitting zittende stop 3 een zodanige ruimte aanwezig dat de 25 kraag 40 zonder aanmerkelijke weerstand van het vrouwelijke element 1 radiaal kan expanderen voor het in de holte 33 steken van de kop 23. De voor de expansie van de kraag 40 benodigde kracht wordt derhalve met name bepaald door de stijfheid van de kraag 40 zelf. De kraag 40 bevindt zich in 30 figuur 4b in zijn het verst naar buiten gedrukte tweede stand. Doordat de kraag 40 is geëxpandeerd, wordt de kracht die nodig zou zijn om de in zijn zitting 9 zittende stop 3 uit de zitting 9 te drukken zodanig groot, dat eerst de. kop 23 volledig in de holte 33 zal komen voordat de stop 3 uit 35 de zitting 9 kan bewegen.
Figuur 4c toont de situatie als de kop 23 van het mannelijke element 2 zich volledig in de holte 33 van de 1006636 - 11 - stop 3 bevindt. Hierbij steekt het cilindrische uitsteeksel 24 van de kop 23 in de verdieping 34. Verder is de kraag 40 ten opzichte van zijn in figuur 4b getoonde tweede stand elastisch teruggeveert naar een derde stand. Deze derde 5 stand is iets verder naar buiten dan de in figuur 4a getoonde eerste stand, zodat het schoudervlak 42 van de stop 3 onder voorspanning tegen het schoudervlak 27 van de kop 23 ligt en zo de kop 23 betrouwbaar in de stop 3 vasthoudt.
10 Wanneer het mannelijke element 2 verder in het vrouwelijke element 1 wordt gestoken, oefent het schoudervlak 56 van de boring 7 een reaktiekracht uit op het haakvlak 45 van de kraag 40, hetgeen leidt tot een naar binnen gericht buigend moment op de kraag 40, wederom ten 15 opzichte van de dunne aansluiting van de kraag 40 op de ringwand 31. Aangezien het in de stop 3 gestoken mannelijke element 2 ter hoogte van de kraag 40 een omtreksgroef 28 heeft, kan de kraag 40 gemakkelijk radiaal worden samengedrukt en neemt zo de diameter van de kraag 40 af.
20 Hierbij komt het haakvlak 45 evenwijdiger aan de as van het mannelijke element 2 te liggen, waardoor de via het haakvlak 45 op de ringwand 8 uitgeoefende kracht in sterkere mate de ringwand 8 radiaal laat expanderen. Daardoor kan de kraag 40 in een naar binnen gedrukte vierde 25 stand de kleinste diameter van het schoudervlak 56 van de boring 7 passeren en komt in de in figuur 4d getoonde positie.
Bij het naar de volledig ingestoken stand bewegen van het mannelijke element 2 komt de stop 3 volledig vrij 30 uit de boring 7. Hierbij veert de eerder samengedrukte kraag 40 weer naar de derde stand daarvan naar buiten, maar blijft de kop 23 ingeklemd door het schoudervlak 42 van de stop 3. Via de in figuur 4e getoonde stand, wordt dan uiteindelijk de in figuur 3 getoonde situatie bereikt, 35 waarin de dwarskanalen 17 van het mannelijk element 2 zich tussen de kraag 40 van de stop 3 en de ringwand 8 van het vrouwelijke element 1 bevinden en de fluïdumverbinding 1006636 - 12 - voltooid is.
Wanneer het mannelijke element 2 vanuit de in figuur 3 getoonde stand uit de boring 7 van het vrouwelijke element 1 wordt getrokken, neemt de kop 23 de stop 3 mee in 5 de richting van de ringwand 8 van de boring 7. Hierbij komt het conische buitenvlak 44 van de kraag 40 in het door afdichtingsvlak 54 begrensde deel van de boring 7. Zodra het buitenvlak 44 kontakt maakt met de ringwand 8 wordt de kraag 40 radiaal samengedrukt, weer naar de vierde stand 10 daarvan, waardoor de kracht die nodig is om de kop 23 uit de stop 3 te trekken zodanig groter wordt dat eerst de stop 3 volledig in zijn zitting 9 wordt getrokken. Bij het verder uittrekken van het mannelijke element 2 passeert de kraag 40 vervolgens de overgangsrand tussen het 15 overgangsvlak 55 en het schoudervlak 56 van de boring 7. Zodra de stop 3 in zijn zitting 9 zit, oefent het schoudervlak 27 van de kop 23 een naar buiten buigend moment uit op de kraag 40, welke kraag 40 op dat moment weer gemakkelijk radiaal kan expanderen naar zijn tweede 20 stand. Hierdoor kan de kop 23 dan met weinig kracht uit de stop 3 worden getrokken en veert de kraag 40 vervolgens weer terug naar zijn eerste stand.
Bij het verbindingssamenstel volgens de uitvinding is het mogelijk de axiale kracht die nodig is tijdens de 25 verschillende fasen van het koppelen en ontkoppelen van het mannelijke en vrouwelijke element naar keuze te dimensioneren. Zo is het mogelijk de axiale kracht tijdens alle hiervoor beschreven fasen in hoofdzaak constant te houden. In het bijzonder is het bij het beschreven 30 verbindingssamenstel mogelijk dat de de axiale kracht die nodig is om het mannelijke element 2 te koppelen met de stop 3 in hoofdzaak evengroot is als de axiale kracht die nodig is om daarna de stop 3 uit de boring 7 te drukken.
In een niet weergegeven variant kan er in zijn 35 voorzien dat de kraag 40 niet over zijn hele omtrek een uniforme doorsnede heeft, maar is opgebouwd uit segmenten die via axiale deelnaden van elkaar gescheiden zijn of via 1006636 - 13 - als dunne film uitgevoerde brugdelen met elkaar verbonden zijn. Ook kan de kraag 40 zijn vervangen door meerdere discrete haakvingers rondom de omtrek van de stop 3.
Figuur 5 toont een in een vrouwelijk element te 5 steken uiteinde van een voorkeursuitvoeringsvorm van het mannelijke element 100 volgens het tweede aspect van de uitvinding. Het mannelijke element 100 vertoont grote overeenkomst met het reeds beschreven mannelijke element 2, waarna hier wordt verwezen, en kan eveneens in combinatie 10 met het vrouwelijke element 1 worden toegepast. Belangrijk verschil is dat het mannelijke element 100 is voorzien van een inwendig afsluitelement, hetgeen hieronder zal worden toegelicht.
Het mannelijke element 100 heeft een inwendig axiaal 15 kanaal 101 voor een fluïdum, dat aan de ene zijde open is en aan de zijde van de punt van het insteekeinde blind is uitgevoerd en eindigt bij een kopwand 103. Er zijn meerdere dwarskanalen 105 voorzien, in dit geval vier rondom de omtrek van het mannelijke element 100, die zich elk 20 uitstrekken vanaf de buitenzijde van het mannelijke element 100 tot aan een uitmonding in het axiale kanaal 101.
In het axiale kanaal 101, ter hoogte van de uitmondingen van de dwarskanalen 105, is een afsluitorgaan 110 aangebracht, dat in figuur 5 apart is getoond.
25 Het afsluitorgaan 110 is in hoofdzaak bekervormig met een flexibele ringwand 111, die bestemd is om onder voorspanning aan te liggen tegen de binnenwand van het axiale kanaal 101 en daarbij de uitmondingen van de dwarskanalen 105 af te dekken. De flexibele ringwand 111 30 kan radiaal naar binnen meegeven om zo een doorlaat te verschaffen voor het fluïdum. Door een geschikte uitvoering van het afsluitorgaan 110 kunnen de voorspanning, waarmee de ringwand 111 tegen de wand van het axiale kanaal 101 ligt, en de stijfheid van de ringwand 111 zo worden gekozen 35 dat er pas een doorlaat ontstaat bij een bepaald drukverschil tussen de binnenzijde en de buitenzijde van de ringwand 111. Verder zal duidelijk zijn dat het 1006636 - 14 - afsluitorgaan 110 als een terugslagklep werkt.
In het bijzonder heeft het afsluitorgaan 110 een zich dwars op de flexibele ringwand 111 uitstrekkende dwarswand 112 met een centrale opening daarin (niet te 5 herkennen).
Bij voorkeur kan het afsluitorgaan 110 uit het mannelijke element 100 worden verwijderd om het te reinigen of te verwisselen.
Aan de kopwand 103 van het axiale kanaal 101 is een 10 steel 114 gevormd met twee diametraal tegenover elkaar en op een afstand van de kopwand 103 gelegen radiaal gericht uitsteeksels 115. In de gemonteerde toestand van het afsluitorgaan 110 steekt de steel 114 door de opening in de dwarswand 112 van het afsluitorgaan 110, zodat de 15 uitsteeksels 115 achter de dwarswand 112 van het afsluitorgaan 110 grijpen. Het afsluitorgaan 110 is bijvoorkeur een ééndelig voorwerp van een geschikte rubber, siliconen of elastomeer en kan door middel van spuitgieten worden vervaardigd. Doordat het afsluitorgaan 110 zich over 20 de uitmondingen van de dwarskanalen 105 uitstrekt is de kans op ongewenste verontreiniging van het axiale kanaal 101 of van een daarin aanwezige substantie minimaal. Ook kan de aanwezigheid van ongewenste lucht bij het tot stand brengen van de verbinding met een geschikt vrouwelijk 25 element worden vermeden met dit afsluitorgaan 110.
Figuur 6 toont een mannelijk element 200, dat geschikt is voor toepassing in combinatie met het in de figuren 1,2,3 en 4a-4e beschreven verbindingssamenstel, namelijk voor het vullen van een houder die is voorzien van 30 het vrouwelijke element 1 of dergelijke. Het mannelijke element 200 omvat een buisvormig lichaam 201 met een aanslagrand 202, die in de volledig ingestoken toestand aanligt tegen het vrouwelijke element. Verder is een o-ring 203 te herkennen die de afdichting tussen het mannelijke 35 element 200 en het vrouwelijke element bewerkstelligt. Het buisvormige lichaam 202 heeft een inwendig axiaal kanaal 206, dat aan de insteekzijde open is. In het axiale kanaal 1frO 6 636 - 15 - 206 is een heen en weer verschuifbare stang 207 voorzien met een kop 208, die in wezen overeenkomt met de kop 23 van het mannelijke element 2. Voor het vullen van een houder wordt het mannelijke element 200 in het vrouwelijke element 5 1 gestoken. Hierbij is het denkbaar dat de stop 3 al uit de zitting 9 is of dat de stop 3 nog in zijn zitting 9 zit.
Dit zal met name afhangen van de gekozen produktiewijze van het samenstel van de stop 3 en het vrouwelijk element 1. Door het bedienen van de stang 207 kan de stop 3 zonodig 10 uit de boring 7 worden gedrukt en kan de houder worden gevuld door het vrouwelijke element 1. Na het vullen wordt de stop 3 met de stang 207 in de zitting 9 getrokken en is de houder gesloten.
Het in figuur 6 weergegeven mannelijke element 200 15 kan ook worden gebruikt om een houder eerst te vacumeren en daarna de stop 3 in het vrouwelijke element 1 te trekken.
De verkregen afdichting van de boring 7 is daarbij zodanig dat het vacuum lang behouden blijft. Vervolgens kan met een soortgelijk mannelijk element 200, zonodig in een 20 aseptische atmosfeer, de stop 3 weer uit zijn zitting 9 worden gedrukt en via het kanaal 206 de houder worden gevuld, zonder dat daarbij lucht in de houder komt. Hierbij is van belang dat met hetzelfde mannelijke element 200 als waarmee is gevuld de stop 3 weer in zijn zitting 9 wordt 25 getrokken. Opgemerkt wordt dat de kop 208 tegen het lichaam 201 kan worden getrokken voor het verkrijgen van een afdichting daartussen, zodat geen lucht en/of verontreiniging in het kanaal 206 komt.
Figuur 7a toont een mannelijke element 300 met een 30 insteekgedeelte 301, dat in hoofdzaak identiek is aan het gedeelte 10 van het in figuur 1 getoonde mannelijke element 2. In het bijzonder is het insteekgedeelte 301 geschikt om in de boring van een niet weergegeven vrouwelijk element te worden gestoken, welk vrouwelijke element in hoofdzaak 35 identiek is aan het in figuur 1 getoonde vrouwelijke element 1. Het mannelijke element 300 heeft een kop 323 met een cilindrisch uitsteeksel 324 aan het uiteinde daarvan, 1006636 - 16 - een zoekvlak 325 en een conisch aangrijpingsvlak 326. Het aangrijpingsvlak 325 gaat via een onder een hoek F ten opzichte van de lengteas naar binnen lopend schoudervlak 327 over in een achter de kop 323 liggende verdieping 328.
5 De kop 323 van het mannelijke element 300 past zodanig in de bijbehorende holte van de stop van het vrouwelijke element, dat het meerdere malen in de holte kan worden gestoken en er weer uit kan worden getrokken.
Figuur 7b toont op dezelfde schaal als figuur 7a een 10 mannelijk element 350, welk element een variant is van het mannelijke element 300. Het mannelijke element 350 kan met precies hetzelfde vrouwelijke element en bijbehorende stop worden gekoppeld als het mannelijke element 300. Het verschil tussen de mannelijke elementen 300 en 350 zit in 15 de uitvoering van de kop 373, die zodanig is dat deze kop 373 niet meer uit de holte van de stop kan komen, tenzij een destructieve kracht wordt aangewend. De kop 373 heeft net als de kop 323 een uitsteeksel 374, een zoekvlak 375, een conisch aangrijpingsvlak 376, en een schoudervlak 377, 20 dat aansluit op een verdieping 378. Verschil tussen de kop 323 en de kop 373 is dat de diameter van de kop 373 groter is, zodat de ringwand van de stop van het vrouwelijke element in aanmerkelijke mate wordt geëxpandeerd als de kop 373 in de holte van de stop zit. In het bijzonder is in 25 figuur 7b te herkennen dat de grootste diameter van de kop 373 groter is dan de diameter van het van openingen 367 voorziene deel, terwijl bij de kop 323 de grootste diameter van de kop 323 kleiner is dan van het van openingen 317 voorziene deel, welke laatstgenoemde diameter gelijk is aan 30 de diameter van het van openingen 367 voorzien deel. Door de overmaatse diameter van de kop 373 klemt deze met grote radiale kracht in de holte van de stop, waarbij de kraag van die stop niet radiaal naar wordt buiten gedrukt en deze kraag de kop 373 dus stevig in de holte houdt. Een volgend 35 verschil tussen de kop 373 en de kop 323 is dat schoudervlak 377 een hoek G maakt met de lengteas die aanmerkelijk groter is dan de hoek F in figuur 7a; de hoek 1006636 - 17 - G is vrijwel haaks. Hierdoor zal, wanneer het mannelijke element 350 naar buiten worden getrokken, het schoudervlak 377 onvoldoende radiale kracht uitoefenen op de kraag van de stop om deze te laten expanderen en kan de kop 373 dus 5 niet uit de stop vrij komen. Wanneer het mannelijke element 350 met de stop is verbonden, is deze verbinding dus permanent, waardoor het betreffende verbindingssamenstel geschikt is om veelvuldig te worden geopend en gesloten zonder dat het mannelijke element 350 ontkoppelt van de 10 stop. Een dergelijke uitvoering is met name voordelig in toepassingen zoals hierna aan de hand van de figuren 8a-d en de figuren 9a en b zal worden toegelicht.
In een niet getoonde variant van het mannelijke element volgens figuur 7b is de kop daarvan voorzien van 15 meerdere naar buiten stekende ribbels, waarvan de naar de kraag van de stop gekeerde zijde telkens vrijwel haaks staat op de lengteas van het mannelijke element.
De figuren 8a-d tonen een houder 400, die is voorzien van het vrouwelijk element 1 (niet te herkennen) 20 of soortgelijk vrouwelijk element, en een in de vorm van een afsluitbare dop 402 uitgevoerde variant van het in figuur 7b getoonde mannelijk element 350. In figuur 8a is een wegneembare band 403 te herkennen, die het mannelijke element 402 op afstand houdt van het vrouwelijke element, 25 zodanig dat het mannelijke element 402 is gekoppeld met de stop 3 van het vrouwelijke element 1, maar de stop 3 nog in zijn zitting 9 zit (zie figuren 2 en 4c). Nadat de band 403 of andere tijdelijke afstandshouder is verwijderd, kan de dop 402 naar het vrouwelijke element 1 worden gedrukt, 30 waardoor de stop 3 uit zijn zitting 9 komt. De dop 402 heeft zelf een additioneel en met de hand bedienbaar sluitorgaan 404, in dit geval een zwenkbare kap, die in figuur 8d in de geopende stand is getoond. Door de dop 402 naar buiten te trekken, wordt de stop 3 weer in zijn 35 zitting 9 getrokken en is de houder 400 hermetisch afgesloten. Door de uitvoering van het mannelijke element 402 zoals toegelicht aan de hand van figuur 7b, kan de dop 1006636 - 18 - 402 niet van de houder 400 worden verwijderd.
De figuren 9a en 9b tonen een uitvoering van het verbindingssamenstel volgens de uitvinding als afsluitbare kraan. Getoond is een vrouwelijk element 430 met een stop 5 431, die in hoofdzaak gelijk zijn aan het in figuur 1 getoonde vrouwelijke element 1 en de stop 3. Het vrouwelijke element 430 is aangebracht in een wand 432 van een verder niet weergegeven houder. Verder is een mannelijk element 440 getoond, waarvan het in de boring van het 10 vrouwelijke element 430 stekende deel in hoofdzaak gelijk is aan het overeenkomstige deel van het mannelijke element 350 in figuur 7b. De kop van het mannelijke element 440 is daardoor permanent gekoppeld met de stop 431. Op het in de boring stekende deel sluit een buisdeel 441 met een axiaal 15 kanaal aan, dat verschuifbaar is geleid in een overeenkomstige boring van een buitengeleider 442. De buitengeleider 442 is vastgezet, in dit geval met klikvingers 443, aan het vrouwelijke element 430. De buitengeleider 442 is voorzien van een buitenschroefdraad 20 vormende uitsteeksels 444. Over het van het vrouwelijke element 430 afgekeerde einde van de buitengeleider 442 ligt een van binnenschroefdraad voorziene bus 445, die in ingrijping is met de buitenschroefdraad van de buitengeleider 442. De bus 445 is uitgevoerd om met de hand 25 te worden vastgepakt en te worden gedraaid, hiertoe zijn hier twee hendeluitsteeksels 446 aangevormd. Aan het buisdeel 441 van het mannelijke element 440 is meenemer 447 gevormd, die in ingrijping is met de bus 445. Door het draaien van de bus 445 wordt bereikt dat het mannelijke 30 element 440 verplaatsbaar is tussen een sluitstand, waarin de stop 431 de boring in het vrouwelijke element 430 afsluit (fig. 9a) en een openingsstand, waarin het mannelijke element 440 verder in de boring steekt en de stop 431 uit de boring is gedrukt, waardoor een 35 fluïdumverbinding is verschaft.
In de figuren 10a en 10b is een grendelelement 500 weergegeven waarmee een variant, aangeduid met 1006636 - 19 - verwijzingscijfer 501, van het mannelijke element 2 van figuur 1 aan het vrouwelijke element 1 kan worden vastgezet. Het mannelijke element 501 omvat in feite het in figuur 1 met verwijzingscijfer 10 aangegeven deel van het 5 mannelijke element 2 en een daarop aansluitend deel 502, dat past in een boring 503 van het grendelelement 500. Het grendelelement 500 en het mannelijke element 501 zijn voorzien van hier niet weergegeven koppelmiddelen voor het losneembaar koppelen van het beide onderdelen. Bijvoorbeeld 10 is een bajonetkoppeling of een klikverbinding voorzien.
Het grendelelement 500 is voorzien van een of meer, bijvoorkeur twee diametraal tegenover elkaar gelegen, kantelgrijpers 505. Elk van de kantelgrijpers 505 is om een dwars op de lengterichting van de boring 503 gelegen 15 kantelas 504 kantelbaar aangebracht aan het grendelelement 500. Aan de zijde waar het mannelijke element 501 in de boring 503 steekt, op een afstand verwijderd van de bijbehorende kantelas 504, is elke kantelgrijper 505 voorzien van een grijpnok 506 of dergelijke, waarmee de 20 kantelgrijper 505 achter een aan het vrouwelijke element 1 gevormde flensrand of in een bijbehorende verdieping kan grijpen. Verder heeft elke kantelgrijper 505 een deel dat zich uitstrekt aan de van de grijpnok 506 afgekeerde zijde van de kantelas 504. Hier zijn deze delen L-vormig 25 uitgevoerd met een langs de boring 503 gelegen deel 507 en een zich dwars op de boring 503 uitstrekkend deel 508. De kantelassen 504 zijn uit kunststof en houden de kantelgrijpers 505 in een stand, waarin de grijpnokken 506 dichtbij elkaar liggen. Door het in figuur 10a getoonde 30 mannelijke element 501 in de boring van het vrouwelijke element 1 te steken, bewegen de afgeschuinde grijpnokken 506 uiteen en vergrendelen achter een rand van het vrouwelijke element. Door de L-vormige delen 507 naar elkaar te drukken, kantelen de kantelgrijpers 505 en 35 bewegen de grijpnokken 506 uiteen, zodat het mannelijke element 501 uit het vrouwelijke element 1 kan worden verwijderd.
1006636 - 20 -
Een ring 509 achter de dvarsbenen 508 is zo opgesteld dat deze dwarsbenen 508 daar tegenaan komen als de kantelgrijpers 505 worden ingedrukt, zie figuur 10b. Bij het uittrekken van het mannelijke element 501 geeft de ring 5 509 additionele steun aan de dwarsbenen 508.
Aan de tegenover het mannelijke element 501 gelegen zijde heeft het grendelelement 500 een aansluitdeel 510 voor een slang of ander element.
Een niet getoonde variant van het mannelijke element 10 van het verbindingssamenstel volgens de uitvinding voorziet er in dat het mannelijke element uit meerdere koppelbare onderdelen bestaat, waarbij het in de boring van het vrouwelijke element te steken deel een afzonderlijk onderdeel is. Dat onderdeel kan dan worden gekoppeld met 15 een aan de beoogde toepassing aangepast aansluitdeel, bijvoorkeur losneembaar, bijvoorbeeld met een bajonetsluiting of klikverbinding. Dit maakt het mogelijk het verbindingssamenstel zonder wijziging van het relatief kostbare in de boring van het vrouwelijke element te steken 20 deel voor uiteenlopende toepassingen te gebruiken. Zo kan het aansluitdeel recht zijn of juist haaks gebogen zijn of zijn uitgevoerd als het grendelelement 500 in figuren 10a en 10b.
1 0 Θ 6 636

Claims (26)

1. Verbindingssamenstel voor een fluïdumverbinding, omvattende een vrouwelijk element, een daarmee te verbinden mannelijk element, en een stop, waarbij het vrouwelijke element een lichaam heeft met een zich 5 vanaf een insteekopening voor het mannelijke element door het lichaam heen uitstrekkende axiale boring en met een zich rondom de boring uitstrekkende zitting voor de stop, die dient voor het afsluiten van de boring, waarbij de boring van het vrouwelijke element tussen de 10 insteekopening en de zitting een naar de insteekopening gerichte schouder vormt en de stop is voorzien van ten minste een elastisch haakorgaan met een bijbehorend haakvlak, welk haakorgaan in een eerste stand met het haakvlak daarvan aanligt tegen de schouder, 15 en waarbij het mannelijke element een kop heeft en een achter de kop gelegen verdieping voor het opnemen van het haakorgaan van de stop bij het in de boring steken van het mannelijke element, waardoor de stop koppelt met het mannelijke element, met het kenmerk, dat radiaal naast het 20 zich in zijn eerste stand bevindende haakorgaan ruimte aanwezig is tussen het haakorgaan en het vrouwelijke element, en dat het haakorgaan van de stop zodanig is ingericht, dat - bij het in de boring steken van het mannelijke element - de kop van het mannelijke element het 25 zich in zijn eerste stand bevindende haakorgaan naar een ten opzichte van de eerste stand verder radiaal naar buiten gelegen tweede stand drukt, en zodanig dat het haakorgaan na het passeren van de kop van het mannelijke element elastisch naar binnen veert naar een derde stand en in de 30 verdieping van het mannelijke element komt onder behoud van de aanligging van het haakvlak tegen de schouder.
2. Verbindingssamenstel volgens conclusie 1, waarbij de verdieping in het mannelijke element zodanig is dat een 35 radiale ruimte aanwezig is tussen het zich in de derde 1006636 - 22 - stand bevindende haakorgaan en het mannelijke element, zodanig dat bij het verder in de boring steken van het mannelijke element, hetgeen bewerkstelligt dat het haakorgaan de schouder in de boring passeert, het 5 haakorgaan onder invloed van een door de schouder van de boring op het haakorgaan uitgeoefende kracht naar een ten opzichte van de derde positie verder naar binnen in de verdieping gelegen vierde stand beweegt.
3. Verbindingssamenstel volgens conclusie 2, waarbij het verbindingssamenstel zodanig is uitgevoerd dat de stop vrij ligt van de boring als het mannelijk element volledig in de boring is gestoken, waarbij het haakorgaan van de stop bij het vrijkomen uit de boring elastisch terugveert 15 van de vierde stand naar de derde stand.
4. Verbindingssamenstel volgens conclusie 3, waarbij de boring van het vrouwelijke element aan de van de insteekopening afgekeerde zijde een in de richting naar de 20 insteekopening taps naar binnen lopend aangrijpingsvlak heeft voor het daarop aangrijpen en naar zijn vierde stand dwingen van het haakorgaan als de stop in de boring wordt getrokken.
5. Verbindingssamenstel volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het ten minste ene haakorgaan een radiaal expandeerbare en samendrukbare ringvormige kraag is aan de naar de insteekopening van het vrouwelijke element gekeerde zijde van de stop. 30
6. Verbindingssamenstel volgens conclusie 5, waarbij de stop een door een ringwand en een kopwand begrensde, naar de insteekopening open holte heeft voor het opnemen van de aan het vrije einde van het mannelijke orgaan gevormde kop. 35
7. Verbindingssamenstel volgens conclusie 6, waarbij de kraag een conisch naar binnen lopend binnenvlak heeft, dat 1 0 0 6 636 - 23 - aansluit op een naar buiten lopend schoudervlak, dat op zijn beurt aansluit op de binnenzijde van ringwand, die de holte in de stop begrenst, en waarbij de kop van het mannelijke element een in de richting van het vrije einde 5 daarvan conisch naar binnen lopend aangrijpingsvlak voor het binnenvlak van de kraag heeft, waarbij de kop tussen het aangrijpingsvlak en het vrije einde daarvan in doorsnede ten hoogste dezelfde afmeting heeft als de kleinste doorsnede van het aangrijpingsvlak. 10
8. Verbindingssamenstel volgens conclusie 7, waarbij de kleinste diameter van het aangrijpingsvlak van de kop kleiner is dan de kleinste diameter van het binnenvlak van de kraag, en waarbij de coniciteit van het binnenvlak van 15 de kraag groter is dan van het aangrijpingsvlak van het mannelijke element.
9. Verbindingssamenstel volgens conclusie 7 of 8, waarbij de overgang tussen het binnenvlak en het 20 schoudervlak van de stop, gezien in de insteekrichting, axiaal vóór de schouder van de boring van het vrouwelijke element ligt wanneer de stop zich in de zitting bevindt.
10. Verbindingssamenstel volgens een of meer van de 25 conclusies 6-9, waarbij de kraag een conisch naar buiten lopend buitenvlak heeft, dat aansluit op een binnen lopend ringvormig haakvlak, dat op zijn beurt aansluit op de buitenzijde van de ringwand, die de holte in de stop begrenst. 30
11. Verbindingssamenstel volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de schouder in de boring in de insteekrichting van het mannelijke element gezien conisch naar binnen loopt en het haakvlak in de eerste 35 stand van het haakorgaan complementair is gevormd.
12. Verbindingssamenstel volgens conclusie 7, waarbij 1006636 - 24 - het mannelijke element aan de achterzijde van de kop een met het naar buiten lopende schoudervlak in de stop samenwerkend schoudervlak heeft.
13. Verbindingssamenstel volgens conclusie 4, waarbij de boring, gezien in de insteekrichting, een aan de van de insteekopening afgekeerde zijde op het aangrijpingsvlak aansluitend en in hoofdzaak cilindrisch afdichtingsvlak heeft, en waarbij de stop een of meer om de buitenzijde 10 daarvan liggende en naar buiten stekende afdichtrillen heeft.
14. Verbindingssamenstel volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de kop van het mannelijke 15 element een of meer zich vanaf het vrije einde daarvan uitstrekkende groeven heeft die achter de kop uitmonden.
15. Verbindingssamenstel volgens conclusie 6, waarbij de kop aan het uiteinde daarvan een in hoofdzaak cilindrisch 20 uitsteeksel heeft en waarbij de kopwand van de stop een complementaire cilindrische verdieping vormt voor het opnemen van het cilindrische uitsteeksel.
16. Verbindingssamenstel volgens conclusie 6, waarbij de 25 kop van het mannelijke element zodanig is uitgevoerd dat de de kop permanent met de stop koppelt.
17. Verbindingssamenstel volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de stop via een of meer zich 30 buiten de boring uitstrekkende lijven is verbonden met het vrouwelijke element.
18. Verbindingssamenstel voor een fluïdumverbinding, omvattende een vrouwelijk element, een daarmee te verbinden 35 mannelijk element, en een stop, waarbij het vrouwelijke element een lichaam heeft met een zich vanaf een insteekopening voor het mannelijke element door 1006636 - 25 - het lichaam heen uitstrekkende axiale boring en met een zich rondom de boring uitstrekkende zitting voor de stop, die dient voor het afsluiten van de boring, waarbij het mannelijke element een inwendig axiaal kanaal 5 voor het passeren van fluïdum en een in het axiale kanaal ondergebracht afsluitorgaan heeft, waarbij bij het in de boring steken van het mannelijke element de stop uit de zitting verwijderd wordt, met het kenmerk, dat het afsluitorgaan een flexibele ringwand 10 omvat, die onder voorspanning aanligt tegen de wand van het axiale kanaal en radiaal naar binnen kan meegeven voor het verschaffen van een doorlaat voor het doorlaten van fluïdum.
19. Verbindingssamenstel volgens conclusie 18, waarbij het axiale kanaal in de richting van het naar de stop gekeerde einde daarvan door een kopwand blind is uitgevoerd en waarbij een of meer dwarskanalen zijn voorzien, die zich elk uitstrekken vanaf de buitenzijde van het mannelijke 20 element tot aan een uitmonding in het axiale kanaal.
20. Verbindingssamenstel volgens conclusie 19, waarbij de flexibel ringwand zich uitstrekt over de uitmonding van elk dwarskanaal in het axiale kanaal.
21. Verbindingssamenstel volgens een of meer van de conclusies 18 - 20, waarbij het afsluitorgaan een zich dwars op de flexibele ringwand uitstrekkende dwarswand omvat, en waarbij bevestigingsmiddelen zijn voorzien die de 30 dwarswand verbinden met de kopwand van het axiale kanaal van het mannelijke element.
22. Verbindingssamenstel volgens conclusie 21, waarbij de bevestigingsmiddelen een aan de kopwand van het axiale 35 kanaal gevormde steel omvatten met een op een afstand van de kopwand gelegen radiaal gericht uitsteeksel en een in de dwarswand van het afsluitorgaan voorziene opening waar de 10Θ6636 - 26 - steel doorheen steekt, zodat het uitsteeksel daarvan achter de dwarswand van het afsluitelement grijpt.
23. Verbindingssamenstel volgens conclusie 21 of 22, 5 waarbij de dwarswand aanligt tegen de kopwand.
24. Verbindingssamenstel volgens een of meer van de voorgaande conclusies 18 - 23, waarbij het afsluitorgaan ééndelig is uit een rubber, siliconen of een elastomeer. 10
25. Verbindingsamenstel volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij fixatiemiddelen zijn voorzien, die het mannelijk element vasthouden ten opzichte van het vrouwelijke element in een stand waarin het 15 mannelijke element in de boring van het vrouwelijke element steekt en is gekoppeld met de zich in zijn zitting bevindende stop, welke fixatiemiddelen verwijderbaar of uitschakelbaar zijn zodat het mannelijke element verder in de boring kan worden gestoken. 20
26. Verbindingssamenstel volgens conclusie 25, waarbij de fixatiemiddelen een verwijderbare ring omvatten tussen het mannelijke element en het vrouwelijke element. * 1006636
NL1006636A 1997-07-21 1997-07-21 Verbindingssamenstel voor een fluïdumverbinding. NL1006636C2 (nl)

Priority Applications (21)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1006636A NL1006636C2 (nl) 1997-07-21 1997-07-21 Verbindingssamenstel voor een fluïdumverbinding.
EP02076283A EP1233228A3 (en) 1997-07-21 1998-07-07 Connector assembly for a fluid connection
DE69808639T DE69808639T2 (de) 1997-07-21 1998-07-07 Kupplungsanordnung für eine flüssigkeitsverbindung
PCT/NL1998/000385 WO1999005446A1 (en) 1997-07-21 1998-07-07 Connector assembly for a fluid connection
DK98932624T DK0998644T3 (da) 1997-07-21 1998-07-07 Koblingsindretning til fluid forbindelse
CN98807143A CN1100958C (zh) 1997-07-21 1998-07-07 用于流体连接的接插件
AT98932624T ATE225918T1 (de) 1997-07-21 1998-07-07 Kupplungsanordnung für eine flüssigkeitsverbindung
ES98932624T ES2187039T3 (es) 1997-07-21 1998-07-07 Ensamblaje conector para conexion de fluido.
KR1020007000541A KR20010021976A (ko) 1997-07-21 1998-07-07 유체 연결용 커넥터 조립체
IDW20000108A ID24849A (id) 1997-07-21 1998-07-07 Perangkat penghubung untuk penghubung fluida
BR9811517-0A BR9811517A (pt) 1997-07-21 1998-07-07 Montagem de conector para uma conexão de fluido
PT98932624T PT998644E (pt) 1997-07-21 1998-07-07 Conjunto de conector para uma ligacao fluidica
CA002296605A CA2296605C (en) 1997-07-21 1998-07-07 Connector assembly for a fluid connection
AU82459/98A AU749987B2 (en) 1997-07-21 1998-07-07 Connector assembly for a fluid connection
EP98932624A EP0998644B1 (en) 1997-07-21 1998-07-07 Connector assembly for a fluid connection
JP2000504395A JP3411270B2 (ja) 1997-07-21 1998-07-07 流体連通用の連結部材
PL98338417A PL188259B1 (pl) 1997-07-21 1998-07-07 Złącze do przewodów płynów
TR2000/00138T TR200000138T2 (tr) 1997-07-21 1998-07-07 Akışkan bağlantısı için bağlantı tertibatı
RU2000101314/06A RU2198121C2 (ru) 1997-07-21 1998-07-07 Соединительное устройство для передачи текучей среды
US09/480,919 US6126045A (en) 1997-07-21 2000-01-11 Connector assembly for a fluid connection
JP2003010913A JP4327467B2 (ja) 1997-07-21 2003-01-20 流体連通用の連結部材

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1006636A NL1006636C2 (nl) 1997-07-21 1997-07-21 Verbindingssamenstel voor een fluïdumverbinding.
NL1006636 1997-07-21

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1006636C2 true NL1006636C2 (nl) 1999-01-25

Family

ID=19765388

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1006636A NL1006636C2 (nl) 1997-07-21 1997-07-21 Verbindingssamenstel voor een fluïdumverbinding.

Country Status (19)

Country Link
US (1) US6126045A (nl)
EP (2) EP1233228A3 (nl)
JP (2) JP3411270B2 (nl)
KR (1) KR20010021976A (nl)
CN (1) CN1100958C (nl)
AT (1) ATE225918T1 (nl)
AU (1) AU749987B2 (nl)
BR (1) BR9811517A (nl)
CA (1) CA2296605C (nl)
DE (1) DE69808639T2 (nl)
DK (1) DK0998644T3 (nl)
ES (1) ES2187039T3 (nl)
ID (1) ID24849A (nl)
NL (1) NL1006636C2 (nl)
PL (1) PL188259B1 (nl)
PT (1) PT998644E (nl)
RU (1) RU2198121C2 (nl)
TR (1) TR200000138T2 (nl)
WO (1) WO1999005446A1 (nl)

Families Citing this family (62)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1009812C2 (nl) * 1998-08-05 2000-02-08 Euro Maintenance Lease Prod Bv Afsluitklep voor een container.
NL1011960C2 (nl) 1999-05-04 2000-11-07 Itsac Nv Houder, in het bijzonder een flexibele houder, met een afsluitbare opening en werkwijze voor het vullen van een dergelijke houder.
NL1012020C2 (nl) * 1999-05-10 2000-11-13 Casparus Vlasblom Connectorsamenstel voor het naar keuze doorlaten of tegenhouden van een stroombaar medium en werkwijze ter vervaardiging van een dergelijk samenstel.
US6644367B1 (en) 1999-07-23 2003-11-11 Scholle Corporation Connector assembly for fluid flow with rotary motion for connection and disconnection
WO2001007321A1 (en) * 1999-07-23 2001-02-01 Scholle Corporation Connector assembly for fluid flow with rotary motion for connection and disconnection
NL1016292C2 (nl) * 2000-09-28 2002-04-02 Itsac Nv Zak alsmede een afgiftesysteem omvattende een dergelijke zak en werkwijzen voor de vervaardiging en het vullen van een dergelijke zak.
JP4665305B2 (ja) * 2000-11-21 2011-04-06 株式会社パックプラス 容器用蓋装置
FR2830520B1 (fr) 2001-10-04 2003-12-26 Oreal Dispositif pour le conditionnement separe et la distribution conjointe de deux produits
NL1019138C2 (nl) 2001-10-08 2003-04-09 Itsac Nv Samenstel voor een afsluitbare fluïdumverbinding.
US7025754B2 (en) * 2002-07-01 2006-04-11 Ventaira Pharmaceuticals, Inc. Drug containment system
US20040031535A1 (en) * 2002-08-14 2004-02-19 Russell Scott T. Stackable product packaging
JP4269098B2 (ja) * 2002-09-02 2009-05-27 株式会社昭和丸筒 連結システム、連結システム用雄部材及び閉栓部材
NL1023568C2 (nl) 2003-05-28 2004-11-30 Akzo Nobel Nv Systeem voor het afgeven van een substantie.
US7188750B2 (en) * 2003-09-05 2007-03-13 Hospira, Inc. Blow fill sealed container with twist off top operated by overcap and method of forming the same
US20050073162A1 (en) * 2003-10-03 2005-04-07 Handberg Robert C. Bag carrying handle
JP2005152083A (ja) * 2003-11-21 2005-06-16 Asahi Kasei Chemicals Corp 身体洗浄料を供給する方法
US7806300B1 (en) * 2004-04-09 2010-10-05 Blackhawk Industries Product Group Unlimited Llc Hydration system
DE102004033205A1 (de) * 2004-07-09 2006-02-09 Fresenius Kabi Deutschland Gmbh Steriler Port
ITTO20040612A1 (it) * 2004-09-13 2004-12-13 Vitop Moulding Srl Rubinetto erogatore e procedimento per la sua fabbricazione
WO2006041894A1 (en) * 2004-10-04 2006-04-20 Leahy/Ifp Hydration system
EP1676784A1 (en) * 2004-12-29 2006-07-05 The Procter & Gamble Company Flexible container containing a liquid product, and a process for making a liquid-filled, flexible container
US20060278656A1 (en) * 2005-06-14 2006-12-14 Scott Ross Spout handle and nozzle assembly
US20110052102A1 (en) * 2005-09-19 2011-03-03 Sven Stiers Drain connector for substance processing receptacle
US7770360B2 (en) * 2005-12-05 2010-08-10 Ds Smith Plastics Limited Form fill and seal container
JP5095416B2 (ja) 2005-12-06 2012-12-12 協和発酵キリン株式会社 抗perp遺伝子組換え抗体
US7607555B2 (en) * 2006-03-01 2009-10-27 Ds Smith Plastics Limited Puncturable cap and piercer
NZ575501A (en) * 2006-09-08 2010-11-26 Scholle Corp Regulating means for a water dispenser comprising a float valve within a cradle
EP2112986B1 (en) * 2007-02-21 2020-09-30 Diversey, Inc. Dispensing closure
US8109236B2 (en) * 2007-04-05 2012-02-07 Sumitomo Corporation Of America Fluid delivery assembly
JP5162154B2 (ja) * 2007-04-20 2013-03-13 株式会社パックプラス 流体容器用コネクタユニット、流体容器用コネクタおよび流体容器
JP4982263B2 (ja) * 2007-06-18 2012-07-25 株式会社パックプラス ディスペンサ
US7974558B2 (en) 2007-06-25 2011-07-05 Samsung Electronics Co., Ltd. Toner cartridge locking apparatus, image forming apparatus having the same, toner cartridge, and mounting and dismounting method for a toner cartridge
JP4715855B2 (ja) * 2008-03-24 2011-07-06 株式会社パックプラス 包装体およびその製造方法
US8474655B2 (en) * 2008-05-12 2013-07-02 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Bag-in-box container including a pre-positioned, secured dispensing spout
NZ598817A (en) * 2008-05-20 2013-02-22 Grinon Ind Fluid transfer assembly and methods of fluid transfer where a fluid container is filled through a magnetic coupling device in the bottom
US8777182B2 (en) 2008-05-20 2014-07-15 Grinon Industries Fluid transfer assembly and methods of fluid transfer
US8881958B2 (en) 2009-12-16 2014-11-11 Intelligent Coffee Company, Llc Fluid dose-measuring device
CN102103033A (zh) * 2010-12-14 2011-06-22 中国包装科研测试中心 钢桶气密性测试仪
EP2676063B1 (de) 2011-02-15 2014-12-10 CWS-Boco Supply AG Ventil für flüssiqkeitsbehälter
CN102267681A (zh) * 2011-07-25 2011-12-07 陈东浩 饮料袋限流开关装置
WO2013082453A2 (en) 2011-12-02 2013-06-06 Fbd Partnership, Lp. Food and beverage dispenser with cleaning system
ES2599809T3 (es) 2011-12-30 2017-02-03 Grinon Industries Conjunto de transferencia de fluidos y métodos de transferencia de fluidos
JP5529234B2 (ja) * 2012-10-22 2014-06-25 株式会社コスモライフ ウォーターサーバー
US9573736B2 (en) * 2013-07-03 2017-02-21 Scholle Ipn Corporation Connector assembly for a self sealing fitment
NL2011347C2 (en) * 2013-08-28 2015-03-03 Ipn Ip Bv Fluid dose-measuring device.
DE202015104155U1 (de) * 2015-08-07 2015-11-04 Franke Kaffeemaschinen Ag Reinigungsmittelbehälter
JP6616652B2 (ja) * 2015-10-21 2019-12-04 株式会社パックプラス 連結システム
US9827582B2 (en) 2015-11-04 2017-11-28 Ecolab Usa Inc. Refillable dispensing systems and components
CN105423053A (zh) * 2015-11-19 2016-03-23 马玉荣 一种下水管道塞帽
NL2017331B1 (en) 2016-08-18 2018-03-01 Scholle Ipn Ip Bv System for transporting and storing a liquid and for transporting said liquid from the container to a destination outside of the container
NL2017638B1 (en) 2016-10-19 2018-04-26 Gab Eng & Development B V A container closure
JP6960731B2 (ja) * 2016-12-08 2021-11-05 藤森工業株式会社 容器の注出用スパウト
AU2018297319B2 (en) 2017-07-07 2023-07-27 Gojo Industries, Inc. Refillable dispensers having reservoirs and refill containers configured for fluid and air transfer therebetween
WO2019094883A1 (en) 2017-11-10 2019-05-16 Pentair Flow Technologies, Llc Coupler for use in a closed transfer system
WO2019237162A1 (pt) * 2018-06-12 2019-12-19 Eric Zembrod Dispositivo dispensador sem entrada de ar para bicos aplicadores de embalagens flexíveis diversas
JP7174593B2 (ja) * 2018-10-30 2022-11-17 藤森工業株式会社 注出スパウト及び詰め替え容器から包装容器への内容物補充方法
JP7193305B2 (ja) * 2018-10-30 2022-12-20 藤森工業株式会社 注出スパウト
US11220379B2 (en) 2019-05-23 2022-01-11 Ecolab Usa Inc. Dispensing system
NL2023592B1 (en) 2019-07-30 2021-02-23 Scholle Ipn Ip Bv Container assembly and method for preparing such a container assembly
FR3108316B1 (fr) 2020-03-23 2022-04-01 United Caps France Bouchon de fermeture pour recipient a col filete et convenant a une utilisation dans un systeme de transfert ferme
JP6925666B1 (ja) * 2020-05-12 2021-08-25 株式会社パックプラス 連結システム
US11673727B2 (en) 2021-03-03 2023-06-13 Scholle Ipn Corporation Dispensing system for a flexible bag, flexible bag assembly

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4301590A (en) * 1979-03-12 1981-11-24 Baxter Travenol Laboratories, Inc. Method of assembling an injection site to a support tube
WO1994026611A1 (en) * 1993-05-06 1994-11-24 Taplast S.R.L. Plastic cap for dispensing liquids
US5370270A (en) * 1991-10-08 1994-12-06 Portola Packaging, Inc. Non-spill bottle cap used with water dispensers

Family Cites Families (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3783590A (en) * 1970-07-09 1974-01-08 A Allen Filter-silencer for pneumatic devices
US3871422A (en) * 1973-02-14 1975-03-18 Automatic Helium Balloon Syste Dual balloon valve
US4171007A (en) * 1976-03-05 1979-10-16 Societe Anonyme: La Telemecanique Electrique Unidirectional flow limiter
US4375864A (en) 1980-07-21 1983-03-08 Scholle Corporation Container for holding and dispensing fluid
US4445551A (en) * 1981-11-09 1984-05-01 Bond Curtis J Quick-disconnect coupling and valve assembly
US5095962A (en) * 1990-08-09 1992-03-17 Scholle Corporation Beverage dispenser coupling
CA2110015C (en) * 1993-07-08 1998-11-10 Lawrence Almasy Wall water hydrant having backflow and back siphonage preventor
US5467806A (en) * 1994-05-10 1995-11-21 Scholle Corporation Two-part coupling structure having cooperating parts effecting fluid flow upon connection an mutual resealing upon disconnection

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4301590A (en) * 1979-03-12 1981-11-24 Baxter Travenol Laboratories, Inc. Method of assembling an injection site to a support tube
US5370270A (en) * 1991-10-08 1994-12-06 Portola Packaging, Inc. Non-spill bottle cap used with water dispensers
WO1994026611A1 (en) * 1993-05-06 1994-11-24 Taplast S.R.L. Plastic cap for dispensing liquids

Also Published As

Publication number Publication date
EP1233228A3 (en) 2002-09-04
DE69808639T2 (de) 2003-08-07
PT998644E (pt) 2003-01-31
ES2187039T3 (es) 2003-05-16
DE69808639D1 (de) 2002-11-14
CN1273627A (zh) 2000-11-15
AU8245998A (en) 1999-02-16
DK0998644T3 (da) 2002-12-16
PL188259B1 (pl) 2005-01-31
PL338417A1 (en) 2000-11-06
JP3411270B2 (ja) 2003-05-26
JP2003300548A (ja) 2003-10-21
EP0998644B1 (en) 2002-10-09
RU2198121C2 (ru) 2003-02-10
CA2296605C (en) 2008-02-05
TR200000138T2 (tr) 2000-05-22
CN1100958C (zh) 2003-02-05
JP2001511416A (ja) 2001-08-14
AU749987B2 (en) 2002-07-04
ATE225918T1 (de) 2002-10-15
WO1999005446A1 (en) 1999-02-04
ID24849A (id) 2000-08-24
EP1233228A2 (en) 2002-08-21
JP4327467B2 (ja) 2009-09-09
CA2296605A1 (en) 1999-02-04
US6126045A (en) 2000-10-03
KR20010021976A (ko) 2001-03-15
EP0998644A1 (en) 2000-05-10
BR9811517A (pt) 2000-08-22

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1006636C2 (nl) Verbindingssamenstel voor een fluïdumverbinding.
US8578979B2 (en) Process for dispensing fluid with a slider valve fitment and collar
US10906716B2 (en) Spout-connector assembly for fluid dispensing from flexible bags
US4421146A (en) Quick-disconnect service-line connector and valve assembly
CA2988590C (en) Fitment for dispensing fluids from a flexible container
AU2004224259B2 (en) Double slider valve fitment
WO2003070621A1 (en) Universal quick-disconnect coupling and valve
US10994912B2 (en) Spout-connector assembly (ECHO)
AU2002301377B2 (en) Connector assembly for a fluid connection
MXPA00000639A (en) Connector assembly for a fluid connection

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20070201