NL1009812C2

NL1009812C2 - Afsluitklep voor een container.

Info

Publication number: NL1009812C2
Application number: NL1009812A
Authority: NL
Inventors: Johan Arie Brambach; Hubertus Josef Frans Hanssen; Edwin Nieuwenhuizen
Original assignee: Euro Maintenance Lease Prod Bv
Priority date: 1998-08-05
Filing date: 1998-08-05
Publication date: 2000-02-08
Also published as: US6354473B1; CA2339717C; DK1102709T3; ES2191448T3; JP4316809B2; AU751822B2; AU5309299A; EP1102709A1; WO2000007902A1; DE69904833T2; CA2339717A1; JP2002522307A; DE69904833D1; ATE230697T1; EP1102709B1

Description

VO 2153

Titel: Afsluitklep voor een container

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een afsluitklep voor een container of een leidingsysteem.

Een dergelijke container kan zowel een kartonnen, metalen of kunststof verpakking zijn, als een samendrukbare 5 plastic zak, een glas, fles en dergelijke. De container is geschikt voor zowel gasvormige producten als allerlei soorten vloeistoffen al dan niet met gas vermengd, zowel onder druk als onder vacuüm, sterk visceuse stoffen, zoals puree, en verder granulaten, korrelvormig materiaal, enz.

10 De afsluitklep kan ook worden opgenomen in een leidingsysteem.

De uitvinding beoogt voor een dergelijke container een efficiënte en goedkoop te vervaardigen afsluitklep te verschaffen, via welke de container gemakkelijk kan worden 15 gevuld en afgesloten en de daarin aanwezige stoffen gemakkelijk kunnen worden uitgeschonken of uit de container kunnen worden geperst of gezogen.

Overeenkomstig de uitvinding heeft de afsluitklep daartoe het kenmerk, dat deze is voorzien van een op een 20 opening in de container aansluitbare of deel van de ! container uitmakende afsluitmantel die aan de binnenzijde is voorzien van een versmald en een verbreed gedeelte, en een in deze afsluitmantel beweegbaar klepgedeelte met een " afsluitelement en met een hiermee vast verbonden zich in de 25 afsluitmantel uitstrekkend klemelement dat aan ten minste de buitenzijde een verdikking heeft, die, wanneer de doorgang door de afsluitmantel door het klepgedeelte is ^ afgedicht, samenwerkt met het verbrede gedeelte in de : afsluitmantel, terwijl voorts een in de afsluitmantel heen ï 30 en weer beweegbaar, eventueel apart in het verkeer : brengbaar, kopdeel aanwezig is met behulp waarvan het klepgedeelte zodanig kan worden verplaatst ten opzichte van _ de afsluitmantel dat de doorgang daardoorheen kan worden : vrijgegeven en/of afgesloten, waarbij, bij het vrijgeven _ 35 van de doorgang door de afsluitmantel, de verdikking aan de *10 0981 2 2 buitenzijde van het klemelement in het versmalde gedeelte van de afsluitmantel wordt gebracht waardoor het klemelement in een positie komt waarin het door het kopdeel wordt aangegrepen.

5 De afsluitklep wordt derhalve geopend door het omlaag duwen van het klepgedeelte met behulp van het kopdeel, terwijl door het omhoog trekken van het kopdeel, dat dan het klemelement heeft aangegrepen, het klepgedeelte wordt meegenomen en de afsluitklep geleidelijk aan wordt 10 afgesloten. Het kopdeel kan dan ook tevens als kraan worden uitgevoerd en in meerdere posities worden gebracht en eventueel in deze posities worden vastgezet ten opzichte van de afsluitmantel zodat een geleidelijk openen en sluiten van de doorgang door de afsluitmantel mogelijk 15 wordt.

Alhoewel het voor bepaalde toepassingen voldoende is om met behulp van het kopdeel de container alleen maar te openen, waarbij het dan niet van belang is dat het klepgedeelte in de container terecht komt, is het voor vele 20 andere toepassingen van belang dat het kopdeel is voorzien van blokkeringsmiddelen om te voorkomen dat het klepgedeelte geheel uit de afsluitmantel kan worden geduwd.

Zoals blijkt uit het voorgaande is de afsluitklep in zijn basisopbouw samengesteld uit slechts drie gemakkelijk 25 te vervaardigen delen: een afsluitmantel, een klepgedeelte en een kopdeel; door deze delen bijvoorbeeld te spuitgieten uit een of andere harde plastic, kan bovendien een goedkoop eindproduct worden verkregen. Uiteraard blijft het mogelijk dat de afsluitmantel deel uitmaakt van de container en/of 30 dat het kopdeel deel uitmaakt van een tapkraan.

Het kopdeel zal voor vele toepassingen zijn voorzien van een doorboring die aan de onderzijde in een open verbinding staat met het inwendige van de afsluitmantel, zodat, wanneer door indrukken van het kopdeel de 35 afsluitklep is geopend, een open verbinding met de buitenlucht ontstaat, waarop eventueel verdere vul-, t009 8 1 2 3 uitloop- of uitschenkmiddelen of dergelijke kunnen worden aangesloten. In een gunstige uitvoeringsvorm is daarbij het kopdeel voorzien van een verbreed bovendeel dat, wanneer het klepgedeelte althans gedeeltelijk uit de afsluitmantel 5 is geduwd, de bovenzijde van het afsluitelement afdicht.

Naast de drie genoemde basisdelen kunnen verdere delen aanwezig zijn, zoals een tussen de afsluitmantel en het kopdeel aan te brengen afdichtingselement, in het bijzonder een O-ring, om een fluïdumdichte afsluiting mogelijk te 10 maken. Verdere afdichtingselementen, bijvoorbeeld om de omtreksrand van het afsluitelement, kunnen aanwezig zijn; deze afdichtingselementen kunnen echter ook worden gevormd door bijvoorbeeld deel van de desbetreffende componenten uitmakende kunststof randen.

15 Alhoewel het klemelement cilindervormig kan zijn uitgevoerd, waarbij een ringvormige verdikking aan zowel de = buiten-, als aan de binnenzijde aanwezig kan zijn, is een dergelijk klemelement moeizaam alzijdig naar binnen te ~ drukken; in ieder geval dient het klemelement dan relatief ' 20 gemakkelijk vervormbaar te zijn. Beter is het wanneer het 1

klemelement vingervormig is uitgevoerd, waarbij elk van de I

vingervormige delen aan de binnen en buitenzijde is :

voorzien van een verdikking. De afzonderlijke vingers zijn immers gemakkelijker naar binnen toe te drukken. De I

25 verdikking aan de binnenzijde dient er dan toe het aangrijpen door het kopdeel te vergemakkelijken.

Wanneer de container wordt gevormd door een gemakkelijk samendrukbare verpakking, zoals bijvoorbeeld een plastic zak waarop de afsluitklep, zoals deze tot 30 dusverre is omschreven, is aangesloten, en voorts deze I

gemakkelijk samendrukbare verpakking in een niet of I

relatief moeilijk samendrukbare buitenverpakking is _ aangebracht, dan dient de afsluitklep van additionele middelen te worden voorzien. Overeenkomstig de uitvinding 2 35 is daartoe een op een buitenomhulling aansluitbaar of hiervan deel uitmakend kraagelement aanwezig, dat om de 100981 2 4 afsluitmantel past, waarbij tussen het buitenomtreksvlak van de afsluitmantel en het binnenomtreksvlak van het kraagelement gastoevoerkanalen, in het bijzonder luchttoevoerkanalen, aanwezig zijn, die worden geopend bij 5 het vrijgeven van de doorgang in de afsluitmantel. Dit heeft het voordeel dat gas in de ruimte tussen de binnenverpakking, dit is de gemakkelijk samendrukbare verpakking, en de buitenverpakking kan stromen, zodat, wanneer op het kopdeel een pomp is aangesloten, de 10 binnenverpakking gemakkelijk kan worden leeggezogen, waarbij de binnenverpakking wordt samengedrukt. Ook kan op geforceerde wijze gas in de genoemde ruimte worden gebracht om de inhoud uit de binnenverpakking te kunnen persen. Dit laatste is van belang wanneer het kopdeel wordt gevormd 15 door een vulkop of een tapkop van bijvoorbeeld een , tapinstallatie voor dranken.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening. Hierin toont: 20 Fig. IA en 1B op schematische wijze een voorkeursuitvoering van een afsluitklep overeenkomstig de uitvinding in de gesloten, respectievelijk de geopende stand;

Fig. 2 een perspectiefbeeld van de afsluitmantel in 25 de afsluitklep, zoals deze in de figuren 1 A en 1B is weergegeven;

Fig. 3 een perspectief van het klepgedeelte in deze afsluitklep, terwijl in

Fig. 4A en 4B de afsluitklep schematisch is 30 weergegeven voor een toepassing waarbij deze klep is aangebracht op een gemakkelijke samendrukbare binnenverpakking en een niet samendrukbare buitenverpakking.

In de figuren zijn overeenkomstige delen door gelijke verwijzingscijfers aangegeven.

35 »1009812 5

De in de figuren weergegeven afsluitklep, respectievelijk delen hiervan omvatten een afsluitmantel 1, een klepgedeelte 2 en een kopdeel 3. De afsluitmantel 1 vormt in de weergegeven uitvoeringsvorm één geheel met een 5 container 4. De afsluitmantel kan echter ook als los deel in een opening in de container worden aangebracht door schroeven of klemmen of door een bajonetsluiting, enz. of gesealed worden met de container, bijvoorbeeld wanneer deze wordt gevormd door een kunststof zak. De afsluitmantel is 10 rondcilindrisch van vorm en heeft aan de binnenzijde een verbreed gedeelte 6 en een versmald gedeelte 7, welke beide gedeelten bij de rand 8 op elkaar aansluiten. Het gedeelte 6 met de grootste binnendiameter strekt zich uit naar het open uiteinde van de afsluitmantel 1, terwijl het gedeelte 15 7 met de kleinste binnendiameter zich uitstrekt naar de opening in de container 4.

Het klepgedeelte 2 is heen en weer beweegbaar in de afsluitmantel 1 aangebracht en omvat een afsluitelement 9 ; en een klemelement 10. Het klemelement 10 is hier gevormd 20 door vingervormige delen 11 die zich vanaf het afsluitelement 9 in de cilindrische binnenruimte van de afsluitmantel in de richting van het open uiteinde daarvan uitstrekken. In de onderhavige uitvoeringsvorm zijn vier van dergelijke vingervormige elementen 11 aanwezig die 25 enigszins meegevend één geheel vormen met het afsluitelement 9. Aan het uiteinde van deze vingervormige r elementen 11 bevinden zich zowel aan buitenzijde, als aan : de binnenzijde verdikkingen 12, respectievelijk 13.

Om een fluïdumdichte afsluiting tussen de 30 afsluitmantel 1 en het klepgedeelte 2, in het bijzonder het Γ afsluitelement 9, te verkrijgen, is het afsluitelement 9 voorzien van een afdichtingselement in de vorm van een O- = ring 14.

In de afsluitmantel 1 is voorts het kopdeel 3 heen en ~ 35 weer beweegbaar. Dit kopdeel omvat een cilindrisch lichaam 15 met een doorboring 16, welke aan de onderzijde in een . . .1 - »1009812 6 open verbinding staat met het inwendige van de afsluitmantel 1. Het cilindrisch lichaam 15 is voorts voorzien van een, blokkeringsmiddelen vormende onderste verdikking aan de buitenzijde in de vorm van een rondom 5 lopende rand 18 en een verbreed middendeel in de vorm van een afsluitflens 19. Met behulp van laatstgenoemde afsluitflens 19 kan het inwendige van de afsluitmantel 1 door het kopdeel 3 worden afgesloten, waarbij om een fluïdumdichte afsluiting tussen de beide laatstgenoemde 10 delen te verkrijgen een afdichtingselement in de vorm van een O-ring 20 aanwezig is.

In fig. IA bevinden zich het klepgedeelte 2 en het kopdeel 3 zich in de stand waarin de container is afgesloten en waarin het kopdeel 3 desgewenst verwijderd 15 kan worden. In fig. 1B bevinden zich het klepgedeelte en het kopdeel in de meest omlaag geschoven stand, waarbij een omlopende uitspringende rand 21 van de afsluitflens 19 tegen de rand 8 aan de binnenzijde van de afsluitmantel l rust, terwijl de verdikking 13 aan de buitenzijde van het 20 klemelement 10 ingegrepen ligt tussen de onderrand van de afsluitflens 19 en de bovenzijde van de onderste rand 18 De werking van de afsluitklep is als volgt:

Wanneer in de in fig. IA weergegeven toestand het kopdeel 3 omlaag, dat wil zeggen in de richting van de 25 opening in de container 4, wordt geduwd, dan worden de vingervormige delen 11 naar binnen getrokken en passeren de verdikkingen 12 de rand 8. Daarbij grijpen de verdikkingen 13 van deze vingervormige delen 11 achter de rondom lopende rand 18. Het kopdeel 3 en daarmee het klepgedeelte 2 kan 30 verder omlaag worden geduwd totdat de uitspringende rand 21 van de afsluitflens 19 vast loopt tegen de rand 8 van de afsluitmantel 1.’ Het klepgedeelte 2 bevindt zich dan in de in fig. 1 B weergegeven stand, waarbij de opening in de container 4 is vrijgegeven en uitstroming van de inhoud 35 daarvan via de doorboring 16 mogelijk is. Doordat het klemelement 10 is vergrendeld achter de rand 18, kan het 1009812 7 klepgedeelte 2 nooit verder omlaag bewegen en in de container zelf terecht komen. Wanneer de container weer moet worden afgesloten, kan worden volstaan met het omhoog trekken van het kopdeel 3. De rand 18 neemt daarbij het 5 klepgedeelte 2 mee omhoog totdat de in fig. 1 A weergegeven stand weer is bereikt.

De hier beschreven afsluitklep kan worden toegepast in een dubbelwandige verpakking, zoals is weergegeven in fig. 4A en 4B. Zoals blijkt uit deze figuren is een 10 container 22 vast verbonden met de afsluitmantel 1 van de afsluitklep. Deze container 22 is hier uitgevoerd als een gemakkelijke samendrukbare binnenverpakking, zoals een plastic zak. Rondom de afsluitmantel 1 is een kraagelement 23 aangebracht dat is vastgezet, bijvoorbeeld 15 vastgeschroefd, in een niet samendrukbare buitenverpakking.

Het kraagelement kan ook één geheel vormen met deze buitenverpakking. Tussen het buitenomtreksvlak van de afsluitmantel 1 en het binnenomtreksvlak van het kraagelement 22 zijn gastoevoerkanalen 24 aanwezig. Door 20 deze kanalen kan, wanneer de inhoud uit de binnenverpakking 21 stroomt, een gas, veelal lucht, in de, in fig 4B door pijlen aangegeven richting van buiten af in de ruimte ; tussen de binnen- en buitenverpakking stromen of worden geperst. Daarbij kan, wanneer de inhoud uit de 25 binnenverpakking wordt gezogen, automatisch lucht in de tussenruimte stromen. Wordt echter een gas onder druk in deze tussenruimte gebracht, dan kan de inhoud uit de “ binnenverpakking worden geperst. In de in fig. 4A. weergegeven stand waarin de binnenverpakking 22 is 30 afgesloten, zijn ook de gastoevoerkanalen 24 afgesloten.

Wanneer het kopdeel omlaag wordt gebracht om de

binnenverpakking 22 te openen, dan wordt tevens de I

afsluitmantel 1 ten opzichte van het kraagelement 23 omlaag verplaatst waardoor de gastoevoerkanalen 24 worden = 35 vrijgegeven en een gas in de ruimte 25 tussen de binnen- en _ buitenverpakking kan stromen of daarin worden geperst. De »1009812 8 in de fig. 4A en 4B weergegeven uitvoering kan bijvoorbeeld worden toegepast wanneer het kopdeel deel uitmaakt van of kan worden vastgezet op een tapkop van bijvoorbeeld een tapinstallatie voor dranken. Hierbij is het immers van 5 belang dat het openen van de binnenverpakking wordt gekoppeld met het inbrengen van een gas in de tussenruimte 25 .

De uitvinding is niet beperkt tot het hier aan de hand van de tekening beschreven uitvoeringsvoorbeeld, doch 10 omvat allerlei modificaties hierop, uiteraard voor zover deze vallen binnen de beschermingsomvang van de hiernavolgende conclusies. In het bijzonder zij er op gewezen dat het kopdeel 3 los van de container met de afsluitmantel 1 en het klepgedeelte 2 in de gesloten 15 toestand in het verkeer kan worden gebracht; voor het openen en weer afsluiten van de container op de wijze als hier is beschreven is echter het kopdeel noodzakelijk. Ook is een ronde binnendoorsnede van de afsluitmantel niet noodzakelijk. Een veelhoekige of onronde doorsnede is 20 mogelijk, mits er voor wordt gezorgd dat het klepgedeelte en het kopdeel qua vorm hierop zijn afgestemd. Voorts is het niet noodzakelijk een verdikking aan te brengen aan de binnenzijde van het klemelement; het kopdeel kan door een op het klemelement uitgeoefende wrijvingkracht bij de 25 sluitbeweging het klepgedeelte meebewegen en in de stand brengen waarbij de container is afgesloten.

p10 09 8 1 2

Claims

1. Afsluitklep voor een container of een leidingsysteem, voorzien van een op een opening in de container aansluitbare of deel van de container uitmakende afsluitmantel die aan de binnenzijde is voorzien van een 5 versmald en een verbreed gedeelte, en een in deze afsluitmantel beweegbaar klepgedeelte met een afsluitelement en met een hiermee vast verbonden zich in de afsluitmantel uitstrekkend klemelement dat aan ten minste de buitenzijde een verdikking heeft, die, wanneer de 10 doorgang door de afsluitmantel door het klepgedeelte is afgedicht, samenwerkt met het verbrede gedeelte in de afsluitmantel, terwijl voorts een in de afsluitmantel heen en weer beweegbaar, eventueel apart in het verkeer brengbaar, kopdeel aanwezig is met behulp waarvan het 15 klepgedeelte zodanig kan worden verplaatst ten opzichte van de afsluitmantel dat de doorgang daardoorheen kan worden vrijgegeven en/of afgesloten, waarbij, bij het vrijgeven van de doorgang door de afsluitmantel, de verdikking aan de buitenzijde van het klemelement in het versmalde gedeelte 20 van de afsluitmantel wordt gebracht waardoor het klemelement in een positie komt waarin het door het kopdeel wordt aangegrepen.

2. Afsluitklep volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het kopdeel in meerdere posities kan worden gebracht ten 25 opzichte van de afsluitmantel zodat een geleidelijk openen " en sluiten van de doorgang door de afsluitmantel mogelijk wordt.

3. Afsluitklep volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het kopdeel is voorzien van blokkeringsmiddelen om te 30 voorkomen dat het klepgedeelte geheel uit de afsluitmantel kan worden geduwd. =

4. Afsluitklep volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het kopdeel is voorzien van een »1009 812 doorboring die aan de onderzijde in een open verbinding staat met het inwendige van de afsluitmantel.

5. Afsluitklep volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het kopdeel is voorzien van een 5 verbreed middendeel met behulp waarvan de afsluitmantel kan worden afgesloten.

6. Afsluitklep volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tussen de afsluitmantel en het kopdeel ; een afdichtingselement, in het bijzonder een 0-ring, 10 aanwezig is om een fluïdumdichte afsluiting mogelijk te maken.

7. Afsluitklep volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het klemelement vingervormig is uitgevoerd, waarbij elk van de vingervormige delen aan de ' 15 binnen en buitenzijde is voorzien van een verdikking.

8. Afsluitklep volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat een op een buitenomhulling aansluitbaar of hiervan deel uitmakend kraagelement aanwezig is, dat om de afsluitmantel past, waarbij tussen het buitenomtreksvlak 20 van de afsluitmantel en het binnenomtreksvlak van het kraagelement gastoevoerkanalen aanwezig zijn, die worden geopend bij het vrijgeven van de doorgang in de afsluit-mantel.

9. Afsluitklep volgens een van de voorgaande conclusies, 25 met het kenmerk, dat het kopdeel wordt gevormd door of deel uitmaakt van een vulkop of een tapkop. »10098:!! .