BE904260A

BE904260A - Inrichting voor de insertie van inslagdraden in de gaap bij luchtweefmachines en regelbare blazers hierbij toegepast.

Info

Publication number: BE904260A
Application number: BE2/60930A
Authority: BE
Original assignee: Picanol Nv
Priority date: 1986-02-21
Filing date: 1986-02-21
Publication date: 1986-08-21
Also published as: EP0239137B1; US4813460A; EP0239137A1; ES2014019B3

Abstract

Inrichting voor de insertie van inslagdraden in de graap bij luchtweefmachines, met het kenmerk dat zij hoofdzakelijk bestaat in de kombinatie van eenhoofdblazer (4) ; minstens een voor de hoofdblazer (4) vast opgestelde hulphoofdblazer (5, 6) die een regelbare doorstroomopening (23) voor het toegevoerde fluidum vertoont ; en per hulphoofdblazer (5, 6) een aandrijving (7, 8) om in de regeling van de doorstroomopening (23) te voorzien.

Description

Tnrichting voor de insertie van insla5èrd0n in dp gaap bij luchtweefmachinesenregelbareblazershierbijtoegepast.
EMI1.1
------------------------------------------------------------- De huidige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor de insertie van inslagdreden in de gfap bij luchtweet@achines, evenals op regelbare blazers dit bij deze inrichting kunnen toegepastworder.

Het is bekend bij luchtweefmachines de Insertie parameters aan te passen in funktie ven metingen die op de inslagdra- den uitgevoerd worden gedurende het inbrengen in de gaap.

Hierbij is het gebruikelajk om als variabele insertieparama- ters de werkingstijd en/of de werkingsdruk ? n/of het debiet van.. et flufdum van de blazers van de weefmachine aan te wendpr.

Het is ook bekepd bij weefmachines waarbij met meerdere draad types gewerkt wordt, Dijvoorbeeld bij meerkleurweefmschines,

de insertieparameters volgens het weefpatroon te wijzigen, wet andere woorden door aldus per draadtype welbepaalde karakterit- tieken aan te wenden.

Uit de Japanese oktrooiaanvrage nr 59-125. 941 is het eveneens bekend van de Jooratioomopening van de hoofdblazer automatisch te regelen in funktie van een aantal veefrara. eters en meetresultaten. Zulkeregelingheeftevenwelhetnadeeldathetpraktisch onmogelijk i ze toe te passen bij boofdblazers dewelke met de lade meebewegen, daar zulke vlug heen- en weer bewegende hoofdblazers niet toelaten in een fijne exakte regeling ce voorzien.

Tevenq is bet bekend om bij eerk1ellrveen de inslagdraden door middel van respektievelijk hulphoofdblazers toe te voeren aan een hoofdblzers. Teueinde de inslagparameters aan te passen in funktie van de verschillende draadtypes en in funktie van de in de gaap uitgevoerde metingen kan men in een kombinatie voorzien waarbij de boofdblazer geregeld wordt door middel van eeu regeling toalt bes hreven in JP 59-125. 941.

Zulke kombinatie vertoont evenwel het nadeel dat zii moeilijk toepasbaar is omdat per kleur. en in menig geval ook per schot, de doorstroomopening van de hoofdblazer plots ogenblikkelijk en soms met een relatief grote wijziging moe aang ?- past werden, hetgeen hij enorm hoge snelheden moeilijk reali-

seerbear t s.

De huidige uitvinding heeft dan ook tot doel een oplo3sing aan de @oornoemde nadelen te bieden. Hiertoe bestaat de uitvinding uit een inrichting voor de insertie van inslagdraden in de gaap die gekenmerkt wordt door de kombiatle van een hoofdblazer; minstens één voor de hoofdblazer vast opgestelde hulphoofdblazpr die een regelbare doorstr00moppnin voor let toegevoerde flufdum of transportmedium vertoont ;

en per hulphoofdblazer een aandrijving om in de regeling van de uoor- stroomopening te voorzien, waarbij de hoofdblazpr 81 dan niet m-t de lade van de weefmachine meebeweegt Zulke nrichting vertoont het voordeel dat de insertieparameters kunnen gewijzigd worden door de atzonderlljke instellingen van de huiphoofdblazers, waarbij deze in de eerste plaats afgesteld zijn op het type weefgaren waarmede zij werkzaam zijn er. in de tweede plaats bijgeregeld worden in funktie van metin die op hun bijhorende inslagdraden worden uitgevoerd gedurende het inbreugen In de gaap.

Het is duidelijk dat zulke hulpblzers die vast opgesteld, bijvoorbeeld op het machineframe bevestigd zijn een exakte en zeer fijne instelling toelaten. Cezien het feit dat per type van weefgaren een hulphoofdblazer voorzien is, dienen de doorstroomopeningen ervan ook niet plots en met grote snelheden gewijzigd te worden, daar nu 3lechts m een bijregelingdientvoorzienteworden.

Een ander doel van de uitvinding bestaat in het voorzien van blazers, hetzij hoofdblazers of hulphoofdblazers, waarbij de doorstroomopening voor het toegevoerde fluidum automatisch kan geregeld worden door middel van een aandrijv ; ng.

Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, worden hierna, als voorbeelden zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 schematisch de inrichting volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 2 een regelbare blazer volgens de uitvinding veer- geeft ; figuur 3 in een vergtout zicht een doorsnede weergeeft volgens lijn 111-111 in figuur 2 ; fla'lut 4 in doorsnede nog een regelbare blazer volgens de uttvinding weergeeft ; figuur 5 een dcorsnede volgens lijn V-V in figuur 4 weer- geeft; figuur 6 nog een regelbare blazer volgens de uitvinding weergeeft ;

figuur 7 een doorauede weergeeft volgens lijn VII-VII in figuu. 6. figuur 8 eer. variante weergeeft van figuur 4.

EMI5.1
n wordt een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de 1 5inrichting volgens de uitvinding weergegeven wa. trbij twee in- siagdradpn I en 2 volgens een bepaald weefpatroon in de gaap 3 van een luchtwppfmdchine dienen ingebracht te worden.

De inrlcht ing bestaat hierbij hoofdzakelijk in de kombinatie van een hoofdblazer 4, een aantal-in dit gfval twee-voor ae noofdblazer 4 geplaatste hulphoofdblazers 5 en 6 die regelhate dooratroomopeningen voot het tcegevoerde flutdum vertonen, en per hulphoofdblazer 5,6 een aandrijving, respektievelijk en 8, om if regeling van de doorstroomopeningen te voorzien.

Volgens de uitvinding zijn de hulphoofdblazers 5 en 6 op het machinetrame q bevestigd, terwijl de hoofdblazer 4, zoals weergegeven in figuur l, bij voorkfur met de lade 10 kan meebewegen en hiertoe bijvoorbeeld op de lade as 11 bevestigd is. Volgens een variante van de uitvinding kan de boofdblazer 4 evt-iiwel ook vast op het machineframe 9 bevestigd zijn. Volgens pen niet ir de figuren weergegeven uitvoeringsvoim kan deze hoofdblazer 4 eveneens van een regelbare doorscroomopening
EMI5.2
vooi het to-gevcprde flutdum voorzien zijn.

Verder zijn de peraluchlaansluit tot en met 4 en de voedin & elijnec'5 tot en met ! velljk de twee huphoofdbltzers 6 en de 4 in figuur 1 nogweergegeven. Fventueel kunnen bepaalde van die persluchtaansluitinged gemeenschappelijk zijn. De inslagdraden I en 2 kun-

EMI6.1
en cn' < van voorafwikkelaars,
519, afgewikkeldworden.

De regeling van de doorttroomoperingen van de hulphaofdblazirs 3 en 6, en eventueel van df hoofdblazer 4, evenals de aandrijvingea, o. a. aandrijvingen 7 en 8, zullen verder nog ain de hand van de figuren 2 t e. m. 7, waarin de blazers zijr weergegeven, uitvoerig worden beschreven.

Zoals nog in figuur I wordt weergegeven zijl de inrichting
EMI6.2
\opens de uitvinding, in het bijzundr en1 pn 8, bevolen worden door middel van een stuureenheid 20 die een sturing uitvoert in funktie van metingen uitgevoerd op de rnslagdraden 1 en 2 gedurende het Inbrengen n de gaap 3. De sturing kan hierbij vol,ens op zichzelf bekende methoden
EMI6.3
ge-bpuren. or middel van detektoren 21 die in de gaap 3 geplaatat zijn pn een Inslagwaehtpr 2, ie alle met de stuureenheiÅa 20 verbon-
Volgens figuur l orden de metingen verricht dden zijn.

Ulteraard kinnen, ih de plaats van metingel zoals uit- gevoerd door de detektoren 21 en 22, ook met-ngen verricht worden aan de voorafw: : kkelaars 18 eD 19.

De werking van de inrichting zoals weergegeven in figuur 1 kan bijvoorbeeld als volgt ijn. Elke hulphoofdblazel, respektlevelijk 5 en 6, staat zodanig ingesteld dat de bijhorende inslagdraad, respekeievelijk l et 2, nagenoeg optimaal in

EMI7.1
df ip van de d) Y tcktorfn 22 voorziet de stuure 20 in de regeling ven dp doorstroomopeningen van de hul. bijvo bljvoorbepld van de voorgaande < n t < fur gebf. gaap 3 kan ir. geb, cht vcrden. Afhankeiiikd e op dezelfde in/lagdraad 1 of 2 werden uitgevoerd.

Uiterfard kan de werking van de inrichting volgens de uitvinding bfpaard gaan met andere op zichzelf bekende sturingen, voor alle al dan niet bewegende blazers van een weefgetouw, waarbij bijvoorbeeid de inschakeltijd en de drukken in de toevoer-
EMI7.2
: Aan de 2 tot en met 7 worden nu enkele blazf'rs gelbare d fturdum om in de i] m*n I'tot fn met 17 eveneens gerpgeld worden.vonrnoemde inrichting en meer speciaal 111 de opstelling volgens 'guur 1, in de eerste plaat8 als huiphoofdblazers 5 en 6, doch in df tw ede plaatt evenals als hoofdblazt-r 4 aangewend teworden, Deweergegevenblazersbestaanbierbijhoofdzakelijk uit een draadtoevoerpijp 24,

een zieh koncentrisch daarrond bevindend door een huis 25 om-loten toevoerkanaal 26 voor het straa ! medium en een in het verlengd van de draadtopvoerpijp
EMI7.3
24 gelegen mpngbuls of straalpijp

26 uitmondt tussen het uiteinde 2f van de draadtoevoerpijp 24 en de mpngbuis 27.

In de uitvoeringsvorm volgens figuur 2 is de draadtoevoer- ip 24 axiaal verschuifbaar in het huis 25. Hiertoe is het achterste gedeelte 29 van de draadtoevoerpijp 24 zodanig uit-
EMI8.1
gevoeld dat het juist in de axiale boring 30 van het huis 25 past.

Het voorste gedeelte 31 i8 evenwel vernauwd uitgevoerd, teneinde het voornoemde koncentrische tievocrkanaal 26 te vormen, Om het voorste gedeelte 31, eo meer speciaal het uiteinde 28 van de draa oevoerpijp 24 steeds perfekt in het center van de boring 30 te houd n, zijn op de buitenwand van het voorste gedeelte 31 geleidingselementen aangebracht die kunuen samenweiken met de binnenwand van de boring 30 en die bijvoorbeeld be'taan uit een ver- tanding 32 zoals weergegeven in figuur 3.

De aandrijving die in de regeling van de doorstroomopening 23 moet voorzien, en die in figuur 1 met respektievelijk Je referenties 7 en 8 ward aangeduid, bestaat volgens figuur 2 uit een hefboommechanisme 33 dat enerzijds met de draadtoevoerpijp 24 verbonden is, en anderzijds bevolen wordt door middel van een stuulmotor 34, bijvoorbeeld door tussenkomst van een vormas 35 en een slede 36.

In figuur 4 wordt een variante weergegeven waardij de draad- toevoerpl jp 24 axiaal verfhulfbaar is door middel van een
EMI8.2
tegen axt. op de

te vfrpl-tattiag vergreidelde moer 3draadtopV0 ? rpijp 24 aangebrachte schroefdraad 38 kan samenwerken, waarbij de moer 37 door middel van de stuurmotor 34
EMI9.1
kan verdraaid 38 aan haar buitenztjde ig worden. Hiertoe vertoont deze moer40 vordt geleid die aangedrcven vordt door middel van een aan- drijfwiel 41 gekoppeld aan de motor 34.

De draadtoevoerpijp 24 is vergrendeld tegen verdraaiing door middel van een pen 42 of dergelijke die in het huis 25 bevestigd is en die asngrijpt in een axiaal gerichte gleuf 43 die in de draadtoevoerpijp 24 is aangebracht.

De werking van de uit. voeringen volgens figuren 2 en 4 bestaat erin dat door de exiale verschuiving van de araadtoevoerpijp 24 d doorstioomopening 23 meer of minder vernauwd wordt.

In figuur 6 wordt een variante weergegeven waarbij de draad- topvoerpijp 24 en het heit 25, respektievelijk j twee vol- gens axiale richting opeenvolgende doorsneden 44 en 45, voor-
EMI9.2
zien z.

32 en een vertanding 46, die zieh beide ir het t uitstrekken, waarbij zij set een van hun zijvlakken tegen el- kaar gelegen zijn. De draadtoevoerpijp 24 is tegen axiale verplaatsing vpigrendeld en kan uitsluitend een rotatlpbeweging uitvoeren. Hierbij kan de draadtoevoerpijp 24 kleine hoektaranderingen ordergaan die opgelegd worden door middel van df'.tuur- moto-34eneentandwieloverbrenging47.

De werking van de uitvoeringsvorm volgens figuur 6 bestaat erin dat door verdraaiing van de vertandingen 32 en 46 ten opzichte van elkaar de grootte van de doorstroomopening 23, zoals weergegeven in figuur 7, gewijzigd wordt.

Eventueel kan zoals weergegeven in figuur 2 de aandrijving 7 of 8 nog voorzien zijn van eindaanslagen 48. Deze aanslagen 48 laten toe dat bijvoorbeeld door middel van een niet in de figurez weergegeven supplementaire aandrijving de regeling kortstondig in één van de uiterste standen, aldus in samenwer-
EMI10.1
iU5 r 48, kan gebracht worden.

Zulks laat ccbijvoorbeeld toP dat indien men door middel van een dektektor 21 in gaap 3 vaststelt dat een inslagdraad 1 of 2 te traag beweegt, mennogvocrdierelfdeinslagdraadkaningrijpendoor ogenblikkelijk en kortstondig de dorstroomopening 23 volledig te openen en aldus de betreffende inslagdraad nog te versnellen rn figuur 8 is nog een uitvoering weergegeven waarbij in de plaate van de draadroevoerpijp 26 de mengbuis 27 aziaal verplaatsbaar zin het huis 25 De verplaatsing ktn hierbij bijvoorbeeld bekomen worden door de aandrijving 7-8 zoals de- 70bekendisuitdeuitvoeringsvormvanfiguar4nutotte passen jp de mengbuis 27, of aldus m. a. w.

door de moer 37 met schroefdraad 38 te laten sa enwerken die nu aan de tnengbuis 2 is voorzien. Verder zijnn in figuur 8 de overeenstemmende elementenvandesandrijving7-8metdezelfdereferenties

EMI11.1
als in Figuur 4 aangeduid- kan hierbij voerbuis 24 door middel van een grove regeling met pen regelschroef 49 op een gemiddelde waarde voor de doorstroomopening ze klemschroff 0.

De uitvuring 8 biedt boofdzkpijk wff voordtfn . 4. Paar ter van de draad- -an draadtoevoerpijp een relatief grote stofontwikke'ing ontstaat de aanwrijvingen 7-R volgens 4 -. danJrijving p tofbron ilt figuur 8, wordt , f-,-r 1 n gt-ii t e ge ,een voorzieningpn g npn wurdn. t voordeel best. beter in de boring 30 dan het gedoe'te 31 van dp draadtoevoerpijp doordat Zlj buitentlpperv'a;
EMI11.2
t ,, axiale vprpatsin 'paatsing > 1 :

(. l'' . ' '1, t find.' 11 f > : 1-, J i t. kL i, v 1 11 1 1 p g 1 s ge e n s z i ii t."t-p, * k t t (, t i e-'.,-.) ) ri) :'J) vindt. . n' t '....'.). bt'. schpvfn n . '.'nit'. t'n'*'vn k. c. h . ,

Tevensbladgraden in de gaap bij weefmachines, evenals de regelbare blazers hierbij toegepast, kunnen volgens verscheidene varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader der uitvinding te treden.

Claims

EMI13.1

Elsen Et a 1 voor de iaaertie V4 in de gaap p nbij luchtweefmachines, met be. kenmerk dat ij boofdzakelijk bestsat in de konbinatie van een hoofdblater (4) ; minstens één voor de hoofdblazer (4) vast opgestelde hulphoofdblazer (5,6) dit een regelbare dcorstroomopening (23) voor het toegevoerde fluidum vertoont; en per hulphoofdblacer (5, 6) een aandrijving (7, 8) om in de regeling van de doorntroomopening (23) tp voorzipn.

2, - Inrichting volgens eis 1, met het kenmerk dat de hoofd- EMI13.2 blazf"f orstroomopening voor ilet toefvoc'-df In de regeling ervan te voorzien.

3.- m 1 of , met dat de (4) ef"n regelbAre dhoofdelozer (4) aan de lade (10) bevestiga ij. 4-Inri : hting volgens eisen 1 of 2, met het kenmerk dat de EMI13.3 n) (4) op bet nachinefiatre 5.-Inrlchting fc merk d3t (7, 8 voc van de dooi- <Desc/Clms Page number 14> üfdbtaxffstroomoponingen (23) van ninstens de nulphoofdblazers (5, 6) bvolen worden door een stuureenheid (.' ! 0) d e een sturing uitvoert in funktie vas de metingen ui. t. gevoerd op de inslagdraden (1, 2) gedurende het inbrengen in de gaap (3).

6. - Inricuting volgens één der voorgaande eisen, vaarbij de nophoofdblazers (5, 6) en ; of de hoofdblazer (4) hoofdzakeIijk bestaan uit een drasdtoevoerpijp (74), eer tieh koncentrisch daarrond bevindend door een huis (25) omsloten toevoerkanaal (26) voor het straalmedium, en een in het verlengd van de draadtoevoerpijp (24) gelegen mengbuis (27). waarbij het toevoerkansal (26) uitmondt tussen het uiteinde (28) van de draadroevoprpijp (24) en de mengbuis (27), met het kenmerk dat om de doorstroomopening (23) voor het toegevoerde tlu !- dum te regerzn de draadtoevoerpijp (24) en/of de mengbuit (2) t. o. v. elkaar axiaal verplaatsbaar zijn.

7.- Inrichting voigens eis 6, met het kenmerk dat de aadrijving (7, 8) om in de regeling van de doorstroomopening (23) te voorzien hoofdzakelijk stsat in een aan de draadtoevoerpi EMI14.1 (24) pn/of pnbuis en een sturmotor (34) om (27) gekoppeld hefboommpchanLsme (33)8. - Inrichting volgeen eis 6, met het kenmerk dat de aandrijving om in de regeling van de d) orstroomopening (23) te <Desc/Clms Page number 15> EMI15.1 vorzien een tegen axiale verplaatsin.) op de draadtoevofrptjp , kan samenwerken, en een stuurmotor (34) om de mopr (37) aan tp dr1 R tot en m d n'pnoofdblazers t. k , koncentrish door een hUIS topvoprkanaa 6) van df dra. '. 'vocrpijp 2", t ot-v (- (- ikan3a'j (26) voor het rocvcrkanaa ultc'. buis : - huis < ' velijk x opt't . i] EMI15.2 fand'nf*))' ?, 46) die rich in h''t l van h < -t v ddtoevoprpi :

p'-'i t 't Z 1 n' 'j.. .') ! J.'i'.'. . , f'hf nm' tnpv 'vfrdraaibaar'. n - -.... <Desc/Clms Page number 16> hoofd11. -Regelbaretlasersvoorluchtweefmachines,hoofdzakelijk zoals toegepast en beschreven bij de inrichtingen volgen* EMI16.1 één 6 tot en met 10. l oor apr eisenzoals voorafgaand beschreven en weergegeven in de bijgaande figurelo 13. - Inrienting voor de insertie van inslagdraden in de gf) bij luchtweefmachiase, hoofdzakplljk zoals voorafgaand be- chreven en weergegeven in de bijgaande figuren. p. pa van : N.V. WEEFAUTOMATEN PICANOI. EMI16.2

Antwerpen, 21 februari 1986. p M. F. J. Boett*el n.