BE1025527B1 - Luchtafvoerinrichting - Google Patents

Abstract

Luchtafvoerinrichting omvattende minstens een opstaand luchtafvoerkanaal (1)waardoorheen de lucht wordt afgezogen volgens een opstaande afzuigrichting, omvattende één of meerdere filterelementen (2) die opgesteld zijn in het luchtafvoerkanaal (1) voor het tegenhouden van vet en water en omvattende minstens één of meerdere reservoirs (3) voor het verzamelen van het vet en water, waarbij deze één of meerdere reservoirs (3) hoofdzakelijk zijn opgesteld onderaan de één of meerdere filterelementen (2) gezien volgens de afzuigrichting, waarbij de luchtafvoerinrichting één of meerdere opvangelementen (4) omvat voor het opvangen van het vet en water afkomstig uit de één of meerdere filterelementen (2), waarbij elk opvangelement (4) een afvoeropening omvat voor het afvoeren van het opgevangen vet en water en elk reservoir (3) is opgesteld onderaan een genoemde afvoeropening.

Description

Deze uitvinding betreft een luchtafvoerinrichting, zoals een dampkap, omvattende minstens een opstaand luchtafvoerkanaal waardoorheen de lucht wordt afgezogen volgens een opstaande afzuigrichting, omvattende één of meerdere filterelementen die opgesteld zijn in het luchtafvoerkanaal voor het tegenhouden van vet en water aanwezig in de afgezogen lucht en omvattende minstens één of meerdere reservoirs voor het verzamelen van het vet en water afkomstig uit deze één of meerdere filterelementen, waarbij deze één of meerdere reservoirs hoofdzakelijk zijn opgesteld onderaan de één of meerdere filterelementen gezien volgens de afzuigrichting in gebruik van de luchtafvoerinrichting.

De luchtafvoerinrichting is bij voorkeur een dampkap. Een dampkap kan ook worden aan geduid met de termen afzuigkap of wasemkap. Er bestaan verschillende types van dampkappen. Deze uitvinding betreft specifiek dampkappen met een op staand luchtafvoerkanaal zoals bijvoorbeeld een schouwdampkap, een eilanddampkap of een werkbladdampkap.

Bij een opstaande afzuigrichting wordt de lucht ofwel opwaarts afgezogen doorheen het luchtafvoerkanaal ofwel neerwaarts afgezogen doorheen het luchtafvoerkanaal. Bijvoorbeeld bij een werkbladdampkap wordt de lucht naar beneden toe afgezogen.

De filterelementen zijn in staat om het meeste vet en water op te vangen dat aanwezig is in de afgezogen lucht. De filterelementen zijn meestal zodanig vervaardigd dat minstens een deel van dit tegengehouden vet en water ook vastgehouden wordt door deze filterelementen. Door de filterelementen dan op regelmatige tijdstippen te vervangen en/of te reinigen, bijvoorbeeld door ze handmatig af te wassen of te reinigen met behulp van een vaatwasser, wordt verzekerd dat de lucht steeds goed wordt afgezogen en het vet en water door de filterelementen wordt tegengehouden. Een deel van het door de één of meerdere filterelementen tegengehouden vet en water zal echter, onder andere door de zwaartekracht, uit de filterelementen vloeien. Om het vet en

BE2017/5632 water afkomstig uit deze filterelementen op te vangen, wordt de luchtafvoerinrichting voorzien van één of meerdere reservoirs waarin men dit vet en water kan opvangen en stockeren. Het probleem bij de bestaande luchtafvoerinrichtingen is dat deze reservoirs zich onder de filterelementen bevinden en zich uitstrekken volgens een richting loodrecht op de afzuigrichting. Deze reservoirs zorgen hier lokaal voor een sterke afname van de doorsnede/doorgang van het luchtafvoerkanaal, waardoor deze reservoirs zorgen voor een afname in de luchtafvoerefficiëntie in het luchtafvoerkanaal. Hierdoor moet men de lucht sneller gaan afzuigen, is het energieverbruik hoog en is er dus meer lawaaihinder.

Het is dan ook een doel van de uitvinding om een dergelijke luchtafvoerinrichting te vervaardigen met een hogere luchtafvoerefficiëntie en waarbij de afvoer van lucht dus niet of slechts weinig belemmerd wordt door de benodigdheden om het door de filterelementen opgevangen vet en water op te slaan.

Dit doel wordt bereikt door te voorzien in een luchtafvoerinrichting, zoals een dampkap, omvattende minstens een opstaand luchtafvoerkanaal waardoorheen de lucht wordt afgezogen volgens een opstaande afzuigrichting, omvattende één of meerdere filterelementen die opgesteld zijn in het luchtafvoerkanaal voor het tegenhouden van vet en water aanwezig in de afgezogen lucht en omvattende minstens één of meerdere reservoirs voor het verzamelen van het vet en water afkomstig uit deze één of meerdere filterelementen, waarbij deze één of meerdere reservoirs hoofdzakelijk zijn opgesteld onderaan de één of meerdere filterelementen gezien volgens de afzuigrichting in gebruik van de luchtafvoerinrichting, waarbij de luchtafvoerinrichting één of meerdere opvangelementen omvat voor het opvangen van het vet en water afkomstig uit de één of meerdere filterelementen, waarbij elk opvangelement een afvoeropening omvat voor het afvoeren van het opgevangen vet en water en elk reservoir is opgesteld onderaan een genoemde afvoeropening zodat het vet en het water afkomstig uit een genoemd filterelement in het reservoir valt.

BE2017/5632

De één of meerdere filterelementen halen het vet en het water uit de afgezogen lucht. Het vet en water wordt dus ter hoogte van deze één of meerdere filterelementen tegengehouden. Een deel van dit vet en water blijft plakken in deze één of meerdere filterelementen, echter een deel zal uit deze één of meerdere filterelementen vloeien en dit bijvoorbeeld onder invloed van zwaartekracht. Het vet en water dat uitvloeit uit deze één of meerdere filterelementen en dus niet blijft hangen in de één of meerdere filterelementen, wordt hier ter hoogte van de één of meerdere afvoeropeningen afgevoerd. De één of meerdere reservoirs staan hier elk opgesteld onder een genoemde afvoeropening en vangen het vet en water dus op ter hoogte van de afvoeropening. Door te werken met afvoeropeningen wordt de stroom van vet en water gecentraliseerd op één of meerdere plaatsen in het luchtafvoerkanaal. Gezien een afvoeropening een geringe afmeting kan hebben, betekent dit dat de afmetingen van het reservoir, gezien volgens vlakken loodrecht op de afzuigrichting, ook gering kunnen worden uitgevoerd. Met andere woorden deze reservoirs kunnen zo uitgevoerd worden dat de afmetingen van de doorgang van het luchtafvoerkanaal gezien volgens vlakken loodrecht op de afzuigrichting, slechts gering afnemen door de reservoirs, waardoor de luchtstroomefficiëntie slechts een weinig beperkt wordt door de reservoirs en dus door de elementen die voorzien zijn om opgevangen water en vet te stockeren.

Bij voorkeur wordt er per filterelement slechts voorzien in één of hoogstens twee afvoeropeningen, dit om de luchtstroom efficiëntie zo weinig als mogelijk te doen afnemen. Ook kan men één afvoeropening voorzien voor meerdere filterelementen.

Ook bij voorkeur delen de één of meerdere filterelementen het luchtafvoerkanaal nagenoeg volledig op in een bovenste gedeelte dat zich boven deze één of meerdere filterelementen uitstrekt en een onderste gedeelte dat zich onder deze één of meerdere filterelementen uitstrekt, zodat nagenoeg al het vet en water wordt tegengehouden door de één of meerdere filterelementen. Zo wordt verzekerd dat het vet en water aanwezig in de afgezogen lucht goed gefilterd wordt uit de lucht.

BE2017/5632

Het luchtafvoerkanaal is ook bij voorkeur nagenoeg verticaal opgesteld en de afzuigrichting strekt zich dan ook nagenoeg verticaal uit.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is een genoemd opvangelement verbonden met een genoemd filterelement en vormen dit opvangelement en dit filterelement samen een filter. Dit filterelement en dit opvangelement vormen hier één geheel dat aanzien kan worden als een apart geheel en aangeduid kan worden met de term filter. Hier omvat de filter dus minstens één afvoeropening en bij voorkeur slechts één afvoeropening. Door hier te voorzien in een filter omvattende een afvoeropening, kan men op een weinig complexe wijze voorzien dat het vet en water afkomstig uit het filterelement afgevoerd kan worden. Men moet hier ook niet voorzien in aparte opvangelementen. Deze filter kan bijvoorbeeld uitneembaar opgesteld zijn in het luchtafvoerkanaal zodat men op gepaste tijdstippen deze filter kan reinigen en/of vervangen.

Bij voorkeur omvat het opvangelement een profiel waarin de onderzijde van het filterelement is opgesteld, waarbij dit profiel de genoemde afvoeropening omvat. Bij voorkeur is het opvangelement het profiel. De onderzijde van een filterelement, zoals de onderzijde van een plaatvormig filterelement, kan eenvoudig worden opgesteld in een profiel, zoals een gootvormig profiel. Doordat de onderzijde van het filterelement is opgesteld in het profiel, wordt vet en water goed geleid door de zwaartekracht in het profiel. De onderzijde van het filterelement is hier dan de onderzijde van het filterelement tijdens het gebruik van de luchtafvoerinrichting. De afvoeropening is hier dan bij voorkeur een opening doorheen het profiel. Wanneer het filterelement de vorm heeft van een rechthoekige plaat, dan is het filterelement bij voorkeur zo opgesteld dat de onderzijde zich nagenoeg loodrecht uitstrekt op de afzuigrichting, en dus nagenoeg horizontaal wanneer de afzuigrichting nagenoeg verticaal is opgesteld. Het profiel is hier dan een profiel dat zich ook nagenoeg horizontaal uitstrekt.

Ook bij voorkeur is een genoemd filterelement een plaatvormig filterelement dat zich hoofdzakelijk uitstrekt volgens een vlak dat een hoek maakt met de afzuigrichting

BE2017/5632 gelegen tussen 10° en 90°, bij voorkeur gelegen tussen 20° en 60°. Nog meer bij voorkeur heeft dit filterelement een rechthoekige vorm. Door de plaatsing van dit filterelement zal een deel van het filterelement zich hoger bevinden dan een ander deel van het filterelement, waardoor vet en water zich door de zwaartekracht naar de onderste gedeelten of het onderste gedeelte van filterelement zal begeven. Het opvangelement is dan bij voorkeur ook opgesteld ter hoogte van dit onderste gedeelte of deze onderste gedeelten. Met behulp van de zwaartekracht wordt het vet en water dan geleid naar de afvoeropening. Deze filterelementen bestaan bij voorkeur uit meerdere metalen plaatjes die tegenaan elkaar liggen, waarbij deze plaatjes vervaardigd zijn uit roestvrij strekmetaal.

Nog verder bij voorkeur maakt het opvangelement deel uit van een kader die de randen van het filterelement, gezien volgens het vlak waarin het filterelement zich uitstrekt, omhult en die het genoemde profiel omvat. Het filterelement is dan volledig omringt door een kader, waardoor het filterelement eenvoudig plaatsbaar is in het luchtafvoerkanaal en ook beschermd wordt door het kader.

Ook bij voorkeur omvat de luchtafvoerinrichting één of meerdere houders die opgesteld zijn in het luchtafvoerkanaal, voor het positioneren van de één of meerdere filters in het luchtafvoerkanaal. Bij voorkeur steunen de filters dan op de houders.

Verder bij voorkeur zijn deze één of meerdere houders uitgevoerd als doorvalbeveiliging voor voorwerpen doorheen het luchtafvoerkanaal. Ze houden dan niet enkel de filters op de gewenste plaats, maar ze vormen ook een hindernis voor voorwerpen, waardoor voorwerpen zich niet voorbij deze houders kunnen begeven. Deze houders delen dan bij voorkeur het luchtafvoerkanaal nagenoeg volledig op in twee delen zodat voorwerpen zich niet van het ene deel naar het andere deel kunnen begeven. Dit is vooral van belang wanneer de luchtafvoerinrichting een werkbladdampkap is. Hier wordt de lucht naar beneden toe af gezogen in het luchtafvoerkanaal en is het van belang dat voorwerpen, zoals eetgerei, kookgerei, enz. zich niet doorheen het volledige luchtafvoerkanaal kunnen begeven. Deze houders zijn

BE2017/5632 dan bijvoorbeeld vervaardigd uit een geperforeerd materiaal, waardoor deze de filters kunnen ondersteunen en in de keuken gebruikte voorwerpen kunnen tegenhouden, maar lucht zich nog altijd eenvoudig doorheen de houders kan begeven.

Deze houders kunnen in een specifieke uitvoeringsvorm ook voorzien zijn om de één of meerdere reservoirs vast te houden. Ze vormen dan ook de dragers voor de één of meerdere reservoirs. De reservoirs blijven dan eenvoudig op hun gewenste positie tijdens het gebruik van de luchtafvoerinrichting zodat deze goed in staat zijn om vet en water op te vangen. In een alternatieve uitvoeringsvorm omvat de luchtafvoerinrichting positioneringselementen die opgesteld zijn in het luchtafvoerkanaal, voor het positioneren van de reservoirs.

Bij voorkeur zijn de reservoirs uitneembaar en zijn ook de filters uitneembaar, zodat men deze filters en reservoirs eenvoudig kan gaan reinigen indien gewenst en dit terwijl de houders, en dus de doorvalbeveiliging indien de houders ook dienst doen als doorvalbeveiliging, in het luchtafvoerkanaal kunnen blijven tijdens het reinigen van de filters en/of de reservoirs, zodat voorwerpen zich niet voorbij deze houders kunnen begeven.

In een alternatieve uitvoeringsvorm omvat elk houder een genoemd reservoir.

In een specifieke uitvoeringsvorm doen de houders van de filters geen dienst als doorvalbeveiliging, maar worden aparte elementen voorzien die dienst als doorvalbeveiliging.

In een zeer voorkeurdragende uitvoeringsvorm zorgen, gezien volgens vlakken loodrecht op de afzuigrichting, de één of meerdere opvangelementen en de één of meerdere reservoirs hoogstens voor een oppervlakteafname van 30% van de doorgang van het luchtafvoerkanaal. Deze oppervlakteafname is bij voorkeur hoogstens 20% en nog meer bij voorkeur hoogstens 10%. De luchtafvoer efficiëntie is hier zo optimaal mogelijk ter hoogte van de reservoirs.

BE2017/5632

De één of meerdere reservoirs zijn bij voorkeur minstens gedeeltelijk opgesteld in het luchtafvoerkanaal. De luchtafvoerinrichting kan zo compact worden uitgevoerd. Het is hier ook eenvoudig om bepaalde delen uitschuifbaar te maken. Bij een werkbladdampkap kan dit nuttig zijn, omdat men er dan voor kan zorgen dat de dampkap weinig zichtbaar is bij niet gebruik van de dampkap. Nog meer bij voorkeur zijn de reservoirs volledig opgesteld in het luchtafvoerkanaal.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de luchtafvoerinrichting een werkbladdampkap en wordt de lucht van boven naar onder toe afgezogen in het luchtafvoerkanaal. De lucht wordt hier dan neerwaarts afgezogen in het luchtafvoerkanaal. Bij voorkeur is dit luchtafvoerkanaal nagenoeg verticaal opgesteld. Bij gebruik van de werkbladdampkap bevindt dan bij voorkeur minstens een deel van het luchtafvoerkanaal zich boven de kookplaat, gezien volgens de verticale richting, zodat dit minstens een deel van het luchtafvoerkanaal zich naast de potten en de pannen bevindt die zich op de kookplaat bevinden. Op deze manier bevindt het luchtafvoerkanaal zich in de nabijheid van de af te zuigen lucht.

Een genoemd reservoir is bij voorkeur langwerpig en strekt zich nagenoeg uit volgens de afzuigrichting. Door zich volgens de afzuigrichting uit te strekken, kan het reservoir nog een voldoende volume aan vet en water opvangen en dit zonder dat de luchtafvoer efficiëntie sterk afneemt. Zo kunnen de reservoirs samen bijvoorbeeld nog een volume hebben dat groter is dan 50 ml, of zelfs groter dan 90 ml. Het is hierdoor niet nodig om veelvuldig deze reservoirs te gaan ledigen wat zorgt voor een groot gebruiksgemak van de luchtafvoerinrichting.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de luchtafvoerinrichting minstens twee genoemde filterelementen die zijn opgesteld in het luchtafvoerkanaal. De afmetingen van elk filterelement, of van de filter op zich indien het filterelement verbonden is met zijn opvangelement, zijn hierdoor beperkt waardoor men eenvoudig het filterelement of de filter kan reinigen. Dit door het handmatig afwassen in een pompbak of door het afwassen met een vaatwasser. Door deze beperktere afmetingen

BE2017/5632 kan men de filterelementen eenvoudig gaan aanbrengen in een vaatwasser. Bij luchtafvoermrichtingen met beweegbare onderdelen zoals een werkbladdampkap, waar bijvoorbeeld een bewegingsdeel op- en neerwaarts beweegbaar is zodat deze werkbladdampkap zich bijvoorbeeld in het vlak van een kookplaat bevindt wanneer de kookplaat niet wordt gebruikt, en dit bewegingsdeel zich grotendeels boven deze kookplaat bevindt tijdens het gebruik van de dampkap, kan men bewegingselementen voorzien om de beweging van dit bewegingsdeel te bewerkstelligen. Wanneer deze bewegingselementen zich centraal uitstrekken, kan men bijvoorbeeld de filterelementen voorzien aan weerszijden van deze bewegingselementen.

Verder bij voorkeur zijn deze filterelementen naast elkaar opgesteld en strekken ze zich uit in hetzelfde vlak. De hoogterichting van het luchtafvoerkanaal komt bij voorkeur overeen met de afzuigrichting. Het luchtafvoerkanaal heeft dan nog een breedterichting en een lengterichting, waarbij bij voorkeur de afmeting van het luchtafvoerkanaal volgens de lengterichting groter is dan de afmeting volgens de breedterichting. Dit genoemde vlak strekt zich dan bij voorkeur uit volgens deze lengterichting en maakt een hoek met de breedterichting en de hoogterichting. De filterelementen strekken zich dan bij voorkeur nagenoeg volledig uit over de ganse breedte en lengte van het luchtafvoerkanaal zodat ze het luchtafvoerkanaal goed opdelen en vet en water door deze filterelementen wordt tegengehouden.

Verder in een voorkeurdragende uitvoeringsvorm strekt het luchtafvoerkanaal zich uit volgens een hoogterichting, die overeenkomt met de afzuigrichting, omvat de luchtafvoerinrichting twee filterelementen en slechts één afvoeropening voor elk filterelement, waarbij deze afvoeropeningen aan weerszijden van het luchtafvoerkanaal zijn opgesteld gezien volgens een richting loodrecht op de hoogterichting van het luchtafvoerkanaal. De afvoeropeningen en dus de reservoirs die zich onder deze afvoeropeningen bevinden, strekken zich dus uit aan weerszijden van het luchtafvoerkanaal, waardoor deze de luchtafvoerefficiëntie weinig hinderen.

Het luchtafvoerkanaal heeft hier naast een hoogterichting ook een breedterichting en een lengterichting, waarbij deze breedterichting en lengterichting zich beide loodrecht

BE2017/5632 op de hoogterichting uitstrekken. De afmetingen van het luchtafvoerkanaal, gezien volgens de lengterichting, kunnen bijvoorbeeld groter zijn dan de afmeting van het luchtafvoerkanaal gezien volgens de breedterichting. De lengterichting van het luchtafvoerkanaal strekt zich dan bij voorkeur uit in het genoemde vlak waarin de één of meerdere filterelementen zich uitstrekken. Wanneer men dan kijkt op het luchtafvoerkanaal volgens de breedterichting, bevinden de afvoeropeningen zich links en rechts van het luchtafvoerkanaal. De afvoeropeningen en dus de reservoirs die zich onder deze afvoeropeningen bevinden, bevinden zich dus ook links en rechts, waardoor deze de luchtafvoerefficiëntie weinig hinderen.

Bij voorkeur zijn de één of meerdere filterelementen en/of de één of meerdere reservoirs uitneembaar opgesteld in het luchtafvoerkanaal. Op deze manier kan men eenvoudig de filterelementen gaan reinigen en/of vervangen en/of kan men eenvoudig de reservoirs gaan ledigen.

Ter hoogte van de onderzijde van de luchtafvoerinrichting zijn er bij voorkeur één of meerdere opvangbakjes opgesteld. Mocht vet en water zich voorbij de filterelementen begeven en niet worden opgevangen door de reservoirs en/of in het geval de reservoirs overlopen, zorgen deze opvangbakjes ervoor dat dit vet en water niet in de afgezogen lucht blijft. Dit is van belang indien de luchtafvoerinrichting de gefilterde lucht terug in de ruimte brengt waaruit de lucht oorspronkelijk is afgezogen. Bij dampkappen met een recirculatiesysteem is dit het geval.

In een zeer voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de luchtafvoerinrichting een werkbladdampkap en omvat het luchtafvoerkanaal een op- en neerwaarts uitschuifbaar bewegingsdeel, waarbij dit bewegingsdeel begrensd wordt door twee tegenover elkaar gelegen zijprofielen, die zich op een afstand van elkaar bevinden en op- en neerwaarts beweegbaar zijn opgesteld volgens de afzuigrichting, een voorwand en een achterwand die zich evenwijdig aan elkaar uitstrekken en beide de zijprofielen met elkaar verbinden, een bovenprofiel dat zich bovenaan de zijprofielen uitstrekt volgens een richting loodrecht op de afzuigrichting en de twee zijprofielen met elkaar verbindt en

BE2017/5632 waarbij een opening aanwezig is tussen de voorwand en het bovenprofiel, waarbij deze opening een aanzuigopening is voor het aanzuigen van lucht in het luchtafvoerkanaal. De afmetingen van de voorwand gezien volgens de afzuigrichting zijn hier kleiner dan de overeenkomstige afmetingen van de achterwand. Dit bewegingsdeel kan bij voorkeur ook op meerdere standen (hoogtes) geplaatst worden, afhankelijk van de gebruikte potten en pannen.

Verder bij voorkeur is het bovenprofiel afneembaar. Op deze manier kan men eenvoudig het luchtafvoerkanaal reinigen en/of kan men eenvoudig de uitneembare onderdelen, zoals de filterelementen en/of de reservoirs, uit het luchtafvoerkanaal nemen. Ook de voorwand is bij voorkeur afneembaar zodat men nog eenvoudiger de filterelementen kan bereiken. Een bijkomend voordeel is aanwezig indien bij het niet gebruik van de luchtafvoerinrichting de bovenlat zich in het vlak van een kookplaat bevindt en de bovenlat eenvoudig afneembaar is door een opwaarts gerichte kracht. Dit betekent dat indien voorwerpen of een lichaamsdeel in de afzuigopening terechtkomen en indien het bewegingsdeel naar beneden beweegt, deze voorwerpen of het lichaamsdeel niet klem kunnen geraken tussen de bovenlat en de kookplaat, gezien de bovenlat dan loskomt van de zijprofielen. Schade wordt hierdoor vermeden.

Ook verder bij voorkeur omvat het bovenprofiel een geleidingselement om de lucht vanuit de afzuigopening te geleiden in het luchtafvoerkanaal en omvat dit geleidingselement een goot die zich loodrecht uitstrekt op de afzuigrichting voor het opvangen van vet en water. Met behulp van het geleidingselement wordt de lucht georiënteerd in het luchtafvoerkanaal. Met behulp van de genoemde goot wordt al een deel van het vet en water uit de lucht gehaald, waardoor de filterelementen minder frequent gereinigd moeten worden. Bij een afneembare bovenlat is deze goot bovendien eenvoudig ledigbaar en reinigbaar.

Ook verder bij voorkeur zijn de voorwand en de achterwand minstens gedeeltelijk vervaardigd uit een transparant materiaal. Hierdoor is het mogelijk om doorheen de

BE2017/5632 voorwand en de achterwand te kijken, waardoor het uitzicht van dergelijke werkbladdampkappen als esthetisch wordt ervaren.

Verder bij voorkeur omvat de luchtafvoerinrichting minstens een ventilator en een motor om deze ventilator aan te drijven, waarbij deze luchtafvoerinrichting compact wordt uitgevoerd, en deze motor en minstens één ventilator zich onder het luchtafvoerkanaal bevinden en hun afmetingen, gezien volgens horizontale richtingen zich niet uitstrekken voorbij dit luchtafvoerkanaal.

Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een luchtafvoerinrichting volgens deze uitvinding. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend verduidelijkende voorbeelden te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden aan te duiden, en kan dus geenszins geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.

In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen waarbij

-figuur 1 een perspectiefvoorstelling is van een werkbladdampkap volgens de uitvinding en een kookplaat, in de gebruikstoestand van de werkbladdampkap; -figuur 2 een opengewerkt perspectief is van figuur 1;

-figuur 3 een doorsnede is loodrecht op de lengterichting van een werkbladdampkap en een kookplaat zoals weergegeven in figuur 1, ingewerkt in een keukenkast;

-figuur 4 een perspectiefvoorstelling is van een werkbladdampkap en een kookplaat zoals weergegeven in figuur 1, ingewerkt in een keukenkast en waarvan het bovenprofiel losgemaakt is van de rest van de werkbladdampkap;

-figuur 5 een perspectiefvoorstelling is van figuur 4 waarbij het bovenprofiel verwijderd is en tijdens het verwijderen van de voorwand;

BE2017/5632

-figuur 6 een perspectiefvoorstelling is van figuur 5, waarbij de voorwand verwijderd is;

-figuur 7 een bovenaanzicht is van figuur 4, waarbij het bovenprofiel niet zichtbaar is;

-figuur 8 een bovenaanzicht is van figuur 7, waarbij bijkomend de filters verwijderd zijn;

-figuur 9 een weergave is van figuur 3 waarbij de luchtstroming is aangegeven met pijlen;

-figuur 10 een perspectiefvoorstelling is van een filter van een werkbladdampkap volgens de uitvinding;

-figuur 11 een perspectiefvoorstelling is van een reservoir van een werkbladdampkap volgens de uitvinding;

-figuur 12 een weergave van figuur 1 is tijdens het niet gebruik van de werkbladdampkap.

In de figuren wordt één uitvoeringsvorm weergegeven van een werkbladdampkap volgens de uitvinding. Uiteraard zijn ook andere uitvoeringsvormen mogelijk.

De werkbladdampkap is voorzien om ingewerkt te worden in een keukenkast (18) ter hoogte van een kookplaat (15). De werkbladdampkap omvat een bewegingsdeel zodat deze werkbladdampkap minstens twee posities kan innemen ten opzichte van de kookplaat (15). Tijdens het gebruik van de werkbladdampkap strekt dit bewegingsdeel zich zo uit doorheen de kookplaat (15) dat een deel ervan zich hoger bevindt dan de kookplaat (15) (zie figuren 1, 3 en 9). Op deze manier kan men lucht gaan afzuigen ter hoogte van de bovenzijde van de potten en pannen die geplaatst zijn op de kookplaat (15) en/of op een hoogte die zich boven de potten en pannen bevindt. Wanneer de werkbladdampkap niet gebruikt wordt, strekt de bovenzijde van het bewegingsdeel zich uit in het vlak van de kookplaat (15), zodat de zichtbaarheid van de werkbladdampkap minimaal is en de werkbladdampkap één esthetisch geheel vormt met de kookplaat (15) (zie figuur 12).

BE2017/5632

Zoals duidelijk zichtbaar in figuur 9, is deze werkbladdampkap voorzien om de lucht naar beneden toe af te zuigen. Deze werkbladdampkap omvat hiervoor een verticaal gericht luchtafvoerkanaal (1), waarbij het bewegingsdeel een deel van dit luchtafvoerkanaal (1) omvat. In het luchtafvoerkanaal (1) wordt de lucht via een verticale afzuigrichting (A) naar beneden toe afgezogen. In dit luchtafvoerkanaal (1) zijn de volgende elementen opgesteld: twee filters (5), twee houders (6) voor de filters (5), twee reservoirs (3) die opgesteld zijn onderaan de filters (5) (zie figuren 7 en 8), een bewegingskolom (16) omvattende bewegingselementen om het bewegingsdeel op en neerwaarts te bewegen. Elke filter (5) bestaat uit een plaatvormig filterelement (2) bestaande uit meerdere plaatjes strekmetaal, waarbij dit filterelement (2) zich uitstrekt volgens een vlak en waarbij de filter (5) een kader omvat dat de randen van het filterelement (2) omhult gezien volgens het genoemde vlak. De filters (5) zijn rechthoekig van vorm. De filterelementen (2) zijn in staat om vet en water uit de afgezogen lucht tegen te houden.

De werkbladdampkap is zo gepositioneerd in de keukenkast (18) en ten opzichte van de kookplaat (15) dat het bewegingsdeel volgens de verticale richting (A) op en neerwaarts beweegt. Deze richting (A) kunnen we ook aanduiden als de hoogterichting (A) van het luchtafvoerkanaal (1). De kookplaat (15) is voorzien om horizontaal opgesteld te worden en heeft een normaal gezien een bepaalde lengterichting (B) en diepterichting (C). Deze lengterichting (B) komt overeen met de lengterichting van het luchtafvoerkanaal (1) en de diepterichting (C) komt overeen met de breedterichting van het luchtafvoerkanaal (1). De afmeting van het luchtafvoerkanaal (1) volgens de lengterichting is ietwat kleiner dan de overeenkomstige afmeting van de kookplaat (15), zodat het luchtafvoerkanaal (1) zich kan uitstrekken doorheen een opening van de kookplaat (15), maar toch nog over een voldoende lengte kan afzuigen.

De bewegingskolom (16) is centraal opgesteld in het luchtafvoerkanaal (1) gezien volgens de lengterichting van het luchtafvoerkanaal (1). De twee filters (5) zijn aan beide zijden van de bewegingskolom (16) opgesteld en zijn zo opgesteld dat ze zich beiden in het hetzelfde vlak uitstrekken en dit vlak een hoek maakt met de

BE2017/5632 hoogterichting (A) en de breedterichting van het luchtafvoerkanaal (1) en dat de lengterichting van het luchtafvoerkanaal (1) zich uitstrekt in dit vlak. Verder strekt elke filter (5) zich uit over de ganse breedte van het luchtafvoerkanaal (1) en strekken beide filters (5) zich samen uit over nagenoeg de ganse lengte van het luchtafvoerkanaal (1), met uitzondering ter hoogte van de bewegingskolom (16). De lengterichting van de filters (5) komt overeen met de lengterichting van het luchtafvoerkanaal (1) en de onderzijden van de filters (5), wanneer deze geplaatst zijn in het luchtafvoerkanaal (1), steunen op de houders (6), die onder deze filters (5) zijn opgesteld. Op deze manier wordt het luchtafvoerkanaal (1) nagenoeg volledig in twee opgedeeld in een gedeelte dat zich boven de filters (5) uitstrekt en een gedeelte dat zich onder de filters (5) uitstrekt. Dit betekent dat nagenoeg alle afgezogen lucht zich doorheen de filterelementen (2) zal begeven, waardoor vet en water goed gefilterd wordt uit de afgezogen lucht.

De onderzijde van elke filter (5), wanneer deze geplaatst is in het luchtafvoerkanaal (1), zijnde het onderste profiel (4) van het kader, doet dienst als opvangelement (4) van vet en water. Het is namelijk zo dat niet al het water en vet dat wordt tegengehouden door de filterelementen (2) blijft plakken in deze filterelementen (2). Door de zwaartekracht zal ook een deel van het vet en water zich langs de filterelementen (2) naar onder toe begeven en dus in het onderste profiel (4) van het kader terechtkomen. Om een goede werking van de werkbladdampkap te verzekeren en om onnodige vervuiling van het luchtafvoerkanaal (1) te vermijden, moet dit vet en water worden opgevangen. Hiervoor omvat elk onderste profiel (4) een afvoeropening die zich ter hoogte van een zijrand van het luchtafvoerkanaal (1) bevindt. Onder elke afvoeropening is een langwerpig reservoir (3) opgesteld dat zich uitstrekt volgens de hoogterichting (A) van het luchtafvoerkanaal (1), dus volgens de afzuigrichting (A). De afmetingen van elk reservoir (3) loodrecht op deze afzuigrichting (A) zijn beperkt, maar voldoende om het vet en water op te vangen die uit de afvoeropening komt. Met andere woorden, het vet en het water dat niet blijft plakken in de filterelementen (2) komt in de reservoirs (3) terecht. Door de beperkte afmetingen van de reservoirs (3) en gezien het kader de randen van het filterelement (2) omhult, zorgen deze slechts

BE2017/5632 voor een beperkte afname van de afmetingen van het luchtafvoerkanaal (1) gezien volgens vlakken loodrecht op de afzuigrichting (A) waardoor de luchtafvoerefficiëntie weinig afneemt door deze reservoirs (3) en filters (5).

Het bewegingsdeel omvat twee zijprofielen (8), die zich op een afstand van elkaar bevinden gezien volgens de lengterichting en die op- en neerwaarts beweegbaar zijn, een rechthoekige achterwand (10) die zich uitstrekt volgens de lengterichting en hoogterichting (A) en die de twee zijprofielen (8) met elkaar verbindt, een rechthoekige voorwand (9) die zich uitstrekt volgens de lengterichting en hoogterichting (A) en die de twee zijprofielen (8) met elkaar verbindt en die steunt op een houdelement (19) ter hoogte van de onderzijde van het bewegingsdeel en waarbij de afmeting van de voorwand (9) gezien volgens de hoogterichting (A) kleiner is dan de overeenkomstige afmeting van de achterwand (10). Verder omvat het bewegingsdeel een afneembaar bovenprofiel (11) dat de twee zijprofielen (8) met elkaar verbindt en steunt op de achterwand (10). Tussen dit bovenprofiel (11) en de voorwand (9) is een rechthoekige afzuigopening (12) aanwezig om lucht af te zuigen naar het luchtafvoerkanaal (1) toe. Om de geleiding van de lucht te verbeteren omvat het bovenprofiel (11) een geleidingselement (13). Dit geleidingselement (13) omvat onderaan een goot (14) die zich nagenoeg horizontaal uitstrekt tijdens het gebruik van de werkbladdampkap en dient om reeds een eerste hoeveelheid vet en water op te vangen.

De filters (5) en reservoirs (3) zijn uitneembaar opgesteld in het luchtafvoerkanaal (1), zodat deze eenvoudig gereinigd of vervangen kunnen worden. Om de filters (5) en de reservoirs (3) uit het luchtafvoerkanaal (1) te halen, plaats men de werkbladdampkap zodanig dat het bewegingsdeel zich nagenoeg volledig boven de kookplaat (15) uitstrekt. Dan verwijderd men het bovenprofiel (11) (zie figuur 4) en ook de voorwand (9) (zie figuur 5). De filters (5) zijn nu goed bereikbaar (zie figuur 6) en kunnen dus eenvoudig worden uitgehaald. Na het uithalen van de filters (5) kan men ook eenvoudig de reservoirs (3), die zich onder de filters (5) bevinden, uithalen om deze te ledigen en reinigen. De houders (6) zijn geperforeerd en strekken zich nagenoeg

BE2017/5632 volgens de volledige breedterichting en de lengterichting uit, zodat deze voorkomen dat voorwerpen beneden in het luchtafvoerkanaal (1) kunnen terechtkomen wanneer de filters (5) uitgehaald zijn om deze te reinigen of vervangen. De houders (6) vormen hier dus bijkomend een doorvalbeveiliging.

De houders (6) kunnen eventueel ook uithaalbaar zijn. Indien dit het geval is, steunen deze houders (6) bij voorkeur op staafjes die voldoende dicht van elkaar geplaatst zijn zodat een filter (5) er niet tussen kan vallen indien men de filters (5) wenst terug te plaatsen en men vergeten is om eerst de houders (6) te plaatsen.

Verder omvat de werkbladdampkap onderaan nog twee bijkomende opvangbakjes (7) om overtollig vet en water op te vangen.

Verder zijn de voorwand (9) en het deel (17) van de achterwand (10) dat voorzien is 15 om zich uit te strekken op dezelfde hoogte als de voorwand (9), vervaardigd uit een transparant materiaal.

Claims (19)

1. CONCLUSIES

   1. Luchtafvoerinrichting, zoals een dampkap, omvattende minstens een opstaand luchtafvoerkanaal (1) waardoorheen de lucht wordt afgezogen volgens een opstaande afzuigrichting (A), omvattende één of meerdere fïlterelementen (2) die opgesteld zijn in het luchtafvoerkanaal (1) voor het tegenhouden van vet en water aanwezig in de afgezogen lucht en omvattende minstens één of meerdere reservoirs (3) voor het verzamelen van het vet en water afkomstig uit deze één of meerdere fïlterelementen (2), waarbij deze één of meerdere reservoirs (3) hoofdzakelijk zijn opgesteld onderaan de één of meerdere fïlterelementen (2) gezien volgens de afzuigrichting (A) in gebruik van de luchtafvoerinrichting, met het kenmerk dat de luchtafvoerinrichting een werkbladdampkap is en de lucht van boven naar onder toe wordt afgezogen in het luchtafvoerkanaal en de luchtafvoerinrichting één of meerdere opvangelementen (4) omvat voor het op vangen van het vet en water afkomstig uit de één of meerdere fïlterelementen (2), waarbij elk opvangelement (4) een afvoeropening omvat voor het afvoeren van het opgevangen vet en water en elk reservoir (3) is opgesteld onderaan een genoemde afvoeropening zodat het vet en het water afkomstig uit een genoemd filterelement (2) in het reservoir (3) valt.
2. 2. Luchtafvoerinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat een genoemd opvangelement (4) verbonden is met een genoemd filterelement (2) en dat dit opvangelement (4) en dit filterelement (2) samen een filter (5) vormen.
3. 3. Luchtafvoerinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk dat het opvangelement (4) een profiel (4) omvat waarin de onderzijde van het filterelement (2) is opgesteld, waarbij dit profiel (4) de genoemde afvoeropening omvat.
4. 4. Luchtafvoerinrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk dat een genoemd filterelement (2) een plaatvormig filterelement (2) is dat zich hoofdzakelijk uitstrekt volgens een vlak dat een hoek maakt met de

   BE2017/5632 afzuigrichting (A) gelegen tussen 10° en 90°, bij voorkeur gelegen tussen 20° en 60°.
5. 5. Luchtafvoerinrichting volgens conclusie 3 en 4, met het kenmerk dat het opvangelement (4) deel uitmaakt van een kader die de randen van het filterelement (2), gezien volgens het vlak waarin het filterelement (2) zich uitstrekt, omhult en die het genoemde profiel (4) omvat.
6. 6. Luchtafvoerinrichting volgens één van de conclusies 2 tot 5, met het kenmerk dat de luchtafvoerinrichting één of meerdere houders (6) omvat die opgesteld zijn in het luchtafvoerkanaal (1), voor het positioneren van de één of meerdere filters (5) in het luchtafvoerkanaal (1).
7. 7. Luchtafvoerinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk dat deze één of meerdere houders (6) uitgevoerd zijn als doorvalbeveiliging voor voorwerpen doorheen het luchtafvoerkanaal (1).
8. 8. Luchtafvoerinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat, gezien volgens vlakken loodrecht op de afzuigrichting (A), de één of meerdere opvangelementen (4) en de één of meerdere reservoirs (3) hoogstens voor een oppervlakteafname van 30% van de doorgang het luchtafvoerkanaal (1) zorgen.
9. 9. Luchtafvoerinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de één of meerdere reservoirs (3) minstens gedeeltelijk zijn opgesteld in het luchtafvoerkanaal (1).
10. 10. Luchtafvoerinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat een genoemd reservoir (3) langwerpig is en zich nagenoeg uitstrekt volgens de afzuigrichting (A).

    BE2017/5632
11. 11. Luchtafvoerinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de luchtafvoerinrichting minstens twee genoemde filterelementen (2) omvat die zijn opgesteld in het luchtafvoerkanaal (1).
12. 12. Luchtafvoerinrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk dat deze filterelementen (2) naast elkaar zijn opgesteld en zich uitstrekken in hetzelfde vlak.
13. 13. Luchtafvoerinrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk dat het luchtafvoerkanaal (1) zich uitstrekt volgens een hoogterichting, die overeenkomt met de afzuigrichting (A), de luchtafvoerinrichting twee filterelementen (2) omvat en slechts één afvoeropening voor elk filterelement (2), waarbij deze afvoeropeningen aan weerszijden van het luchtafvoerkanaal (1) zijn opgesteld gezien volgens een richting loodrecht op de hoogterichting van het luchtafvoerkanaal (1).
14. 14. Luchtafvoerinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de één of meerdere filterelementen (2) en/of de één of meerdere reservoirs (3) uitneembaar opgesteld zijn in het luchtafvoerkanaal (1).
15. 15. Luchtafvoerinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat ter hoogte van de onderzijde van de luchtafvoerinrichting er één of meerdere opvangbakjes (7) zijn opgesteld.
16. 16. Luchtafvoerinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het luchtafvoerkanaal (1) een op- en neerwaarts uitschuifbaar bewegingsdeel omvat, waarbij dit bewegingsdeel begrensd wordt door twee tegenover elkaar gelegen zijprofielen (8) die zich op een afstand van elkaar bevinden en op- en neerwaarts beweegbaar zijn opgesteld volgens de afzuigrichting (A), een voorwand (9) en een achterwand (10) die zich evenwijdig aan elkaar uitstrekken en beide de zijprofielen (8) met elkaar verbinden, een bovenprofiel (11) dat zich bovenaan de zijprofielen (8) uitstrekt

    BE2017/5632 volgens een richting loodrecht op de afzuigrichting (A) en dat de twee zijprofielen (8) met elkaar verbindt en waarbij een opening (12) aanwezig is tussen de voorwand (9) en het bovenpro fiel (11), waarbij deze opening (12) een aanzuigopening (12) is voor het aanzuigen van lucht in het

    5 luchtafvoerkanaal ( 1 ).
17. 17. Luchtafvoerinrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk dat het bovenprofiel (11) afneembaar is.

    10
18. 18. Luchtafvoerinrichting volgens conclusie 16 of 17, met het kenmerk dat het bovenprofiel (11) een geleidingselement (13) omvat om de lucht vanuit de afzuigopening (12) te geleiden in het luchtafvoerkanaal (1) en dit geleidingselement (13) een goot (14) omvat die zich loodrecht uitstrekt op de afzuigrichting (A) voor het opvangen van vet en water.
19. 19. Luchtafvoerinrichting volgens één van de conclusies 16 tot 18, met het kenmerk dat de voorwand (9) en de achterwand (10) minstens gedeeltelijk vervaardigd zijn uit een transparant materiaal.