BE1012608A3 - Spuitmondstuk voor een weefmachine. - Google Patents

Spuitmondstuk voor een weefmachine. Download PDF

Info

Publication number
BE1012608A3
BE1012608A3 BE9900257A BE9900257A BE1012608A3 BE 1012608 A3 BE1012608 A3 BE 1012608A3 BE 9900257 A BE9900257 A BE 9900257A BE 9900257 A BE9900257 A BE 9900257A BE 1012608 A3 BE1012608 A3 BE 1012608A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
spray nozzle
reed
protrusion
wall
protuberance
Prior art date
Application number
BE9900257A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority to BE9900257A priority Critical patent/BE1012608A3/nl
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to EP00926927A priority patent/EP1169503B1/de
Priority to ES00926927T priority patent/ES2213014T3/es
Priority to US09/926,313 priority patent/US6536482B1/en
Priority to CN00808926A priority patent/CN1116459C/zh
Priority to AT00926927T priority patent/ATE261011T1/de
Priority to DE50014554T priority patent/DE50014554D1/de
Priority to EP04004657A priority patent/EP1428918B1/de
Priority to DE50005517T priority patent/DE50005517D1/de
Priority to AT04004657T priority patent/ATE369451T1/de
Priority to KR1020017012727A priority patent/KR100634900B1/ko
Priority to PCT/EP2000/003369 priority patent/WO2000063473A1/de
Application granted granted Critical
Publication of BE1012608A3 publication Critical patent/BE1012608A3/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/28Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
    • D03D47/30Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/28Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
    • D03D47/30Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
    • D03D47/3006Construction of the nozzles
    • D03D47/302Auxiliary nozzles

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

Spuitmondstuk voor het ondersteunen van een inslagdraad (1,2) die langsheen een riet (3) van een weefmachine wordt getransporteerd, dat een holle naald (11) bevat met een nabij de punt (12) in een zijwand (26) aangebrachte spuitopening (25) voor een fluidumstroom en een nabij deze punt (12) voorziene zijdelingse uitstulping (13), die bij gebruik hoofdzakelijk naar het riet (3) toe is gericht.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Spuitmondstuk voor een weefmachine. 



  De uitvinding betreft een spuitmondstuk voor het ondersteunen van een inslagdraad die langsheen een riet van een weefmachine wordt getransporteerd, dat een holle naald bevat met een nabij de punt in een zijwand aangebrachte spuitopening voor een fluidumstroom, en een weefmachine voorzien van een dergelijk spuitmondstuk. 



  Een dergelijk spuitmondstuk is gekend uit US 5020574, en is bedoeld voor het leveren van een fluidumstroom als transportdrager voor het inbrengen van een inslagdraad bij een weefmachine. Hierbij worden een aantal dergelijke spuitmondstukken langsheen de weeflade opgesteld die elk een fluidumstroom leveren, die een in een geleidingskanaal van het riet getransporteerde inslagdraad ondersteunt. Het spuitmondstuk wordt hierbij zodanig opgesteld, dat de in de zijwand aangebrachte spuitopening in een bepaalde positie ten opzichte van de bovenkant en de achterkant van het geleidingskanaal is opgesteld. De uit de spuitopening stromende fluidumstroom is hoofdzakelijk gericht volgens de lengterichting van het geleidingskanaal en bevat een component naar het geleidingskanaal toe. 



  Bij het weven bewegen de spuitmondstukken bij elke inslaginbreng doorheen het onderste vlak kettingdraden. 



  Er is vastgesteld bij het weven van kettingdraden die gevormd worden door meerdere naast elkaar opgestelde dunne draadjes die weinig om elkaar getorst zijn, dat dergelijke kettingdraden opvezelen of opwollen, ter 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 hoogte van een positie waar een spuitmondstuk is opgesteld. Dit is vooral het geval voor zogenaamde filamentdraden, waarbij meerdere dunne kunststof draadjes of filamenten evenwijdig met elkaar zijn opgesteld, en op regelmatige afstanden aan elkaar worden gelast. Hierdoor ontstaat een weefsel dat ter hoogte van de plaatsen van de spuitmondstukken een ander uitzicht heeft dan op de andere plaatsen.

   Hierbij nemen de kettingdraden ter hoogte van een spuitmondstuk een groter volume in dan de andere kettingdraden, daar de verschillende dunne draadjes niet meer perfect naast elkaar opgesteld zijn, en zodoende het uitzicht van een kapot gerafelde kettingdraad vertonen. 



  Het doel van de uitvinding is een spuitmondstuk dat het opvezelen van de kettingdraden beperkt. 



  Tot dit doel bevat het spuitmondstuk nabij de punt tevens een zijdelingse uitstulping, die bij gebruik hoofdzakelijk naar het riet toe is gericht. 



  Het spuitmondstuk volgens de uitvinding beperkt het opvezelen van de kettingdraden, daar de buitenwand van de uitstulping dichter bij het riet kan opgesteld worden. Dit is niet alleen voordelig om te vermijden dat het spuitmondstuk tussen de verschillende draadjes van een kettingdraad kan komen, maar laat tevens toe dat de fluidumstroom uit de spuitopening minder nadelig kan inwerken op de kettingdraden. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de doortocht gevormd door de holte in het spuitmondstuk ter hoogte van de uitstulping volgens de richting evenwijdig met de uitstulping breder dan de doortocht 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 volgens voornoemde richting van het gedeelte van de holte dat aansluit op de uitstulping en/of is de doortocht gevormd door de holte in het spuitmondstuk ter hoogte van de uitstulping volgens de richting loodrecht op de uitstulping smaller dan de doortocht volgens voornoemde richting van het gedeelte van de holte dat aansluit op de uitstulping. Bij voorkeur is tevens de wanddikte van het spuitmondstuk ter hoogte van de spuitopening groter dan de wanddikte van het overige gedeelte van het spuitmondstuk ter hoogte van de punt.

   De uitstulping ter hoogte van de punt laat toe de vorm van de doortocht in het spuitmondstuk te wijzigen zonder het oppervlak van de doortocht te verkleinen of de weerstand voor de luchtstroom door het spuitmondstuk te vergroten. Dit laat tevens toe ter hoogte van de spuitopening een grotere wanddikte aan te wenden, waardoor een gebundelde luchtstraal kan bekomen worden, die weinig inwerkt op de kettingdraden die nabij het spuitmondstuk zijn opgesteld, en zodoende weinig aanleiding geeft tot het beschadigen van de voornoemde kettingdraden. Deze grote wanddikte laat ook toe een straalpijpvorm aan de spuitopening te voorzien, zodat een krachtige luchtstraal kan bekomen worden die een grote trekkracht op een inslagdraad kan uitoefenen. 



  De zijdelingse uitstulping laat tevens toe de spuitopening nabij de bovenwand van het spuitmondstuk op te stellen zonder het oppervlak van de spuitopening te verkleinen. Dit biedt als voordeel dat de spuitopening vroeger voorbij de kettingdraden in het weefvak kan treden en later uit het weefvak kan verwijderd worden, zodat gedurende een langere tijd kan geblazen worden zonder dat de luchtstraal uit het spuitmondstuk inwerkt op de kettingdraden. 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevat het spuitmondstuk een nagenoeg recht bovengedeelte, dat hoofdzakelijk gevormd wordt door de bovenwand van de uitstulping. Hierbij bevat de uitstulping zijwanden voor het geleiden van kettingdraden, die aansluiten op de bovenwand van de uitstulping. Bij voorkeur vormt de bovenwand van de uitstulping een hoek met de langsas van de holle naald, die bijvoorbeeld gelegen is tussen 70 en 110 graden. Bij voorkeur is de bovenste top van het spuitmondstuk gelegen ter hoogte van het gedeelte van de bovenwand van de uitstulping dat bij gebruik nabij het riet is gelegen en/of bevat het spuitmondstuk een door de uitstulping gevormde bovenwand die bij gebruik nagenoeg volgens een cirkel vanuit het draaipunt van de weeflade is opgesteld.

   Dergelijke vormen van het spuitmondstuk zijn voordelig om toe te laten dat een dergelijk spuitmondstuk eenvoudig doorheen een vlak kettingdraden kan treden. 



  Tot dit doel bevat de uitvinding ook een weefmachine die gebruik maakt van een voornoemd spuitmondstuk, waarbij het spuitmondstuk nabij de punt een zijdelingse uitstulping bevat die naar het riet toe is gericht. Bij voorkeur is de uitstulping nabij en/of op een afstand kleiner dan drie millimeter van de onderlip van het Uvormig riet opgesteld. Bij voorkeur maakt de bovenrand van de uitstulping van het spuitmondstuk een hoek met het vlak kettingdraden waardoor het spuitmondstuk wordt bewogen. Door de keuze van de gepaste vorm en hoek kan een dergelijk spuitmondstuk eenvoudig doorheen een vlak kettingdraden treden. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de voornoemde hoek zodanig gericht dat de bovenwand van de 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 uitstulping van het spuitmondstuk als een geleidingsvlak voor een kettingdraad fungeert, die gevormd wordt door meerdere door laspunten aan elkaar gelaste dunne draadjes. Dit laat toe te verhinderen dat het spuitmondstuk tussen twee laspunten in tussen de verschillende draadjes van een kettingdraad kan inprikken en vervolgens door de beweging van de weeflade laspunten verbreekt. 



  Teneinde de kenmerken en verdere voordelen van de uitvinding duidelijker naar voor te brengen, wordt de uitvinding hieronder nader toegelicht aan de hand van tekeningen met uitvoeringsvoorbeelden, waarin : Figuur 1 een gedeelte van een luchtweefmachine met meerdere spuitmondstukken volgens de uitvinding weergeeft ; Figuur 2 een spuitmondstuk en een riet in een achterste stand weergeeft ; Figuur 3 de uitvoeringsvorm van figuur 2 bij een stand weergeeft waarbij het spuitmondstuk juist doorheen het onderste vlak kettingdraden dringt ; Figuur 4 vergroot het spuitmondstuk van figuur 3 weergeeft ; Figuur 5 een doorsnede volgens lijn V-V in figuur 4 weergeeft ; Figuur 6 een doorsnede ter hoogte van lijn VI-VI in figuur 5 weergeeft ; Figuur 7 een doorsnede ter hoogte van lijn VII-VII in figuur 3 weergeeft ;

   Figuur 8 in een stand zoals bij figuur 2 een variante uitvoeringsvorm weergeeft ; 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 Figuur 9 de uitvoeringsvorm van figuur 8 bij een stand weergeeft waarbij het spuitmondstuk juist doorheen het onderste vlak kettingdraden dringt ; Figuur 10 vergroot het spuitmondstuk van figuur 9 weergeeft ; Figuur 11 een doorsnede analoog als in figuur 6 voor de uitvoeringsvorm van figuur 8 weergeeft ; Figuur 12 een variante uitvoeringsvorm van het spuitmondstuk volgens figuur 10 weergeeft ; Figuur 13 een variante uitvoeringsvorm van het spuitmondstuk volgens figuur 4 weergeeft ; Figuur 14 een doorsnede analoog als in figuur 6 voor de uitvoeringsvorm van figuur 13 weergeeft. 



  De in figuur 1 weergegeven inrichting voor het inbrengen van een inslagdraad 1, 2 bij een luchtweefmachine bevat een riet 3 dat voorzien is van een geleidingskanaal 4 waarlangs een inslagdraad 1, 2 wordt getransporteerd. Deze inslagdraad 1, 2 wordt met een hoofdblazer 5 of 6 in het geleidingskanaal 4 van het riet 3 geblazen, en verder ondersteund door luchtstralen 7 vanuit een spuitmondstuk volgens de uitvinding, zoals een bijblazer 8. De luchtstralen 7 zijn naar de inslagdraad 1, 2 gericht, en bevatten hoofdzakelijk een component volgens de lengterichting van het geleidingskanaal 4 en een zijdelingse component naar de bovenhoek van het geleidingskanaal 4.

   Het riet 3, de hoofdblazers 5,6 en de houders 9 van de bijblazers 8 worden op een gekende wijze, bijvoorbeeld zoals beschreven in US 5020574, op een ladeprofiel 10 bevestigd, dat bijvoorbeeld via ladebenen op een heen en weer aangedreven ladeas van de weeflade is bevestigd. 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 



  In figuren 2 en 3 worden twee vlakken kettingdraden 17 en 18 weergegeven die ter hoogte van de aanslaglijn 19 overgaan in het weefsel 20, en waartussen een weefvak 21 voor het inbrengen van een inslagdraad wordt gevormd. Het riet 3 bevat hierbij een   U-vormig   geleidingskanaal 4 dat begrensd wordt door de bovenzijde 14 van een onderlip 22, de onderzijde 15 van een bovenlip 23 en de aanslagzijde 16 van het aanslagdeel 24 van het riet 3 dat de onderlip 22 met de bovenlip 23 van het   U-vormig   riet 3 verbindt. 



  Zoals zichtbaar in figuren 2 tot 6 bevat de bijblazer 8 een holle naald 11 met een spuitopening 25, die nabij de punt 12 van de holle naald 11 in een zijwand 26 van de holle naald 11 is aangebracht. De spuitopening 25 bestaat zoals in detail weergegeven in figuur 4 uit een aantal kleine openingen die samen de spuitopening 25 vormen. De bijblazer 8 bevat tevens nabij de punt 12 een zijdelingse uitstulping 13 die bij gebruik hoofdzakelijk naar het riet 3 toe is gericht. Deze uitstulping 13 vertoont een zijwand 27 die nagenoeg in het verlengde van de zijwand 26 is gelegen, waarin de spuitopening 25 is aangebracht. Deze uitstulping 13 is 
 EMI7.1 
 nabij de onderlip 22 van het U-vormig riet 3 opgesteld. De afstand tussen de uitstulping 13 en de onderlip 22 is bijvoorbeeld kleiner dan drie millimeter. 



  De bijblazer 8 bevat verder een nagenoeg recht bovengedeelte, dat hoofdzakelijk gevormd wordt door de bovenwand 28 van de uitstulping 13. Hierbij is de bovenste top 30 van de bijblazer 8 gelegen ter hoogte van het gedeelte van de bovenwand 28 van de uitstulping 13 dat bij gebruik nabij het riet 3 is gelegen. Zoals zichtbaar in figuren 2 en 3 is de voornoemde bovenwand 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 
 EMI8.1 
 28 van de bijblazer 8 bij gebruik nagenoeg volgens een cirkel 31 vanuit het niet weergegeven draaipunt van de weeflade opgesteld. De bovenwand 28 maakt een hoek in de orde van grootte van 110 graden met de langsas 32 van de bijblazer 8. 



  Een bijblazer 8 wordt door een beweging van de weeflade voor elke inslaginbreng tussen een vlak kettingdraden 18 gebracht en terug uit het vlak kettingdraden 18 verwijderd. Hierbij beweegt de bijblazer 8 vanaf de in figuur 3 in streeplijn weergegeven positie, over de in figuur 3 in volle lijn weergegeven positie, naar de in figuur 2 weergegeven positie, en terug. Wanneer de punt 12 van de bijblazer 8 doorheen het onderste vlak kettingdraden 18 beweegt, maakt de bovenwand 28 van de bijblazer 8 een hoek H met het onderste vlak kettingdraden 18. De hoek H is zodanig gericht dat de nabij het riet 3 opgestelde top 30 van de bovenwand 28 van de uitstulping 13 eerst contact maakt met dit onderste vlak kettingdraden 18. Deze hoek H is ook zodanig gericht dat de bovenwand 28 volgens een cirkel 31 vanuit het draaipunt van de weeflade is opgesteld. 



  Het is duidelijk dat terwijl de bijblazers 8 bewegen van de stand van figuur 3 naar die van figuur 2, dat tevens de vlakken kettingdraden 17 en 18 verder uit elkaar bewegen. 



  Zoals zichtbaar in figuur 7 worden de kettingdraden 18 die doorheen het riet 3 geleid worden, rond de bijblazer 8 gebogen wanneer die tussen de kettingdraden 18 treedt waardoor de kettingdraden gestrekt worden. De kettingdraden 18 worden hierbij geleid door de zijwanden 27 en 33 van de uitstulping 13 die aansluiten op de bovenwand 28 en door de tanden 38 van het riet 3. 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 



  Dit heeft voor gevolg dat de nabij de spuitopening 25 van de bijblazer 8 gelegen kettingdraden 18 opgespannen worden. Dit opspannen heeft bij kettingdraden die bestaan uit meerdere naast elkaar gelegen draadjes voor gevolg dat de verschillende draadjes iets meer tegen elkaar gedrukt worden, waardoor de luchtstraal 7 uit de bijblazer 8 minder kans krijgt te blazen tussen de verschillende draadjes. Hierdoor wordt ook het opvezelen van de kettingdraden beperkt. 



  Zoals zichtbaar in figuren 4 en 5 is de doortocht gevormd door de holte 36 in de naald 11 van de bijblazer 8 ter hoogte van de uitstulping 13 volgens de richting 37 (Figuur 5) evenwijdig met de uitstulping 13 breder dan de doortocht volgens voornoemde richting 37 van het gedeelte van de holte 36 dat aansluit op de uitstulping 13. 



  In figuren 8 tot 11 is een variante uitvoeringsvorm voor een bijblazer 8 volgens de uitvinding weergegeven. 



  Hierbij bevat de bijblazer 8 een zijdelingse naar het riet 3 gerichte uitstulping 13 met een bovenwand 28 die een hoek maakt in de orde van grootte van 90 graden met de langsas 32 van de holle naald 11 van de bijblazer 8. 



  Bij het binnentreden in het vlak kettingdraden 18 vormt de bovenwand 28 een hoek H die zodanig is gericht, dat het nabij het riet 3 opgesteld gedeelte van de bovenwand 28 laatst contact maakt, of het weg van het riet 3 opgesteld gedeelte van de bovenwand 28 eerst contact maakt, met het vlak kettingdraden 18. Terwijl de bijblazer 8 doorheen het vlak kettingdraden 18 treedt, vormt zoals verduidelijkt in figuur 10 de bovenwand 28 een geleidingsvlak voor de laspunten 35 van meerdere aan elkaar gelaste draadjes van een 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 kettingdraad 8. Dit betekent dat het laspunt 35 kan glijden over de bovenwand 28 van de bijblazer 8 terwijl de bijblazer 8 in het weefvak treedt en beweegt naar de in streeplijn weergegeven stand.

   Door de grote lengte van de bovenwand 28 wordt tevens vermeden dat de bijblazer 8 tussen de verschillende draadjes van een kettingdraad 8 kan treden, daar de lengte van de bovenwand 28 zodanig is dat mede door de beweging van de bijblazer 8 met de weeflade, de bijblazer 8 niet de kans krijgt tussen twee opeenvolgende laspunten 35 in de kettingdraad 18 te prikken. 



  Volgens een niet weergegeven variante is het tevens mogelijk een bijblazer 8 te voorzien waarbij de bovenwand 28 een hoek maakt in de orde van grootte van 70 graden met de langsas 32 van de bijblazer 8. Tevens is het mogelijk dat de voornoemde hoek gelegen is tussen 70 en 110 graden. 



  De doortocht gevormd door de holte 36 in de naald 11 van de bijblazer 8 ter hoogte van de uitstulping 13 volgens de richting 34 (Figuur 11) loodrecht op de uitstulping 13 is smaller dan de doortocht volgens voornoemde richting 34 van het gedeelte 39 van de holte 36 dat aansluit op de uitstulping 13. Bij deze uitvoeringsvorm is de wanddikte van de bijblazer 8 ter hoogte van de spuitopening 25 groter is dan de wanddikte van het overige gedeelte van de bijblazer 8 nabij de punt 12. Dit laat toe de luchtstroom doorheen de spuitopening 25 in de dikkere wand beter te geleiden, door die over een grotere lengte in contact te houden met de kleine openingen van de spuitopening 25, zodat een meer gebundelde luchtstraal 7 kan bekomen worden die minder inwerkt op de kettingdraden. 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 



  Het is duidelijk dat het tevens mogelijk is de holte 36 in de bijblazer 8 een bepaalde vorm te geven die voordelig is voor het geleiden van de luchtstroom doorheen de holte 36 in de naald 11 naar de spuitopening 25. Hiertoe is bijvoorbeeld een verdikking 29 in de holte 36 van de naald 11 voorzien, die de ombuiging van de luchtstroom naar de spuitopening 25 bevordert. 



  Bij de uitvoeringsvorm van figuur 12 is de spuitopening 25 nabij de bovenwand 28 van de bijblazer 8 gelegen. Door de uitstulping 13 is het mogelijk een spuitopening 25 met een gelijke doortocht van negentien kleine openingen meer nabij de top van de bijblazer 8 te voorzien. Dit laat toe op een vroeger ogenblik te starten met blazen en langer te blazen met de bijblazer 8 zonder op de kettingdraden 18 te blazen. 



  Volgens de uitvoeringsvorm van figuur 13 wordt een brede sleufvormige spuitopening 25 voorzien nabij de bovenwand 28 van de bijblazer 8. Zoals zichtbaar in figuur 14 vertoont die bijblazer 8 ter hoogte van de spuitopening 25 een straalpijpvorm 40, bijvoorbeeld een convergerend divergerende straalpijpvorm van het Lavaltype, die het mogelijk maakt een evenwijdige en bij voorkeur supersone luchtstraal 7 aan de uitgang van de spuitopening 25 te bekomen. Een dergelijke evenwijdige luchtstraal 7, en zodoende ook gebundelde luchtstraal, werkt weinig in op de nabijgelegen kettingdraden 18, waardoor opvezelen vermeden wordt. Een supersone luchtstraal 7 is in staat een grote trekkracht op een inslagdraad uit te oefenen. De bijblazer 8 van figuren 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 13 en 14 vertoont tevens de voordelen van de bijblazer 8 van figuur 12. 



  Het is duidelijk dat het spuitmondstuk niet beperkt is tot een bijblazer 8 voor het leveren van een luchtstraal, maar dat het spuitmondstuk volgens de uitvinding eveneens kan toegepast worden voor het leveren van een andere fluidumstroom. Deze fluidumstroom kan bestaan uit een vloeistofstraal, zoals een waterstraal, uit een gasstraal, of uit een gasstraal waarin een vloeistof is verneveld, zoals een luchtstraal waarin water is verneveld. 



  Het is eveneens duidelijk dat het spuitmondstuk volgens de uitvinding niet beperkt is tot de voornoemde uitvoeringsvormen, maar dat eveneens combinaties van de voornoemde   uitvoeringsvormen mogelijk   zijn. Het is bijvoorbeeld mogelijk de inwendige vorm van de bijblazer 8 van figuur 6 analoog aan deze van de bijblazer 8 van figuur 11 uit te voeren. 



  Het spuitmondstuk volgens de uitvinding beperkt zieh uiteraard niet tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, maar kan binnen het kader van de uitvinding volgens verschillende varianten uitgevoerd worden.

Claims (20)

Conclusies.
1. Spuitmondstuk voor het ondersteunen van een inslagdraad (1, 2) die langsheen een riet (3) van een weefmachine wordt getransporteerd, dat een holle naald (11) bevat met een nabij de punt (12) in een zijwand (26) aangebrachte spuitopening (25) voor een fluidumstroom, daardoor gekenmerkt dat het spuitmondstuk (8) nabij de punt (12) tevens een zijdelingse uitstulping (13) bevat, die bij gebruik hoofdzakelijk naar het riet (3) toe is gericht.
2. Spuitmondstuk volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de uitstulping (13) een zijwand (27) vertoont die nagenoeg in het verlengde van de zijwand (26) is gelegen waarin de spuitopening (25) is aangebracht.
3. Spuitmondstuk volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de doortocht gevormd door de holte (36) in het spuitmondstuk (8) ter hoogte van de uitstulping (13) volgens de richting (37) evenwijdig met de uitstulping (13) breder is dan de doortocht volgens voornoemde richting (37) van het gedeelte van de holte (36) dat aansluit op de uitstulping (13).
4. Spuitmondstuk volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat de doortocht gevormd door de holte (36) in het spuitmondstuk (8) ter hoogte van de uitstulping (13) volgens de richting (34) loodrecht op de uitstulping (13) smaller is dan de doortocht volgens voornoemde richting (34) van het gedeelte van de holte (36) dat aansluit op de uitstulping (13). <Desc/Clms Page number 14>
5. Spuitmondstuk volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat de wanddikte van het spuitmondstuk (8) ter hoogte van de spuitopening (25) groter is dan de wanddikte van het overige gedeelte van het spuitmondstuk (8) ter hoogte van de punt (12).
6. Spuitmondstuk volgens een van de conclusies 1 tot 5, daardoor gekenmerkt dat het spuitmondstuk (8) ter hoogte van de spuitopening (25) een straalpijpvorm (40) vertoont.
7. Spuitmondstuk volgens een van de conclusies 1 tot 6, daardoor gekenmerkt dat het spuitmondstuk (8) een spuitopening (25) bevat die nabij de bovenwand (28) van het spuitmondstuk (8) is opgesteld.
8. Spuitmondstuk volgens een van de conclusies 1 tot 7, daardoor gekenmerkt dat het spuitmondstuk (8) een nagenoeg recht bovengedeelte bevat, dat hoofdzakelijk gevormd wordt door de bovenwand (28) van de uitstulping (13).
9. Spuitmondstuk volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat de uitstulping (13) zijwanden (27,33) voor het geleiden van kettingdraden (18) bevat, die aansluiten op de bovenwand (28) van de uitstulping (13).
10. Spuitmondstuk volgens een van de conclusies 1 tot 9, daardoor gekenmerkt dat de bovenwand (28) van de uitstulping (13) een hoek vormt met de langsas (32) van de holle naald (11), die gelegen is tussen 70 en 110 graden. <Desc/Clms Page number 15>
11. Spuitmondstuk volgens een van de conclusies 1 tot 10, daardoor gekenmerkt dat de bovenste top (30) van het spuitmondstuk (8) gelegen is ter hoogte van het gedeelte van de bovenwand (28) van de uitstulping (13) dat bij gebruik nabij het riet (3) is gelegen.
12. Spuitmondstuk volgens een van de conclusie 1 tot 11, daardoor gekenmerkt dat het spuitmondstuk (8) een door de uitstulping (13) gevormde bovenwand (28) bevat die bij gebruik nagenoeg volgens een cirkel vanuit het draaipunt van de weeflade is opgesteld.
13. Weefmachine voorzien van een spuitmondstuk volgens een van de conclusies 1 tot 12, daardoor gekenmerkt dat de weefmachine een riet (3) en een langsheen het riet (3) opgesteld spuitmondstuk (8) voor het ondersteunen van een langsheen het riet (3) getransporteerde inslagdraad (1, 2) bevat, waarbij het spuitmondstuk (8) nabij de punt (12) een zijdelingse uitstulping (13) bevat die naar het riet (3) toe is gericht.
14. Weefmachine volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat het riet (3) een U-vormig geleidingskanaal (4) voor een inslagdraad (1,2) bevat, en dat de uitstulping (13) van het spuitmondstuk (8) nabij de onderlip (22) van het U-vormig riet (3) is opgesteld.
15. Weefmachine volgens conclusie 13 of 14, daardoor gekenmerkt dat de afstand (D) tussen de uitstulping (13) van het spuitmondstuk (8) en de onderlip (22) van het U-vormig riet (3) kleiner is dan drie millimeter. <Desc/Clms Page number 16>
16. Weefmachine volgens een van de conclusies 13 tot 15, daardoor gekenmerkt dat de uitstulping (13) van het spuitmondstuk (8) een bovenwand (28) vormt, die een hoek (H) maakt met het vlak kettingdraden (18) waardoor het spuitmondstuk (8) wordt bewogen.
17. Spuitmondstuk volgens conclusie 16, daardoor gekenmerkt dat de hoek (H) zodanig gericht is dat het nabij het riet (3) opgesteld gedeelte van de bovenwand (28) van de uitstulping (13) eerst contact maakt met het vlak kettingdraden (18) waardoor het spuitmondstuk (8) wordt bewogen.
18. Spuitmondstuk volgens conclusie 16 of 17, daardoor gekenmerkt dat de hoek (H) zodanig gericht is dat de bovenwand (28) van de uitstulping (13) van het spuitmondstuk (8) nagenoeg volgens een cirkel (31) vanuit het draaipunt van de weeflade is opgesteld.
19. Spuitmondstuk volgens conclusie 16, daardoor gekenmerkt dat de hoek (H) zodanig gericht is dat het weg van het riet (3) opgesteld gedeelte van de bovenwand (28) van de uitstulping (13) eerst contact maakt met het vlak kettingdraden (18) waardoor het spuitmondstuk (8) wordt bewogen.
20. Spuitmondstuk volgens conclusie 16, daardoor gekenmerkt dat de hoek (H) zodanig gericht is dat de bovenwand (28) van de uitstulping (13) van het spuitmondstuk (8) als een geleidingsvlak voor een kettingdraad (18) fungeert, die gevormd wordt door meerdere door laspunten (35) aan elkaar gelaste dunne draadjes.
BE9900257A 1999-04-14 1999-04-14 Spuitmondstuk voor een weefmachine. BE1012608A3 (nl)

Priority Applications (12)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9900257A BE1012608A3 (nl) 1999-04-14 1999-04-14 Spuitmondstuk voor een weefmachine.
ES00926927T ES2213014T3 (es) 1999-04-14 2000-04-14 Tobera auxiliar para un telar mecanico.
US09/926,313 US6536482B1 (en) 1999-04-14 2000-04-14 Auxiliary nozzle for a weaving machine
CN00808926A CN1116459C (zh) 1999-04-14 2000-04-14 用于织机的辅助喷嘴
EP00926927A EP1169503B1 (de) 1999-04-14 2000-04-14 Hilfsdüse für eine webmaschine
AT00926927T ATE261011T1 (de) 1999-04-14 2000-04-14 Hilfsdüse für eine webmaschine
DE50014554T DE50014554D1 (de) 1999-04-14 2000-04-14 Hilfsdüse für eine Webmachine
EP04004657A EP1428918B1 (de) 1999-04-14 2000-04-14 Hilfsdüse für eine Webmachine
DE50005517T DE50005517D1 (de) 1999-04-14 2000-04-14 Hilfsdüse für eine webmaschine
AT04004657T ATE369451T1 (de) 1999-04-14 2000-04-14 Hilfsdüse für eine webmachine
KR1020017012727A KR100634900B1 (ko) 1999-04-14 2000-04-14 기계식 직조기용 보조노즐
PCT/EP2000/003369 WO2000063473A1 (de) 1999-04-14 2000-04-14 Hilfsdüse für eine webmaschine

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9900257A BE1012608A3 (nl) 1999-04-14 1999-04-14 Spuitmondstuk voor een weefmachine.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1012608A3 true BE1012608A3 (nl) 2001-01-09

Family

ID=3891863

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE9900257A BE1012608A3 (nl) 1999-04-14 1999-04-14 Spuitmondstuk voor een weefmachine.

Country Status (9)

Country Link
US (1) US6536482B1 (nl)
EP (2) EP1169503B1 (nl)
KR (1) KR100634900B1 (nl)
CN (1) CN1116459C (nl)
AT (2) ATE369451T1 (nl)
BE (1) BE1012608A3 (nl)
DE (2) DE50014554D1 (nl)
ES (1) ES2213014T3 (nl)
WO (1) WO2000063473A1 (nl)

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2004038077A1 (en) * 2002-10-23 2004-05-06 Picanol N.V., Naamloze Vennootschap Nozzle for supporting a weft thread in a weaving machine
WO2004057080A1 (en) * 2002-12-19 2004-07-08 Picanol N.V. Naamloze Vennootschap Blowing nozzle for supporting a weft thread in a weaving machine

Families Citing this family (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE50300789D1 (de) * 2002-04-26 2005-08-25 Sultex Ag Rueti Fang- und Haltevorrichtung für das fangseitige Schussfadenende in einer Webmaschine
JP2004107819A (ja) * 2002-09-18 2004-04-08 Tsudakoma Corp 空気噴射式織機の緯糸飛走制御装置
DE502004003591D1 (de) * 2003-09-02 2007-06-06 Sultex Ag Webmaschine mit einer Einlegevorrichtung für schussfäden
CN102839485A (zh) * 2012-09-13 2012-12-26 吴江市隆泰喷织厂 一种辅助喷嘴的套筒
BE1022812B1 (nl) * 2015-03-11 2016-09-13 Picanol Nv Hulpblaasmondstuk voor een weefmachine
KR102118261B1 (ko) * 2018-09-27 2020-06-02 서용교 에어제트직기에서의 다중위사 위입불량 방지장치
JP7077968B2 (ja) * 2019-01-14 2022-05-31 株式会社豊田自動織機 エアジェット織機の緯糸処理装置
CN114214778B (zh) * 2021-12-15 2023-01-31 五洋纺机有限公司 一种间隔布织造中抽除辅助纬纱的方法
IT202200002681A1 (it) * 2022-02-14 2023-08-14 Itema Spa Ugello ausiliario perfezionato per telai ad aria

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3444973C1 (de) * 1984-12-10 1986-04-03 Scheffel Walter Dipl Ing Weblade mit Webblatt fuer Duesenwebmaschinen
NL1001277C1 (nl) * 1995-09-25 1997-03-26 Te Strake Bv Hulpblazer voor een weefmachine.
DE29720595U1 (de) * 1997-11-20 1998-02-05 Dornier Gmbh Lindauer Hilfsblasdüse, insbesondere für eine Luftdüsenwebmaschine

Family Cites Families (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH650035A5 (en) * 1980-11-28 1985-06-28 Sulzer Ag Auxiliary blowing nozzle for an air-jet weaving machine
EP0145824B1 (de) * 1983-12-09 1987-03-04 GebràœDer Sulzer Aktiengesellschaft Hilfsblasdüse für eine Luftstrahlwebmaschine
DE3643058A1 (de) * 1986-11-21 1988-06-30 Picanol Nv Duesen-webmaschine
JP2711099B2 (ja) * 1987-09-25 1998-02-10 日産テクシス株式会社 空気噴射式織機の補助ノズル
JPH0299643A (ja) * 1988-09-29 1990-04-11 Toyota Autom Loom Works Ltd ジェットルームにおける緯入れ装置
DE19751354C1 (de) * 1997-11-20 1999-06-17 Dornier Gmbh Lindauer Hilfsblasdüse für eine Luftdüsenwebmaschine

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3444973C1 (de) * 1984-12-10 1986-04-03 Scheffel Walter Dipl Ing Weblade mit Webblatt fuer Duesenwebmaschinen
NL1001277C1 (nl) * 1995-09-25 1997-03-26 Te Strake Bv Hulpblazer voor een weefmachine.
DE29720595U1 (de) * 1997-11-20 1998-02-05 Dornier Gmbh Lindauer Hilfsblasdüse, insbesondere für eine Luftdüsenwebmaschine

Cited By (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2004038077A1 (en) * 2002-10-23 2004-05-06 Picanol N.V., Naamloze Vennootschap Nozzle for supporting a weft thread in a weaving machine
BE1015155A3 (nl) * 2002-10-23 2004-10-05 Picanol Nv Spuitmondstuk voor het ondersteunen van een inslagdraad in een weefmachine.
WO2004057080A1 (en) * 2002-12-19 2004-07-08 Picanol N.V. Naamloze Vennootschap Blowing nozzle for supporting a weft thread in a weaving machine
BE1015261A3 (nl) * 2002-12-19 2004-12-07 Picanol Nv Spuitmondstuk voor het ondersteunen van een inslagdraad bij een weefmachine.
US7350542B2 (en) 2002-12-19 2008-04-01 Picanol N.V. Naamloze Vennootschap Blowing nozzle for supporting a weft thread in a weaving machine

Also Published As

Publication number Publication date
ES2213014T3 (es) 2004-08-16
CN1355862A (zh) 2002-06-26
EP1169503B1 (de) 2004-03-03
DE50014554D1 (de) 2007-09-20
US6536482B1 (en) 2003-03-25
DE50005517D1 (de) 2004-04-08
CN1116459C (zh) 2003-07-30
KR100634900B1 (ko) 2006-10-17
EP1169503A1 (de) 2002-01-09
ATE369451T1 (de) 2007-08-15
EP1428918B1 (de) 2007-08-08
KR20010113775A (ko) 2001-12-28
ATE261011T1 (de) 2004-03-15
WO2000063473A1 (de) 2000-10-26
EP1428918A3 (de) 2004-09-01
EP1428918A2 (de) 2004-06-16

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1012608A3 (nl) Spuitmondstuk voor een weefmachine.
JP4255984B2 (ja) 星糸を製造するための方法及び交絡ノズル
JP2004509243A (ja) 紡績装置
JP2001131843A (ja) マルチフィラメントヤーンを噴流絡合させる装置
JPH04308252A (ja) 織機におけるよこ糸の引張り装置
JPH0253940A (ja) 織機の耳装置用空気圧スレッドホルダ
JP2008063715A (ja) 緯糸を保持するための方法及びストレッチング装置
KR100428824B1 (ko) 래피어 직기에 있어서의 위사 삽입장치
CN113913999B (zh) 纬纱张力赋予装置
US4585038A (en) Auxiliary blow nozzle for a pneumatic weaving machine
CA2294799C (en) Apparatus for the stretching and tensioning of a weft thread and loom with such an apparatus
US7066213B2 (en) Catching and holding apparatus for the catching-side weft thread end in a weaving machine
US4794958A (en) Auxiliary nozzle for air jet loom
IE44332B1 (en) Weaving loom comprising a pneumatically operated storage device for the weft yarn.
KR19990007850A (ko) 동력직기
BE1000989A3 (nl) Inrichting voor het strekken van een inslagdraad bij weefmachines.
JP5369915B2 (ja) エアジェット織機における緯糸張力付与装置
US4787423A (en) Method of and device for inserting weft yarn in jet looms
JPH0860492A (ja) 空気噴射式織機の補助ノズル
JP2003049346A (ja) 空気噴射織機用筬及び筬羽
JP2000170057A (ja) ジェットルームにおける緯糸張力付与装置
US20230044900A1 (en) Sliver receiving device and method for forming same
EP3640382B1 (en) Sub-nozzle for air jet loom
EP0393468A1 (en) Weft yarn suction device for air looms
EP1314805B1 (en) A method of weft braking when picking the weft through a shed of a pneumatic weaving machine and a braking jet

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Effective date: 20100430