BE1022812B1 - Hulpblaasmondstuk voor een weefmachine - Google Patents

Hulpblaasmondstuk voor een weefmachine Download PDF

Info

Publication number
BE1022812B1
BE1022812B1 BE2015/0101A BE201500101A BE1022812B1 BE 1022812 B1 BE1022812 B1 BE 1022812B1 BE 2015/0101 A BE2015/0101 A BE 2015/0101A BE 201500101 A BE201500101 A BE 201500101A BE 1022812 B1 BE1022812 B1 BE 1022812B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
holes
hollow needle
elementary
side wall
blowing nozzle
Prior art date
Application number
BE2015/0101A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1022812A1 (nl
Inventor
Bart Lecluyse
Chris Delanote
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to BE2015/0101A priority Critical patent/BE1022812B1/nl
Priority to PCT/EP2016/054569 priority patent/WO2016142273A1/en
Priority to CN201680014906.6A priority patent/CN107407019A/zh
Priority to EP16707792.4A priority patent/EP3268524B1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1022812B1 publication Critical patent/BE1022812B1/nl
Publication of BE1022812A1 publication Critical patent/BE1022812A1/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/28Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
    • D03D47/30Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
    • D03D47/3006Construction of the nozzles
    • D03D47/302Auxiliary nozzles

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

Weefmachine, werkwijze en hulpblaasmondstuk voor het ondersteunen van een inslagdraad (1, 2) dat een holle naald (11) bevat, waarbij de holle naald (11) een top (12), een uitstroomopening (13) voor een luchtstraal (7) en een zijwand (14) bevat, waarbij de uitstroomopening (13) is aangebracht om de luchtstraal (7) naar een inslaginsertiekanaal (4) te richten, waarbij de uitstroomopening (13) samengesteld is uit een aantal elementaire gaatjes (15) met rechte mantelvlakken (17) en waarbij de elementaire gaatjes (15) gevormd zijn door lasersnijden in de zijwand (14) en aangebracht zijn in een mozaïekpatroon voor het maximaliseren van de totale doorstroomsectie van de uitstroomopening (13).

Description

Hulpblaasmondstuk voor een weefmachine.
Technisch gebied en stand van de techniek.
[0001] De uitvinding betreft een hulpblaasmondstuk voor het ondersteunen van een inslagdraad in een weefmachine, welk hulpblaasmondstuk een holle naald bevat, waarbij de holle naald een top en een uitstroomopening voor een luchtstraal bevat, waarbij de uitstroomopening voorzien is in een zijwand nabijgelegen aan de top en aangebracht is om de luchtstraal naar een inslaginsertiekanaal te richten wanneer het hulpblaasmondstuk op de weefmachine is gemonteerd. De uitvinding betreft tevens een werkwijze voor het vervaardigen van een hulpblaasmondstuk en een weefmachine voorzien van minstens één hulpblaasmondstuk.
[0002] Hulpblaasmondstukken, ook bijblaasmondstukken genoemd, zijn bedoeld om een inslagdraad tijdens het inbrengen van de inslagdraad in het weefvak van een weefmachine te ondersteunen. Hiertoe zijn een aantal hulpblaasmondstukken verdeeld aangebracht over de breedte van het inslaginsertiekanaal van het riet van de weefmachine.
[0003] Hulpblaasmondstukken zijn bijvoorbeeld geopenbaard in US 3,978,896, waarbij de uitstroomopening uit een aantal dicht bij elkaar gelegen elementaire gaatjes is samengesteld.
[0004] CH 656 905 A5 openbaart een hulpblaasmondstuk, waarbij een aantal buisvormige elementen met hun buitenoppervlakken met elkaar verbonden zijn, in de uitstroomopening zijn aangebracht om kleine kanalen te vormen. De buisvormige elementen hebben een ronde of een zeskant dwarsdoorsnede.
[0005] Het voorzien van een aantal kleine elementaire gaatjes ofwel geboord in de zijwand ofwel door het bevestigen van buisvormige elementen in een uitstroomopening met een grotere afmeting is voordelig voor het richten van de luchtstroom om op een inslagdraad te blazen voor het ondersteunen van de inslagdraad gedurende het inbrengen. Het massadebiet is echter in het algemeen wezenlijk verkleind in vergelijking met blaasmondstukken met één enkele grote uitstroomopening.
Samenvatting van de uitvinding.
[0006] Het is een doel van de uitvinding een hulpblaasmondstuk te voorzien met een aantal elementaire gaatjes, welk hulpblaasmondstuk een verhoogd massadebiet toelaat. Het is verder een doel van de uitvinding te voorzien in een werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijk hulpblaasmondstuk.
[0007] Dit doel wordt opgelost door het hulpblaasmondstuk met de kenmerken van conclusie 1, de weefmachine met de kenmerken van conclusie 8 en de werkwijze met de kenmerken van conclusie 9.
[0008] Volgens een eerste aspect is een hulpblaasmondstuk voorzien voor het ondersteunen van een inslagdraad in een weefmachine, welk hulpblaasmondstuk een holle naald bevat, waarbij de holle naald een top, een uitstroomopening voor een luchtstraal en een zijwand bevat, waarbij de uitstroomopening voorzien is in de zijwand van de holle naald nabijgelegen aan de top en aangebracht is om de luchtstraal naar een inslaginsertiekanaal te richten wanneer het hulpblaasmondstuk op de weefmachine is gemonteerd, en waarbij de uitstroomopening uit een aantal elementaire gaatjes met rechte mantelvlakken is samengesteld, welke elementaire gaatjes in de zijwand van de holle naald zijn gevormd door lasersnijden en dicht bij elkaar zijn aangebracht in een mozaïekpatroon voor het maximaliseren van de totale doorstroomsectie van de uitstroomopening.
[0009] Aangrenzende elementaire gaatjes worden door tussenschotten gescheiden. De rechte mantelvlakken laten een opstelling van de dicht bijeen gelegen elementaire gaatjes toe en laten toe het oppervlaktegebied gebruikt door de tussenschotten tussen de elementaire gaatjes te minimaliseren. Door het minimaliseren van het oppervlaktegebied gebruikt door de tussenschotten tussen de elementaire gaatjes, wordt de totale doorstroomsectie van de uitstroomopening verhoogd voor een bepaalde omhullende omtrek van de uitstroomopening. Het vormen van dergelijke elementaire gaatjes is mogelijk door het toepassen van een lasersnijden technologie. Het lasersnijden gebeurt bijvoorbeeld door smelten, blazen en/of branden. Bijvoorbeeld kan gebruik gemaakt worden van een laag vermogen laser met perslucht als versterker of kan gebruik gemaakt worden van een hoog vermogen laser.
[0010] Het mozaïekpatroon is in een uitvoeringsvorm samengesteld uit vierkante of driehoekige elementaire gaatjes. In andere uitvoeringsvormen zijn elementaire gaatjes met verschillende dwarsdoorsnede vormen gecombineerd om een mozaïekpatroon voor de uitstroomopening te vormen. De vorm van de dwarsdoorsnede van de elementaire gaatjes wordt passend gekozen door de vakman. De grootte en de vorm van elk elementair gaatje wordt bij voorkeur gekozen om stof doorheen het elementaire gaatje door te laten en om verstopping van de elementaire gaatjes te vermijden.
[0011] Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is het mozaïekpatroon een zeskant mozaïekpatroon, waarbij de elementaire gaatjes een minstens hoofdzakelijke zeskant dwarsdoorsnede hebben. Teneinde een mozaïekpatroon toe te laten die het oppervlaktegebied van de tussenschotten tussen de elementaire gaatjes minimaliseert, vervullen de dwarsdoorsneden het zogenaamde Conway criterium, dit wil zeggen dat de zeskant dwarsdoorsnede minstens één paar tegenoverliggende mantelvlakken heeft die parallel en congruent zijn. Alle elementaire gaatjes hebben bij voorkeur een minstens hoofdzakelijke zeskant dwarsdoorsnede. Elementaire gaatjes aangebracht aan een grens van de uitstroomopening hebben in bepaalde uitvoeringsvormen een andere vorm. In een uitvoeringsvorm zijn elementaire gaatjes met een regelmatige zeskant dwarsdoorsnede met zes gelijke mantelvlakken, zes gelijke hoeken en zes gelijke hoekpunten voorzien.
[0012] De elementaire gaatjes hebben bij voorkeur een gemodificeerde regelmatige zeskant dwarsdoorsnede met zes gelijke mantelvlakken, zes gelijke hoeken en zes gelijke afgeronde hoekpunten. Door gebruik te maken van elementaire gaatjes met een dergelijke gemodificeerde regelmatige zeskant dwarsdoorsnede met zes gelijke mantelvlakken, zes gelijke hoeken en zes gelijke afgeronde hoekpunten laat toe om een zeskant indeling en aldus een verdeling van de uitstroomopening in bereiken van gelijke doorstroomsectie, waarbij de totale doorstroomsectie van alle elementaire gaatjes samen gemaximaliseerd is bij een zo klein mogelijke omhullende omtrek van de uitstroomopening. De gemodificeerde regelmatige zeskant dwarsdoorsnede met afgeronde hoekpunten in plaats van scherpe hoekpunten is voordelig voor het vermijden van turbulente luchtstromen doorheen de elementaire gaatjes.
[0013] De elementaire gaatjes zijn in de zijwand van de holle naald gevormd. In een uitvoeringsvorm is een doorstroomsectie van de elementaire gaatjes constant over de dikte van de zijwand. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen vergroot de doorstroomsectie van elk van de elementaire gaatjes van een binnenzijde van de naald naar een buitenzijde van de naald. Deze uitvoeringsvorm is bijzonder geschikt voor het vormen van een dergelijke opening met behulp van lasersnijden.
[0014] De omhullende vorm van de uitstroomopening die samengesteld is uit een aantal elementaire gaatjes wordt passend gekozen door de vakman om de luchtstroom van de hulpblaasmondstukken naar de inslagdraad te richten en om de inslagdraad gedurende zijn inbreng in het weefvak te ondersteunen.
[0015] In een uitvoeringsvorm zijn de elementaire gaatjes in verschillende opeengestapelde rijen in de lengterichting van de holle naald aangebracht, waarbij elke rij minstens één elementair gaatje bevat en waarbij in een rij dichtst bij de top van de holle naald het minstens één elementair gaatje georiënteerd is met één van zijn mantelvlakken gericht naar de top van de holle naald.
Deze rij dichtst bij de top bevat bij voorkeur slechts één enkel elementair gaatje. Deze opstelling is voordelig bij het voorzien van een uitstroomopening die een luchtstraal met een voldoende breedte en een voldoende kracht uitstoot terwijl een hoogte van de omhullende vorm van de uitstroomopening klein gehouden wordt.
[0016] In een uitvoeringsvorm benadert de omhullende vorm van de uitstroomopening die samengesteld is uit een aantal elementaire gaatjes minstens de vorm van een regelmatige zeskant. Deze opstelling laat het uitstoten van een luchtstraal toe, die vergelijkbaar is met een luchtstraal die door een uitstroomopening met één enkele elliptische opening wordt uitgestoten.
[0017] Volgens een andere uitvoeringsvorm zijn de elementaire gaatjes voorzien om mantelvlak tegen mantelvlak aan te liggen in een aantal lijnen, bij voorkeur drie lijnen of vier lijnen, aangebracht onder een hoek tussen ongeveer 30° en ongeveer 60° ten opzichte van de lengteas van de holle naald zodat alle elementaire gaatjes een onderste kettingvlak eerder kruisen dan wanneer spiegel-symmetrisch aangebracht tot de lengteas. Met een dergelijke opstelling komen alle elementaire gaatjes en aldus de totale doorstroomsectie van de uitstroomopening eerder in het weefvak, waardoor eerder gestart wordt met blazen op de ingebrachte inslagdraad door middel van dit hulpblaasmondstuk dan door middel van een hulpblaasmondstuk dat langs een identiek verloop wordt bewogen, maar met de elementaire gaatjes spiegelsymmetrisch aangebracht tot de lengteas.
[0018] Volgens een tweede aspect wordt een weefmachine voorzien, welke weefmachine minstens één hulpblaasmondstuk heeft zoals hierboven beschreven. De weefmachine is bij voorkeur voorzien van een aantal hulpblaasmondstukken verdeeld aangebracht over de breedte van het inslaginsertiekanaal van het riet van de weefmachine.
[0019] Volgens een derde aspect wordt een werkwijze voorzien voor het vervaardigen van een hulpblaasmondstuk voor het ondersteunen van een inslagdraad in een weefmachine, welk hulpblaasmondstuk een holle naald bevat, waarbij de holle naald een top en een uitstroomopening voor een luchtstraal bevat, en waarbij de uitstroomopening voorzien is in een zijwand van de holle naald nabijgelegen aan de top en aangebracht is om de luchtstraal naar een inslaginsertiekanaal te richten wanneer het hulpblaasmondstuk op de weefmachine is gemonteerd, de werkwijze bevat de stap van het lasersnijden met behulp van een lasersnij-inrichting van een aantal elementaire gaatjes met rechte mantelvlakken in een mozaïekpatroon in de zijwand van de holle naald voor het vormen van een uitstroomopening die samengesteld is uit een aantal elementaire gaatjes die dicht bij elkaar zijn aangebracht. Door het toepassen van een lasersnijden technologie kunnen elementaire gaatjes met rechte mantelvlakken in plaats van ronde dwarsdoorsneden worden voorzien. Het lasersnijden van een dergelijk mozaïekpatroon in de zijwand laat toe de afmeting van de tussenschotten tussen de elementaire gaatjes te minimaliseren en een hulpblaasmondstuk te voorzien met een maximale totale doorstroomsectie voor een bepaalde omhullende omtrek van de uitstroomopening.
[0020] In een uitvoeringsvorm worden een aantal elementaire gaatjes gesneden met behulp van de lasersnij-inrichting in een zeskant mozaïekpatroon in de zijwand, waarbij de elementaire gaatjes een minstens hoofd zake lijke zeskant dwarsdoorsnede hebben. Zoals hierboven beschreven worden in voorkeurdragende uitvoeringsvormen elementaire gaatjes voorzien met congruent zeskant dwarsdoorsneden met minstens één paar tegenoverliggende mantelvlakken die parallel en congruent zijn.
[0021] Meer in het bijzonder worden in voorkeurdragende uitvoeringsvormen een aantal elementaire gaatjes in de zijwand gesneden met behulp van de lasersnij-inrichting, welke elementaire gaatjes elk een gemodificeerde regelmatige zeskant dwarsdoorsnede met zes gelijke mantelvlakken, zes gelijke hoeken en zes gelijke afgeronde hoekpunten hebben.
[0022] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen worden de elementaire gaatjes gesneden met behulp van een lasersnij-inrichting in de zijwand van een buitenzijde van de holle naald, zodat een doorstroomsectie van elk van de elementaire gaatjes verkleint van een buitenzijde van de holle naald naar een binnenzijde van de holle naald. Met andere woorden elementaire gaatjes worden voorzien die divergeren van een binnenzijde van de holle naald naar een buitenzijde van de holle naald, wat toelaat dat een luchtstroom doorheen het elementaire gaatje expandeert. Dit is gunstig voor het verkrijgen van luchtstromen met een hoge snelheid.
[0023] De opstelling van de elementaire gaatjes in het mozaïekpatroon wordt passend door de vakman gekozen. In een uitvoeringsvorm worden de elementaire gaatjes in de zijwand gesneden met behulp van de lasersnij-inrichting zodat het mozaïekpatroon verschillende opeengestapelde rijen bevat, waarbij elke rij minstens één elementair gaatje bevat en waarbij in een rij dichtst bij de top van de holle naald het minstens één elementair gaatje georiënteerd is met één van zijn mantelvlakken gericht naar de top van de holle naald. Bij voorkeur wordt slechts één enkel elementair gaatje voorzien in de rij dichtst bij de top van de holle naald. De omhullende vorm van de uitstroomopening volgt de zijwand van de holle naald.
[0024] Als alternatief of in aanvulling worden de elementaire gaatjes in de zijwand gesneden met behulp van de lasersnij-inrichting zodat de vorm van de uitstroomopening die samengesteld is uit een aantal elementaire gaatjes minstens de vorm van een regelmatige zeskant benadert.
[0025] In een andere uitvoeringsvorm worden de elementaire gaatjes in de zijwand gesneden met behulp van de lasersnij-inrichting om mantelvlak tegen mantelvlak aan te liggen in een aantal lijnen, bij voorkeur drie lijnen of vier lijnen, aangebracht onder een hoek tussen ongeveer 30° en ongeveer 60° ten opzichte van de lengteas van de holle naald zodat alle elementaire gaatjes een onderste kettingvlak eerder kruisen dan wanneer spiegel-symmetrisch aangebracht tot de lengteas.
Korte beschrijving van de tekeningen.
[0026] Verdere kenmerken en voordelen van de uitvinding vloeien voort uit de hierna volgende beschrijving van de in de tekeningen schematisch weergegeven uitvoeringsvormen. Doorheen de tekeningen worden dezelfde elementen aangeduid door dezelfde referentienummers.
[0027] Figuur 1 toont een schematisch aanzicht van een gedeelte van een weefmachine met een aantal hulpblaasmondstukken, in het bijzonder een gedeelte van een luchtstraalweefmachine.
[0028] Figuur 2 toont een hulpbiaasmondstuk gemonteerd op een houder die op een lade van de luchtstraalweefmachine van figuur 1 moet worden voorzien.
[0029] Figuur 3 is een vooraanzicht van een holle naald van het hulpblaasmondstuk van figuur 2.
[0030] Figuur 4 is een dwarsdoorsnede aanzicht volgens vlak IV-IV van figuur 3.
[0031] Figuur 5 is een dwarsdoorsnede aanzicht volgens vlak V-V van figuur 3.
[0032] Figuur 6 is een bovenaanzicht van de holle naald van figuur 3.
[0033] Figuur 7 is een dwarsdoorsnede aanzicht volgens vlak VII-VII van figuur 3.
[0034] Figuur 8 is een detail ter hoogte van één van de elementaire gaatjes van figuur 3.
[0035] Figuur 9 is een vooraanzicht van een holle naald volgens een alternatieve uitvoeringsvorm.
[0036] Figuur 10 is een dwarsdoorsnede aanzicht volgens vlak X-X van figuur 9.
[0037] Figuur 11 is een vooraanzicht van een holle naald gelijkaardig aan figuur 9.
[0038] Figuur 12 is een dwarsdoorsnede aanzicht volgens vlak XII-XII van figuur 11.
[0039] Figuur 13 is een schematische voorstelling van een werkwijze voor het vervaardigen van het hulpblaasmondstuk van figuur 2.
Gedetailleerde beschrijving van uitvoeringsvormen.
[0040] De weefmachine getoond in figuur 1 bevat een riet 3 bestaande uit een aantal tanden, elk met een dwarsdoorsnede die geschikt is om een U-vormig inslaginsertiekanaal 4 te vormen, ook geleidingskanaal genoemd. Langs dit inslaginsertiekanaal 4 worden inslagdraden 1, 2 in een weefvak gevormd tussen een bovenste vlak kettingdraden en een onderste vlak kettingdraden (niet getoond in de figuren) ingebracht. De inslagdraden 1 of 2 worden elk in het inslaginsertiekanaal 4 geblazen door een hoofdblaasmondstuk 5, 6. Het verder transporteren van de inslagdraden 1 of 2 doorheen het inslaginsertiekanaal 4 wordt ondersteund door luchtstralen 7 die door de hulpblaasmondstukken 8 in het inslaginsertiekanaal 4 worden geblazen. Aan elk hulpblaasmondstuk 8 wordt een houder 9 toegevoegd om het hulpblaasmondstuk 8 op een lade 10 te monteren. De hulpblaasmondstukken 8 worden gelijkmatig of op een variabele afstand verdeeld aangebracht over de breedte van het inslaginsertiekanaal 4 van het riet 3. Het riet 3 en de hoofdblaasmondstukken 5, 6 worden eveneens op de lade 10 gemonteerd.
[0041] Figuur 2 toont een uitvoeringsvorm van een hulpblaasmondstuk 8 en een bijhorende houder 9. De houder 9 is te monteren op de lade 10 (getoond in figuur 1).
[0042] Het hulpblaasmondstuk 8 bevat een holle naald 11 met een top 12, een uitstroomopening 13 voor een luchtstraal 7 (getoond in figuur 1) en een zijwand 14, welke uitstroomopening 13 in de zijwand 14 nabijgelegen aan de top 12 is voorzien. De uitstroomopening 13 is samengesteld is uit een aantal elementaire gaatjes 15 die dicht bij elkaar zijn aangebracht in de zijwand 14.
[0043] Het hulpblaasmondstuk 8 bevat verder een verbindingsaansluiting 16 voor een verbinding met een toevoer van perslucht (niet getoond).
[0044] De holle naald 11 van figuur 2 wordt meer in detail getoond in figuren 3 tot 7, respectievelijk in een vooraanzicht, twee dwarsdoorsnede aanzichten, een bovenaanzicht en nog een dwarsdoorsnede aanzicht. Figuur 8 is een detail ter hoogte van één van de elementaire gaatjes 15 van figuur 3.
[0045] Zoals best te zien is in figuur 3, is de uitstroomopening 13 samengesteld uit een aantal elementaire gaatjes 15 met rechte mantelvlakken 17, welke elementaire gaatjes 15 in een mozaïekpatroon zijn aangebracht. Meer in het bijzonder is in de uitvoeringsvorm getoond in figuren 3 tot 7 het mozaïekpatroon een zeskant mozaïekpatroon. Zoals best te zien is in figuur 8 hebben de elementaire gaatjes 15 elk een gemodificeerde regelmatige zeskant dwarsdoorsnede met zes gelijke mantelvlakken 17, zes gelijke hoeken α en zes gelijke afgeronde hoekpunten 18. De afgeronde hoekpunten 18 zijn gunstig voor het richten van de luchtstraal 7 (getoond in figuur 1) en het vermijden van turbulenties die zich kunnen ontwikkelen in het overgangsgebied van scherpe hoekpunten.
[0046] Door de hoofdzakelijke zeskant dwarsdoorsnede kunnen de elementaire gaatjes 15 dicht bij elkaar worden aangebracht en kan de oppervlakte gebruikt door de tussenschotten 19 (aangeduid onder meer in figuur 8) tussen de elementaire gaatjes 15 worden geminimaliseerd. Hierdoor wordt de totale doorstroomsectie van de uitstroomopening 13 verhoogd zonder de omhullende omtrek van de uitstroomopening 13 te verhogen.
[0047] Zoals best te zien is in figuur 4 wordt in de getoonde uitvoeringsvorm het bereik van de zijwand 14, waarin de elementaire gaatjes 15 worden voorzien die de uitstroomopening 13 vormen, schuin gesteld ten opzichte van de lengteas 24 van de holle naald 11 om een verbeterd richten van de luchtstraal 7 (getoond figuur 1) toe te laten voor het ondersteunen van een inslagdraad 1, 2.
[0048] De holle naald 11 getoond in figuren 3 tot 8 heeft een ovale dwarsdoorsnede vorm (getoond in figuur 5) teneinde een bredere zijwand 14 te kunnen voorzien zonder het totale volume van de holle naald 11 te verhogen.
[0049] Zoals hierna meer in detail zal worden uitgelegd, worden de elementaire gaatjes 15 die de uitstroomopening 13 vormen dicht bij de top 12 van de holle naald 11 in de zijwand 14 gesneden met behulp van een lasersnijden technologie.
[0050] Zoals best te zien is in figuur 7 vermindert een doorstroomsectie van elk van de elementaire gaatjes 15 vanaf een buitenzijde 25 van de holle naald 11 naar een binnenzijde 26 van de holle naald 11. Met andere woorden divergeren de doorstroomsecties van de elementaire gaatjes 15 naar de buitenzijde 25 toe zodat perslucht die stroomt doorheen de elementaire gaatjes 15 zal expanderen alvorens uiteindelijk te worden uitgestoten. Deze expansie is voordelig voor het verkrijgen van luchtstralen 7 (getoond in figuur 1) met een hoge snelheid.
[0051] In de getoonde uitvoeringsvorm van figuren 3 tot 8 worden de elementaire gaatjes 15 in een mozaïekpatroon met verschillende, namelijk zeven, opeengestapelde rijen in de richting van de lengteas 24 van de holle naald 11 aangebracht, waarbij in een rij van het mozaïekpatroon, die dichtst bij de top 12 van de holle naald 11 is gelegen slechts één enkel elementair gaatje 15 is aangebracht. Dit elementair gaatje 15 evenals alle andere elementaire gaatjes 15 is georiënteerd met één van zijn mantelvlakken 17 gericht naar de top 12 van de holle naald 11.
[0052] Zoals best te zien is in figuur 3 worden de elementaire gaatjes 15 zo aangebracht dat een omhullende vorm van de uitstroomopening 13 de vorm van een regelmatige zeskant benadert.
[0053] Figuren 9 tot 12 tonen twee alternatieve uitvoeringsvormen van holle naalden 11 voor een hulpblaasmondstuk 8 van figuur 1 met een uitstroomopening 13 die samengesteld is uit een aantal elementaire gaatjes 15 met een gemodificeerde regelmatige zeskant dwarsdoorsnede, welke elementaire gaatjes 15 dicht bij elkaar in de zijwand 14 van de holle naald 11 zijn aangebracht. In de uitvoeringsvormen van figuren 9 tot 12 zijn de elementaire gaatjes 15 voorzien in een zeskant mozaïekpatroon om mantelvlak tegen mantelvlak aan te liggen in een aantal lijnen 20, namelijk vier lijnen 20 in figuren 9 en 10 en drie lijnen 20 in figuren 11 en 12.
[0054] De lijnen 20 zijn aangebracht onder een hoek tussen ongeveer 30° en ongeveer 60° ten opzichte van de lengteas 24 van de holle naald 11. Door deze opstelling kruisen alle elementaire gaatjes 15 in gebruik een onderste kettingvlak 21 aangeduid met lijnen in figuren 9 en 11 eerder dan wanneer spiegel-symmetrisch aangebracht tot de lengteas 24.
[0055] Figuur 13 toont schematisch een werkwijze voor het vervaardigen van een holle naald 11 met een uitstroomopening 13 die samengesteld is uit een aantal elementaire gaatjes 15 met behulp van een lasersnij-inrichting 22. Een aantal elementaire gaatjes 15 elk met minstens een hoofdzakelijke zeskant dwarsdoorsnede wordt met de lasersnij-inrichting 22 in de zijwand 14 gesneden, waarbij de elementaire gaatjes 15 in een zeskant mozaïekpatroon zijn aangebracht met kleine tussenschotten 19 tussen de elementaire gaatjes 15, zoals getoond in één van de figuur 3, de figuur 9 of de figuur 11.
[0056] De lasersnij-inrichting 22 is aangebracht om een laserbundel 23 naar de holle naald 11 te richten voor het snijden van de elementaire gaatjes 15 in de holle naald 11 zoals schematisch weergegeven in figuur 13.
[0057] Zoals weergegeven in figuur 13 wordt de laserbundel 23 gericht naar de buitenzijde 25 van de holle naald 11. Hierdoor hebben de elementaire gaatjes 15 die in de zijwand 14 zijn gesneden grotere afmetingen aan de buitenzijde 25 van de holle naald 11 dan aan de binnenzijde 26 van de holle naald 11, met andere woorden convergeren de elementaire gaatjes 15 vanaf de buitenzijde 25 van de holle naald 11 naar de binnenzijde 26 van de holle naald 11.
[0058] Bij het snijden van de elementaire gaatjes 15 in de holle naald 11 met behulp van de lasersnij-inrichting 22 zullen de tussenschotten 19 een oppervlak ter hoogte van de mantelvlakken van de elementaire gaatjes 15 vormen die voldoende ruw is om contacteigenschappen van de luchtstroom langs de manteloppervlakken 17 te verhogen, die voldoende ruw is om een richten van de luchtstroom naar de buitenzijde te verbeteren, en die voldoende glad is om een merkbaar remmen van de luchtstroom aan het oppervlak van de mantelvlakken 17 te beperken.
[0059] Het hulpblaasmondstuk en de werkwijze volgens de uitvinding zijn niet beperkt tot de bij wijze van voorbeeld beschreven en in de tekeningen getoonde uitvoeringsvormen. Varianten en combinaties van de beschreven en getoonde uitvoeringsvormen die onder de conclusies vallen zijn eveneens mogelijk.

Claims (14)

  1. Conclusies.
    1. Een hulpblaasmondstuk voor het ondersteunen van een inslagdraad (1, 2) in een weefmachine, welk hulpblaasmondstuk (8) een holle naald (11) bevat, waarbij de holle naald (11) een top (12), een uitstroomopening (13) voor een luchtstraal (7) en een zijwand (14) bevat, waarbij de uitstroomopening (13) is voorzien in de zijwand (14) nabijgelegen aan de top (12) en is aangebracht om de luchtstraal (7) naar een inslaginsertiekanaal (4) te richten wanneer het hulpblaasmondstuk (8) op de weefmachine is gemonteerd, en waarbij de uitstroomopening (13) is samengesteld uit een aantal elementaire gaatjes (15) gevormd in de zijwand (14), daardoor gekenmerkt dat de uitstroomopening (13) samengesteld is uit een aantal elementaire gaatjes (15) met rechte mantelvlakken (17), waarbij de elementaire gaatjes (15) gevormd zijn door lasersnijden en aangebracht zijn in een mozaïekpatroon voor het maximaliseren van de totale doorstroomsectie van de uitstroomopening (13).
  2. 2. Het hulpblaasmondstuk volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het mozaïekpatroon een zeskant mozaïekpatroon is, waarbij de elementaire gaatjes (15) een minstens hoofdzakelijke zeskant dwarsdoorsnede hebben. ; 3. Het hulpblaasmondstuk volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de elementaire gaatjes (15) een gemodificeerde regelmatige zeskant dwarsdoorsnede met zes gelijke mantelvlakken (17), zes gelijke hoeken (a) en zes gelijke afgeronde hoekpunten (18) hebben. )
  3. 4. Het hulpblaasmondstuk volgens conclusie 1, 2 of 3, daardoor gekenmerkt dat een dwarsdoorsnede van elk van de elementaire gaatjes (15) vergroot vanaf een binnenzijde (26) van de holle naald (11) naar een buitenzijde (25) van de holle naald (11).
  4. 5. Het hulpblaasmondstuk volgens één van de conclusies 1 tot 4, daardoor gekenmerkt dat de elementaire gaatjes (15) in verschillende opeengestapelde rijen in de lengterichting (I) van de holle naald (11) zijn aangebracht, waarbij elke rij minstens één elementair gaatje (15) bevat en waarbij in een rij dichtst bij de top (12) van de holle naald (11) het minstens één elementair gaatje (15) georiënteerd is met één van zijn mantelvlakken (17) gericht naar de top (12) van de holle naald (11).
  5. 6. Het hulpblaasmondstuk volgens één van de conclusies 1 tot 5, daardoor gekenmerkt dat de vorm van de uitstroomopening (13) die samengesteld is uit een aantal elementaire gaatjes (15) minstens de vorm van een regelmatige zeskant benadert.
  6. 7. Het hulpblaasmondstuk volgens één van de conclusies 1 tot 5, daardoor gekenmerkt dat de elementaire gaatjes (15) voorzien zijn om mantelvlak (17) tegen mantelvlak (17) aan te liggen in een aantal lijnen (20) aangebracht onder een hoek tussen ongeveer 30° en ongeveer 60° ten opzichte van de lengteas (24) van de holle naald (11) zodat alle elementaire gaatjes (15) een onderste kettingvlak (21) eerder kruisen dan wanneer spiegel-symmetrisch aangebracht tot de lengteas (24).
  7. 8. Een weefmachine, daardoor gekenmerkt dat de weefmachine voorzien is van minstens één hulpblaasmondstuk (8) volgens één van de conclusies 1 tot 7.
  8. 9. Een werkwijze voor het vervaardigen van een hulpblaasmondstuk (8) voor het ondersteunen van een inslagdraad (1, 2) in een weefmachine, welk hulpblaasmondstuk (8) een holle naald (11) bevat, waarbij de holle naald (11) een top (12), een uitstroomopening (13) voor een luchtstraal (7) en een zijwand (14) bevat, en waarbij de uitstroomopening (13) is voorzien in de zijwand (14) nabijgelegen aan de top (12) en is aangebracht om de luchtstraal (7) naar een inslaginsertiekanaal (4) te richten wanneer het hulpblaasmondstuk (8) op de weefmachine is gemonteerd, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze de stap bevat van het snijden met behulp van een lasersnij-inrichting (22) van een aantal elementaire gaatjes (15) met rechte mantelvlakken (17) in een mozaïekpatroon in de zijwand (14) van de holle naald (11) voor het vormen van een uitstroomopening (13) die samengesteld is uit een aantal elementaire gaatjes (15) die dicht bij elkaar zijn aangebracht.
  9. 10. De werkwijze volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze de stap bevat van het lasersnijden van een aantal elementaire gaatjes (15) in een zeskant mozaïekpatroon in de zijwand (14), waarbij de elementaire gaatjes (15) een minstens hoofdzakelijke zeskant dwarsdoorsnede hebben.
  10. 11. De werkwijze volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze de stap bevat van het lasersnijden van een aantal elementaire gaatjes (15) in de zijwand (14), welke elementaire gaatjes (15) gemodificeerde regelmatige zeskant dwarsdoorsneden hebben met zes gelijke mantelvlakken (17), zes gelijke hoeken (a) en zes gelijke afgeronde hoekpunten (18).
  11. 12. De werkwijze volgens conclusie 9, 10 of 11, daardoor gekenmerkt dat de elementaire gaatjes (15) gesneden zijn met behulp van de lasersnij-inrichting (22) in de zijwand (14) van de holle naald (11), zodat een dwarsdoorsnede van elk van de elementaire gaatjes (15) vergroot vanaf een binnenzijde (26) van de holle naald (11) naar een buitenzijde (25) van de holle naald (11).
  12. 13. De werkwijze volgens één van de conclusies 9 tot 12, daardoor gekenmerkt dat de elementaire gaatjes (15) gesneden zijn in de zijwand (14) met behulp van de lasersnij-inrichting (22) zodat het mozaïekpatroon verschillende opeengestapelde rijen in de lengterichting (I) van de holle naald (11) bevat, waarbij elke rij minstens één elementair gaatje (15) bevat en waarbij in een rij dichtst bij de top (12) van de holle naald (11) het minstens één elementair gaatje (15) georiënteerd is met één van zijn mantelvlakken (17) gericht naar de top (12) van de holle naald (11)·
  13. 14. De werkwijze volgens één van de conclusies 9 tot 13, daardoor gekenmerkt dat de elementaire gaatjes (15) gesneden zijn in de zijwand (14) met behulp van de lasersnij-inrichting (22) zodat de vorm van de uitstroomopening (13) die samengesteld is uit het aantal elementaire gaatjes (15) minstens de vorm van een regelmatige zeskant benadert.
  14. 15. De werkwijze volgens één van de conclusies 9 tot 13, daardoor gekenmerkt dat de elementaire gaatjes (15) gesneden zijn in de zijwand (14) met behulp van de lasersnij-inrichting (22) om mantelvlak (17) tegen mantelvlak (17) aan te liggen in een aantal lijnen (20) aangebracht onder een hoek tussen ongeveer 30° en ongeveer 60° ten opzichte van de lengteas (24) van de holle naald (11) zodat alle elementaire gaatjes (15) een onderste kettingvlak (21) eerder kruisen dan wanneer spiegel-symmetrisch aangebracht tot de lengteas (24).
BE2015/0101A 2015-03-11 2015-03-11 Hulpblaasmondstuk voor een weefmachine BE1022812B1 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2015/0101A BE1022812B1 (nl) 2015-03-11 2015-03-11 Hulpblaasmondstuk voor een weefmachine
PCT/EP2016/054569 WO2016142273A1 (en) 2015-03-11 2016-03-03 Auxiliary nozzle for a weaving machine
CN201680014906.6A CN107407019A (zh) 2015-03-11 2016-03-03 用于织机的辅助喷嘴
EP16707792.4A EP3268524B1 (en) 2015-03-11 2016-03-03 Auxiliary nozzle for a weaving machine

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2015/0101A BE1022812B1 (nl) 2015-03-11 2015-03-11 Hulpblaasmondstuk voor een weefmachine

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1022812B1 true BE1022812B1 (nl) 2016-09-13
BE1022812A1 BE1022812A1 (nl) 2016-09-13

Family

ID=53488069

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2015/0101A BE1022812B1 (nl) 2015-03-11 2015-03-11 Hulpblaasmondstuk voor een weefmachine

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP3268524B1 (nl)
CN (1) CN107407019A (nl)
BE (1) BE1022812B1 (nl)
WO (1) WO2016142273A1 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP3640382B1 (en) * 2018-10-16 2021-07-07 Tsudakoma Kogyo Kabushiki Kaisha Sub-nozzle for air jet loom

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3978896A (en) * 1974-05-21 1976-09-07 Larmit Adrianus Johannes Franc Weft thread inserting nozzle
BE892832A (nl) * 1982-04-14 1982-10-14 Picanol Nv Hulp- of bijblazer voor textielmachine.
CH656905A5 (en) * 1982-11-30 1986-07-31 Sulzer Ag Blowing nozzle for pneumatic weaving machines
DE3639867C1 (en) * 1986-11-21 1987-10-29 Picanol Nv Jet-weaving machine
JPH02205285A (ja) * 1989-01-31 1990-08-15 Nissan Motor Co Ltd 空気噴射式織機の緯入れ補助ノズル噴射孔の加工方法

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1012608A3 (nl) * 1999-04-14 2001-01-09 Picanol Nv Spuitmondstuk voor een weefmachine.
JP3916872B2 (ja) * 2001-01-11 2007-05-23 株式会社マキタ 電動工具
CN201256511Y (zh) * 2008-09-24 2009-06-10 北京北广科技股份有限公司 小风阻、高通风面积的防尘通风罩

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3978896A (en) * 1974-05-21 1976-09-07 Larmit Adrianus Johannes Franc Weft thread inserting nozzle
BE892832A (nl) * 1982-04-14 1982-10-14 Picanol Nv Hulp- of bijblazer voor textielmachine.
CH656905A5 (en) * 1982-11-30 1986-07-31 Sulzer Ag Blowing nozzle for pneumatic weaving machines
DE3639867C1 (en) * 1986-11-21 1987-10-29 Picanol Nv Jet-weaving machine
JPH02205285A (ja) * 1989-01-31 1990-08-15 Nissan Motor Co Ltd 空気噴射式織機の緯入れ補助ノズル噴射孔の加工方法

Also Published As

Publication number Publication date
WO2016142273A1 (en) 2016-09-15
CN107407019A (zh) 2017-11-28
EP3268524A1 (en) 2018-01-17
EP3268524B1 (en) 2019-12-18
BE1022812A1 (nl) 2016-09-13

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US11167353B2 (en) Homogeneous suction during additive manufacturing
JP6388986B2 (ja) 最適化されたガスダイナミックスを用いてレーザ切断する方法
ES2622172T3 (es) Disposición para almacenar y lanzar contramedidas
ES2978489T3 (es) Boquilla de impulsos para sistemas de limpieza de filtros
BE1022812B1 (nl) Hulpblaasmondstuk voor een weefmachine
EP3821752B1 (en) Multiple nozzle attachment for hair dryer
US8418330B2 (en) Suction chamber for a water bar used for applying jets to fabrics
JP5854291B2 (ja) 手乾燥装置
US20190040547A1 (en) Multi-row melt-blown fiber spinneret
JP5854290B2 (ja) 手乾燥装置
ES2213014T3 (es) Tobera auxiliar para un telar mecanico.
US8186986B2 (en) Device for drawing filaments
JP6035088B2 (ja) レーザ加工ヘッド用ノズル
BE1021879B1 (nl) Strekinrichting voor een inslagdraad
USD998006S1 (en) Nozzle for laser beam machine
JP6404204B2 (ja) 噴霧器
CN110536761A (zh) 被轧制材料的冷却
ES2392520T3 (es) Aparato y procedimientos de gasificación a larga distancia
KR102178774B1 (ko) 매듭실을 제조하기 위한 노즐 및 방법
JP6162014B2 (ja) レーザ加工ヘッド
NL8003739A (nl) Inslaggarengeleiding voor een fluidumstraalweefgetouw.
JP6531619B2 (ja) リヤスポイラ
JPH01314753A (ja) ジェットルームにおける緯入れ装置
JP6600981B2 (ja) 不織布製造装置
EP2931100B1 (en) Hand dryer