NL8901919A - Inrichting voor het hanteren van een verdeelgoot van een schachtoven en een voor deze inrichting geschikt aandrijfmechanisme. - Google Patents

Description

Korte aanduiding; Inrichting voor het hanteren van een verdeelgoot van een schachtoven en een voor deze inrichting geschikt aandrijfmechanisme.

De uitvinding heeft betrekking cp een inrichting voor het hanteren van een verdeelgoot van een schachtoven, die zwenkbaar cpgehangen is aan een roterende kooi die met behulp van kogellagers gemonteerd is in een in de kcp van de oven geïnstalleerde kast, en bevattende aan-drijfmiddelen cm de kooi te doen draaien cp de vertikale as van de oven, alsmede aandrijfmiddelen cm de goot om haar horizontale ophan-gingsas te doen zwenken.

De uitvinding heeft eveneens betrekking cp een aandrijfmechanisme van de goot, die aan deze inrichting is vastgemaakt.

Het ddkument DE-C2-2.324.970 beschrijft een ophang- en aandrijfmechanisme voor een verdeelgoot in een vulinstallatie van een schachtoven van het bovenbeschreven type. Dit mechanisme is bijzonder doelmatig en voordelig gebleken, en sedert zijn concept zijn talloze vulin-stallaties van hoogovens daarmee uitgerust. De vervanging van de verdeelgoot, waarvan de inwendige bekleding regelmatig moet warden vernieuwd, kan warden bewerkstelligd met behulp van een hanteringsinrich-ting van het in bet Iuxentourgse octrooi nummer 85.899 beschreven type. Volgens dit octrooi wordt het weghalen va de goot vanaf de zijkant uitgevoerd via een in het bovenste conische deel van de ovenwand gerealiseerde cpening. Dit levert geen enkel probleem op, met name bij de nieuwe ovens met grote capaciteit, waarvan de conceptie gerealiseerd kan warden afhankelijk van het type vulinstallatie. Evenwel kunnen zich bepaalde problemen voordoen bij gelegenheid van de modernisering van bestaande ovens, met name van de hoogovens met bescheidener capaciteit, waarin de vulinstallatie alsook de werkvloer rechtstreeks worden ondersteund door de ovenwand. In feite kan men in dat geval niet een cpening in de ovenwand en in de werkvloer realiseren cm niet hun stabiliteit en hun weerstand te verminderen, zonder deze onderdelen van tevoren te hebben verstrekt door belangrijke en kostbare transformaties.

Het doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een nieuwe inrichting voor het hanteren van een goot, die in het bijzonder geschikt is voor de vervanging van een goot in dit soort hoogovens.

Een bijkomstig doel van de uitvinding is het verschaffen van een aandrijfmechanisme voor de goot, dat zo eenvoudig mogelijk is en dat de vervanging van de goot niet hindert.

cm dit oogmerk te bereiken, wordt de door de onderhavige uitvin- ding voorgestelde hanteringsinrichting gekenmerkt doordat de kooi en de kast afneembare delen bevatten die het doorlaten van de goot moge-lijk maken in verband met het monteren of demonteren ervan met behulp van een op een werkvloer gemonteerd hellend vlak, welke vloer de ovenkop orageeft en door deze ondersteund wordt, en bevattende een loopkat, die kan schuiven langs het hellende vlak en voorzien is van middelen cm te worden vastgehaakt aan de goot.

Gegeven het feit, dat de verdeelgoot uitneembaar is door het aandrijf- en cphangmedhanisme ervan heen, is het niet meer noodzakelijk de ovenwand te verzwakken door een opening voor het weghalen van de goot.

De loopkat, die langs het hellende vlak schuift, is bij voorkeur op rolwielen gemonteerd is en aangehaakt aan een trekketting of trek-kabel-zonder-einde, die cm aan de einden van het hellende vlak opgestelde keemollen nonddraait onder invloed van een aandrij fmotor.

De middelen voor het vasthaken van de goot worden gevormd door een telescopisch verschuifbare stang met een hamerkqp, die door verschuiving en rotatie aan de bovenrand van de goot aangegrepen kan worden.

De uitvinding verschaft eveneens een aandrijfmechanisme van een goot voor een hierboven beschreven inrichting, en bevattende een eerste en een tweede lagerkrans, ontworpen cm de goot te doen draaien om de vertikale as (0) van de oven en haar hellingshoek te wijzigen ten opzichte van deze as (0) door middel van scharnieren cm haar horizontale ophangingsas, resp. middelen cm de twee lagerkransen onafhankelijk van elkaar te activeren, waarvan de eerste realisatiemodus wordt gekenmerkt doordat de tweede lagerkrans via een schamierbaar stangen-stelsel verbonden is met twee vaste armen aan weerszijden van de goot, op de ophangingsas ervan.

Dit scharnierende stangenstelsel bestaat bij voorkeur uit een gevorkt element, waarvan de tanden schamierbaar zijn in de einden van de armen en waarvan het tegenover gelegen uiteinde scharnierend is op een zwenkbare hefboom die gemonteerd is cp de roteerbare kooi cm te kunnen schommelen in dezelfde zin als de goot en waarvan het vrije einde via een drijfstang verbonden is met de tweede tandkrans.

Volgens een tweede uitvoeringsvorm is het aandrijfinechanisme volgens de uitvinding gekenmerkt door een getande sector, die één geheel vormt met één der cphangingsassen van de goot en een conisch tandwiel vormt met een getande sectie van de tweede lagerkrans.

Andere bijzonderheden en kenmerken zullen blijken uit de beschrijving van enkele voorkeursuitvoeringsvooien, hieronder bij wijze van voorbeeld weergegeven onder verwijzing naar de bijgaande tekeningen.

Fig. l toont schematisch een vertikale doorsnede van een inrichting voor het hanteren van een goot volgens de onderhavige uitvinding; fig. 2 en 3 stellen schematische aanzichten voor, in vertikale doorsnede en in bovenaanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van een aandrijfmechanisme van een verdeelgoot; en fig. 4 en 5 stellen schematisch vertikale doorsneden voor van een tweede uitvoeringsvorm van een aandrijfmechanisme voor een verdeelgoot.

ïig. 1, die hierbij gevoegd is, stelt de kop voor van een hoogoven 10, uitgerust met een vul installatie bevattende een roteerbare en zwenkbare verdeelgoot 12, die opgehangen is aan een aandrij finechanis-me, waarvan twee voordelige uitvoeringsvormen vervolgens zullen worden beschreven. De hoogoven 10 is een oven, die aanvankelijk was uitgerust met een klassieke klokvulinstallatie, die vervangen is door de in fig. 1 weergegeven vulinrichting. De goot 12 is zwenkbaar opgehangen aan een roteerbare kooi 14, die cp zijn beurt cpgebangen is door middel van een rollager 16 in een vaste kast 18, welke één geheel vormt met de ovenwand 10. De kast 18 cmsluit mechanismen, die enerzijds de kooi 16 doen draaien cm de vertikale as van de oven, en anderzijds de hel-lingshoek van de goot 12 instellen. Deze aandrijfmechanismen zullen uitvoeriger in het vervolg beschreven worden.

Het vulmateriaal, dat een tussenopslag ondergaat in een sluis 20, valt in axiale richting op de goot 12 door een centraal aangebrachte toevoerbuis 22.

Op te merken valt, dat de gehele vulinstallatie roet inbegrip van de sluis 20 en het aandrijf- en ophangmechanisme van de goot, en ook de cm de ovenkcp 10 aangebrachte cirkelvormige werkvloer 24 worden ondersteund door de wand ervan. Dat is de reden waarom in de ovenwand geen opening voor bet weemalen van de goot 12 kan worden aangebracht, teneinde deze niet zonder belangrijke wijzigingen in de steunconstruc-tie te verzwakken. Het blijft niettemin noodzakelijk een mogelijkheid te voorzien voor het demonteren van de goot 12, gegeven het feit dat deze van tijd tot tijd dient te worden vervangen.

Hiertoe stelt de onderhavige uitvinding voor de montage en demontage van de qoot 12 te verrichten door haar aandrijf- en ochanqme- chanisme heen. Zoals fig. 1 laat zien, bevat de draaibare kooi 14 een afneembaar deksel 26, dat voldoende groot is can de doorgang van de goot 12 toe te laten. Dat deksel 26 bevindt zich in het schuine verlengstuk van een zij -toegangsopening 28 in de kast 18. Deze opening 28 is in elk geval aanwezig voor onderhoudswerkzaamheden aan het ‘aandrijfmechanisme van de goot 12. Afhankelijk van de constructie, kan het nodig zijn om eveneens zijopeningen aan te brengen in de kast teneinde de goot los te maken van haar cphangas.

Om het uithalen en het inbrengen van de goot 12 via het gedemonteerde deksel 26 en de opening 28 mogelijk te maken is een hellend vlak 30 aan een scharnier 31 aan de benedenrand van de opening 28 gekoppeld. Een ondersteuning 32, eventueel telescopisch, om wijziging mogelijk te naken van de hellingshoek van het hellende vlak 30, is gemonteerd op de werkvloer 24 en ondersteunt het hellende vlak 30 in de hellende positie, zoals weergegeven in fig. 1. Dit hellende vlak 30 is bij voorkeur ontworpen om na gébruik te worden weggenomen mét behulp van de hefwerktuigen, die zich ter plaatse bevinden en/of in een vrije baan gébracht zijn op een geschikte plek. In elk geval kan volgens het ontwerp van de oven en indien het de werkvloer 24 niet hindert, het vlak op zijn plaats blijven, na horizontaal neergeklapt en achterwaarts losgemaakt te zijn roet behulp van zijn ondersteuning 32, die hiertoe kan worden geactiveerd door een hydraulische vijzel.

Op het hellende vlak 30 bevindt zich een loopkat 34, die kan verschuiven langs het hellende vlak 30 over rolwielen 36. De aandrijving van de loopkat 34 kan worden verzekerd door een trékketting of trékkabel 38, waarvan de einden zijn vastgemaakt aan de loopkat 34, en die rondlopen om een bovenste keerrol 40 en een onderste keerrol 42. De aandrijving van de kabel 38 kan worden bewerkstelligd door een motor, die inwerkt op één der keerrollen 40 of 42.

Op de verschuifbare loopkat 34 bevindt zich een vasthaakinrich-tig 44 voor de goot 12. Deze vasthaakinrichting 44 kan op verschillende manieren worden gevormd. In fig. 1 is bij wijze van illustratie een stang 46 weergegeven, die verschuifbaar is in een koker en een kop in de vorm van een hamer bevat, die kan worden gestoken door een spleet in de bovenrand 48 van de goot 12 en die daarachter kan worden vastgehouden na draaiing van de stang 46 over een kwartslag. Vervolgens is het voor het vasthaken van de goot 12 aan de inrichting 44 en aan de loopkat 34 voldoende om de stang 46 in haar koker te bevestigen. Het uitnemen van de goot 12 kan van dat moment af worden gerealiseerd door de loopkat 34 vanuit de in vol getrokken lijnen geïllustreerde positie te 'verplaatsen naar de in streeplijnen geïllustreerde positie. In deze positie kan de goot 12 worden vastgehaakt aan cm de oven aangebrachte hefwerktuigen, alvorens te warden vastgehaakt aan de locpkat 34.

Indien het aandrijfmechanisme van de goot, dat bekend is uit EE-C2-2.324.970, desnoods eventueel na enkele transformaties, zou kunnen warden toegepast bij het daaontagesystean van de hierboven beschreven goot, dan vormt het, ondanks alles, niet de ideale oplossing ervan. Allereerst is de aandrijfkast cp hinderlijke wijze te vol door de tandraderen, en is het moeilijk de nodige ruimte te vinden cm de goot door deze kast naar buiten te trékken. Vervolgens is dit mechanisme, wegens zijn ingewikkeldheid, minder rendabel voor ovens van kleine cmvang.

Een ander bezwaar is het probleem dat vertoonden is met het feit dat de vul-installatie wordt ondersteund door de ovenwand, hetgeen het geval is in het door de onderhavige uitvinding concreet beoogde voorbeeld. Inderdaad is het algemeen bekend dat de ovenwand thermische di-latatiebewegingen ondergaat en deze hebben dientengevolge een terugslag cp de kast van het aandrijfmechanisme van de goot en deze is dus onderhevig aan vervormingsrisico's. Welnu, de bekende aandrijfmechanismen, die een ingewikkeld stelsel bevatten van tandraderen en rondsels, met name cp het niveau van de twee roteerbare kettingkasten (carters), welke de zwenking van de goot veroorzaken, laten geen deformaties van deze amplitude toe.

De hieronder weergegeven twee realisatianodi van een aandrijfmechanisme zijn meer geschikt onder dit aspect voor dat type vulinstal-latie, dat uitgerust is met een vervangingssysteem voor de goot, zoals hierboven beschreven. In de eerste realisatiemodus van figuren 2 en 3 cmsluit de kast 18 twee lagerkransen 50 en 52, waarvan de cratrékstand-raderen geactiveerd warden resp. door twee (niet-weergegeven) rondsels die onafhankelijk van elkaar worden aangedreven door middelen, die bijvoorbeeld die van het mechanisme bekend uit het aangehaalde doku-ment kunnen zijn. De eerste lagerkrans 50 vormt één geheel met een roteerbare kooi 54, in het inwendige waarvan de goot 12 cp zwenkbare wijze is opgehangen met behulp van kussenblokken. Deze ophanging kan bijvoorbeeld zijn van het type beschreven in de Iuxemburgse octrooiaanvrage nummer 87.341, die ontworpen is cm de demontage van de goot te vergemakkelijken.

De tweede lagerkrans 52 is verbonden door middel van een stan- genstelsel met de ophangassen van de goot 12, teneinde de angulaire afstelling ten opzichte van de vertikale as ervan te waarborgen. Hiertoe vormt de cphangas van de goot 12 - aan weerszijden van de roteerbare kooi 54 - één geheel met twee armen 56, 58. De uiteinden van deze twee armen 56, 58 zijn scharnierend gekoppeld aan de twee uiteinden van een gevorkt element 60, waarvan het tegenover gelegen uiteinde verbanden is met een hefboom 62, die op zwerikbare wijze gemonteerd is aan de onttrek van een horizontale schuif of klep 64 van de roteerbare kooi 54. Het bovenste uiteinde van deze zwenkbare hefboom is verbonden via een drijfstang 66 met de lagerkrans 52.

Om redenen van stabiliteit is de zwenkbare hefboom 62 bij voorkeur ontworpen in de vorm van een U (zie fig. 3), waarvan de basis gemonteerd is op een kussenblok of een scharnier op de schuif 64. Het uiteinde van het gevorkte element 60 is verbonden met de twee zijtakken van de hefboom 62 door middel van een dwarsbalk 68. Alle verbindingen van het stangenstelsel zijn scharnierverbindingen om de vervorming van het stangenstelsel mogelijk te maken.

Op te merken valt dat het element 60 rechtstreeks zou kunnen worden geactiveerd door de drijfstang 66, maar cm redenen van een betere verdeling van de krachtcarponenten, is de aanwezigheid van de schammelhefbocm 62 te prefereren.

Wanneer de twee lagerkransen 50, 52 synchroon geactiveerd worden, draait de goot 12 met de roteerbare kooi 54 cm de vertikale as O met een constante hellingshoek ten opzichte va deze as. Daarentegen wanneer de krans 52, bijvoorbeeld door versnelling, een relatieve beweging ten opzichte van de lagerkrans 50 uitvoert, wijzigt zij door middel van de vervorming van het stangenstelsel, de angulaire positie van de goot 12 ten opzichte van de vertikale as 0. Wanneer dit stangenstelsel wordt vervormd van de met dikke lijnen weergegeven configuratie naar de met dunne lijnen weergegeven configuratie, wordt de goot 12 geschommeld van de in volle lijnen in fig. 2 weergegeven angulaire positie naar de vertikale positie weergegeven door onderbroken lijnen. Fig. 3 toont dat de relatieve hoekbeweging van de krans 52 ten opzichte van de krans 50, nodig voor het zwenken van de goot 12, zeer gering is.

Vergeleken met de overbrengingen door het raderwerk van tandwielen bezit de transmissie dankzij het in figuren 2 en 3 weergegeven stangenstelsel het voordeel lichte deformaties van de wand van de kast 18 te kunnen verdragen. Bovendien is het stangenstelsel in zijn tota- liteit cpgesteld aan de kant tegenover die, waardoor de goot uit de kast 18 wordt weggenomen, volgens de methode voorgesteld in fig. 1, zodat bet de vervanging van de goot niet stoort.

De wijze van realisatie volgens figuren 4 en 5 bevat eveneens twee lagerkransen 50 en 52, identiek aan die van de voorafgaande rea-lisatieroodus. In deze realisatiaaodus draagt de lagerkrans 52, behalve zijn amtrekstandwiel, een getande sectie 70, die een conisch tandwiel vormt met een getande sector 72, welke één geheel vormt met een der cfftangassen van de goot 12. Dientengevolge zal een relatieve beweging van de lagerkrans 52 ten opzichte van de krans 50 door de actie van dit conische tandwiel 70, 72 een zwenking bewerkstelligen van de goot 12 ten opzichte van de vertikale as 0. Dit aandrijfsysteem van de goot is opgesteld aa de zijkant ervan, zodat het niet de kant verspert via welke de goot gedemonteerd wordt volgens fig. 1.

Claims (7)

1. Inrichting voor het hanteren van een verdeelgoot van een schachtoven, die zwenkbaar opgehangen is aan een roterende kooi die met behulp van kogellagers gemonteerd is in een in de kop van de oven geïnstalleerde kast, en bevattende aardrijfmiddelen om de kooi te doen draaien op de vertikale as van de oven, alsmede aandrij fmiddelen cm de goot om haar horizontale ophangingsas te doen zwenken, met het kenmerk, dat de kooi (14) en de kast (18) afneembare delen (26) bevatten die het doorlaten van de goot (12) mogelijk maken in verband met het monteren of demonteren ervan met behulp van een op een werkvloer (24) gemonteerd hellend vlak (30), welke vloer de cpenkop (10) omgeeft en door deze ondersteund wordt, en bevattende een loopkat (34), die kan schuiven langs het hellende vlak (30) en voorzien is om middelen om te worden vastgehaakt aan de goot (12).

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de loopkat (34) op rolwielen (36) gemonteerd- is en aangehaakt aai een trek-ketting of trekkabel-zonder-einde (38), die om aan de einden van het hellende vlak (30) opgestelde keerrollen (40, 42) ronddraait onder invloed van een aandrijfmotor.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de middelen voor het vasthaken van de goot (12) worden gevormd door een telescopisch verschuifbare stang (46) met een hamerkcp, die door verschuiving en rotatie aan de bovenrand (48) van de goot aangegrepen kan worden.

4. Aandrijfmechanisme van een goot voor een inrichting volgens een der conclusies 1-3, bevattende een eerste en een tweede lager-krans ontworpen om de goot te doen draaien cm de vertikale as van de oven en haar hellingshoek te wijzigen ten opzichte van deze as door middel van scharnieren cm haar horizontale ophangingsas, resp. middelen om de twee lagerkransen onafhankelijk van elkaar te activeren, met het kenmerk, dat de tweede lagerkrans (52) via een schamierbaar stan-genstelsel verbonden is met twee vaste armen (56, 58) aan weerszijden van de goot, op de ophangingsas ervan.

5. Mechanisme volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het stangenstelsel is gevormd uit een gevorkt element (60), waarvan de tanden, schamierbaar zijn in de einden van de armen (56, 58) en waar- van het tegenover gelegen uiteinde scharnierend is cp een zwenkbare hefboom (62) die gemonteerd is cp de roteerbare kooi (54) cm te kunnen schcninelen in dezelfde zin als de goot en waarvan het vrije einde via een drijfstang (66) verbonden is met de tweede tandkrans (52).

6. Mechanisme volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de zwenkbare hefboom (62) de vorm heeft van een "O", waarvan de basis is gelegen in een lager cp de roteerbare kooi (54) en waarvan de twee takken zijn verenigd door een dwarsbalk (68), waarvan het midden verbonden is met het gevorkte element (60) *

7. Aandrijfmechanisme van een goot door een inrichting volgens één der conclusies 1-3, bevattende een eerste en een tweede lager-krans (50, 52), ontworpen cm de goot (12) te doen draaien om de verti-kale as (O) van de oven en haar hellingshoek te wijzigen ten opzichte van die as (0), door zwenking om haar horizontale ophangingsas, reep. middelen cm onafhankelijk van elkaar de twee lagerkransen te laten werken, gekenmerkt door een getande sector (72), die één geheel vormt met één der cphangingsassen van de goot (12) en een conisch tandwiel vormt met een getande sectie (70) van de tweede lagerkrans (52).