NL8901024A - Toilet met een wervelende spoelwerking. - Google Patents

Description

Toilet met een wervelende spoelwerking.

Achtergrond van de uitvinding 1. Terrein van de uitvinding.

De uitvinding heeft betrekking op toiletten en meer in het bijzonder op een nieuwe combinatie van water toevoermiddelen en afvoermiddelen voor het regelen van de vloeistofstroomeigenschappen met betrekking tot de richting en de hoeveelheid daarvan in het toilet, waarbij een wervelende spoelwerking wordt opgewekt.

2. Beschrijving van de stand van de techniek

De basisfunctie van een watercloset is afvalmateriaal met gebruikmaking van een spoelwerking met water te verwijderen. Het spoelrendement is afhankelijk van de hoeveelheid en de stroomsnelheid van het water dat in de pot wordt geleid en de waterafvoermiddelen die worden gevormd door de potrand. Op kenmerkende wijze wekt de spoelwerking een syfonreactie op waardoor het afvalmateriaal wordt verbonden met een uitwendig gekoppelde uitlaatbaan. De werkwijze voor de waterspoeling die voor de handel geschikt zijn gemaakt worden beheerst door reinheids- en sanitaire normen die door de huishoudingen zijn geaccepteerd.

Volgens de traditionele werkwijze wordt de toevoer voor de waterhoeveelheid naar de toiletpot vanaf een watertank via de achterzijde van de potrand in verbinding gebracht met een in het midden gevormd rechthoekig reservoirkanaal. Het reservoirkanaal vormt de stromingsbaan van het water naar een inwendige randholte. Op kenmerkende wijze vindt de stroming naar het reservoirkanaal plaats door een enkel gat met een grote diameter of meerdere gaten met dezelfde diameter. Verder slaat het water dat door het reservoirkanaal beweegt loodrecht tegen de binnenwand van de binnenste randholte en wordt daardoor met kracht afgebogen naar tegenover liggende zijde van de randholte. De twee waterstromen die bewegen binnen de tegenover elkaar liggende zijde van de randholte ontmoeten elkaar aan de voorzijde van de pot. Daar wordt het water in benedenwaartse richting afgevoerd naar de voorwandoppervlakte van de toiletpot. Tegelijkertijd wordt water in benedenwaartse richting afgevoerd in de pot via afvoeropeningen die zijn geplaatst aan de onderzijde van de pot. Kenmerkende randafvoeropeningen omvatten gaten, spleten en een combinatie daarvan, die loodrecht op het onderoppervlak van de rand kunnen zijn gericht of onder een hoek naar de pot kunnen zijn gericht. Deze afvoeropeningen worden niet oorspronkelijk in het toiletpotrandsamenstel gevormd, waardoor tweede vervaardigingsbewerkingen nodig zijn.

Verder maakt de naar beneden gerichte waterwerking die wordt opgewekt binnen de traditionele pot- en randsamenstellen het mogelijk dat een aanzienlijk deel van het spoelwater de uitlaatbaan binnenkomt voor het afvalmateriaal. Daarom is op kenmerkende wijze een extra waterhoeveelheid nodig om te zorgen voor een intensieve potreiniging en een juiste syfonbeweging van de vloeistof.

Samenvatting van de uitvinding

Het is daarom een eerste doel van de uitvinding om een toilet te verschaffen met randtoevoer- en afvoermiddelen waarmee een wervelende spoelwerking wordt opgewekt.

Nog een doel van de uitvinding is om zeer goede reinigings- en hygiënische eigenschappen te verschaffen als gevolg van de werkwijze met pro-actieve wervelende waterspoeling.

Nog een doel van de uitvinding is een wervelende spoelwerkwijze te verschaffen waarmede de hoeveelheid nodig zijnd water aanzienlijk wordt verminderd.

Bovendien is het een doel van de uitvinding een wervelende spoelwerkwijze te verwschaffen waarmede een verbeterde syfonwerking wordt verkregen, waardoor een voortreffelijk afvalverwijderingsvermogen tot stand wordt gebracht.

Deze en andere doeleinden van de uitvinding zullen duidelijk worden door het verschaffen van een uit een stuk bestaande toiletpot- en randconstructies voor waterclosets waarmede de voortreffelijke wervelende spoelwerking kan worden verkregen. Regeling van de hoeveelheid, stroomsnelheid en richting van het spoelwater naar en in de randholte en daarna door een spieetvormige randafvoeropening verschaffen de wervelende spoelwerking. De hoeveelheid en de stroomsnelheid naar de randholte vanuit een uitwendige watertoevoer wordt gedoseerd door gebruikmaking van twee stroomkanalen met verschillende diameters. De hoekrichting van elk kanaal ten opzichte van het andere, van de buitenwand van de randholte en van de gespleten randafvoeropening bepaalt de gewenste mate van wervelingswerking. Het centraal geplaatste reservoirkanaal dat aanwezig is in de traditionele toiletpot-constructies is weggelaten zodat het mogelijk is om water vanuit de externe watertoevoer direct in verbinding te brengen met de randholte.

Elk stromingskanaal wordt zodanig gericht dat alleen maar naar een zijde van de randholte een waterstroom wordt verschaft. De diameter van het grotere stroomkanaal wordt zodanig ontwikkeld dat een stroming wordt opgewekt door ongeveer 270° van de omtrek van de randholte. Het stromingskanaal met kleinere diameter zorgt voor het verbinden van water in de tegengestelde richting binnen de randholte naar de overblijvende randomtrek. Als het water in de randholte beweegt wordt dit onder een hoek afgevoerd via de gespleten afvoeropening die langs de omtrek is geplaatst aan de onderzijde van de rand. Het af gevoerde water gaat door met bewegen in de pot in een kolkend profiel. Deze kolkende wervelingswerking wekt voor de eigenlijke werkzaamheid verbeterde zelfreinigende eigenschappen op. Bovendien geeft de kolkende waterwerking een verbeterde syfonwerking waardoor een kleinere hoeveelheid vloeistof kan worden gebruikt.

Korte beschrijving van de tekeningen

Verschillende voordelen van de onderhavige uitvinding zullen voor een deskundige duidelijk worden na lezing van de volgende gedetailleerde beschrijving aan de hand van de volgende tekeningen.

Figuur 1 geeft een uit een stuk bestaand toilet in zijn algemeenheid weer volgens de voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding, dat in werkzame verbinding staat met een kenmerkende waterclosettank.

Figuur 2 geeft een zij-aanzicht weer in vertikale doorsnede van de inrichting volgens figuur 1.

Figuur 3 geeft een horizontale doorsnede weer volgens de lijn 3-3 in figuur 2, waarbij het binnenste randholteprofiel en het binnenste randafvoerkanaal zijn weergegeven.

Figuur 4 geeft een vertikale doorsnede weer langs de lijn 4-4 in figuur 3, waarin de stroomdoorgangen met verschillende diameter en hun hoekorientatie binnen de binnenste randholte zijn weergegeven.

Figuur 5 geeft de waterstroom weer binnen de randholte en door de langs de omtrek lopende afvoerspleet naar de pot volgens de uitvinding.

Figuur 6 geeft een vooraanzicht weer in vertikale doorsnede waarbij de inwendige randholte en de richting van de afvoerspleet zijn weergegeven.

Gedetailleerde beschrijving van de voorkeursuitvoeringsvormen

Gebruikelijke werkwijze voor het spoelen van een toilet met water zijn bekend uit de stand van de techniek. De nieuwheid van de uitvinding waarmede een verbeterd waterrendement, verbeterde reinigingseigenschappen en een groter vermogen voor het verwijderen van afval wordt verkregen werd gebruikt in zowel huishoudelijke als industriële toepassing.

Bijzonder verwijzend naar de figuren 1 en 2 is daarin het uit een stuk bestaande toilet 10 volgens de voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding weergegeven. Volgens de uitvinding wordt een toilet 10 verschaft met een gebruikelijke pot 12, de steun 14 en de afvaluitlaat 16. Het toilet 10 volgens de uitvinding is bestemd om te worden toegepast met een uitwendige watertoevoerbron 24. De nieuwheid van de uitvinding ligt in de werkwijze voor het binnenleiden, doseren en richten van het water zodanig dat een wervelende vloeistof beweging wordt opgewekt voor het verwijderen van afval.

Vanaf de buitenzijde toegevoerd water wordt in het toilet 10 geleid via een randvoedingsreservoir 18. Het randvoedingsreservoir 18 is geplaatst aan de achterzsijde van de toiletbasis op het horizontale bovenoppervlak 10 daarvan en heeft een in het algemeen cilindrische vorm. Het randvoedingsreservoir 18 bevat een vertikaal gerichte wand 22 die daarin uit een stuk is gevormd. Het randvoedingsreservoir 18 is zodanig bemeten dat de hoeveelheid water die wordt ontvangen uit de uitwendige waterbron 24 wordt geregeld. Bovendien dicht een pakking 33 het water waterdicht af welk water stroomt vanuit de uitwendige waterbron 24 naar het randvoedingsreservoir 18.

Bijzonder verwijzend naar de figuren 3 en 4 is daarin het uit een stuk bestaande toilet 10 volgens de uitvinding weergegeven. Binnen het randvoedingsreservoir 18 zijn twee stromingskanalen 26 en 28 geplaatst welke een vloeistofverbinding van het water tussen de uitwendige waterbron 24 en de inwendige randholten 30 mogelijk maken. Het eerste stromingskanaal 26 heeft een grotere diameter dan het tweede stromingskanaal 28. De stromingskanalen 26 en 28 zijn onder een hoek gericht naar de buitenwand 32 van de randholte 30. De twee stromingskanalen 26 en 28 zijn geplaatst op de vertikale cilindrische wand 22 van het randvoedingsreservoir 18 en zijn in zijdelingse richting onder een hoek naar buiten toe ten opzichte daarvan gericht.

Tengevolge van hm zijdelingse onder een hoek staande richting ten opzichte van elkaar zijn de kanalen 26 en 28 gericht naar tegenover elkaar liggende zijde van de randholte 30. Water dat via het eerste stromingskanaal 26 wordt binnengeleid staat met de randholte 30 in een richting in verbinding terwijl tegelijkertijd het tweede stromingskanaal 28 in de randholte 30 in de tegengestelde richting in verbinding staat.

De grotere diameter van het eerste stromingskanaal 26 verschaft de eerste stroomrichting en zorgt voor ongeveer 270° beweging binnen de randholte 30.

Verwijzend naar de figuren 2, 3, 5 en 6 zijn daarin verdere kenmerken van de uitvinding weergegeven. Aan de horizontale onderzijde van de rand 30 is een afvoerspleet 36 aangebracht. De afvoerspleet 36 strekt zich rondom de gehele omtrek van de rand 34 uit. De afvoerspleet 36 verschaft een verbindingsbaan tussen de inwendige randholte 30 en de binnenste potwand 38. Het water dat wordt binnengeleid bij het randvoedingsreservoir 18 loopt door de stromingskanalen 26 en 28 zodanig dat water dat in de randholte 30 loopt via de afvoerspleet 36 wordt afgevoerd tegen de binnenste potwand 38 van de pot 12. De uitvinding veroorzaakt een directe onbeperkte stroom binnen en rondom de randholte 30 waarbij de genoemde omtreksbeweging voortgaat na afvoer door de afvoerspleet 36. Omtreksstroming langs de binnenste potwand 38 in combinatie met verlies aan vloeistofsnelheid rondom de omtrek daarvan, wekt een van boven naar beneden kolkende waterwerking. De stroomeigenschappen die worden bepaald door de diameter en hoekorientatie van de stromingskanalen 26 en 28 bepalen de mate en amplitude van de wervelingswerking binnen de pot 12.

Figuur 5 geeft een diagram weer van een vloeistofstroomprofiel binnen de randholte 30 en vervolgens door de afvoerspleet 36 en tegen de binnenste potwand 38 volgens de voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding. De stroomhoeveelheid door het eerste stroomkanaal 26 is voldoende om aan aanzienlijke stroom in de randholte 30 op te wekken.

Het tweede stromingskanaal 28 zorgt in eerste instantie voor voldoende bevochtiging en reiniging van het achterste gedeelte van het potoppervlak dat niet wordt gevoed door het eerste stromingskanaal 26. Dat gebied is in het bijzonder gevormd door de achterwand 40 van de pot 12.

Figuur 5 geeft ook in detail de verbeterde syfonreactie weer die wordt opgewekt door de afvaluitlaat 16 weergegeven in figuur 2. Afvalmateriaal in de pot 12 wordt, tengevolge van de wervelwerking in de afvaluitlaat 16 gedrukt voor het spoelwater uit. Gebruikelijke spoelconcepten maken het mogelijk dat afval achterblijft aan het oppervlak van het spoelwater en de afvaluitlaat 16 binnenkomt na het grootste gedeelte van het water. Dit heeft de neiging om inefficiënt verwijderen van afval via uitwendig verbonden afvalverwijderingssysternen te bevorderen. Volgens de voorkeuruitvoeringsvorm van de uitvinding wordt een voortreffelijke syfonwerking opgewekt binnen de pot 12 tengevolge van de toegenomen watersnelheid en de grotere drukwerking op afval voortgebracht door de wervelende spoelwerking.

Figuur 5 geeft ook het vermogen weer dat volgens de uitvinding wordt bereikt door het verschaffen van voortreffelijke potreinigingseigenschappen. Evenals bij de verbeterde syfonwerking geven de vergrote watersnelheid, de kolkwerking en het vroeg verwijderen van het afval uit de pot in combinatie een voortreffelijk potreinigingsgedrag.

De voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding is een uit een stuk bestaand onderdeel. Dit vereenvoudigt de constructie en tweede werkzaamheden die nodig zijn en maakt daardoor het toilet minder duur te vervaardigen en te monteren terwijl tegelijkertijd een voortreffelijke spoelwerking wordt bereikt tengevolge van de wervelende beweging van het spoelwater.

Terwijl het duidelijk zal zijn dat de voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding zoals deze is beschreven goed is berekend op het bereiken van de hierboven genoemde doeleinden wordt erop gewezen dat de uitvinding niet is beperkt tot de beschreven voorkeursuitvoeringsvorm maar dat daaraan wijzigingen kunnen worden gegeven welke vallen binnen het kader van de uitvinding.

Claims (28)

1. Toilet welke een pot bevat, met het kenmerk, dat dit middelen bevat voor het voortbrengen van een wervelende spoeling in de pot.

2. Toilet volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de pot verder een randvoedingsreservoir bevat, waarbij dit randvoedingsreservoir de pot verbindt met een uitwendige bron van toegevoerd water.

3. Toilet volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de pot verder een rand bevat die zich in hoofdzaak rondom de omtrek van de pot uitstrekt, terwijl de rand een inwendige randholte begrenst.

4. Toilet volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de rand verder een randafvoerkanaal bevat, waarbij dit randafvoerkanaal bestaat uit een ononderbroken spleet die is geplaatst aan de onderzijde van de rand binnen de pot.

5. Toilet volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen voor het voortbrengen van een wervelende spoeling een eerste en een tweede stromingskanaal omvatten, waarbij de diameter van het eerste stromingskanaal verschilt van de diameter van het tweede stromingskanaal.

6. Toilet volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de pot een randvoedingsreservoir bevat welke de pot verbindt met een uitwendige watertoevoerbron, waarbij de pot een holle rand bevat die zich in hoofdzaak rond de omtrek daarvan uitstrekt en een randholte begrenst en een ononderbroken gespleten afvoerkanaal bezit dat is geplaatst aan de onderzijde van de rand binnen de pot, zodanig dat water dat stroomt vanuit de uitwendige waterbron in het randvoedingsreservoir stromend in verbinding staat met de randholte via de genoemde eerste en tweede stromingskanalen.

7. Toilet volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de diameter van het eerste stromingskanaal groter is dan twee maal de diameter van het tweede stromingskanaal, waarbij een groter volume water naar de randholte kan worden afgeleverd door het eerste stromingskanaal.

8. Toilet volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het eerste en het tweede stromingskanaal grenzend aan de vertikale wand van het randvoedingsreservoir zijn geplaatst, waarbij de assen van het eerste en het tweede stromingskanaal naar buiten toe onder een hoek zijn geplaatst, waardoor water uit het eerste stromingskanaal door een zijde van de randholte wordt gericht terwijl water uit het genoemde tweede stromingskanaal door de tegenover liggende zijde van de randholte wordt gericht.

9. Toilet volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het water dat stroomt in de randholte stromend in verbinding staat met de pot via de randaf voerkanalen.

10. Toilet volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het water stromend wordt afgevoerd uit de randholte in de pot/ waarbij dit wegstromende water een langs de omtrek lopende vloeistofbeweging in stand houdt die wordt opgewekt binnen de randholte, waardoor een kolkende vloeistofbeweging in de pot wordt ontwikkeld zodat de genoemde wervelende spoeling wordt opgewekt.

11. Toilet volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de amplitude, mate en stroOomsnelheid van de wervelende beweging in de pot wordt bepaald door de vooraf bepaalde verhouding tussen de diameters van het eerste en tweede stromingskanaal en hun tegengesteld gerichte hoekorientatie in de randholte, waarbij deze verhouding de daaruit volgende wervelende beweging bepaalt in de de pot volgende afvoer.

12. Werkwijze voor het opwekken van een wervelende spoeling voor het verwijderen van afvalmateriaal uit een toilet met een pot, met het kenmerk, dat de werkwijze de volgende stappen omvat: (a) het binnenleiden van water vanuit een uitwendige toevoerbron in een randholte die is aangebracht binnen een rand die zich in hoofdzaak rondom de omtrek van de pot uitstrekt, (b) het doseren van de hoeveelheidseigenschappen van het water in de randholte, (c) het regelen van de richting van de vloeistofbeweging van het water binnen de randholte, (d) het afvoeren van het water binnen de randholte in de pot.

13. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het binnenleiden van water vanuit een uitwendige toevoerbron in de randholte wordt uitgevoerd met gebruikmaking van eerste en tweede stromingskanalen.

14. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het doseren van de hoeveelheidseigenschappen van het water dat de rimholte binnenkomt wordt bepaald door de diameters van de eerste en tweede stromingskanalen.

15. Werkwijze volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het doseren verder wordt bepaald door de diameter van het eerste stromingskanaal groter te kiezen dan twee maal de diameter van het tweede stromingskanaal, waardoor een grotere hoeveelheid water door het eerste stromingskanaal wordt gedoseerd.

16. Werkwijzse volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het regelen van de richting van de vloeistofbeweging van het water binnen de randholte wordt bepaald door de plaatsing onder een hoek naar buiten toe van de eerste en tweede stromingskanalen naar de respectieve tegengestelde zijde van de randholte.

17. Werkwijze volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de hoekorientatie van het eerste stromingskanaal en de grote diameter een eerste vloeistofverbinding naar een zijde van de randholte tot stand brengt, waardoor een vloeistofbeweging binnen de randholte wordt opgewekt in hoofdzaak rondom de randomtrek.

18. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het afvoeren van het water in de pot bestaat uit het afvoeren van het water via een ononderbroken gespleten afvoerkanaal dat is aangebracht aan het onderoppervlak van de rand, waarbij de spleet zodanig is gericht dat het water wordt afgevoerd naar de binnenwanden van de pot.

19. Werkwijze volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat het spieetvormig kanaal een onder een hoek staande afvoer langs de omtrek toestaat van het water vanuit de randholte, waarbij deze omtreksafvoer een wervelende spoelbeweging in de pot opwekt.

20. Werkwijze volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de wervelende spoeling het afvalmateriaal uit de pot verwijdert.

21. Werkwijze volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de wervelende spoeling verbeterde zelfreinigende eigenschappen binnen de pot opwekt.

22. Werkwijze volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de wervelende spoeling het mogelijk maakt om de hoeveelheid vereiste water te verminderen.

23. Werkwijze volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de wervelende spoeling een verbeterde syfonwerking opwekt, waardoor verbeterde afvalverwijderingseigenschappen vanuit de binnenzijde van de pot worden verkregen.

24. Uit een stuk bestaand toilet dat bevat: een pot, een randvoedingsreservoir, waarbij het randvoedingsreservoir de pot voedt vanuit een uitwendige bron van toegevoerd water, een ononderbroken rand die zich uitstrekt rondom de omtrek van de pot welke een inwendige randholte begrenst, een ononderbroken gespleten randafvoerkanaal geplaatst aan de onderzijde van de rand, eerste en tweede stromingskanalen met verschillende diameters, geplaatst aan de vertikale wand van het randvoedingsreservoir, waarbij lier.e strnminerskanal en het: mncreli-ïk maken flat- uat-er stromend in 10 verbinding staat tussen het randvoedingsreservoir en de randholte, en middelen voor het opwekken van een wervelende spoeling in de pot.

25. Uit een stuk bestaand toilet volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat de middelen voor het voortbrengen van een wervelende 5 spoeling bestaan uit de plaatsing onder een hoek en de diameterverschillen van de eerste en tweede stromingskanalen.

26. Uit een stuk bestaand toilet volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de diameter van het eerste stromingskanaal groter is dan twee maal de diameter van het tweede stromingskanaal waardoor een 10 grotere hoeveelheid spoelwater wordt afgeleverd naar de zijde van de randholte die is verbonden met het eerste stromingskanaal.

27. Uit een stuk bestaand toilet volgens conclusie 26, met het kenmerk, dat de eerste en tweede stromingskanalen aangrenzend zijn geplaatst, waarbij de as van de eerste en tweede stromingskanalen naar 15 buiten toe en onder een hoek zijn geplaatst, waardoor water uit het eerste stromingskanaal door een zijde van de randholte wordt gericht terwijl water uit het tweede stromingskanaal door de tegenover liggende zijde van de randholte wordt gericht.

28. Uit een stuk bestaand toilet volgens conclusie 27, met het 20 kenmerk, dat het water dat stroomt in de randholte stromend in verbinding staat met de pot via het randafvoerkanaal, waarbij dit afgevoerde water een langs de omtrek lopende stromingsbeweging handhaaft die in eerste instantie is opgewekt binnen de randholte, waardoor een kolkende vloeistofbeweging in de pot wordt ontwikkeld zodat de genoemde 25 wervelende spoeling wordt opgewekt. ************* 8901024.