NL8900728A - Kermisattractie. - Google Patents

Description

Titel: Kermisattractie

De uitvinding heeft betrekking op een kermisattractie welke in onderdelen kan worden getransporteerd.

Bij een dergelijke uit de Nederlandse octrooiaanvrage 72.14759 bekende kermisattractie wordt een constructie toegepast, waarbij aan elk van de radiale hoofdspaken een knoop-element is bevestigd van waaruit dan weer verdere spaken naar de assen verlopen die de gondels dragen. Op deze wijze is weliswaar een vereenvoudiging ontstaan, doch verhoudingsgewijs moet nog een grote hoeveelheid montage- respectievelijk demontage-arbeid plaatsvinden voor het verplaatsen en weer opbouwen van de attractie. Bovendien moeten telkens grote eigen grondplaten die aan de bodem kunnen worden verankerd, worden meegetransporteerd. Voor het transport is bovendien een groot aantal containers of wagens noodzakelijk.

De uitvinding beoogt genoemde nadelen op te heffen.

Hiertoe vertoont de kermisattractie het kenmerk, dat deze bestaat uit twee of meer delen, die op afzonderlijke wagens in ingeklapte toestand transportabel zijn en waarbij de wagens als fundatie dienen. Dit laatste betekent tevens dat de opbouw van de eigenlijke attractie reeds op een bepaalde hoogte boven het maaiveld begint, hetgeen vooral bij hoge attracties van belang is.

Daarbij kunnen de wagens althans ten dele zijn voorzien van middelen voor het zijdelings verplaatsen daarvan. Uiteraard bestaat ook de mogelijkheid om de wagens te voorzien van middelen voor het voor- respectievelijk achterwaarts bewegen daarvan. Hierdoor kunnen de delen waaruit de kermisattractie is opgebouwd zeer nauwkeurig op hun plaats ten opzichte van elkaar worden gebracht.

Genoemde middelen voor het zijdelings respectievelijk voor- en achterwaarts bewegen van de wagens kunnen daarbij bestaan uit hefcilinders en een met cilinders uitgeruste trek- of drukstang.

Daarbij kunnen de hefcilinders telkens met hun boven einden draaibaar met het chassis van de wagen zijn verbonden en met hun ondereinden afsteunen op de bodem, terwijl de onder een hoek ten opzichte van de hefcilinders opgestelde, met cilinder uitgeruste trek- of drukstang enerzijds draaibaar met de te verplaatsen wagen is verbonden en anderzijds afsteunt op de bodem.

De uitvinding heeft verder betrekking op een kermisattractie, in het bijzonder een reuzenrad, dat daardoor wordt gekenmerkt, dat deze is opgebouwd uit twee of meer delen, die elk zijn voorzien van middelen voor het verplaatsen daarvan.

Elk zijdeel kan daarbij zijn voorzien van twee drager-delen die neerklapbaar zijn. De boveneinden van de dragerdelen kunnen zijn gekoppeld door middel van een hoofdas, waaraan de spaken van het reuzenrad draaibaar kunnen worden bevestigd.

De in omtreksrichting opvolgende spaken van het reuzenrad kunnen aan hun einden met elkaar zijn gekoppeld door traversen, waarvan de buitenzijden telkens zijn ingericht voor samenwerking met een aandrijfinrichting.

Een van de dragerdelen kan draaibaar met de wagen zijn verbonden en verbonden blijven, het andere deel losneembaar met de wagen zijn verbonden, terwijl voorts de vrije einden van de beide delen draaibaar met elkaar kunnen worden verbonden. Het draaibaar met de wagen verbonden dragerdeel kan daarbij met behulp van een hefcilinder vanuit een liggende trans-' portstand in de staande gebruiksstand worden gebracht.

Genoemde gekoppelde dragerdelen kunnen daarbij vanuit de liggende stand eerst in een ongeveer verticale stand worden gebracht, in welke stand de beide delen kunnen worden losgekoppeld aan het ene einde, waarna de delen naar de gebruik stand kunnen worden bewogen en gefixeerd.

in verdere uitwerking van de uitvinding kan ter plaatse van de einden van de buitenste wagens, telkens een met een telescopeerbare steun uitgeruste, draaibaar met de wagen verbonden stempel zijn aangebracht. Het einde van elke wagen kan daarbij tevens zijn voorzien van een inrichting voor koppeling met een telkens naastgelegen wagen. Ter plaatse van genoemde koppeling kan zijn voorzien in een koppelpaneel.

Een gemakkelijke montage wordt bovendien verkregen wanneer de spaken telkens aan hun ene einde twee aan twee zijn gekoppeld aan een met de hoofdas verbindbare koppelplaat. Hierdoor wordt het montage- respectievelijk demontagewerk aanzienlijk verminderd.

Door de telkens gekoppelde spaken nestbaar uit te voeren, nemen zij voor het transport telkens zeer weinig ruimte in. Gebleken is dat de spaken bestemd voor een reuzenrad van + 30 m hoogte in gestapelde toestand kunnen worden vervoerd in een op wielen bevestigde container met een lengte gelijk aan die van de spaken en met een hoogte van ten hoogste 4 m, welke de in de meeste landen ter wereld maximale voertuighoogte is. Het gaat hierbij om een reuzenrad voorzien van 26 spaken, d.w.z.ook 26 schuitjes, in elk waarvan vier tot zes personen kunnen plaatsnemen.

Volledigheidshalve wordt nog gewezen op het Nederlandse octrooischrift 177.732, waaruit een reuzenradconstructie bekend is, waarbij de spaken elk uit ten opzichte van elkaar vouwbare i.c. draaibare delen bestaan. De delen kunnen na demontage worden opgenomen in een container, die bij dit bekende reuzenrad tevens dient als opslagruimte tijdens transport. Verdere overeenkomsten met de inrichting volgens de uitvinding ontbreken echter.

Ter verduidelijking van de uitvinding zal thans, onder verwijzing naar de tekening, een uitvoeringsvoorbeeld van een reuzenrad worden beschreven. In de tekening toont:

Fig. 1 een zijaanzicht van een reuzenrad;

Fig. 2 een vooraanzicht van het reuzenrad volgens fig. 1;

Fig. 3 een perspectivisch, schematisch aanzicht van het reuzenrad volgens fig. 1 en 2;

Fig. 4a en b een schematisch zijaanzicht van het reuzenrad volgens fig. 1-3 tijdens de montage van de dragerdelen;

Fig. 5a, b en c een detail van het reuzenrad tijdens het zijdelings verplaatsen van een der naast elkaar gelegen wagens^ ^ gpaken van het hiervoor beschreven reuzenrad m gestapelde toestand; ,

Fig. 7 een doorsnede volgens de lijn VII-VII in fig. 6; en ,

Fig. 8 een aanzicht van de onderlinge verankering van twee naast elkaar opgestelde containers of wagens.

Volgens de tekening, zie in het bijzonder fig. 1, 2 en bestaat een reuzenrad 1 uit een hoofdas 2, waaraan een groot aantal spaken 3 van op zioh bekende oonstruotre is bevestxg , die aan hun vrije einden onderling zijn verbonden door traversen 4.

De hoofdas 2 wordt ondersteund door, in dit geval een viertal dragerdelen 5, die aan hun vrije einde zijn voorzien van niet nader aangeduide lagerschalen voor het ondersteunen van de hoofdas 2.

Ter plaatse van de verbinding van de traversen 4 met de uiteinden van de spaken 3 is telkens een draagstang 7 beves-tigd. Aan het vrije einde van elke draagstang 7 is een op zie wel bekend, doch in de tekening niet weergegeven schuitje of gondel, bestemd voor het daarin plaatsnemen door een of meer- dere personen, opgehangen.

Zoals vooral uit de figuren 2 en 3 blijkt, is het reuzenrad voorzien van een drietal containers 6, 7 en 8. De con tainers 6 en 8 ondersteunen draaibaar telkens twee dragerdelen 5. De dragerdelen aangebracht op de containers 6 en 8 onder steunen de hoofdas 2.

De middelste container dient voor de opslag en het trans port van de spaken 3.

Zoals uit de tekening blijkt, zijn de containers 6, respectieveljk 8 telkens bevestigd op een aantal met banden 9 uitgeruste assen.

De beide buitenste wagens of containers 6, 8 zijn telkens draaibaar voorzien van een steunconstructie 10, waarvan de beide einden zijn voorzien van telescoperend daarmee verbonden stempels 11. De einden van de buitenste wagens of containers kunnen aan hun andere einde zijn voorzien van een draaibaar verbonden koppelpaneel 12. De containers of wagens 6 en 7 respectievelijk 7 en 8 kunnen verder nog onderling zijn verbonden door middel van een in fig. 8 weergegeven bout wartelconstructie, waarmee de genoemde delen stevig tegen elkaar kunnen worden getrokken, terwijl het koppelpaneel 12 zorgt voor de juiste onderlinge afstand.

De wijze van "uithijsen" van de dragerdelen is schematisch weergegeven in fig. 4a respectievelijk 4b. De dragerdelen 5 zijn zodanig uitgevoerd dat zij goed kunnen worden "genest" in liggende stand, zoals deze met streeplijnen is weergegeven in fig. 4a. Het bovenste dragerdeel wordt telkens opgericht doordat het ene einde daarvan vast, doch draaibaar met de container is verbonden. Het betreffende draaipunt is in fig. 4 met 13 aangeduid. De met een cilinder uitgeruste hef-stang is schematisch weergegeven door een streep-puntlijn aangeduid met 21. De boveneinden van de dragerdelen zijn draaibaar met elkaar verbonden door middel van een schematisch weergegeven leger 15 bestemd voor het opnemen van de hoofdas 2. De hoofdas 2 wordt in liggende toestand van de dragerdelen bevestigd, waarna de dragerdelen synchroon worden gehesen, doch het zal duidelijk zijn dat ook andere montagewijzen kunnen worden toegepast.

Onder verwijzing naar fig. 1 wordt opgemerkt, dat de buitenzijde van de traversen 4 zijn ingericht voor samenwerking met een of meerdere aandrijfwielen 15, aangedreven door niet weergegeven middelen. Het is echter duidelijk, dat de aandrijving van de traversen ook op andere wijzen kan plaatsvinden. Zo kunnen de traversen bijvoorbeeld zijn voorzien van een tandheugel, dat kan samenwerken met rondsels.

Fig. 3 toont schematisch hoe telkens twee naast elkaar gelegen spaken 3 zijn verbonden met de hoofdas 2, terwijl tussen de vrije einden van de spaken traversen 4 zijn aangebracht .

Voor een juiste positionering van de containers · , ..v waaens 6, 7, 8 kunnen de wagens zijn uitgerus respectieveljik wagens d, met een zijdelingse verplaatsingsinrichting ook «1 «-inrichting genoemd, bestaande uit met een chassis 16 van verder niet weergegegeven container draaibaar verbonden zuiger-cilindersamenstellen 17. In fig. 5 rijn de vrige ernde van de zuiger-cilindersamenstellen 17 draaibaar verbonden » een steunbalk 18 die onder tussenvoeging van een bijvoorbee houten balken 19 kan worden afgesteund op de bodem. _ zoals uit fig. 5 verder blijkt, is het chassis 16 voor zien van een onder een hoek ten opzichte van in de zuiger cilindersamenstellen 17 opgesteld zuiger-cilindersamenste 20, waarvan het andere einde draaibaar is verbonden met de steunbalk 18.

De werking van de constructie is als volgt, vanuit een uitgangsstand van de steunbalk 18, die in fig. 5a gestreept is weergegeven, worden de zuiger-cilinder-samenstellen 17 onder druk gebracht en wordt dus het chassis 16 bovenwaarts bewogen, totdat de verder niet weergegeven wielen ongeveer vrij zijn van de bodem.

Door vervolgens het zuiger-cilindersamenstel 20 onder druk te brengen, wordt het chassis 16 zijdelings verplaatst ten opzichte van de steunbalk 18 (fig. 5b,. Door vervolgen de zuiger-cilindersamenstellen 17 te ontlasten zal de steunba 18 bovenwaarts worden bewogen, en zal vervolgens de steunba naar links bewegen en zich weer gewoon verticaal onder het chassis 16 bevinden, waarna de cyclus opnieuw kan beginnen.

Fig .6 en 7 tonen telkens afzonderlik twee gekoppelde spaken 3. Zoals uit genoemde figuren blijkt, zijn de spaken aan hun ene einde met elkaar verbonden door middel van een koppelstuk 22. De spaken zijn zodanig geconstrueerd, dat zn, zoals duidelijk blijkt uit fig. 7, nestbaar zijn.

zoals uit fig. 6 blijkt, bestaan de spaken m wezen telkens uit een hoofdspaak 3' en een korte spaak 3». Het genoemde koppelstuk 22 vormt één geheel met de hoofdspaak , terwijl de korte spaak 3" draaibaar is verbonden met het koppelstuk 22. Aan het andere einde zijn zowel de hoofdspaak als de korte spaak voorzien van flensvormige einden ingericht voor het daartussen monteren van telkens een traverse 4.

De montage van de spaken aan de hoofdas vindt telkens op soortgelijke wijze als hiervoor beschreven met betrekking tot de montage van de dragerdelen plaats. Ter plaatse van het, m. gemonteerde toestand boveneinde van een der dragerdelen 5 is aan één daarvan telkens een rol 23 bevestigd, waarover een kabel 24 reikt waarvan het ene einde is verbonden met een op de container aangebrachte, verder niet weergegeven lier, terwijl het andere einde kan worden verbonden met de genoemde koppelplaat 22. Op deze wijze kunnen de gekoppelde einden van de spaken 3' respectievelijk 3" telkens bovenwaarts worden bewogen en worden verbonden met de hoofdas. Gemakshalve is daartoe onder de rol 23 nog een hulprol 25 aangebracht, waar van het ene einde is verbonden met een lier, terwijl het andere einde aan kan grijpen op het midden van de hoofdspaak. Deze hulprol is gewenst, omdat daardoor de spaak, in zijn ongeveer verticale stand gemakkelijker kan worden bevestigd aan de hoofdas 2. In fig. 6 en 7 zijn de voor een goed begrip niet noodzakelijke delen weggelaten.

Fig. 8 toont de verbinding van een zijcontainer of wagen 8 met de middelste container of wagen 7, waartussen zich het koppelpaneel 12 bevindt. Teneinde de vereiste koppelings-krachten te kunnen aanbrengen is zowel aan de binnen- als buitenzijde van het koppelpaneel een bout-wartelconstructie 24 aangebracht. Zoals uit fig. 8 blijkt, is de linker of buitenste wartelconstructie draaibaar verbonden met de container 8 en losneembaar verbonden met de container 7. Om een goede fixatie tegen optredende zijdelingse krachten te waarborgen zijn de container- en paneelwanden voorzien van een wigconstructie 25 respectievelijk een penconstructie 26, welke constructies op zich wel bekend zijn en daarom niet gedetailleerd zijn weergeven.

Claims (18)

1. Kermisattractie welke in onderdelen kan worden getransporteerd, met het kenmerk, dat de attractie bestaat uit twee of meer delen, die op afzonderlijke wagens in ingeklapte toestand transportabel zijn.

2. Kermisattractie volgens conclusie 1, met het kenmerk, a dê wagens althans ten dele zijn voorzien van middelen voor het zijdelings verplaatsen daarvan.

3 Kermisattractie volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de wagens althans ten dele zijn voorzien van middelen voor het in langsrichting verplaatsen daarvan.

4. Kermisattractie volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat genoemde middelen bestaan uit hefcilinders en ten minste een met een cilinder uitgeruste trek- of drukstang.

5. Kermisattractie volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de hefcilinders telkens met hun boveneinden draaibaar met het chassis van de wagen zijn verbonden en met hun ondereinden afsteunen op de bodem, terwijl de onder een hoek ten opzichte van de hefcilinders opgestelde, met een cilinder uitgeruste trek- of drukstang enerzijds draaibaar met de te verplaatsen wagen is verbonden en anderzijds afsteunt op de bodem.

6. Kermisattractie volgens een van de conclusies 1-5, meer in het bijzonder een reuzenrad, met het kenmerk, dat de attractie is opgebouwd uit twee of meer delen, die elk zijn voorzien van middelen voor het verplaatsen daarvan.

7. Kermisattractie volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elk zijdeel is voorzien van twee dragerdelen die neerklapbaar zijn.

8. Kermisattractie volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat de boveneinden van de dragerdelen zijn gekoppeld door middel van een hoofdas, waaraan de spaken van het reuzen rad draaibaar zijn bevestigd.

9 Kermisattractie volgens een of meer van de conclusie 6-8, met het kenmerk, dat de spaken van het reuzenrad aan him ^ einden zijn gekoppeld door traversen, waarvan de buitenzijden telkens zijn ingericht voor samenwerking met een aandrijf-inrichting.

10. Kermisattractie volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat een van de dragerdelen draaibaar met de wagen verbonden is en blijft, het andere deel losneembaar met de wagen is verbonden, en voorts de vrije einden van de beide delen draaibaar met elkaar kunnen worden verbonden.

11. Kermisattractie volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het draaibaar met de wagen verbonden dragerdeel met behulp van een hefcilinder vanuit een liggende transportstand in de staande gebruiksstand kan worden gebracht.

12. Kermisattractie volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de gekoppelde dragerdelen vanuit de liggende stand eerst in een ongeveer verticale stand kunnen worden gebracht, in welke stand de beide delen kunnen worden losgekoppeld aan het ene einde, waarna de delen naar de gebruikstand kunnen worden bewogen en gefixeerd.

13. Kermisattractie volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ter plaatse van de einden van de buitenste wagens, telkens een met een telescopeerbare steun uitgeruste, draaibaar met de wagen verbonden stempel is aangebracht .

14. Kermisattractie volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het einde van elke wagen is voorzien van een inrichting voor koppeling met een telkens naastgelegen wagen.

15. Kermisattractie volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de wagen ter plaatse van genoemde koppeling is voorzien van een koppelpaneel.

16. Kermisattractie volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de spaken telkens aan hun ene einde twee aan twee zijn gekoppeld aan een met de hoofdas verbindbare koppelplaat.

17. Kermisattractie volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de telkens gekoppelde spaken nestbaar zijn.

18. Kermisattractie volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste een der drager delen nabij het in gemonteerde toestand boveneinde, is voor zien van een rol ingericht voor samenwerking met een lierkabel en op een, in gemonteerde toestand, lager niveau een hulprol is aangebracht ingericht voor samenwerking met een tweede lierkabel