NL8801270A

NL8801270A - Zelf-steunende parenterale fles van synthetisch hars.

Info

Publication number: NL8801270A
Application number: NL8801270A
Authority: NL
Original assignee: Otsuka Pharma Co Ltd
Priority date: 1987-05-18
Filing date: 1988-05-17
Publication date: 1988-12-16
Also published as: GB2205549A; CH677073A5; SE8801747L; ES1011549Y; SE508757C2; CN88103057A; DE3816954A1; NL193397C; GB2205549B; FR2615387B1; DE3816954C2; SE8801747D0; FR2615387A1; IT1234511B; AU1564188A; ES1011549U; US4911708A; GB8810608D0; IT8805158A0; AU606685B2

Description

Korte aanduiding: Zelf-steunende parenterale fles van synthetisch hars.

883034/vdKl/cd

Door Aanvraagster worden als uitvinders genoemd Yoshiki Maezaki en Tamotu Akamatu.

De uitvinding heeft betrekking op een zelf-steunende parenterale fles van synthetisch hars, en meer in het bijzonder op verbeteringen in de bodemstruktuur van de fles.

Zelf-steunende parenterale flessen van synthetisch 5 hars zijn bekend, en die met verschillende konstrukties zijn reeds voorgesteld. Dergelijke parenterale flessen bezitten in het algemeen rustdelen die uit de bodem naar beneden uitstulpen op tegenoverliggende zijden daarvan, en een ophangflap die naar beneden toe daaruit uitsteekt 10 en scharnierend is gevormd aan een vlak bodemgedeelte tussen de rustdelen op één lijn met de bodemhartlijn. De te plaatsen rustdelen en de ophangflap zijn gelijktijdig gegoten met het fleslichaam volgens het direkte blaasproces. De ophangflap wordt rechtop gehouden wanneer hij rechtop is gezet vanaf 15 de bodem wanneer de parenterale fles in een omgekeerde positie wordt opgehangen voor gebruik, doch wanneer de fles rechtop is geplaatst op een tafel of dergelijke, wordt de ophangflap gedraaid rond een scharnier bij het basiseinde tot een opgevouwen stand en opgeborgen in een ruimte tussen 20 het tafeloppervlak en de bodem van de fles om de fles zelf-steunend te maken met goede stabiliteit.

De bodem van de fles is vatbaar voor vervorming door warmtekrimp tijdens het spuitgieten of door een toename van de inwendige druk wanneer de fles wordt gesteriliseerd 25 door verwarming met een daarin aanwezige parenterale oplossing. De bekende parenterale fles bezit derhalve het probleem dat het zelf niet stabiel steunt wanneer hij in een staande positie wordt toegepast omdat de ophangflap niet volledig in een gevouwen positie kan worden opgeborgen.

30 De onderhavige uitvinding beoogt het probleem te ondervangen van het verminderde zelf-steunende vermogen door de bodemstruktuur van een dergelijke fles te versterken tegen vervorming die anders kan ontstaan door warmtekrimp tijdens het spuitgieten of door een toename van de inwendige .8801270

A

η -2- druk wanneer de parenterale oplossing in de fles door warmte wordt gesteriliseerd.

Andere kenmerken van de uitvinding zullen duidelijker worden uit de volgende beschrijving.

5 De onderhavige uitvinding verschaft een zelf-steunende parenterale fles die is vervaardigd uit synthetisch hars en rustdelen bezit die naar buiten uit de bodem van het fleslichaam uitstulpen en zijn aangebracht op tegenover liggende zijden van de bodem, en een ophangflap die daaruit 10 naar beneden toe uitsteekt en scharnierend is gevormd Op een vlak bodemgedeelte tussen de rustdelen op één lijn met de hartlijn van het vlakke bodemgedeelte, waarbij de fles wordt gekenmerkt doordat het vlakke bodemgedeelte een rand zonder einde bij het centrum daarvan bezit, een 15 bovenste vlak bodemgedeelte dat één geheel vormt met en is omgeven door het bovenste einde van de rand, en een onderste vlak bodemgedeelte dat één geheel vormt met en omgeven is door het onderste uiteinde van de rand, waarbij het onderste vlakke bodemgedeelte langzaam hellend, schuin 20 naar boven naar het centrum van de bodem van de fles verloopt.

Met de zelf-steunende parenterale fles volgens de onderhavige uitvinding stulpt het bovenste vlakke bodemgedeelte dat is gevormd bij het centrum van de bodem naar buiten, wanneer de inwendige druk van de fles toeneemt tijdens 25 de sterilisatie door warmte, om druk te verdelen en te absorberen, waardoor de inwendige druk die inwerkt op het onderste vlakke bodemgedeelte dat het bovenste bodemgedeelte omgeeft afneemt en de neiging voor de gehele bodem om naar beneden uit te stulpen vermindert. De oplopende helling 30 naar het centrum van de bodem die het onderste vlakke bodemgedeelte bezit vermindert eveneens de neiging van de bodem om naar beneden uit te stulpen door de warmtekrimp die optreedt tijdens het spuitgieten, waardoor de bodem een verbeterde weerstand tegen de inwendige druH^'T^'^’^f 35 geeft het vlakke bodemgedeelte verbeterde sterkte en hogere weerstand tegen inwendige druk, waardoor de neiging tot het naar beneden uitstulpen wordt verminderd.

De uitvinding ondervangt derhalve het verschijnsel dat de bodem naar beneden uitstulpt door de warmtekrimp c 8801270 i -3- tijdens het spuitgieten of door een toename van de inwendige druk die ontstaat door sterilisatie onder invloed van warmte.

Wanneer de fles derhalve in een staande positie is geplaatst, bijvoorbeeld op een tafel, wordt een ruimte met bepaalde 5 afmetingen gevormd tussen de tafel en het vlakke bodemge-deelte door het uitsteken van de rustdelen. De ophangflap kan zonder enig probleem worden opgeborgen in de ruimte in een gevouwen positie, waardoor de fles op betrouwbare wijze zelf-steunend wordt met goede stabiliteit.

10 De uitvinding wordt nader toegelicht met bijgaande tekening, waarin: fig. 1 een vooraanzicht dat een fleslichaam volgens de uitvinding toont; fig. 2 een zijdelingse vergroting van fig. 1; 15 fig. 3 een schematisch aanzicht van fig. 1; fig. 4 een bodemaanzicht van fig. 1; fig. 5 een doorsnede-aanzicht, langs de lijn A-A in fig. 1;

fig. 6 een doorsnede-aanzicht langs de lijn B-B

20 in fig. 2; fig. 6-a is een vergroot doorsnede-aanzicht van een scharniergedeelte; fig. 7 is een doorsnede-aanzicht langs de lijn C-C in fig. 6; 25 fig. 8 is een vertikaal doorsnede-aanzicht dat een fleslichaam voorzien van een sluiting toont; en fig. 9 is een schematisch aanzicht daarvan.

Beste uitvoeringsvorm voor het uitvoeren van de uitvinding.

30 Een uitvoeringsvorm van de uitvinding zal hierna worden beschreven onder verwijzing naar de bijgaande tekeningen.

Evenals bekende zelf-steunende parenterale flessen, bezit het weergegeven fleslichaam 1 een opening 8 bij het 35 bovenste uiteinde, rustdelen 2 die naar beneden uitstulpen uit de bodem van het fleslichaam op tegenoverliggende zijden daarvan, en een ophangflap 5 die naar beneden uitsteekt uit een vlak bodemgedeelte 3 tussen de rustdelen 2, 2 en op één lijn met de hartlijn (verdeellijn) 4 van het vlakke .8801270 -4- bodemgedeelte 3. De rustdelen 2 en de ophangflap 5 zijn als één geheel gegoten met het lichaam 1 op hetzelfde tijdstip volgens het direkte blaasproces.

Het fleslichaam 1 is gegoten uit een buigzaam kunsthars-5 materiaal zoals polyethyleen, polypropyleen, polyvinylchloride, ethyleenvinylalcohol of ethyleen-vinylacetaatcopolymeer volgens de bekende techniek.

Indien gewenst kan het rustgedeelte 2 op elke zijde van de bodem van het lichaam 1 worden verdeeld in twee 10 delen, d.w.z. een voorste gedeelte 2a en een achterste gedeelte 2b, op tegenover liggende zijden van een groef 2c op hartlijn 4 (zie fig. 7).

De ophangflap 5 kan worden bewogen in een vertikale positie of een opgevouwen positie, ondersteunt door een 15 basiseinde, scharniergedeelte 5a (zie fig. 1). Wanneer het fleslichaam 1 wordt toegepast in een omgekeerde positie, wordt de flap 5 vertikaal overeind gezet om te dienen als ophanginrichting, terwijl wanneer het lichaam 1 wordt toegepast in een staande positie, wordt de flap 5 gevouwen over het 20 vlakke bodemgedeelte 3 om het zelf-steunende vermogen van het fleslichaam 1 niet aan te tasten. Voor zover het alleen de stabiliteit van het fleslichaam 1 in de staande positie daarvan betreft, bezit het scharniergedeele 5a bij voorkeur de kleinst mogelijke dikte, doch wanneer het te dun is, 25 bestaat een ongewenste waarschijnlijkheid dat de flap 5 tijdens het spuit gieten zal loskomen of vervormen door de warmtekrimp.

Om dit probleem te ondervangen bezit het scharniergedeelte 5a tegenoverliggende einddelen 5al, 5al met een betrekkelijk 30 grote dikte (b.v. 0,25 tot 0,45 mm) en een middengedeelte 5a2 met een betrekkelijk kleine dikte (b.v. ongeveer 0,2 mm) zoals weergegeven in fig. 6 en 6a. Ruimten 6, 6 zijn aanwezig bij de tegenoverliggende uiteinden buiten de ophangflap 5 (zie fig. 1) om te gebruiken bij het verwijderen van 35 vinnen en hebben een zodanige breedte om een vinverwijderend blad in de ruimte te kunnen laten komen.

De bodemstruktuur van de parenterale fles volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het vlakke bodemgedeelte 3 een rand 7 zonder einde bezit bij het centrum daarvan, .8801270 -5- een bovenste vlak bodemgedeelte 3a dat één geheel vormt met en omgeven is door het bovenste uiteinde van rand 7, en een onderste vlak bodemgedeelte 3b dat één geheel vormt met en omgeven is door het onderste uiteinde van rand 7, 5 waarbij het lagere vlakke bodemgedeelte 3b langzaam hellend schuin naar boven verloopt naar het centrum van de bodem van de fles.

Van bovenaf gezien is de rand 7 rechthoekig in vorm zoals is weergegeven. Rand 7 bezit een zodanige hoogte 10 en hoek dat de gietvormen zonder probleem kunnen worden geopend. Wanneer de fles bijvoorbeeld een capaciteit bezit van 100 tot 200 ml, is het geschikt dat de rand ongeveer 1 tot ongeveer 5 mm hoog is en, ten opzichte van het onderste vlakke bodemgedeelte 3b, een kleine hoek van ongeveer 10 15 tot ongeveer 50° bij de zijden 7a, 7a dwars op de matrijsopenings-richting en een grote hoek van 30 tot ongeveer 80° op de andere zijden 7b, 7b daarvan langs de matrijsopenings-richting bezit.

Het centrale bovenste vlakke bodemgedeelte 3a, omgeven 20 door rand 7, dient om de toename van de inwendige druk door de sterilisatie door warmte te verdelen en te absorberen en neemt bij voorkeur tenminste 10% van het gehele oppervlak van de bodem van de fles in beslag. Gewoonlijk bedraagt het oppervlak van het gedeelte 3a van 10 tot 50% van het 25 gehele bodemoppervlak.

Rand 7, d.w.z. het bovenste vlakke bodemgedeelte 3a, dat van bovenaf gezien rechthoekig is zoals toegelicht, kan anderzijds de vorm van een cirkel bezitten (met inbegrip van een ellips of uitgerekte cirkel) of veelhoek of desgewenst 30 anders zijn gevormd. In het bijzonder is het geschikt dat het gedeelte 3a in vorm lijkt op de bodem van de fles zoals van boven wordt gezien.

De opgaande helling die is gegeven aan het onderste vlakke bodemgedeelte 3b dat de rand 7 omgeeft dient om 35 de vervorming door de warmtekrimp die aanwezig is bij het spuitgieten te ondervangen en om grotere weerstand te bieden aan de toename van de inwendige druk door de sterilisatie door warmte. Hoewel het gewenst is dat de helling zo groot mogelijk is, zal een te grote helling problemen veroorzaken .8801270 -6- bij het openen van de matrijzen, zodat de helling op geschikte wijze 15° of minder is. Het weergegeven bodemgedeelte 3b bezit een helling van ongeveer 3° langs de hoofdas en ongeveer 5° langs de nevenas.

5 Met de bodemstruktuur volgens de onderhavige uitvinding stulpt het onderste vlakke bodemgedeelte 3a bij het centrum uit zoals is aangegeven in een kettinglijn in fig. 6 wanneer de inwendige druk van de fles wordt opgebouwd tijdens de sterilisatie door warmte om de druk te absorberen en te 10 verdelen, waarbij de inwendige druk die inwerkt op het onderste vlakke bodemgedeelte 3b dat het gedeelte 3a omgeeft vermindert. De opgaande helling die is gegeven aan het onderste vlakke bodemgedeele 3b vermindert de neiging van de bodem om naar beneden uit te stulpen door de warmtekrimp, 15 aanwezig bij het spuitgieten, waardoor verder een verbeterde weerstand wordt gegeven tegen de inwendige druk. Rand 7 verschaft een hogere sterkte aan de vlakke bodemgedeelten 3a, 3b en dient om de neiging van deze delen om naar beneden uit te stulpen te verminderen. De onderhavige uitvinding 20 ondervangt derhalve de waarschijnlijkheid dat de bodem naar beneden zal uitstulpen, ondanks de warmtekrimp tijdens het gieten of de toename van de inwendige druk door de sterilisatie door warmte, waardoor een produkt wordt verschaft dat zelf-steunend is met goede stabiliteit.

25 Onder verwijzing naar fig. 8 is opening 8 van het fleslichaam 1 bij zijn bovenste uiteinde voorzien van een sluiting 9. Zoals toegelicht bezit sluiting 9 een trekring 10, waardoor een afsluitend gedeelte op geschikte wijze kan worden verwijderd door een trek. Een voorkeursvoorbeeld 30 van sluiting 9 dat de trekring 10 bezit zal hierna worden beschreven aan de hand van fig. 8.

Sluiting 9, weergegeven in fig. 8, omvat een kunststof-deksel 11, dat de trekring 10 bezit, een dekselachtige kunststofplug 13 die het onderste uiteinde van deksel 11 35 afsluit met speling 12 met H-vormige doorsnede, gevormd tussen deksel 11 en plug 13, en een rubberen stop 15 met H-vormige doorsnede die past in de speling 12 in innig kontakt met het deksel en de plug.

Om de speling 12 met H-vormige doorsnede te vormen t 8801270 -7- tussen plug 13 en deksel 11, bezit deksel 11 een ringvormig opstaand uitsteeksel 11a langs de buitenrand van de top daarvan, en een vlak centraal topgedeelte 11b dat wordt omgeven door het ringvormige uitsteeksel 11a. Het centrale 5 gedeelte 11b is voorzien van de trekring 10 om het gedeelte 11b langs een inkeping 15 op geschikte wijze te verwijderen om het topoppervlak van de rubberen stop 14 vrij te maken.

Om speling 12 met H-vormige doorsnede te vormen tussen deksel 11 en plug 13, bezit plug 13 dat het onderste 10 uiteinde van deksel 11 afsluit een kleinere buitendiameter bij het bovenste gedeelte daarvan dan bij het onderste gedeelte daarvan.

De onderste uiteinden van deksel 11 en plug 13 vormen één vlak met elkaar onder vorming van een vlak dat is versmol-15 ten met een buitenste flens 8a rond het openingsdeel 8 van fleslichaam 1. Het gesmolten vlak kan vergroot zijn door bijvoorbeeld het onderste gedeelte van deksel 11 een grotere wanddikte te geven, zoals is toegelicht.

Hoewel deksel 11 en plug 13 zijn vervaardigd uit 20 een materiaal dat niet bijzonder beperkt is voor zover deze delen kunnen worden verbonden door smelten met het fleslichaam 1, worden zij gewoonlijk vervaardigd uit hetzelfde materiaal als het fleslichaam 1, zoals polyethyleen, polypropy-leen of dergelijk buigzaam kunststofmateriaal.

25 Men voorkomt dat de rubberen stop 14 die stevig past in speling 12, tussen deksel 11 en plug 13 wegglipt uit deksel 11 wanneer de fles voor gebruik wordt geopend doordat de stop een H-vormige doorsnede bezit. De rubberen stop 14 is vervaardigd uit hetzelfde materiaal als gewoonlijk 30 wordt toegepast voor parenterale flessen.

Wanneer de sluiting 9 is bevestigd op flens 8a bij het bovenste uiteinde van fleslichaam 1 door de onderste uiteinden van deksel 11 en plug 13 te versmelten, wordt een foeliegedeelte 13a bij het bovenste uiteinde 35 van plug 13 waarschijnlijk zacht gemaakt en vervormd door de warmte van het smelten, wanneer de afstand D tussen het gesmolten vlak en het foeliegedeelte 13a, weergegeven in fig. 8, klein is. Het boveneinde foeliegedeelte 13a bezit in het algemeen een kleine dikte voor een naald die .880127 0 6 -8- gaat door de rubberen stop 14 om door door het foeliegedeelte te dringen om de parenterale oplossing te onttrekken, zodat het foeliegedeelte 13 waarschijnlijk een speldeprik of barst zal vormen bij vervorming door warmte. De waarschijn-5 lijkheid om de speldeprik of barst te ontwikkelen kan echter worden ondervangen door de afstand D vast te stellen op ongeveer 10 mm om het optreden van afgekeurde voorwerpen uit te sluiten. Hoewel een beschermingsplaat gewoonlijk wordt toegepast om de sluiting te beschermen en derhalve 10 het foeliegedeelte 13a tegen de verhittingsinrichting om de warmte-invloed te ondervangen op het foeliegedeelte 13a, ondervangt de afstand D van ongeveer 10 mm, indien aangebracht, de noodzaak om een beschermingsplaat te gebruiken, waardoor derhalve een snel en doelmatig samensmelten wordt 15 gewaarborgd en een verbeterde produktiviteit wordt verkregen.

- Conclusies - .8801270

Claims

1. Zelf-steunende parenterale fles, vervaardigd uit een kunsthars en met rustdelen die naar beneden uitstulpen uit de bodem van het lichaam van de fles en zijn aangebracht op tegenover liggende zijden van de bodem, en een 5 ophangflap die naar beneden uitsteekt uit en scharnierend is gevormd op een vlak bodemgedeelte tussen de rustdelen op één lijn met de hartlijn van het vlakke bodemgedeelte, met het kenmerk dat het vlakke bodemgedeelte een rand zonder einde bezit bij het centrum daarvan, een bovenste vlak bodem-10 gedeelte dat één geheel vormt met en wordt omgeven door het bovenste einde van de rand, en een onderste vlak bodemgedeelte dat één geheel vormt met en wordt omgeven door het onderste uiteinde van de rand, waarbij het onderste vlakke bodemgedeelte langzaam hellend, schuin naar boven 15 naar het centrum van de bodem van de fles verloopt.

2. Fles volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het vlakke bodemgedeelte dat is omgeven door de rand 10 tot 50% van het gehele oppervlak van de bodem van de fles inneemt.

3. Fles volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de rand 1 tot 5 mm hoog is en, ten opzichte van het onderste vlakke bodemgedeelte, een hoek van 10 tot 50° bezit bij de zijden dwars op de richting van de matrijsopening en een hoek van 30 tot 80° op de zijden daarvan in de richting 25van de matrijsopening.

4. Fles volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het onderste vlakke bodemgedeelte naar boven hellend is. met een hoek van 15° of minder.

5. Fles volgens conclusie 1, met het kenmerk dat 30de opening van het fleslichaam bij zijn bovenste uiteinde . 8801270 -10- is voorzien van een sluiting met trekring.

6. Fles volgens conclusie 5, met het kenmerk dat de sluiting een kunststof deksel omvat dat de trekring beert, een dekselachtige kunststofplug die het onderste uiteinde 5 van het deksel afsluit met een speling met Η-vormige doorsnede, gev>rmd tussen het deksel en de plug, en een rubberen stop met H- vormige doorsnede die past in de speling in innig kontakt met het deksel en de plug.

7. Fles volgens conclusie 6, met het kenmerk dat 10de sluiting is versmolten bij het onderste eindvlak daarvan aan het bovenste uiteinde van het fleslichaam, en de plug een foeliegedeelte bezit bij zijn bovenste uiteinde, waarbij de afstand tussen het gesmolten eindvlak en het foeliegedeelte ongeveer 10 mm bedraagt. .8801270