NL8006687A - Bodemconstructie voor houders van kunststof. - Google Patents

Description

•'s p & c , * α

W 5770-1 Ned.dB/LvD

Bodemconstructie voor houders van kunststof.

De uitvinding heeft betrekking op houders van kunststof, verkregen door rekken volgens twee assen door middel van rek- blaasvormen en in het bijzonder op een bodemconstructie voor dergelijke houders, 5 te gebruiken voor koolzuurhoudende dranken.

Houders van kunststof, vervaardigd door middel van het rek-blaasvormen van kunststof, zoals polyethyleen-tereftalaat, polypropeen, vinylideen-chloride of dergelijk materiaal, zijn licht, goed doorschijnend en hebben een grote sterkte, terwijl minder veranderingen optreden met 10-het verloop van de tijd dan bij houders van kunststof, verkregen door normaal blaasvormen. Speciaal het polyethyleen-tereftalaat is veilig voor voedingsmiddelen. Door deze voordelen zijn de genoemde houders van kunststof uitgebreid in gebruik voor verschillende doeleinden.

Wanneer echter houders met vlakke bodem worden gebruikt voor kool-15 zuurhoudende dranken, gaat de bodem uitbuigen en uitsteken door de inwendige druk in de houder, zodat de houder niet zonder bepaalde maatregelen vrij kan worden neergezet. Voor houders, waarin een inwendige druk komt te heersen, wordt daarom de bodem bolvormig gemaakt, teneinde vervormingen te vermijden door de inwendige druk en wordt een voetkom 20 van kunststof nauw passend tegen de bodem aangebracht voor het vrij kunnen staan van de houder.

De houder met voetkom is duurder dan een zichzelf ondersteunende houder. Een fles met een inhoud van meer dan een liter, die dus een grote hoeveelheid van de inhoud kan bevatten, kan altijd wel worden 25 gebruikt ondanks de hoge kosten, maar bij flessen met een kleinere inhoud dan een liter wordt de prijs van de houder relatief hoog ten opzichte van de verkoopprijs van de inhoud, zodat de voetkommen praktisch niet bruikbaar zijn voor koolzuur houdende:dranken in het algemeen. Zelfs bij opnieuw gebruik van de kunststof zijn de kosten hoog, daar het dan nodig is 30 het houderlichaam van de voetkom te scheiden, waardoor de prijs van het opnieuw gebruikte materiaal hoger wordt.

Er bestaat daarom behoefte aan houders die zelfsteunend zijn, zoals houders met vlakke bodem, en verschillende voorstellen daartoe zijn reeds gedaan. Een bodemconstructie voor deze bekende houders heeft 35 een middendeel van de bodem, dat is verstijfd door een convexe vormgeving, naar binnen ten opzichte van de houder, waarbij een koepelvormige ' rand is gevormd aan de omtrek van het bolvormige deel, terwijl de kromming tussen het convexe middendeel en de rand zodanig wordt gekozen dat de inwendige druk kern worden weerstaan.

40 Echter, zelfs bij deze constructie is de bodem onderhevig aan 7 - 2 - vervorming door inwendige druk wanneer de binnendiameter van het rand-gedeelte, d.w.z. de diameter van het convexe centrale deel/ groter wordt gemaakt teneinde de stabiliteit van de houder te verbeteren. Deze vervorming treedt op binnen het randgedeelte door de op het centrale 5 convexe deel werkende inwendige druk, waardoor dit deel naar buiten gaat uitsteken ofwel wordt doorgedrukt.

De grens van de diameter van het convexe centrale deel varieert enigszins met de bodemdiameter. Een proef werd uitgevoerd aan een proefstuk waarbij het centrale deel van de cirkelvormige bodem een 10 convexe vorm had en waarvan het omtreksvlak van de bodem werd verkleind, terwijl de omtreksrand van het convexe deel de bodem snijdt en wordt gebruikt als randgedeelte waarop de houder kan worden geplaatst. De proef toonde aan, dat de grens van de diameter van het convexe midden- 3 deel, bij een bodemdiameter van de houder van 48 mm (houder-inhoud 200 cm ), 3 3 15 73 mm (inhoud 500 cm ) en 80 mm (inhoud 1000 cm ) resp. bedroeg 30 mm, 36 mm ên 40 mm. Bij grotere diameters dan deze waarden vervormt het randgedeelte door de inwendige druk en slaat het convexe middendeel naar buiten. Hoewel deze verschijnselen tot op zekere hoogte worden beïnvloed door de verdeling van de wanddikte en de richting van de bodem, die 20 natuurlijk veranderen met de grootte van de diameter van de bodem, moet voor de stabiliteit van de houder de diameter van het convexe middendeel, d.w.z. de afmeting van het randgedeelte, voor de zelf-ondersteuning, liggen binnen het bovenbeschreven gebied voor elke diameter van de bodem.

Teneinde het randgedeelte voor de zelfondersteuning van de houder 25 groter te kunnen maken zonder dat het convexe middendeel door de druk naar buiten slaat, kan het middendeel hoger worden gemaakt of domvormig zoals bij de bodem van een wijnfles, of kan de bodem bij het vormen worden voorzien van versterkingsruggen.

Wanneer echter bij het rek-blaasvormen het verschil tussen 30 hoge en. lage delen van de bodem, d.w.z. tussen het bovenvlak van het centrale deel en het ondervlak van het randgedeelte, erg·,groot is, wordt het ondervlak van het randgedeelte slecht., gevormd en als gevolg daarvan is dit ondervlak onregelmatig, zodat de houder niet stabiel daarop kan worden ondersteund. Dit geldt voor de houder volgens Amerikaans octrooi-35 schrift 3,598.270, waarbij een aantal voeten zijn gevormd voor het vastleggen van een cirkelvormige bodem. Daarbij is getracht voeten te vormen, in hoofdzaak gelijk aan de bovengenoemde voeten, met hoge achterzijde en een brede uitbuiging, maar het bleek dat het niet waarschijnlijk was dat bij een aantal van deze gevormde voeten zij alle met de zelfde vorm 40 werden gevormd. Dit gold niet voor houders met een inhoud van 2000 cm , 8 00 6 68 7 3 # 4 - 3 - maar de meeste houders van 500 cm waren ongelijkmatig. Bij de vorming van verschillende voeten met andere vormen, gedaan door de uitvinder van deze aanvrage, bleek dat de moeilijkheid van het vormen van de voeten varieerde met de vorm van de bodem. De bodem is gemakkelijk vormbaar 5 wanneer de omtrekswand ervan een gebogen vlak heeft, waarbij de omtreks-wand gedeeltelijk naar buiten uitbuigt. In tegenstelling daarmee waren de voeten moeilijk te vormen en ongelijk wanneer een aantal voeten werden vervaardigd, uitbuigend naar het platte bodemvlak, of wanneer een aantal verdiepingen of indrukkingen werden gevormd uit de omtrekswand 10 van de bodem, in de richting van het bodemvlak, tot afzonderlijke voeten.

Dit is beschreven in Amerikaans octrooischrift 3,935.955 waarbij, zelfs wanneer het concave deel van de voeten vrij ondiep is, de voeten ongelijkmatig waren.

Verder bleek dat niet alleen bij een groot verschil tussen de 15 hoge en lage delen vein de bodem moeilijkheden ontstaan, maar ook wanneer de ruggen worden gevormd als smalle groeven, bijvoorbeeld volgens de Amerikaanse octrooischriften 3,403.804 en 3,727.783. Deze voeten of ruggen en groeven waren moeilijk te vormen doordat een voorvorm-stuk wordt gerekt tot een dunne wand door middel van blazen met lucht, 20 waarbij het materiaal stolt onder warmteverlies bij het uitzetten en wanneer het in aanraking komt met de vormholte, het verder rekken ophoudt.

Dat wil zeggen, dat naar mate de afstand groter is tussen het gedeelte dat aanvankelijk in aanraking is met de vormholte en het gedeelte dat uiteindelijk in aanraking is met de vormholte, goede uitzetting en r-ichting 25 geving moeilijker worden verkregen.

In overeenstemming met de resultaten van de door de uitvinder van de onderhavige aanvrage uitgevoerde proef worden de genoemde voeten of ruggen en groeven gevormd bij een rek-blaastemperatuur van het voor-vormstuk, die hoger is dan de temperatuur bij het rekblazen, waarbij 30 goede richtinggeving wordt verkregen, waarbij dan het vormen niet zo moeilijk is. Anderzijds is gebleken, dat hierdoor de weerstand van de houders tegen stoten en de gasondoorlaatbaarheid slechter worden, zodat ondanks het bevredigende resultaat wat betreft de ondersteuning,de genoemde eigenschappen achteruitgaan zodat de houders niet geschikt zijn 35 voor koolzuurhoudende dranken.

. De uitvinder heeft verschillende proeven gedaan betreffende de vormbaarheid en de stootweerstand, ook bij andere houders zonder voet-kom. Houders met betrekkelijk ondiepe groeven, waardoor ruggen zijn gevormd, volgens Amerikaans octrooischrift 3,871.541, zijn gemakkelijk vormbaar, 40 maar het middendeel ervan slaat vaak naar buiten door ten gevolge van - 4 - de inwendige druk, doordat deze ruggen iets omhoog komen. Gebleken is dat dit verschijnsel toeneemt bij toename van de omgevingstemperatuur, zodat nog ruimte is voor verdere verbeteringen.

Bodemconstructies welke bekend en anders zijn dan volgens 5 Amerikaans octrooischrift 3,372,783 hebben versterkingsruggen, gevormd aan het convexe middendeel en het randgedeelte aan de omtrek daarvan, welke ruggen het vervormen en naar bulten slaan van het middendeel door de inwendige druk beletten. De concaaf-convexe vorm van de bodem is echter ingewikkeld en het vormen wordt moeilijker naarmate de houder een 10 kleiner volume heeft. Zelfs bij het vormen van de houder volgens het ontwerp, is deze onder andere omstandigheden niet bruikbaar. Voor het gemakkelijk vormen verdient het aanbeveling delen als voeten naar buiten uitbuigend aan te brengen van de omtrekswand van de boden, vóór het vormen, volgens Amerikaans octrooischrift 3,727.783. Echter, zoals gezegd, 15 is deze bekende bodemconstructie zeer moeilijk te vormen en kan deze ook niet worden vervaardigd door rek-blaasvormen.

Verschillende voordelen van houders van kunststof, vervaardigd door rek-blaasvormen, hangen alle af van de vervorming volgens twee assen. Een bodemconstructie met goede richtinggeving in deze twee assen, welke 20 zelf-ondersteunend is, moet worden bereikt voor het verkrijgen van houders die geschikt zijn voor koolzuurhoudende dranken.

Het doel van de uitvinding is daarom het verschaffen van een bodemconstructie voor een houder van kunststof, welke gemakkelijk kan worden gevormd en bij de vervaardiging waarvan weinig afgekeurde houders ont-25 staan, welke houders kunnen worden gevormd onafhankelijk van het volume van de houders.

De uitvinding verschaft daartoe een bodemconstructie voor houders van kunststof, te gebruiken voor koolzuurhoudende dranken, waarbij een omtrekswand van de bodem een gebogen vlak heeft, een middendeel van 30 de bodem is verstijfd door het daaraan geven van een naar binnen convexe vorm, de omtrekswand van het convexe deel een smalle rand vormt, verlopend naar de omtrekswand van de bodem, terwijl een bepaald aantal voeten, bestemd voor de zelfondersteuning van de houder, zijn gevormd als uitbuigend naar buiten buiten deze rand, in hoofdzaak op gelijke hoekafstand, 35 verdeeld over de omtrekswand. Door deze verschillende maatregelen heeft de houder een betere zelfondersteuning, evenals een betere weerstand tegen inwendige druk en tegen stoten.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin enige uitvoeringsvoorbeelden van de bodemconstruc-40 tie volgens de uitvinding zijn weergegeven.

8 00 6 68 7 Λ * - 5 -

Fig. 1 is een zijaanzicht met gedeeltelijke doorsnede van een houder met bodemconstructie in de eenvoudigste vorm.

Fig. 2 is een onderaanzicht van de bodemconstructie.

Fig. 3 is een langsdoorsnede van een bodemconstructie waarvan 5 de rand en de ondervlakken van de voeten in het zelfde vlak liggen.

Fig. 4 is een onderaanzicht van deze bodemconstructie.

Fig. 5 is een onderaanzicht van een houder waarbij de ondervlakken van de voeten van de rand uit verlopen.

Fig. 6 is een doorsnede volgens 6-6 van fig. 5.

10 Fig. 7 is een doorsnede volgens 7-7 van fig. 5.

Fig. 8 is een gedeeltelijke doorsnede door een vervormde voet van de bodemconstructie van fig. 3.

Fig. 9 is een gedeeltelijke doorsnede door een variant van de voetconstructie volgens fig. 5.

15 Fig.10 is een doorsnede door de meest ideale bodemconstructie volgens de uitvinding.

Voor de houder 11 van kunststof volgens fig. 1 en 2 wordt een voorvormstuk van kunststof, bijvoorbeeld een door spuitg-ieten verkregen vormstuk van polyethyleen-tereftalaat, axiaal gerekt in een blaasvorm-20 holte, waarbij de ingeblazen lucht het vormstuk doet uitzetten totdat het geheel tegen de vormholte aanligt. De bodem 12 van deze houder wordt gevormd tot een domvorm, waarbij men het middendeel 13 van de bodem 12 naar binnen laat uitsteken in een convexe vorm. De diameter van het convexe middendeel 13 heeft een grenswaarde, afhankelijk van de diameter 25 van de bodem, en wanneer deze diameter van het convexe deel groter is dan de grens wordt door de inwendige druk in de houder het convexe deel naar buiten gedrukt.

De omtreksrand van het convexe middendeel 13 snijdt het ondereinde van de omtrekswand van de bodem, die is gevormd met een 30 randgedeelte 14.

Buiten het randgedeelte 14 zijn zes gebogen voeten 15,15 gevormd, doordat de omtrekswand 12 van de bodem door het vormen en uitzetten gedeeltelijk ter plaatse naar buiten wordt gedrukt op onderling ' gelijke hoekafstanden. Het binneneinde van elk van de voeten 15 is ver- 35 bonden met de smalle rand 14, waarbij door het vormen van deze voeten de rand 14 door de inwendige druk kan worden vervormd. De bodem 15a van een voet 15 wordt zodanig gevormd dat deze iets verder naar omlaag uitsteekt dan de rand 14, zodat zelfs wanneer de rand 14 wordt vervormd door spanningen wanneer het convexe middendeel 13 naar omlaag wordt 40 gedrukt door de inwendige druk, welke spanningen mogelijk worden

Ann(5 «η 7 - 6 - geconcentreerd op de omtreksrand van het middendeel 13, de bodem op de voeten zodanig kan worden gesteund, dat de zelfondersteuning van de houder niet door deze vervorming wordt benadeeld.

Bij deze bodemconstructie wordt een aantal voetdelen 15, 15 5 gebruikt voor het ondersteunen van de houder 11 en daardoor kan, ondanks dat de omtrekswand 12 van de bodem domvormig is, de fles rechtop worden gezet zonder een voetkom, zoals deze reeds zijn beschreven. Verder is door het aanbrengen van een rug in het middendeel een vrije ruimte aanwezig tussen de voetdelen 15, 15 en het middendeel, d.w.z. tussen dit 10 deel en de horizontale steunvlakken van de voeten. Zelfs wanneer het randgedeelte 14 naar omlaag wordt gedrukt door druk uitgeoefend op het convexe middendeel 13, wordt dit randgedeelte 14 zelden zover naar omlaag vervormd, dat het gaat uitsteken beneden de onderzijden 15a van de voeten, zodat de bodem nooit, door inwendige druk zover wordt vervormd dat 15 de houder kan omvallen.

De afstand waarover de voeten 15 naar omlaag steken kan worden verminderd zodat de hoogte-afstand tussen de bovenzijde van het convexe middendeel 13 en de onderzijde 15^a van de voeten ligt binnen het gebied waarover gevormd kan worden, zodat het vormen van de bodem niet moeilijk 20 is vergeleken met de bekende bodemconstructies. Het verloop van de bodem is zodanig dat daardoor de weerstand tegen stoten en de drukweer-stand wordt vergroot, zodat zelfs wanneer de fles, gevuld met een koolzuurhoudende drank,valt, de bodem daarvan niet scheurt.

De bodemconstructie volgens fig. 3 en 4 heeft een randgedeelte 25 24, dat in een vlak ligt met de onderzijde 25a van voeten 25. Ook bij deze uitvoeringsvorm wordt de omtrekswand 22 van de houder 21 convex gevormd, hoewel de kromming anders is dan bij de eerste uitvoeringsvorm, terwijl een centraal deel 23 in de bodem wordt gevormd als convexe verstijving. In dit geval is de rand 24 een horizontale wand.

30 De diameter van de horizontale rand 24 wordt bepaald afhankelijk van de vorm, de hoogte en de diameter van de houder 11. Wanneer de diameter van de rand 24 toeneemt wordt de stabiele ondersteuning van de fles beter. De afmetingen van de rand 24 worden echter begrensd door de diameter van de bodem 22 en wanneer de rand een grotere diameter wordt 35 gegeven dan deze grens moet ook aan het onderste deel 22 een grotere diameter worden gegeven. Op zes punten, verdeeld over de omtrek, zijn voetdelen 25, 25 gevormd in de omtrekswand 22 van de bodem, naar buiten ten opzichte van de rand 24, waarbij het bodemvlak 25a van de voeten in het zelfde vlak wordt gelegd als het ondervlak van de rand 24.

40 Het aantal voeten 25 kan op geschikte wijze worden bepaald 8 00 6 68 7

·: -V

v -7 - afhankelijk van de afmetingen van de houder 21 en is niet beperkt tot de weergegeven zes voeten. De voeten kunnen ook andere vormen krijgen, zolang deze tegelijk kunnen gevormd met de houder 21, terwijl de rand 24 inplaats van cirkelvormig ook veelhoekig kan zijn.

Bij deze bodemconstructie worden de voeten 25 continu doorlopend 5 gemaakt met de rand 24. De diameter van de rand 24 is beperkt in verband met de drukweerstand en zelfs wanneer het moeilijk is de houder 21 zelf^ondersteunend te maken binnen deze diameter wordt de ondersteuning vergroot door de onderzijden van de voeten 25, 25 buiten de rand 24, waardoor de houder een betere stabiliteit krijgt en ook niet omvalt bij 10 geringe trillingen.

De bodemconstructie volgens fig. 5 tot 7 heeft een ondervlak 35a van voetdelen 25, dat iets verder naar omlaag steekt dan het ondervlak van de rand 34. Ook in dit geval is de omtrekswand 32 van de bodemconstructie van de houder 31 convex gevormd, terwijl het middendeel 33 is verstijfd 15 door convexe uitvoering daarvan naar binnen in de houder. De rand 34 wordt gevormd als overgang tussen de omtreksrand van het convexe middendeel 33 en de omtrekswand 32 van de bodem, die hier plat is gevormd, waarbij zes voetdelen 35, 35 aan de buitenzijde van de rand 34 zijn gevormd. Verder zijn de voeten ieder zodanig gevormd, dat de onderzijde 20 van de rand 34 naar buiten doorloopt op vaste onderlinge hoekafstanden, waarbij de onderzijde 35a van de voeten iets naar buiten en naar omlaag helt van de rand 34, zodat het buiteneinde 35b van de voeten iets lager ligt dan de rand 34 en de gehele fles steunt op deze einddelen 35 van het ondervlak.

25 Het naar omlaag uitsteken van de buiteneinden 35b van het ondervlak van de voeten geeft de zelfondersteuning van de houder, die in gevaar zou kamen wanneer het ondervlak 35a wordt vervormd. Een geringe uitsteekafstand van de einden 35b is daarom voldoende. Bij een houder 3 van 500 cm , een diameter van 25 mm van de rand 34 en een uitsteekafstand 30 van 1,4 mm van de einden 35b heeft men een goed ondersteunende bodem.

De reden voor het iets uitsteken van de einden 35b van de voeten ten opzichte van de rand 34 is dat hiermee een nadeel van de bodemccnstructie volgens fig. 3 en 4 wordt opgeheven.

Bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 3 kan de fles inwendige 35 druk weerstaan bij kamertemperatuur en is daarbij zelfsteunend.

Wanneer echter de inwendige druk meer toeneemt dan werd verwacht, namelijk bij abnormaal hoge omgevingstemperaturen, vervormt soms de rand 24 op de wijze van fig. 8. Hierdoor ontstaat een spanningsconcentratie op het convexe middendeel 23 en kan de rand 24 naar omlaag worden gedrukt, - 8 - \ waardoor de zelfsteunendheid en het platte vlak aan de onderzijde van de houder in gevaar komen en de fles kan vallen.

Teneinde deze bezwaren te voorkomen kan een deel van de voeten 35 iets lager worden gevormd dan de rand 34 vóór het vormen. Als 5 gevolg hiervan bevindt zich volgens fig. 9 een vervormd deel 35c bij 2 een inwendige druk van 6, 4 Kg. per cm grotendeels in de binnenrand van de rand 34. Het uiteinde 35b van de voet steekt echter uit voorbij het bodemvlak 35a, dat iets helt in onbelaste vorm, zodat het vervormde deel 35c niet in aanraking komt met het steunvlak, zodat de houder 31 10 op de zelfde wijze gesteund blijft voordat deze door de inwendige druk wordt vervormd.

Fig. 10 toont de meest ideale uitvoeringsvorm van de rand 44 en de voeten 45 van de houder. Bij voorkeur is het convexe middendeel 43 uitgevoerd als een helm en heeft een gedeelte 44a waar de omtreksrand 15 van het middendeel overgaat in de binnenrand van het randvormige deel 44 volgens een afronding. In het ondervlak: 45a van de voeten is het gedeelte daarvan,verbonden met de rand 44, hellend gevormd en het buiteneinde afgerond, terwijl het ondervlak daartussen een plat vlak is als steunvlak 45b.

20 Door de genoemde maatregelen van de uitvinding kunnen de bodems eenvoudig worden gevormd, kan het juiste richten van de houder door rek-blaasvormen worden verkregen, evenals de materiaalverdeling in de wanddikte, waardoor een goede gas-ondoorlaatbaarheid, een goede druk-weerstand en weerstand tegen stoten ontstaan.

25 In elk van de beschreven uitvoeringsvormen moet de diameter van het convexe middendeel binnen een bepaalde grenswaarde liggen, zodat dit middendeel niet wordt vervormd onder invloed van de inwendige druk, waardoor de zelfondersteuning van de houder in gevaar zou komen, terwijl het naar omlaag uitstéken van de voeten slechts minimaal behoeft te zijn. 30 De reden daarvoor is, zoals hierboven gezegd, dat scherp doorlopen naar onderen van de voeten het vormen van de bodem bemoeilijkt, evenals de materiaalverdeling daarin.

---++ ^--- 35 8 0 0 6 68 7

Claims (4)

1. Bodemconstructie voor een houder van kunststof, met een domvormige bodem, vervaardigd van een voorvormstuk met bodem, waarbij , de kunsstof polyethyleen-tereftalaat of dergelijk materiaal is en het voorvormstuk wordt onderworpen aan rek-blaasvorming, niet het kenmerk, dat 5 de bodemconstructie omvat a) een middendeel van de bodem, dat is verstijfd door een convex naar binnen gelegen vorm daarvan, waarbij de buitendiameter van dit middendeel is gelegen beneden een waarde, zodanig dat het middendeel voldoende weerstand aan inwendige druk in de houder kan geven, b) het convexe middendeel is verbonden door 10 een omtrekswand daarvan met en overgaande in een naar binnen gebogen omtrekswand van de bodem als smalle rand, en deze rand aan de buitenzijde overgaat in een aantal gebogen voetdelen, bestemd voor de zélf ondersteuning van de houder, welke voetdelen gedeeltelijk naar buiten zijn uitgezet rond de omtrekswand van de bodem, op onderling gelijke hoekafstanden en 15" de voetdelen elk aan het binneneinde zijn verbonden met de smalle rand.

2. Bodemconstructie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de omtreksrand van het convexe middendeel als een horizontale wand overgaat in de omtrekswand van de bodem, terwijl het ondervlak van elke voet, die aan de buitenzijde is verbonden met deze rand of wand,is gelegen in 20 het zelfde vlak als het ondervlak van de rand.

3. Bodemconstructie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het ondervlak van elke voet, die is gevormd aan de buitenzijde van de rand, iets verder naar omlaag uitsteekt dan de rand, zodanig dat de zelf-steunendheid wordt gehandhaafd ondanks vervormingen van de rand onder 25 invloed van inwendige druk in de houder.

4. Bodemconstructie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat van elke voet de binnenzijde vein het bodemdeel van deze voet, waarmee de rand is verbonden,schuin verloopt en verder naar omlaag uitsteekt dan de rand, terwijl het buiteneinde van het ondervlak cirkelvormig 30 tot een plat vlak is gevormd, bestemd voor aanraking met het steunvlak voor de houder, ongeveer in het midden van het ondervlak. 35 800 6 68 7