NL8800844A - Landbouwmachine met beveiliging tegen tandverlies. - Google Patents

Landbouwmachine met beveiliging tegen tandverlies. Download PDF

Info

Publication number
NL8800844A
NL8800844A NL8800844A NL8800844A NL8800844A NL 8800844 A NL8800844 A NL 8800844A NL 8800844 A NL8800844 A NL 8800844A NL 8800844 A NL8800844 A NL 8800844A NL 8800844 A NL8800844 A NL 8800844A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
tooth
agricultural machine
machine according
security element
teeth
Prior art date
Application number
NL8800844A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL8800844A priority Critical patent/NL8800844A/nl
Priority to EP89200841A priority patent/EP0336513A1/en
Publication of NL8800844A publication Critical patent/NL8800844A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D80/00Parts or details of, or accessories for, haymakers
    • A01D80/02Tines; Attachment of tines

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Outside Dividers And Delivering Mechanisms For Harvesters (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)

Description

» I* C. van der Lely N.V., Maasland
LANDBOUWMACHINE MET BEVEILIGING TEGEN TANDVERLIES
De uitvinding heeft betrekking op een landbouwmachine met ten minste één bewerkingsorgaan dat voorzien is van een draagorgaan met al of niet in groepen opgestelde tanden, waarbij aan ten minste één der tanden een beveili-5 gingselement tegen tandverlies is bevestigd.
Bekende, bij hooibouwmachines toegepaste beveili-gingselementen zijn uitgevoerd als uit metaal of kunststof vervaardigde, in hoofdzaak plaatvormige of draadvormige verbindingselementen die aan hun uiteinden twee tanden van een 10 tandengroep klemmend omsluiten. Deze organen worden vooral dan toegepast indien de verwachting bestaat, dat een der beide tanden een aanzienlijk grotere breukkans bezit dan de andere tand, zodat voorkomen wordt dat een afgebroken tand op het veld, in het bijzonder in het te bewerken gewas, achter-15 blijft en navolgende machines, zoals een pers, kan beschadigen. Door toepassing van het beveiligingsorgaan kan dan worden bereikt dat de afgebroken tand aan de andere, niet gebroken tand blijft hangen.
Een nadeel van dit soort beveiligingsorganen is 20 het feit dat dit aanvankelijk nabij de tandbevestiging opgestelde element, vooral bij buitenwaarts gerichte landengroepen, ten gevolge van centrifugaalkrachten in de richting van de vrije uiteinden der tanden kan verschuiven en dan de gewasopname ernstig verstoort, of zelfs van de tanden af kan 25 vliegen, zodat het beveiligingselement zelf als ongewenst object in het gewas achterblijft. Een ander nadeel van dit soort beveiligingselementen is het feit dat dit element uit het oogpunt van ongestoorde gewasopname nabij de tandbevesti-gingen (veelal in de vorm van verende windingen die met de 30 tand zelf uit één stuk materiaal zijn gevormd) dient te worden opgesteld; aangezien de plaats van een eventuele tand-breuk geenszins altijd nabij de tandbevestiging ligt, is er een aanzienlijke kans dat een tand buiten het bereik van het beveiligingselement afbreekt en toch in het gewas geraakt.
t 880 0844 « 2
Vervolgens is de mogelijkheid aanwezig dat een gehele tanden-groep nabij zijn bevestiging aan het draagorgaan afbreekt of dat de veelal enkele bevestigingsbout van de tandengroep losraakt zodat het beveiligingselement in het geheel geen 5 dienst kan doen. Dit type bevestigingselement kan overigens niet worden toegepast indien de tand geen deel uitmaakt van een tandengroep.
Een andere bekende soort beveiligingselement omvat twee beugels die elk aan hun uiteinden aan de enkele bevesti-10 gingsbout van een tandengroep zijn bevestigd en één der groepen windingen omsluiten. Dit element verhindert niet het verlies van een afgebroken tand, noch van een gehele tandengroep.
Uit de Nederlandse octrooiaanvrage 7603165 is een 15 beveiligingselement bekend in de vorm van een staalkabel die door een uit hol materiaal bestaande tand of tandengroep is gevoerd en door middel van plaatselijke deformatie van het holle materiaal nabij de tandeinden aan dit materiaal is bevestigd. Op deze wijze wordt enerzijds een beveiliging 20 tegen verlies van gebroken tanddelen verkregen, anderzijds wordt verlies van de gehele tandengroep niet voorkomen. Een belangrijk nadeel van deze oplossing wordt gevormd door de relatief zeer hoge fabricage- en vervangingskosten van de tand, alsmede door de relatief grote dimensies teneinde de 25 gewenste stijfheid, respectievelijk verende eigenschappen te verkrijgen. Tevens is te verwachten dat de hardingsprocedure van de tand tot moeilijkheden zal leiden.
De genoemde problemen kunnen tevens 'optreden bij tanden van anderssoortige landbouwmachines of delen daarvan, 30 zoals bij de tanden van opraaporganen van laadwagens en persen, maar tevens bij de tanden van bijvoorbeeld wiedeggen en veertandcultivatoren.
De uitvinding beoogt een landbouwmachine van genoemde soort te verbeteren door op eenvoudige wijze één of 35 meer van de bovengenoemde nadelen van bekende machines te ondervangen.
Volgens de uitvinding verbindt het beveiligingselement de tand met het draagorgaan. Ten gevolge van deze ·.8800844 3 maatregel kan op eenvoudige en goedkope wijze worden bereikt, dat noch tanden of tanddelen, noch tanden tezamen met de hierop aansluitende verende windingen, noch tandengroepen als geheel tijdens bedrijf kunnen worden verloren. Afhankelijk 5 van de aard en de wijze van belasting van de tanden of tandengroep, wordt door de uitvindingsgedachte de mogelijkheid geopend om het beveiligingselement vanaf één of meer bevestigingsplaatsen aan een tand of tanden zodanig langs de overige samenstellende delen van de tand of tandengroep naar 10 zijn bevestiging aan het draagorgaan te voeren, dat de voor het beschouwde geval van belang zijnde beveiliging wordt bewerkstelligd. Dergelijke mogelijkheden worden aan de hand van uitvoeringsvoorbeelden toegelicht.
Figuur 1 is een horizontaal aanzicht van een deel 15 van een draagorgaan met een verzwenkbare, buitenwaarts gerichte tandengroep van een hooibouwmachine, waarbij het beveiligingselement volgens de uitvinding is toegepast;
Figuur 2 is een horizontaal aanzicht van een deel van een spaak van een draagorgaan met een vast bevestigde 20 tandengroep van een hooibouwmachine, voorzien van een beveiligingselement ;
Figuren 3-7 betreffen andere uitvoeringsvormen van beveiligingselementen toegepast bij draagorganen met verzwenkbare tandengroepen, gezien in een horizontaal aan-25 zicht.
In figuur 1 wordt een deel van een hooibouwmachine getoond die harkorganen omvat, waarbij elk harkorgaan voorzien is van een draagorgaan 1 in de vorm van een op zichzelf bekende rondlopende velg, die aandrijfbaar is om een op-30 waartse gerichte draaiingsas. Aan de omtrek van het draagorgaan of de velg 1 zijn op regelmatige afstanden tangentiaal gerichte zwenkassen 2 bevestigd, waarom tandengroepen 3 ver-zwenkbaar zijn. Zowel in figuur 1 als in de overige figuren is slechts één tandengroep weergegeven; de overige tanden of 35 tandengroepen kunnen op dezelfde wijze worden uitgevoerd.
Om de in figuur 1 weergegeven zwenkas 2 is een bus 4 verdraaibaar. Aan de buitenomtrek van de bus 4 is een gekromd deel 5 van een tandendrager 6 vastgelast, die op .8800844 v 4 afstand van de zwenkas 2 voorzien is van een gat, waardoor een bout 7 is gestoken, die dient ter bevestiging van de tandengroep 3.
Elke tandengroep 3 omvat een onderste tand 8 en 5 een bovenste tand 9 die beide overgaan in bijbehorende verende windingen 10, respectievelijk 11. De windingen 10 en 11 zijn onderling verbonden door een verbindingsdeel 12 dat door middel van de bout 7 tegen de tandendrager 6 wordt geklemd. De tanden 8, 9, de windingen 10, 11 en het verbindingsdeel 12 10 zijn op bekende wijze uit één stuk verenstaaldraad vervaardigd.
De opstelling en bevestiging van de tandengroep 3 aan het draagorgaan 1 is zodanig dat de tanden 8 en 9 ongeveer boven elkaar zijn gelegen en tijdens bedrijf in hoofd-15 zaak buitenwaarts en enigszins neerwaarts zijn gericht. Deze stand wordt bepaald door de ligging van het zwaartepunt van het samenstel van de tandengroep 3 en de tandendrager 6, welke ligging zodanig is dat, gezien in figuur 1, een verbindingslijn tussen het zwaartepunt en de hartlijn van de zwenk-20 as 2 ongeveer loodrecht op de richting van de draaiingsas van het draagorgaan 1 is gericht. Tijdens bedrijf komt het vrije uiteinde van de onderste tand 8 in aanraking met de grond, bodemoneffenheden, stenen e.d. en uiteraard tevens met het op te nemen gewas, zodat de onderste tand in het algemeen zwaar-25 der belast wordt dan de bovenste tand 9, die in hoofdzaak de belasting van het te verplaatsen gewas ondervindt.
De kans dat breuk van de onderste tand 8 zal optreden is derhalve aanzienlijk groter dan de breukkans van de tand 9. Teneinde hierin te voorzien, is in figuur 1 een 30 uit metaal of kunststof vervaardigd, in hoofdzaak plaatvormig verbindingselement 13 getekend, dat nabij zijn uiteinden is teruggebogen waarbij ongeveer cilindervormige openingen ontstaan die over de tanden 8 en 9 worden geschoven totdat het verbindingselement 13 nabij de windingen 10, 11 is opgesteld. 35 In geval van breuk van de onderste tand 8 op een plaats die tussen het einde van de windingen 10 en het verbindingselement 13 is gelegen, blijft het afgebroken deel van de tand 8 door middel van het verbindingselement 13 aan de , 880 0844 5 bovenste .tand 9 hangen zodat het afgebroken tandstuk niet in het gewas en daarmede in navolgende machines terecht kan komen.
Dit bekende verbindingselement 13 bezit in de 5 eerste plaats het nadeel dat het, indien de onderste tand tussen het vrije uiteinde van de tand 8 en het verbindingselement 13 breekt, geen uitkomst biedt. In de tweede plaats kan het verbindingselement 13 in onvoldoende mate om de tanden 8 en 9 klemmen, zodat het verbindingselement in de 10 richting van het vrije uiteinde van de tanden verschuift, aldaar de gewasopname in ernstige mate stoort of zelfs van de tanden af vliegt; dit is alleen te voorkomen indien de hiervoor genoemde cilindrische openingen nabij de beide uiteinden van het element 13 een vrij nauwe passing hebben om de tanden 15 8 en 9 (hetgeen een snel opschuiven op alle tandengroepen in ernstige mate verhindert) en/of de in figuur 1 getekende klembouten van de teruggebogen uiteinden van de platen 13 zeer zorgvuldig worden aangetrokken, hetgeen zeer tijdrovend is.
20 Teneinde hierin te voorzien is volgens de uitvin- dingsgedachte aan dat uiteinde van het verbindingselement 13, dat nabij de zwaarst belaste tand 8 is gelegen, een beveili-gingselement 14 bevestigd dat kan zijn uitgevoerd als een snoer of dunne kabel vervaardigd van soepel staaldraad, 25 nylonkoord e.d. Gerekend vanaf zijn bevestiging aan het onderste uiteinde van het element 13, is de kabel door de naastliggende, aan de tand 8 aansluitende windingen 10 gevoerd en met zijn andere uiteinde aan de zwenkas 2 en daarmede aan het draagorgaan 1 bevestigd. Het laatstbedoelde 30 uiteinde kan uiteraard ook op een andere nabij de zwenkas 2 gelegen plaats aan de velg 1 worden bevestigd. In figuur 1 is het beveiligingselement 14 duidelijkheidshalve met ruime krommingen getekend; het verdient echter aanbeveling om het element 14 vanaf zijn bevestiging aan het verbindingselement 35 13 zo strak mogelijk door de windingen 10 naar zijn bevesti- gingsplaats aan het draagorgaan 1 te voeren om verschuivingen van het verbindingselement 13 in de richting van de vrije uiteinden van de tanden te voorkomen. Indien het element 14 ,880084 4 '* 6 in gemonteerde toestand strak getrokken is en aan een uiteinde aan de zwenkas 2 is bevestigd, verhindert het element zwenkbewegingen van de tandengroep om de zwenkas 2 niet.
Op deze wijze wordt voorkomen dat de tand 8 in het 5 gewas achterblijft indien de tand tussen de windingen 10 en de bevestigingsplaats van het verbindingselement 13 afbreekt of indien de windingen 10 zelf afbreken, bijvoorbeeld nabij het verbindingsdeel 12 dat om de bout 7 ligt. Hoewel de kans relatief geringer is, komt het ook voor dat de gehele tanden-10 groep 3 van de tandendrager 6 losraakt doordat bijvoorbeeld de op de bout 7 gedraaide moer losraakt of de bout zelf breekt. Ook in dit geval verhindert het element 14 het verlies van de tandengroep.
In figuur 2 is een analoog geval getekend waarbij 15 het draagorgaan van het harkorgaan spaken 15 omvat die nabij hun vrije uiteinden star bevestigde, neerwaarts gerichte tandengroepen dragen. Een dergelijke tandengroep is eveneens met het verwijzingscijfer 3 aangeduid en de delen van deze tandengroep zijn met de dezelfde verwijzingscijfers aange-20 geven als die volgens figuur 1. De tand 9, volgens het uit-voeringsvoorbeeld volgens figuur 2, is echter iets langer uitgevoerd dan die volgens figuur 1 daar de vrije uiteinden van beide tanden 8, 9 tot op de grond of tot dezelfde afstand boven de grond dienen te reiken. Dit houdt tevens in dat bij 25 in hoofdzaak neerwaarts gerichte tanden van een tandengroep beide tanden van de groep ongeveer dezelfde kans op breuk bezitten. In dit geval is een uiteinde van het flexibele element 14 eveneens nabij een uiteinde van het 'verbindingselement 13 bevestigd (nabij de tand 8, nabij de tand 9 of 30 ergens anders aan het verbindingselement 13). Het element 14 is daarna door zowel de windingen 10 als de windingen 11 gevoerd en met het andere uiteinde aan de spaak 15 bevestigd. Laatstbedoelde bevestiging kan door middel van de bout 7 geschieden, maar ook door middel van een afzonderlijke beves-35 tigingsbout.
Op deze wijze wordt bereikt dat, indien de tand 8 of de tand 9 op een plaats die tussen de windingen 10, respectievelijk de windingen 11 en het verbindingselement 13 . 880084 7 is gelegen, breekt of indien één der windingen 10 of 11 breekt maar ook indien de hele tandengroep losraakt, het in ongerede geraakte deel aan de spaak 15 blijft hangen.
In figuur 3 is weer een uitvoeringsvoorbeeld gete-5 kend van een hooibouwmachine die is voorzien van buitenwaarts gerichte tandengroepen 3, analoog aan figuur 1. Hierbij is afgezien van de toepassing van het verbindingselement 13. Het flexibele element 14 is in dit geval tweedelig uitgevoerd en aangegeven met de verwijzingscijfers 14A en 14B. Het beveili-10 gingselement 14B is vanaf zijn bevestigingsplaats (die nader zal worden toegelicht) aan de tand 9 door de beide groepen windingen 11, respectievelijk 10 heen naar zijn bevestigingsplaats aan de tand 8 gevoerd. Het buigzame element 14A is vanaf (dezelfde) verbindingsplaats aan de tand 8 door de 15 windingen 10 heen naar een bevestigingsplaats 16 gevoerd die op het draaglichaam 1 is aangebracht.
De bevestiging van het beveiligingselement 14B aan de bovenste tand 9 is met het verwijzingscijfer 17 en de bevestiging van de beide beveiligingselementen 14a en 14B aan 20 de onderste tand 8 is met het verwijzingscijfer 18 aangeduid.
De bevestigingen 17 en 18 zijn in dit uitvoeringsvoorbeeld nabij de overgang van de betreffende tand naar de betreffende windingen gelegen.
De constructieve uitvoering van de bevestiging 17 25 wordt aan de hand van de beide figuren 4 en 5 toegelicht, die twee fasen van het aanbrengen van deze bevestiging tonen.
Zoals in figuur 4 zichtbaar is, wordt het koord of het kabeltje 14B zodanig naast en tegen de betreffende tand 9 gelegd, dat hun lengterichtingen overeenstemmen. Vervolgens wordt 30 vanaf het vrije uiteinde van de tand 9 een huls 19 op de tand 9 geschoven, die een ongeveer ellipsvormige doorsnede bezit die zodanig is gedimensioneerd dat de huls 19 nauw passend om het vrije uiteinde van het beveiligingselement 14B kan worden gebracht. Vervolgens worden de bekken van een tang zodanig 35 aan weerszijden van de huls 19 geplaatst, dat deze bekken zich ongeveer ter plaatse van de ruimten tussen de tand 9, het element 14B en de huls 19 (zie de plaats van de pijltjes in figuur 4) zijn opgesteld. Vervolgens wordt de bijvoorbeeld t ,8800844 8 hydraulisch of pneumatisch aangedreven tang samengeknepen waardoor de huls 19 zich in het gebied tussen de tand 9 en het element 14B sterk vervormt zodat de betreffende delen van de huls 19 zoveel mogelijk tussen de tand 9 en het element 14 5 worden geknepen (figuur 5). Het samenknijpen van de omtrek van de huls 19 op de door de pijltjes in figuur 4 aangegeven plaats tussen de tand 9 en het element 14B veroorlooft een maximale vervorming van de huls 19. Ten gevolge van deze vervorming treedt een materiaalharding van een deel van de 10 huls op die zodanig is dat een zeer sterke klemverbinding tussen de tand 9 en het element 14B ontstaat. Teneinde de genoemde materiaalharding bij koude vervorming mogelijk te maken, wordt het materiaal van de huls 19 op overeenkomstige wijze gekozen; dit materiaal kan bijvoorbeeld een gewone 15 ongelegeerde staalsoort zijn zoals St. 37 of roestvrij staal.
Het aanbrengen van de klemverbinding door middel van de huls 19 is zodanig uitgevoerd dat het koord of kabeltje 14B, gerekend ten opzichte van de draairichting of bewegingsrichting van de tand 9 (in figuur 4 aangeduid met de 20 pijl A), achter de tand 9 is opgesteld.
Op analoge wijze wordt de verbinding van de tand 8 met de beveiligingselementen 14A en 14B bewerkstelligd. In dit geval kunnen de beide uiteinden van de beide elementen 14 achter de tand 8 boven elkaar maar ook achter elkaar worden 25 gelegd voordat de betreffende huls 19 wordt opgeschoven. In het laatstgenoemde geval is de huls 19 iets groter uitgevoerd, daar zij behalve de tand 8 twee elementen 14 dient te omvatten.
In het uitvoeringsvoorbeeld volgens figuur 3 wordt 30 het beveiligingselement 14B vanaf zijn bevestiging 17 door de beide windingen 11, respectievelijk 10 naar de bevestiging 18 gevoerd. Het element 14A wordt vanaf de bevestiging 18 door de onderste windingen 10 naar zijn bevestiging 16 op het draaglichaam 1 geleid. De beide buigzame elementen 14 worden 35 zo strak mogelijk aangebracht.
De bevestiging door middel van hulzen 19 heeft het voordeel dat verstoring van gewasopname door de tanden geheel voorkomen wordt. Indien de onderste tand 8 tussen de bevesti- ,8800844 9 ging 18 en de naastliggende windingen 10 zou breken, blijft de afgebroken tand 8 door middel van het element 14B aan de tand 9 hangen, terwijl, indien de gehele tandengroep afbreekt, het buigzame element 14A verlies van de tandengroep 5 verhindert. Wordt de tandengroep 3 en het verloop van de beveiligingselementen 14A en 14B volgens figuur 3 bij een neerwaarts gerichte tandengroep volgens figuur 2 toegepast, dan verhindert het element 14B verlies van de tand 9.
In figuur 6 is een uitvoeringsvorm getekend die 10 van toepassing is indien een grote kans bestaat dat één der tanden 8 of 9 of beide tanden op een willekeurige plaats tussen het vrije uiteinde en de aan de tand aansluitende windingen breekt. In dit geval worden uiteinden van beveiligingselementen 20A en 20B door middel van bevestigingen 21, 15 respectievelijk 22 nabij de beide vrije uiteinden van de tanden 8, respectievelijk 9 vastgeklemd, zodanig dat zij, gerekend ten opzichte van de bewegingsrichting van de tandengroep 3, achter de tanden zijn gelegen. Vanaf deze bevestigingen zijn de elementen 20A, respectievelijk 20B langs de 20 achterzijden van de tanden 8, respectievelijk 9 naar bevestigingen 23, respectievelijk 24 gevoerd, die nabij de windingen 10, respectievelijk 11 zijn gelegen, waarbij de elementen 20A en 20B tussen de beide bevestigingen 21, 23, respectievelijk 22, 24 strak getrokken zijn. De elementen 20A en 20B 25 zijn vervolgens door de groepen windingen 10, respectievelijk 11 gevoerd en met hun andere uiteinden ter plaatse van een bevestiging 25 aan het draaglichaam 1 bevestigd.
In dit uitvoeringsvoorbeeld is bewerkstelligd dat ook korte afgebroken stukken tand niet in het gewas komen, 30 terwijl tevens breuk van een tandengroep of losraken van een hele tandengroep is beveiligd. De uitvoeringsvorm volgens figuur 6 kan ook worden toegepast bij neerwaarts gerichte tanden (vergelijk figuur 2) omdat in dit geval beide tanden dezelfde breukkans bezitten.
35 De hiervoor getoonde beveiligingselementen tegen tandverlies kunnen niet alleen bij tandengroepen die twee tanden omvatten worden toegepast, maar ook bij machines waarbij één enkele tand aan een drager is bevestigd. Het is .8800844 * ' 10 echter oo.k mogelijk om deze beveiligingsorganen toe te passen bij tandengroepen met meer dan twee tanden, zoals in figuur 7 voor een drie tanden omvattende groep is getekend.
In dit geval is de tandendrager 6, die nabij zijn 5 onderzijde de tandengroep 3 draagt, in opwaartse richting verlengd ter bevestiging van een derde tand 25 die met behulp van verende windingen 26 aan de tandendrager 6 met behulp van een bevestigingsbout 27 is bevestigd, zodanig dat de tanden 8, 9 en 25 ongeveer recht boven elkaar zijn opgesteld.
10 Indien, zoals in het getekende uitvoeringsvoor- beeld, de onderste tand 8 de grootste breukkans bezit, wordt een beveiligingselement 28 door middel van een huls 19 nabij het vrije uiteinde van de tand 8 en tevens ten opzichte van de draairichting achter de tand 8 vastgeklemd, langs de tand 15 8 strak getrokken, naar een nabij de windingen 10 aange brachte bevestiging 29 gevoerd (die eveneens door middel van een huls 19 is bewerkstelligd) en vervolgens door de groepen windingen 10, 11 en 26 opwaarts en vervolgens neerwaarts geleid naar een bevestiging 30 die aan het draaglichaam 1 is 20 bevestigd. Aangezien de kans op tandbreuk van de tanden 9 en 25 ten opzichte van die van de tand 8 relatief klein is, wordt hiermee bereikt dat een afgebroken stuk van de tand 8 niet verloren gaat, gewasopname niet wordt verstoord, breuk van het verbindingsdeel 12 niet tot verlies van gehele tanden 25 en windingen kan leiden, terwijl ook een losraken van de bout 27 geen tandverlies tot gevolg kan hebben. Het beveiligingselement of de beveiligingselementen 14 behoeven niet noodzakelijkerwijs buigzaam of flexibel te zijn uitgevoerd, maar kunnen ook zijn vervaardigd uit dun verenstaaldraad of, 30 indien de montage niet wordt bemoeilijkt, zelfs star materiaal.
De toepassing van het beveiligingselement of de beveiligingselementen 14 volgens de uitvindingsgedachte is niet beperkt tot de tanden of tandengroepen van hooibouw-35 machines voor het schudden of voor zwadvorming, maar kunnen -ook worden toegepast bij anderssoortige landbouwmachines of delen daarvan, zoals bij de tanden van opraaporganen van laadwagens en persen en tevens bij de tanden van bijvoorbeeld ,8800844 11 wiedeggen en veertand-cultivatoren, in het algemeen bij machines waarbij onderdelen kunnen worden verloren.
De uitvinding is niet beperkt tot datgene wat in de beschrijving en/of in de conclusies is vermeld, maar heeft 5 ook betrekking op de details van de figuren, al dan niet beschreven.
.8800844

Claims (19)

1. Landbouwmachine met ten minste één bewerkings-orgaan dat voorzien is van een draagorgaan met al of niet in groepen opgestelde tanden, waarbij aan ten minste één der tanden een beveiligingselement tegen tandverlies is be- 5 vestigd, met het kenmerk, dat het beveiligingselement de tand met het draagorgaan verbindt.
2. Landbouwmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het beveiligingselement aan het draagorgaan zelf is bevestigd.
3. Landbouwmachine volgens conclusie 1, met het ken merk, dat het beveiligingselement aan een aan het draagorgaan aangebrachte zwenkas of tandendrager is bevestigd.
4. Landbouwmachine volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het beveiligingselement rechtstreeks aan 15 een tand is bevestigd.
5. Landbouwmachine volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het beveiligingselement via een ander beveiligingselement aan een tand is bevestigd.
6. Landbouwmachine volgens een der conclusies 1-5, 20 met het kenmerk, dat het beveiligingselement vanaf zijn bevestiging aan een tand door de tand dragende verende windingen is gevoerd.
7. Landbouwmachine volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het beveiligingselement tevens door een andere tand 25 dragende verende windingen is gevoerd.
8. Landbouwmachine volgens een der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat het beveiligingselement vanaf zijn bevestiging aan een tand via een bevestiging aan een andere tand met het draagorgaan is verbonden.
9. Landbouwmachine volgens een der conclusies 1-8, met het kenmerk, dat de bevestiging van het beveiligingselement aan een tand nabij het vrije uiteinde van de tand is gelegen.
10. Landbouwmachine volgens conclusie 9, met het ken- 35 merk, dat het beveiligingselement vanaf zijn bevestiging langs de tand is gevoerd. ,8800844 13 :
11. Landbouwmachine volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het beveiligingselement nabij de tand dragende windingen eveneens aan de tand is bevestigd.
12. Landbouwmachine volgens conclusie 10 of 11, met 5 het kenmerk, dat het beveiligingselement aan die zijde van de tand is gelegen, die van de bewegingsrichting van de tand ten opzichte van de grond is afgekeerd.
13. Landbouwmachine volgens een der conclusies 1 - 12, met het kenmerk, dat de bevestiging van het beveiligings- 10 element aan een tand een huls omvat die het element en de tand klemmend omsluit.
14. Landbouwmachine volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het materiaal van de huls door vervorming hardt.
15. Landbouwmachine volgens een der conclusies 1-14, 15 met het kenmerk, dat het beveiligingselement flexibel is uitgevoerd.
16. Landbouwmachine volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat het beveiligingselement een koord of kabel omvat.
17. Landbouwmachine volgens conclusie 15 of 16, met het kenmerk, dat het beveiligingselement nylonkoord of staalkabel omvat.
18. Landbouwmachine volgens een der conclusies 1 - 15, met het kenmerk, dat het beveiligingselement verenstaaldraad 25 omvat.
19. Landbouwmachine volgens een der conclusies 1-14, met het kenmerk, dat het beveiligingselement nagenoeg star is 30 uitgevoerd. .8800S44
NL8800844A 1988-04-05 1988-04-05 Landbouwmachine met beveiliging tegen tandverlies. NL8800844A (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8800844A NL8800844A (nl) 1988-04-05 1988-04-05 Landbouwmachine met beveiliging tegen tandverlies.
EP89200841A EP0336513A1 (en) 1988-04-05 1989-04-03 An agricultural machine comprising a tine loss protection means

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8800844A NL8800844A (nl) 1988-04-05 1988-04-05 Landbouwmachine met beveiliging tegen tandverlies.
NL8800844 1988-04-05

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8800844A true NL8800844A (nl) 1989-11-01

Family

ID=19852052

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8800844A NL8800844A (nl) 1988-04-05 1988-04-05 Landbouwmachine met beveiliging tegen tandverlies.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP0336513A1 (nl)
NL (1) NL8800844A (nl)

Families Citing this family (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE19859922A1 (de) * 1998-12-23 2000-06-29 Claas Saulgau Gmbh Federzinkenanordnung für landwirtschaftliche Arbeitsmaschinen
NL1016376C2 (nl) * 2000-10-10 2002-04-11 Lely Entpr Ag Inrichting voor het harken van gewas.
DE102010037032A1 (de) * 2010-08-18 2012-02-23 Amazonen-Werke H. Dreyer Gmbh & Co. Kg Striegelvorrichtung für Bodenbearbeitungs- und/oder Sägegeräte
DE202013005176U1 (de) * 2013-06-06 2014-09-08 Alois Pöttinger Maschinenfabrik Ges.m.b.H. Heuwerbungsmaschine
CA2991348C (en) * 2018-01-09 2020-03-10 101288550 Saskatchewan Ltd. Preventing damage from dislodged crop saving accessories

Family Cites Families (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE7412090U (de) * 1974-09-19 Fella Werke Gmbh Federzinken mit Sicherungselement
NL91162C (nl) *
DE7617919U1 (nl) * Wilhelm Stoll Maschinenfabrik Gmbh, 3325 Lengede
DE7502394U (de) * 1975-07-31 Fella Werke Gmbh Sicherungselement für Federzinken
DE7606361U1 (nl) * Gummi-Jaeger Kg Gmbh & Cie, 3000 Hannover
DE7412091U (de) * 1974-09-19 Fella Werke Gmbh Halterung an Federzinken
US2514560A (en) * 1946-06-13 1950-07-11 Allis Chalmers Mfg Co Spring tine mounting
NL6705524A (nl) * 1967-04-20 1968-10-21
DE2442355A1 (de) * 1974-09-04 1976-03-18 Gummi Jaeger Kg Gmbh & Cie Zinkensicherung fuer landwirtschaftliche maschinen, insbesondere heuwerbungsmaschinen
DE2507534A1 (de) * 1975-02-21 1976-08-26 Richard Kalmbach Gabelhalterung fuer heuwender
NL157484B (nl) * 1976-03-26 1978-08-15 Zweegers P Verende tand voor een landbouwwerktuig.

Also Published As

Publication number Publication date
EP0336513A1 (en) 1989-10-11

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1003745C2 (nl) Machinecombinatie, hark en opneem- en verplaatsingsorgaan alsmede werkwijze.
NL8800844A (nl) Landbouwmachine met beveiliging tegen tandverlies.
US5480352A (en) Rod conveyor
NL8400715A (nl) Landbouwmachine.
US11202411B2 (en) Rake wheels for gathering crop material
EP1769672B1 (en) A haymaking machine for displacing crop lying on the ground and a tine for such a haymaking machine
NL8702019A (nl) Inrichting voor het bewerken van gemaaid gewas.
CA2014441C (en) Active harrow
NL8401042A (nl) Machine met tenminste een aandrijfbaar harkorgaan.
BE532560A (nl)
NL1001056C2 (nl) Landbouwmachine voor het verplaatsen van op de grond liggend gewas.
DE2448556A1 (de) Kreiselheuwerbungsmaschine
FR2498047A1 (fr) Dispositif raidisseur des dents d'une machine de fenaison pour le fanage et/ou l'andainage
FR2545682A1 (fr) Moissonneuse de mais et/ou recolteuse hacheuse, a plusieurs rangees
NL2005585C2 (nl) Machine voor hooiwinning.
NL8304356A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL1009827C2 (nl) Harkmachine.
EP0358026B1 (de) Zinkenkreisel für Kreiselheumaschinen
US3478502A (en) Windrow turning device
NL7904687A (nl) Inrichting voor het verplaatsen van op de grond liggend gewas.
NL8602066A (nl) Machine voor het bewerken van gewas.
BE728568A (nl)
NL1006397C2 (nl) Werkwijze, alsmede een inrichting voor het verstellen van een landbouwmachine, zoals een hooibouwmachine.
NL1009947C2 (nl) Inrichting voor het verplaatsen van op de grond liggend gewas.
NL8103282A (nl) Hooimachine.

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed