NL2005585C2 - Machine voor hooiwinning. - Google Patents

Machine voor hooiwinning. Download PDF

Info

Publication number
NL2005585C2
NL2005585C2 NL2005585A NL2005585A NL2005585C2 NL 2005585 C2 NL2005585 C2 NL 2005585C2 NL 2005585 A NL2005585 A NL 2005585A NL 2005585 A NL2005585 A NL 2005585A NL 2005585 C2 NL2005585 C2 NL 2005585C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
carrier arms
rotation
arms
tooth
axis
Prior art date
Application number
NL2005585A
Other languages
English (en)
Other versions
NL2005585A (nl
Inventor
Ludwig Legl
Franz Hoeftberger
Original Assignee
Alois Poettinger Maschinenfabrik Gmbh
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Alois Poettinger Maschinenfabrik Gmbh filed Critical Alois Poettinger Maschinenfabrik Gmbh
Publication of NL2005585A publication Critical patent/NL2005585A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2005585C2 publication Critical patent/NL2005585C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D80/00Parts or details of, or accessories for, haymakers
    • A01D80/02Tines; Attachment of tines
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D78/00Haymakers with tines moving with respect to the machine
    • A01D78/08Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels
    • A01D78/10Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels the tines rotating about a substantially vertical axis
    • A01D78/1078Having only one row of rotors arranged on the same horizontal line perpendicular to the advance direction of the machine

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Harvesting Machines For Root Crops (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)

Description

-1 -
Machine voor hooiwinning
De uitvinding heeft betrekking op een machine voor het winnen van hooi, in het bijzonder in de vorm van een keermachine, met ten minste één cirkelhark die harktanden 5 omvat welke lopen om een rechtopstaande draaias en die gelagerd zijn aan tanddraagarmen, die naar de buitenzijde van de cirkelhark toe uitspringen.
Machines voor hooiwinning in de vorm van ronddraaiende keermachines die dienen voor het keren van hooi, resp. stengel- en bladmateriaal, werken geregeld met snel roterende cirkelharken, waarvan de harktanden het oogstgoed opnemen van de bodem en strooiend 10 neerwerpen. Hiertoe lopen de cirkelharken op de gebruikelijke wijze om rechtopstaande, enigszins naar voren naar de rijrichting toe gekiepte draaiassen, zodat de harktanden in een voorste sector van de omloopbaan over de bodem lopen en naar achteren naar het afwerpgebied toe van de bodem loskomen.
Om met hoge rijsnelheden grote oppervlakken te bewerken, maar ook een goed 15 resultaat te bereiken voor wat betreft het verspreiden en dooreenmengen van het oogstgoed en licht aan te kunnen slaan tegen de stengelstructuur om het droogproces te versnellen, is het wenselijk om de cirkelharken met hoge omloopsnelheden van de harktanden aan te drijven. Hierbij gebeurt het echter soms, dat het ronddwarrelende oogstgoed vast komt te zitten in de draagarmen van de hark, waar het onder bepaalde omstandigheden, zoals 20 droogte, lengte, blad en stengelsoort, proteïne- en suikergehalte, ondanks de hoge omloopsnelheden niet zonder meer vanaf kan glijden, omdat het oogstgoed zich U-vormig om de draagarm van de hark slingert en blijft hangen aan de harktanden die zijn aangebracht aan het vrije uiteinde van de respectieve harkdraagarm. Hierdoor wordt het verdere spreidingsproces nadelig beïnvloed. Er kunnen eventueel verstoppingen ontstaan die vaak 25 pas dan weer kunnen worden opgeheven, wanneer de machine en de rotatorische aandrijving van de cirkelhaak gestopt worden, waarbij de bestuurder van de trekker vaak ook nog moet afstappen.
Hooiwinmachines van de genoemde soort zijn bijvoorbeeld bekend uit EP 19 29 857 A2 of WO 2007/048970 A2.
30 Hiervan uitgaand beoogt de onderhavige uitvinding een verbeterde hooiwinmachine van de genoemde soort te verschaffen, die nadelen van de stand van de techniek vermijdt en deze op een voordelige wijze verder ontwikkelt. Bij voorkeur moeten er verbeterde cirkelharken verschaft worden die met een eenvoudig te vervaardigen constructie die een voldoende starheid en stevigheid waarborgt, verhindert dat oogstgoed vast komt te zitten, 35 resp. verward raakt aan de tanddraagarmen.
Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt door een hooiwinmachine volgens conclusie 1. Voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding zijn onderwerp van de volgconclusies.
-2-
Er wordt dus voorgesteld om de tanddraagarmen niet meer stervormig, resp. radiaal te laten uitspringen, maar ten opzichte van hun omloopbaan zodanig naar achteren te buigen, dat daardoor in ingrijping komend oogstgoed zijdelings/naar buiten wegglijdt. Door een buiging van de tanddraagarmen in een bij benadering tangentiële richting glijdt het aan de 5 tanddraagarmen vastrakende oogstgoed net als op een schuin vlak naar buiten weg. Volgens de uitvinding zijn de tanddraagarmen, gezien in de richting van de draaias, ten opzichte van een radiale rechte lijn op de draaias tegen de draairichting van de cirkelharken in schuin naar achteren lopend aangebracht. Hierdoor kan met hoge omloopsnelheden gewerkt worden, zonder dat er oogstgoed langdurig vast komt te zitten aan de tanddraagarmen. Integendeel 10 ondersteunt een hoge omloopsnelheid het weer loskomen van de vastgeraakte bosjes oogstgoed van de tanddraagarmen, omdat hoge omloopsnelheden hoge centrifugale krachten uitoefenen op het oogstgoed. Hierdoor kan met een qua constructie eenvoudig uit te voeren maatregel het probleem van het vastraken van oogstgoed aan de tanddragarmen effectief bestreden worden.
15 In een verdere ontwikkeling van de uitvinding kan de schuine stand van de tanddraagarmen ten opzichte van de radiale richting - gezien in de richting van de draaias -van verschillende aard zijn. Bijvoorbeeld kunnen de tanddraagarmen een in hoofdzaak recht verloop bezitten dat zich uitstrekt over de gehele uitspringende lengte daarvan en onder een constante hoek ten opzichte van de genoemde radiale lijn een schuine stand bezitten. Aan de 20 binnenste eindgedeelten daarvan kunnen de tanddraagarmen een haaks omgebogen gebied bezitten, waarin deze zich ten behoeve van een eenvoudigere bevestiging radiaal kunnen uitstrekken, waarbij dit haaks omgebogen bevestigingsgedeelte is aangebracht met een dit gedeelte in hoofdzaak bedekkende schotelvormige draagarmhouder, waaraan de tanddraagarmen zijn bevestigd. Om een vastraken van het oogstgoed aan de tanddararmen 25 te verhinderen, zijn de tanddraagarmen ten minste over de buitenste 80% van hun uitspringende lengte op de genoemde wijze schuin naar achteren aflopend uitgevoerd, waarbij op een voordelige wijze alle tot voorbij de schotelvormige draagarmhouders, resp. cirkelnaven uitspringende tanddraagarmen een schuine stand bezitten.
Volgens een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding kunnen de 30 tanddraagarmen een over de lengte daarvan variërende schuine stand ten opzichte van de radiale richting bezitten, waarbij er in het bijzonder in is voorzien, dat de schuine stand ten opzichte van de radiale richting naar buiten toe toeneemt, d.w.z. de buitenste vrije eindgedeelten van de tanddraagarmen, waaraan de harktanden zijn bevestigd, zijn meer tangentieel, resp. ten opzichte van de radiale richting sterker gebogen dan de verder naar 35 binnen liggende gedeelten van de tanddraagarmen die naar de naafvormige draagarmhouders toe lopen. Deze variërende schuine stand ten opzichte van de radiale richting kan gerealiseerd zijn door verschillende verlopen van de tanddraagarmen, bijvoorbeeld kan een respectieve tanddraagarm een omgebogen verloop bezitten, dat op de -3- wijze van een polygoon steeds sterker schuin naar achteren afloopt. In een de voorkeur verdienende verdere ontwikkeling van de uitvinding bezitten de tanddraagarmen echter in de richting van de draaias gezien een boogvormig gekromd verloop dat zich naar de vrije einden van de tanddraagarmen toe steeds sterker naar achteren kromt, resp. steeds sterker 5 convergeert met een tangentiële lijn aan de omloopbaan.
De hellingshoek ten opzichte van de radiale richting kan hierbij variëren van ongeveer 20° tot ongeveer 90°, waarbij een schuine stand van 90° ten opzichte van de radiaal overeenkomt met een volledig tangentieel gedeelte, zoals dit bijvoorbeeld geheel aan het einde van de tanddraagarm kan zijn aangebracht. Volgens een voordelige uitvoering van de 10 uitvinding kan de hellingshoek ten opzichte van de radiaal variëren tussen 30° en 60°, waarbij op de bovengenoemde wijze de schuine stand bij voorkeur naar het buitenste, vrije einde van de tanddraagarmen toe toeneemt.
In een voordelige verdere ontwikkeling van de uitvinding zijn de tanddraagarmen niet alleen voor wat betreft het verloop van hun uitstrekking in lengterichting, maar ook voor wat 15 betreft het vormen van hun dwarsdoorsnede en het verloop daarvan zodanig uitgevoerd, dat de dwarsdoorsnede het vastraken van hooi onderdrukt, resp. het weer afwerpen van met de tanddraagarm in ingrijping komend oogstgoed ondersteunt.
Hierbij is het voordelig, wanneer de tanddraagarmen in dwarsdoorsnede gezien ronde voorkanten bezitten die bij voorkeur een cirkelboogvormige, ovale of druppelvormige contour 20 kunnen bezitten. Hierdoor blijft het oogstgoed minder gemakkelijk vastzitten aan de tanddraagarmen.
Om ondanks een ronde contour van de voorkanten tegelijkertijd een slanke tanddraagarm en nochtans een tanddraagarm met voldoende weerstandsvermogen te bereiken, bezitten de tanddraagarmen in een voordelige verdere ontwikkeling van de 25 uitvinding een dwarsdoorsnede, waarvan de contour afwijkt van de cirkelvorm, maar ook afwijkt van de rechthoekige vorm om de gebruikelijke knikkanten van vlakke ijzers te vermijden, waaraan het hooi gemakkelijk blijft hangen. In een verdere ontwikkeling van de uitvinding bezitten de tanddraagarmen een plat gedrukte dwarsdoorsnede die een langere hoofdas bezit, die qua richting parallel loopt met de omloopbaan van de tanddraagarmen en 30 een kortere hoofdas bezit die dwars hierop is gericht, d.w.z. een langere liggende hoofdas en een kortere rechtopstaande hoofdas bezit. Op een voordelige wijze kan de dwarsdoorsnedevorm bijvoorbeeld een ovale of druppelvormige contour bezitten of een contour bezitten in de vorm van het draagvlakprofiel van een vliegtuig. In vergelijking met de gebruikelijke tandarmhouders van platte bandijzers bezitten tandarmhouders met een op een 35 dergelijke wijze geconstrueerde dwarsdoorsnede een geringere neiging om het vastraken van oogstgoed te ondersteunen, terwijl in vergelijking met traditionele tandarmhouders, die bestaan uit buizen met een cirkelvormige dwarsdoorsnede een meer eenvoudige fabricage bereikt kan worden, die [enerzijds] geen gecompliceerde buiging van de buizen vereist en -4- anderzijds vastgeraakt oogstgoed gemakkelijker wordt afgebroken door de dunnere dwarsdoorsnede, doordat dit in stukjes wordt gedeeld.
In een voordelige verdere ontwikkeling van de uitvinding bezitten de tanddraagarmen een zich over hun gehele uitstrekking in lengterichting veranderende dwarsdoorsnede. In het 5 bijzonder kan in een verdere ontwikkeling van de uitvinding het doorsnedeoppervlak naar het uitspringende vrije einde van de tanddraagarmen toe qua oppervlak kleiner worden. Wanneer de tanddraagarmen op de bovengenoemde wijze voorzien zijn van een platgedrukt profiel, dan kunnen deze naar het vrije einde toe dunner en/of smaller worden. Dit verkleint niet alleen het aangrijpingsvlak van de draagarmen, waaraan het oogstgoed kan blijven hangen, 10 maar dit leidt ook tot een geoptimaliseerde benutting van het materiaal. Naar de binnenste einden toe neemt het traagheidsmoment van het oppervlak van de dwarsdoorsneden van de tanddraagarm toe en daarmee ook hun weerstand tegen een buigen, wat overeenkomt met een aanpassing aan het optredende momentenverloop. Bovendien nemen de bewogen massa's daar af, waar hoge omloopsnelheden optreden, namelijk in de buitenste 15 randgebieden van de cirkelhark, waardoor er een grotere looprust en een geringere vibratieneiging bereikt kan worden.
De tanddraagarmen kunnen hierbij in principe vervaardigd zijn uit verschillende materialen. Op voordelige wijze kunnen de tandarmen uitgevoerd zijn als smeeddelen en/of een lichaam van massief materiaal bezitten.
20 De uitvinding wordt onderstaand nader toegelicht aan de hand van een voorkeursuitvoeringsvoorbeeld en bijbehorende tekeningen. In de tekeningen tonen: fig. 1 een schematisch zijaanzicht van een machine voor hooiwinning in de vorm van een keermachine volgens een voordelige uitvoering van de uitvinding, fig. 2 een schematisch bovenaanzicht van de keermachine van fig. 1, waarin 25 getoond wordt hoe meerdere cirkelharken naast elkaar aangebracht zijn, fig. 3 een gedeeltelijk, perspectivisch aanzicht van een cirkelhark met gebogen harkdraagarmen uit de voorafgaande figuren, en fig. 4 een bovenaanzicht van de cirkelhark uit fig. 3.
De in de figuren getekende machine 1 voor hooiwinning is uitgevoerd in de vorm van 30 een keermachine die aangebouwd kan worden aan een trekker 2 en door deze over het veld wordt getrokken.
Zoals fig. 2 toont, omvat de keermachine een disselvormige aanbouwstang 3, die scharnierend aangehangen kan worden aan de aanbouwinrichting 4 van de trekker 2 en verbonden is met een zich dwars op de rijrichting uitstrekkend machineframe 5 in de vorm 35 van een balk of een drager, waaraan dwars op de rijrichting meerdere cirkelharken 6 naast elkaar zijn opgehangen. Op een op zich bekende wijze kan het genoemde machineframe 5 zwenk- en inklapbaar zijn uitgevoerd, om ten behoeve van het transport over de weg ineengeklapt, resp. ineengezwenkt te kunnen worden.
-5-
De cirkelharken 6 zijn telkens door middel van een tastwielchassis 7 tegen de bodem afgesteund, vergelijk fig. 1, resp. 3.
De cirkelharken 6 omvatten telkens een groot aantal tanddraagarmen 8, die met hun binnenste einden bevestigd zijn aan een centrale, schotelvormige, resp. naafvormige 5 draagarmhouder 9. De genoemde draagarmhouder 9 en daarmee de tanddraagarmen 8 kunnen rotatorisch aangedreven worden om een rechtopstaande draaias 10, waarbij de aandrijfbeweging via een aftapas 2 afgeleid kan worden vanaf de trekker 2 en via verdeleraandrijvingen, alsook aandrijfassen overgebracht kan worden op de afzonderlijke cirkelharken 6.
10 Zoals fig. 1 toont, zijn de draaiassen 10 in rijrichting enigszins naar voren gekipt, zodat de aan de vrije einden van de tanddraagarmen 8 bevestigde harktanden 11 in de voorste sectoren van de omloopbaan van de cirkelharken 6 boven de bodem roteren en in de achterste sectoren van de bodem hoog komen, vergelijk fig. 1. Hierdoor wordt zich op de bodem bevindend oogstgoed opgepakt door de ronddraaiende harktanden 11, weggeharkt uit 15 de baan van de tastwielonderstellen 11 en naar achteren uitgestrooid. De genoemde harktanden 11 kunnen op een op zich bekende wijze gevormd zijn door veertanden in de vorm van bijvoorbeeld dubbele tanden, die naar beneden hangend afstaan van de vrije einden van de tanddraagarmen 8.
Zoals de figuren 3 en 4 tonen, bezitten de tanddraagarmen 8, gezien in de richting van 20 de draaias 10, een boogvormig gekromd verloop, vergelijk fig. 4, waarbij de boogvormige kromming van dien aard is, dat de tanddraagarmen 8 ten opzichte van een radiale rechte lijn 12 op de roterende as 10 tegen de omlooprichting van de tanddraagarmen 8 in naar achteren gebogen zijn. Zoals fig. 4 toont, neemt de hellingshoek α die de gekromde lengteas van de tanddraagarmen 8 ten opzichte van de genoemde radiale rechte lijn 12 insluit, met een 25 toenemende afstand ten opzichte van de respectieve draaias 10 toe, d.w.z. naar de vrije einden toe hebben de tanddraagarmen 8 een grotere schuine stand dan naar de binnen liggende bevestigingsgedeelten toe.
De genoemde hellingshoek a, die volgens de richting van de tekening parallel met de draaias 10 te zien is, is hierbij in het gebied van het binnenste eindgedeelte, resp. in het 30 overgangsgebied naar de genoemde schotelvormige draagarmhouder 9 betrekkelijk klein. Direct uitkragend vanuit de draagarmhouder 9 bedraagt de hellingshoek ongeveer 1° tot 10°. In tegenstelling hiertoe is de hellingshoek ten opzichte van de genoemde radiale rechte lijn 12 in het gebied van de vrije einden betrekkelijk groot, waarbij de hellingshoek α direct aan de vrije einden, waaraan de harktanden 11 zijn bevestigd, 90° kan bedragen, zoals dit wordt 35 getoond in fig. 4. Op voordelige wijze neemt hierbij de genoemde hellingshoek α over de uitspringende lengte van de tandarmdrager 8 gezien niet lineair toe, maar deze neemt in de binnenste helft van de tanddraagarmen 8 slechts betrekkelijk weinig toe, terwijl de hellingshoek α dan in de buitenste 50% van de draagarmhouders 9 betrekkelijk sterk -6- toeneemt. Met andere woorden zijn de tanddraagarmen 8 naar het binnenste einde toe slechts zwak gekromd, terwijl de kromming naar de vrije einden toe steeds meer toeneemt, vergelijk tig. 4.
In de getekende uitvoeringsvorm varieert ook de dwarsdoorsnede van de 5 tanddraagarmen 8 over de lengte van de genoemde tanddraagarmen 8. In het bijzonder neemt het dwarsdoorsnedevlak van de tanddraagarmen 8 naar hun vrije einden toe af, waarbij in het bijzonder de breedte van de tanddraagarmen 8 die getoond wordt in fig. 4 naar de vrije einden toe afneemt. Als alternatief of additioneel kan echter ook de dikte van de tanddraagarmen 8 naar de vrije einden toe afnemen, waarbij de genoemde dikte in 10 hoofdzaak in rechtopstaande richting, resp. - omdat de tanddraagarmen 8 niet exact horizontaal zijn uitgericht, maar bij een enigszins naar voren gekipte draaias naar beneden hangen - enigszins gekipt ten opzichte van de verticale lijn wordt gemeten.
De versmalling naar de vrije einden toe kan hierbij verschillend sterk zijn uitgevoerd. Bij de in fig. 4 getekende uitvoeringsvorm kan het dwarsdoorsnedevlak in het gebied van de 15 vrije einden van de tanddraagarmen 8 ongeveer 50% tot 85%, bij voorkeur ongeveer 60 tot 75% van het doorsnedeoppervlak van de tanddraagarmen 8 aan de binnenste eindgedeelten daarvan bedragen, waarmee de tanddraagarmen 8 uitspringen vanuit de draagarmhouder 9.
De dwarsdoorsnedevorm van de tanddraagarmen 8 is hierbij op voordelige wijze noch cirkelrond, zoals dit bij buizen het geval is, noch rechthoekig, zoals dit het geval zou zijn bij 20 platte bandijzers, maar platgedrukt met een rond voorste gedeelte, waarbij met het voorste gedeelte de in omlooprichting 13 van de cirkelhark 6 vooruitlopende draagarmkant wordt bedoeld. Bijvoorbeeld kunnen de tanddraagarmen 8 een ovale, druppelvormige, ellipsoïdale dwarsdoorsnede, of een dwarsdoorsnede in de vorm van het draagvlakprofiel van een vliegtuig bezitten.

Claims (9)

1. Machine voor hooiwinning, in het bijzonder in de vorm van een keermachine, met ten minste één cirkelhark (6), die harktanden (10) omvat, welke lopen om een rechtopstaande draaias (10) en die gelagerd zijn aan tanddraagarmen (8), die uitspringen ten opzichte van de buitenzijde van de cirkelhark, met het kenmerk, dat de tanddraagarmen (8) 5 in de richting van de draaias (10) gezien ten opzichte van een radiale rechte lijn (12) op de draaias (10) tegen de draairichting van de cirkelharken (6) in schuin naar achteren aflopend zijn uitgevoerd.
2. Machine voor hooiwinning volgens de voorafgaande conclusie, waarbij de 10 tanddraagarmen (8) in de richting van de draaias (10) gezien in hoofdzaak over de gehele uitspringende lengte daarvan een recht verloop bezitten en onder dezelfde hoek α schuin aflopend zijn uitgevoerd.
3. Machine voor hooiwinning volgens conclusie 1, waarbij de tanddraagarmen (8) 15 in de richting van de draaias (10) gezien een boogvormig gekromd verloop en/of een omgebogen verloop, in het bijzonder een verloop op de wijze van een polygoon bezitten, zodanig, dat de hellingshoek α van de lengteas van de tanddraagarmen (8) ten opzichte van de radiale rechte lijn (12) naar de buitenzijde van de cirkelharken (8) toe toeneemt.
4. Machine voor hooiwinning volgens de voorafgaande conclusie, waarbij de hellingshoek α ten opzichte van de vrije einden van de tanddraagarmen (8) geen lineair oplopende toename heeft, in het bijzonder een toename heeft die naar de vrije einden toe steeds sterker wordt.
5. Machine voor hooiwinning volgens een van de voorafgaande conclusies, waarbij de hellingshoek α tussen 10° en 90°, bij voorkeur ongeveer 20° tot 80° en over een gedeelte van meer dan 50% van de uitspringende lengte van de tanddraagarmen (8) ongeveer 30° tot 60° bedraagt.
6. Machine voor hooiwinning volgens een van de voorafgaande conclusies, waarbij de tanddraagarmen (8), afgezien van de binnenste eindgedeelten die omgebogen zijn voor de scharnierende verbinding met een bij benadering schotelvormige draagarmhouder (9), over ten minste 80% van hun uitspringende lengte een schuine stand bezitten ten opzichte van de radiale rechte lijn (12). 35 -8-
7. Machine voor hooiwinning volgens een van de voorafgaande conclusies, waarbij de tanddraagarmen (8) in dwarsdoorsnede gezien ronde voorflanken bezitten die in omlooprichting (13) vooruitlopen en die bij voorkeur een cirkelboogvormig, ovaal of druppelvormig afgeronde voorkant omvatten. 5
8. Machine voor hooiwinning volgens een van de voorafgaande conclusies, waarbij de dwarsdoorsnede van de tanddraagarmen (8) afwijkt van de rechthoekige vorm en de cirkelvorm en een platgedrukte contour bezit, waarvan de langere hoofdas wijst in de richting van de omloopbaan en waarvan de kortere hoofdas loodrecht op de omlooprichting 10 (13) en loodrecht op de lengteas van de tanddraagarm is gericht.
9. Machine voor hooiwinning volgens een van de voorafgaande conclusies, waarbij de tanddraagarmen (8) een dwarsdoorsnede bezitten die qua oppervlak naar het uitspringende vrije einde van de tanddraagarmen (8) toe kleiner wordt.
NL2005585A 2009-10-28 2010-10-27 Machine voor hooiwinning. NL2005585C2 (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE202009014546U DE202009014546U1 (de) 2009-10-28 2009-10-28 Heuwerbungsmaschine
DE202009014546 2009-10-28

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL2005585A NL2005585A (nl) 2011-05-02
NL2005585C2 true NL2005585C2 (nl) 2012-03-06

Family

ID=43738439

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2005585A NL2005585C2 (nl) 2009-10-28 2010-10-27 Machine voor hooiwinning.

Country Status (4)

Country Link
DE (1) DE202009014546U1 (nl)
FR (1) FR2951610B1 (nl)
IT (1) IT1403171B1 (nl)
NL (1) NL2005585C2 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE102012022582B8 (de) * 2012-11-20 2014-05-22 Franz Greisbach Verfahren zur Herstellung eines Federzinkens und Federzinken

Family Cites Families (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE1883612U (de) * 1963-10-02 1963-11-28 Fahr Ag Maschf Zinkenkorb fuer heuwerbungsmaschinen.
DE1582160B1 (de) * 1967-12-21 1971-08-26 Bautz Gmbh Josef Rechwerkzeug fuer Kreiselzettwender
DE2240574A1 (de) * 1972-08-18 1974-02-28 Weidtmann Rainer Dipl Ing Dipl Heuwerbungsmaschine
DE2909774C2 (de) * 1978-03-14 1985-03-28 Patent Concern N.V., Willemstad, Curacao Landwirtschaftliche Maschine, wie Heuwerbungs- oder Mähmaschine
FR2719742B1 (fr) * 1994-05-13 1996-08-02 Kuhn Sa Machine de fenaison, notamment une faneuse à rotors munis de bras porte-fourches avec des déflecteurs.
DE19929110A1 (de) * 1999-06-25 2000-12-28 Claas Saulgau Gmbh Heuwerbungsmaschine
FR2892597B1 (fr) 2005-10-28 2009-07-03 Kuhn Sa Sa Machine de fenaison avec des moyens de positionnement des rotors de fanage autour de leur axe central lors du repliage de la machine en position de transport
DE102005061510A1 (de) * 2005-12-22 2007-07-05 Martin Ziegler Gmbh & Co. Kg Rechen für eine Heuwerbungsmaschine
FR2908957B1 (fr) 2006-11-27 2011-03-18 Kuhn Sa Machine de fenaison avec des moyens de protection

Also Published As

Publication number Publication date
NL2005585A (nl) 2011-05-02
FR2951610A1 (fr) 2011-04-29
ITUD20100194A1 (it) 2011-04-29
IT1403171B1 (it) 2013-10-04
FR2951610B1 (fr) 2014-12-19
DE202009014546U1 (de) 2011-03-17

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US8286410B2 (en) Non-row sensitive harvesting unit for a corn header
NL8400028A (nl) Maaimachine.
CN103717059A (zh) 用于收割机的收割台组件
NL8006522A (nl) Hooibouwmachine.
NL2005585C2 (nl) Machine voor hooiwinning.
NL8601486A (nl) Hooibouwmachine.
NL8006087A (nl) Hooibouwmachine.
NL8800409A (nl) Inrichting voor het verplaatsen van gewas.
NL7909234A (nl) Hooibouwmachine.
EP2526750B1 (fr) Machine de fenaison
NL8401042A (nl) Machine met tenminste een aandrijfbaar harkorgaan.
JP5785654B1 (ja) ビート収穫作業機のビート頭頂部切断用フイーラホイールタッパ
US3454100A (en) Windrowing fork arrangement for peanut digger
US3720053A (en) Agricultural implement for working crop lying on the field
US3992862A (en) Haymaking machines
JPH0339001Y2 (nl)
NL8400869A (nl) Machine met ten minste een aangedreven harkorgaan.
NL8800844A (nl) Landbouwmachine met beveiliging tegen tandverlies.
NL1007236C2 (nl) Hooibouwmachine.
NL1009827C2 (nl) Harkmachine.
NL8602066A (nl) Machine voor het bewerken van gewas.
SU2947A1 (ru) Жатвенна машина
NL1009947C2 (nl) Inrichting voor het verplaatsen van op de grond liggend gewas.
CN103918401B (zh) 小型联合收割机
US292776A (en) wallis

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20191101