NL8400028A - Maaimachine. - Google Patents

Maaimachine. Download PDF

Info

Publication number
NL8400028A
NL8400028A NL8400028A NL8400028A NL8400028A NL 8400028 A NL8400028 A NL 8400028A NL 8400028 A NL8400028 A NL 8400028A NL 8400028 A NL8400028 A NL 8400028A NL 8400028 A NL8400028 A NL 8400028A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
mowing
cutter bar
mower
support
machine according
Prior art date
Application number
NL8400028A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL8400028A priority Critical patent/NL8400028A/nl
Priority to DE19843447789 priority patent/DE3447789A1/de
Priority to CA000471392A priority patent/CA1275574C/en
Priority to GB08500090A priority patent/GB2152347B/en
Priority to FR858500059A priority patent/FR2557418B1/fr
Priority to PCT/NL1985/000001 priority patent/WO1988003749A1/en
Publication of NL8400028A publication Critical patent/NL8400028A/nl
Priority to US06/772,465 priority patent/US4693062A/en
Priority to GB08630590A priority patent/GB2183436B/en
Priority to US07/094,385 priority patent/US4827704A/en
Priority to US07/094,386 priority patent/US4903538A/en

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D34/00Mowers; Mowing apparatus of harvesters
    • A01D34/01Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus
    • A01D34/412Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters
    • A01D34/63Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis
    • A01D34/64Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis mounted on a vehicle, e.g. a tractor, or drawn by an animal or a vehicle
    • A01D34/66Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis mounted on a vehicle, e.g. a tractor, or drawn by an animal or a vehicle with two or more cutters
    • A01D34/664Disc cutter bars
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T74/00Machine element or mechanism
    • Y10T74/19Gearing
    • Y10T74/19642Directly cooperating gears
    • Y10T74/1966Intersecting axes
    • Y10T74/19665Bevel gear type
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T74/00Machine element or mechanism
    • Y10T74/19Gearing
    • Y10T74/19642Directly cooperating gears
    • Y10T74/19688Bevel
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T74/00Machine element or mechanism
    • Y10T74/21Elements
    • Y10T74/2186Gear casings

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Harvester Elements (AREA)

Description

λ * β
2591/Ned./AV
C. van der Lely N.V., Maasland Maaimachine
De uitvinding heeft betrekking op een maaimachine voor het maaien van gewas voorzien van een maaibalk waaraan ten minste één om een opwaartse draaiingsas draaibaar maaiorgaan is aangebracht.
5 Een doel van de uitvinding is een maaimachine van deze soort te verbeteren.
Volgens de uitvinding kan dit bereikt worden wanneer op de bovenzijde van het maaiorgaan ten minste één meeneemorgaan losneembaar is aangebracht. Wanneer gewas 10 wordt gemaaid dat minder gemakkelijk over de maaiorganen en de maaibalk heen naar achteren beweegt kan het meeneemorgaan op de bovenzijde van het maaiorgaan aangebracht zijn zodat door het meeneemorgaan het transport van het gewas over de maaiorganen en de maaibalk heen naar achteren toe gunstig 15 beïnvloed kan worden. De maaimachine kan zonder meeneemorgaan gebruikt worden wanneer gewas wordt gemaaid, dat gemakkelijk over de maaiorganen en de maaibalk heen naar achteren toe beweegt bij het gebruik van de maaimachine.
Een gunstig uitvoeringsvoorbeeld van de maai-20 machine volgens de uitvinding wordt verkregen wanneer het meeneemorgaan is bevestigd aan een ondersteuningsorgaan dat losneembaar op het maaiorgaan is aangebracht.
Volgens een verder uitvoeringsvoorbeeld van de maaimachine volgens de uitvinding is het meeneemorgaan in 25 doorsnede V-vormig en met de uiteinden van de benen vast aan het ondersteuningsorgaan bevestigd. Hierbij wordt een vorm van het meeneemorgaan verkregen die een gunstige werking voor het transport van het gemaaide gewas over de maaiorganen en de maaibalk heen beïnvloedt.
30 Volgens een verder uitvoeringsvoorbeeld is bij een maaimachine van de in de aanhef genoemde soort het maaiorgaan beweegbaar aangebracht aan een in de maaibalk gelegerde zich daarvan omhoog uitstrekkende draagas. Hierbij kan het maaiorgaan enigszins ten opzichte van de draaiingsas V·< 35 bewegen bij het ontmoeten van obstakels. Hierdoor wordt ____:-- \ 8400028 - 2 - Λ.
« '4 9 beschadiging van het maaiorgaan en andere onderdelen van de maaimachine tegengegaan.
Een verder gunstig üitvoeringsvoorbeeld wordt hierbij verkregen wanneer het maaiorgaan verend beweegbaar 5 op het boveneinde van de draagas is aangebracht. ;
Een eenvoudige constructie wordt verkregen wanneer het maaiorgaan een draagarm omvat die van een hoekige opening is voorzien die met speling past om een hoekig boveneinde van de draagas van het maaiorgaan, waarbij de draagarm 10 kantelend beweegbaar is om dit boveneinde van de draagas.
De maaimachine volgens de uitvinding kan op gunstige wijze uitgevoerd worden wanneer het maaiorgaan is bevestigd aan een draagas die is gelegerd in een aandrijfhuis van de maaibalk, welke maaibalk is opgebouwd uit door een ver-15 bindingsstang met elkaar bevestigde tussenstukken en aan-drijfhuizen.
Een gunstige ondersteuning van de maaibalk van de maaimachine wordt verkregen wanneer het aandrijfhuis is voorzien van een ondersteuningsslof die vast aan de achterzijde van 20 het aandrijfhuis is bevestigd, gerekend ten opzichte van de normale voortbewegingsrichting van de maaimachine, waarbij de voorzijde van deze ondersteuningsslof met het aandrijfhuis is gekoppeld door een aan het aandrijfhuis aangebrachte nok die past in een uitsparing van de ondersteuningsslof.
25 Hierdoor kan de ondersteuningsslof gemakkelijk aan het aandrijfhuis worden bevestigd. De bevestiging aan de achterzijde van dit huis zal hierdoor tijdens bedrijf praktisch niet beschadigd kunnen worden. Hierdoor zal de ondersteuningsslof ook gemakkelijk losgenomen kunnen worden om deze zonodig te 30 vervangen voor een andere ondersteuningsslof.
Bij een verder üitvoeringsvoorbeeld van de maaimachine volgens de uitvinding is de maaibalk met het binneneinde bevestigd aan een tandwielkast, waaraan een draaggestel is aangebracht, waarmede de maaimachine aan de hef-35 inrichting van een trekker of dergelijk voertuig koppelbaar is, terwijl het draaggestel draaibaar is ten opzichte van de O \ maaibalk om een scharnieras die zich althans nagenoeg loodrecht uitstrekt op de lengterichting van de maaibalk, waarbij het draaggestel door middel van een vorkachtige verbinding met 8400028 --T ’ % * * % - 3 - de tandwielkast is verbonden waarbij deze verbinding over de tandwielkast heen verdraaibaar is voor het verdraaien van althans een deel van het draaggestel over de tandwielkast heen tot boven de maaibalk. Hierdoor kan de maaimachine binnen 5 de omtrek van een betrekkelijk klein volume gebracht worden wat in het bijzonder voor het verzenden van de maaimachine van voordeel is.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld van een maaimachine volgens 10 de uitvinding.
Fig. 1 is een bovenaanzicht van een maaimachine volgens de uitvinding.
Fig. 2 geeft op vergrote schaal een bovenaanzicht van een gedeelte van de maaimachine volgens fig. 1 weer.
15 Fig. 3 geeft een ander uitvoeringsvoorbeeld weer van het in fig. 2 weergegeven gedeelte van de maaimachine.
Fig. 4 is op vergrote schaal een vooraanzicht van een deel van de maaimachine gezien volgens de lijn.IV-IV in fig. 1.
Fig. 5 geeft op vergrote schaal een aanzicht van een 20 gedeelte van de maaimachine weer, gezien volgens de lijn V-V in fig. 1.
Fig. 6 geeft op vergrote schaal een bovenaanzicht van een gedeelte met enkele maaiorganen van de maaimachine weer.
25 Fig. 7 is op vergrote schaal een doorsnede over een maaiorgaan en een deel van de maaibalk, gezien volgens de lijn VII-VII in fig. 6.
Fig. 8 is een doorsnede voor een maaiorgaan met een deel van de maaibalk, gezien volgens de lijn VIII-VIII 30 in fig. 6
Fig. 9 is een onderaanzicht van de bevestiging van een maaimes aan een maaiorgaan, gezien volgens de lijn IX - IX in fig. 8.
Fig. 10 geeft op vergrote schaal een doorsnede 35 weer van het in fig. 8 met de pijl X weergegeven detail.
Fig. 11 is op vergrote schaal een doorsnede van het in fig. 8 met de pijl XI aangegeven detail.
\ Fig. 12 is een doorsnede over een maaiorgaan gezien \ volgens de lijn XII - XII in fig. 6 8400028 - 4 - \ « ♦
Fig. 13 is een aanzicht van de {naaimachine volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, waarbij deze maai-machine gedeeltelijk is opgevouwen en in een kist of andere verpakking is aangebracht voor verzending.
5 De in de tekeningen weergegeven {naaimachine omvat een draaggestel 1 met een maaibalk 2. Aan de maaibalk 2 zijn meerdere op een rij gelegen maaiorganer^aangebracht. De maaibalk 2 is opgebouwd uit tussenstukken 4 en aandrijfhuizen 5 die met elkaar zijn verbonden door een verbindingsstang 6.
10 Het draaggestel 1 omvat een bevestigingsbok 10 waaraan koppelpennen 11 en koppellippen 12 zijn aangebracht.
Met de pennen 11 en de lippen 12 is het draaggestel 1 aan de driepuntshefinrichting van een trekker of dergelijk voertuig te koppelen. De bevestigingsbok 10 is door middel van een 15 zich in hoogterichting uitstrekkende scharnieras 13 bevestigd aan een verticale gestelbalk 15. De verticale gestelbalk 15 is door middel van een zich althans nagenoeg in de normale voortbewegingsrichting 12 uitstrekkende scharnieras 17 met een draagarm 16 verbonden. De bevestigingsbok' 20 10 is door middel van een uitbreekmechanisme 14 eveneens met de draagarm 16 verbonden. Aan het van de scharnieras 17 afgekeerde einde van de draagarm 16 is een vorkarm 18 aangebracht. Aan de andere zijde dan waar de vorkarm 18 is aangebracht, is aan de draagarm 16 een beugel 19 bevestigd. Tussen 25 de beugel 19 en de vorkarm 18 is tegen het uiteinde van de draagarm 16 een strip 20 bevestigd. Een vorkarm 21 is door middel van bouten 22 aan de beugel 19 bevestigd. De vorkarmen 18 en 21 zijn aan tegenover elkaar gelegen zijden van een legerhuis 23 aangebracht dat met een tandwielkast 24 is ver-3Q bonden. Aan het ondereinde van de tandwielkast 24 is de maaibalk 2 bevestigd.
In het legerhuis 23 is een aandrijfas 25 gelegerd, om de hartlijn 28 waarvan de vorkarmen 18 en 21 verdraaibaar zijn. In het legerhuis 23 zijn conische tandwielen 26 aange-35 bracht die in aandrijvende verbinding staan met rechte tandwielen 27 in de tandwielkast 24. Aan de aandrijfas 25 is een snaarschijf 31 bevestigd, waarom drie snaren 38 zijn aange-bracht, die de schijf 31 verbinden met een snaarschijf 32.
'Λ 8400028 V * * - 5 -
De snaarschijf 32 is bevestigd aan een as 33, die is gelegerd in een aan de draagarra 16 bevestigde steunlip 34. De snaarschijf 31 en de snaren 38 zijn omgeven door een scherm-kast 35.
5 Tussen de bovenzijde van de gestelbalk 15 en de draagarm 16 is een trekveer^aangebracht. Aan de draagarra 16 is een aanslag 37 bevestigd die de beweging van de draagarm 16 om de scharnieras 17 ten opzichte van de balk 15 begrenst.
Op de bovenzijde van het legerhuis 23 en de tand-10 wielkast 24 is een hoekvormige steun 41 bevestigd, die een bovenplaat 42 en een zijplaat 43 omvat. Op de bovenplaat 42 is een steun 44 bevestigd waaraan een schermdoekdrager 45 is aangebracht. De drager 45 strekt zich evenwijdig aan de maaibalk 2 en daarboven uit. De drager 45 is voorzien van 15 steunen 46 waarin beugels 47 en 48 zijn bevestigd, waarom een schermdoek 49 is aangebracht. Aan het van het draaggestel 1 afgekeerde einde van de drager 45 is een schermbeugel 50 aangebracht met een bevestigingsstang 51 die losneembaar in het holle einde van de drager 45 is bevestigd. Aan de boven-20 plaat 42 en de steun 44 is een zich in ho'ofdzaak in horizontale richting uitstrekkende pen 55 bevestigd waarom een koppelsegment 56 verdraaibaar is aangebracht. Tussen het koppelsegment 56 en de bovenzijde van de gestelbalk 15 is een hefcilinder 57 aangebracht.
25 De maaimachine zoals die in fig. 2 is weergegeven omvat vier maaielementen 3, waarbij de maaibalk 2 vier aan elkaar gelijke tussenstukken en vier aan elkaar gelijke aandrijfhuizen 5 omvat. De tussenstukken 4 en de aandrijf-huizen 5 zijn door de verbindingsstang 6 met elkaar verbonden 30 en aan het ondereinde van de tandwielkast 24 bevestigd. De verbindingsstang 6 is massief en heeft een ronde doorsnede met een diameter 61 van 30 mm. In fig. 3 is een uitvoerings-voorbeeld weergegeven met vijf maaiorganen 3. Door de tussenstukken 4 en de aandrijfhuizen 5 strekt zich een uit 35 één stuk bestaande aandrijfas 62 uit die in doorsnede hoekig en fn dit uitvoeringsvoorbeeld vierkant is. De aandrijfas 62 ij is met één einde in de onderzijde van de tandwielkast 24 gelegerd en daar verbonden met het onderste tandwiel 27.
\ 8400028 » - 6 -
Elk aandrijfhuis 5 draagt een maaiorgaan 3. De maaiorganen 3 zijn verdraaibaar om zich in hoogterichting uitstrekkende draaiingsassen 63 die in horizontale stand van de maaimachine vertikaal zijn gelegen. De draaiingsassen 5 63 van;· alle maaielementen zijn in één vlak gelegen dat tevens de hartlijn van de aandrijfas 62 bevat. De constructie van de aandrijfhuizen 5 is in het bijzonder in de fig. 7-10 voor het aandrijfhuis dat aan het uiteinde van de maaibalk 2 is gelegen nader weergegeven. In deze figuren en in^de figu-10 ren 6 en 12 zijn ook de aan elkaar gelijke maaiorganen nader weergegeven.
Elk maaiorgaan 3 omvat een stripvormige draagarm 66 die zich naar weerszijden van de draaiingsas 63 even ver uitstrekt. De draagarm 66 is voorzien van een hoekig, in dit 15 uitvoeringsvoorbeeld vierkante veelhoekige opening 67, die met enige speling om een gelijkvormig boveneinde 68 van een draagas 69 is aangebracht, die is gelegerd in het aandrijfhuis 5. Op de bovenzijde van de draagarm 66 is een schijf 71 aangebracht die in bovenaanzicht gezien rond is en waarvan 20 ~de hartlijn samenvalt met de betreffende draaiingsas 63.
Tegen de onderzijde van de uiteinden van de draagarm 66 zijn messendragers 72 aangebracht. De messendragers 72 zijn aan de drager 66 bevestigd door moerbouten 73 en schroefbouten 74 waarvan de hartlijnen in een vlak liggen dat de draaiings-25 as 63 bevat. De schroefbouten 74 liggen hierbij dichter bij de draaiingsas 63 dan de moerbouten 73. Aan de onderzijde zijn de messendragers 72 voorzien van nokken 75 (fig. 9) waarom maaimessen 76 draaibaar zijn aangebracht. De nokken 75 zijn voorzien van uitsparingen 77 waarin nokken 78 van de bout 73 30 passen, zodanig dat de bouten 73 niet kunnen verdraaien in de gemonteerde toestand. Elke messendrager 72 omvat een aanslag 79. Rond het boveneinde van de bout 73 en om de daarop bevestigde moer 80 is de kap 71 voorzien van een opstaande rug 81 die tot aan de omtrek van de kap 71 reikt.
35 De schroefbout 74 ligt aan de tégenover de moer gelegen zijde van de rug 81. Elk maaiorgaan 3 is voorzien van twee maaimessen 76 die diametraal ten opzichte van de as 63 daar-. aan zijn aangebracht. De schijf 71 is samen met de messen- \ drager 72 aan de draagarm 66 bevestigd door middel van de j· \ 8400028 ' k · - 7 - bouten 73 en 74. Tussen twee aan het maaiorgaan 3 aangebrachte maaimessen 76 is de schijf 71 voorzien van naar boven toe uitgebogen gedeelten 82, die midden tussen twee maaimessen 76 zijn gelegen en in dit uitvoeringsvoorbeeld 90° verdraaid 5 liggen om de as 63 t.o.v. de messen 76.
De as 69 is aan de onderzijde voorzien van een conisch tandwiel 85 dat samenwerkt met een conisch tandwiel 86 dat draaibaar met de aandrijfas 62 is verbonden. Het conische tandwiel 66 vormt een deel van een bus 87 dat door IQ legers 88 en 89 in het huis 70 van het aandrijfhuis 5 is gelegerd. De ruimten tussen de bus 87 en de binnenzijde van het huis 70 zijn aan de buitenzijde van de legers 88 en 89 afgesloten door de afsluitorganen 90. Het leger 89 steunt in axiale richting tegen een ring 91, die is aangebracht in 15 een groef 92 in het huis 70. Tussen het leger 89 en de ring 91 zijn zonodig een of meerdere afstandsringen 93 aangebracht voor het verkrijgen van een juiste ligging van het leger 89 in het huis en een goede passing van de tanden van de conische tandwielen 85 en 86 in elkaar. Nabij het leger 88 is eveneens 20 een steunring 91 in een groef van het huis 7Ö aangebracht voor borging van de ligging van de bus 87 in het huis 70. In de boring© van het huis 70 dat aansluit op de naastgelegen tussenstukken 4of op de afsluitplaat 94 zijn centreerringen 95 aangebracht. Nabij het tandwiel 86 is de 25 bus 87 voorzien van een passend om de aandrijfas 62 aangebracht gat 96 dat overeenstemt met de doorsnede van de as 62. De rest van de lengte van de bus 87 kan met ruime speling om de as 62 zijn gelegen en behoeft qua vorm van de doorsnede niet aan de doorsnede van de as 72 aangepast te zijn.
30 De draagas 69 is gelegerd in een deksel 97 van het aandrijfhuis 5, welke deksel op de naar boven gekeerde opening 98 van het huis 70 is gelegen en door middel van bouten 99 aan het huis 70 vast is bevestigd. De in de deksel 97 aangebrachte legers 100 zijn naar de bovenzijde toe afgedekt 35 door een afsluitring 101. Op de afsluitring 101 zijn een of meerdere afstandsringen 102 aangebracht waarop een afsluitkap w, J 103 is aangebracht. De afsluitkap is met een niet nader \ weergegeven opening draaibaar met de draagas 69 om het boven-
J* -Ί»____ ..._I
\ 8400028 9 w - 8 - ' · einde 68 van deze draagas gelegen. Op de afsluitkap 103 is de draagarm 66 aangebracht. De draagas 69 is voorzien van een schroefdraadeinde 104 waarom een moer 105 is aangebracht. Tussen de moer 105 en de bovenzijde van de 5 draagarm 66 is een schotelveer 106 aangeb'racht die de draagarm 66 via de kap 103 en de ringen 101 en 102 vastdrukt op de met de as 69 meedraaibare delen van het bovenste leger 100. De moer 105 en de schotelveer zijn onder het centrale deel van de schijf 71 gelegen, die zich over de ge-10 hele lengte van de draagarm 66 uitstrekt.
De draagas 69 is voorzien van een kanaal 107 dat nabij de as 63 met een einde in de ruimte van het huis 5 uitmondt waarin de tandwielen 85 en 86 zijn gelegen. Het andere einde van het kanaal -107 mondt aan de bovenzijde van de draag-15 as 69 uit onder de schotelveer 106 en op afstand van de as 63.
Onder elke draagas 69 is onder de maaibalk een on-dersteuningsslof 110 aangebracht. Deze sloffen 110 zijn in hoofdzaak onder de aandrijfhuizen 5 gelegen en daaraan bevestigd. De sloffen 110 hebben aan de aichterzijde een 20 breedte 130 die praktisch gelijk is aan de breedte van een aandrijfhuis 5 . Naar voren toe divergeert de breedte van de sloffen tot de· breedte 131 nabij de voorzijde van de maaibalk 2. De ondersteuningssloffen zijn aan de, ten opzichte van de normale voortbewegingsrichting 112 van de maaimachine, 25 achterzijde van de maaibalk 2 voorzien van omhooggebogen gedeelten 113 die door middel van bouten 114 aan de huizen 5 zijn bevestigd. De ondersteuningssloffen zijn voorzien van, ten opzichte van de v^rtbewegingsrichting 112, voor de maaibalk gelegen segmentvormige beschermingsorganen 115. De 30 buitenomtrek 116 van deze organen zijn centrisch om de draaiingsassen 63 van de betreffende maaiorganen gelegen.
De buitenomtrek 116 van ieder beschermingsorgaan 115 ligt ongeveer onder de omtreksrand van de schijven 71 en strekken zich buiten de boutbevestiging 73 van de bevestiging van het 35 mes aan de drager 66 uit. Het béschermingssegment 115 is aan de bovenzijde voorzien van een plaat 117, die zich even-wijdig uitstrekt aan de bewegingsbaan van de maaimessen 76. y J De achterrand 118 van de plaat 117 sluit op het aandrijfhuis 5 Y aan en strekt zich naast het huis 5 tot nabij de voorzijde Y 8400028 Λ * r - 9 - van de tussenstukken uit. Tussen de bovenplaat 117 en de bodemplaat 119 zijn twee op afstand van elkaar gelegen plaatvormige steunen 120 aangebracht, die, in bovenaanzicht gezien, zich evenwijdig aan de lengterichting van de maaibalk 5 2 uitstrekken (fig. 6). Tussen de steunplaten 120 is een uitsparing aanwezig die past om een nok 122, die is aangebracht aan de voorzijde van het aandrijfhuis 5. De nok 122 is zodanig hoog dat de onderrand 123 daarvan tegen de bovenzijde van de bodemplaat 119 van de ondersteuningsslof 10 HO aanligt, terwijl de bovenrand 124 van de nok 122 tegen de onderzijde van de bovenplaat 117 is gelegen.
Tegen de onderzijde van de ondersteuningsslof 110 is een glijzool 125 aangebracht, die met zijn achtereinde door middel van de bouten 114 aan de achterzijde van het huis 15 5 is bevestigd. De voorzijde van de glijzool 125 is voorzien van een omhoog gebogen lip 126, die past in een gat 127, dat is aangebracht in de bodemplaat 119 van het segmentvormig beschermingsorgaan 115. De glijzool 125 is smaller dan de ondersteuningsslof 110 en heeft een breedte 128 die iets 20 kleiner is dan de breedte van het aandrijfhuis 5. De ondersteuningsslof'110 heeft aan de voorzijde een breedte 131, die ongeveer twee maal zo groot is als de breedte 129 van het huis 5.
Het in de rij maaiorganen, vanaf het draaggestel 1 25 gerekende laatste maaiorgaan 3 is voorzien van een zich in hoogterichting uitstrekkend trommelvormig ondersteunings-orgaan 135. Het ondersteuningsorgaan 135 heeft een gesloten bodemplaat 138, die gelijkvormig is aan de bovenzijde van de schijf 71. Deze schijf 71 heeft een centraal zich omhoog 30 uitstrekkend conisch-vormig deel 136, dat is voorzien van een ingedrukte rand 137. De bodemplaat 138 van het orgaan 135 past op het centrale deel 136 en wordt daarop gecentreerd en enigszins bevestigd door een ingedrukte rand 139, die in de ingedrukte rand 137 past. Aan de omtrek is de bodem-35 plaat 138 voorzien van uitstekende lippen 140. Op de bodemplaat 138 is een naar boven toe conisch-vormig en converge-\ rende mantel 141 aangebracht die aan de bovenzijde een \ bovenplaat 142 heeft, die zich loodrecht uitstrekt op de \ draaiingsas 63. De mantel 141 strekt zich onder een hoek 143 \ 8400028 7 ' ‘ 'i - 10 - van ongeveer 10° ten opzichte van de draaiingsas 63 uit. De onderzijde van de mantel 141 is voorzien van twee uitstekende lippen 144 die even groot zijn als en op de bovenzijde van de lippen 140 passen. De lippen 140 en 144 zijn 5 voorzien van openingen die boven, gaten in de schijf 71 zi-jn gelegen, waarbij het ondersteuningsorgaan 135 door middel van de schroefbouten 74 met de schijf 71 aan de draagarm 56 is bevestigd. De conisch-vormige mantel 141 is voorzien van twee meeneemorganen 145, die in doorsnede hoekvormig en 10 'V-vormig zijn en met de uiteinden van de V tegen de omtrek van de mantel 141 zijngelast of op een andere manier daaraan zijn bevestigd. De beide meeneemorganen 145 zijn diametraal t.o.v. de draaiingsas 63 aangebracht. De hoogte 146 van het ondersteuningsorgaan 135 kan naar keuze gekozen worden en 15 is in dit uitvoeringsvoorbeeld ongeveer gelijk aan de hoogte van de onderzijde van de slof 110 tot de bovenzijde van de draagas 69. De hoogte 146 is volgens dit uitvoeringsvoorbeeld ongeveer 15 cm,
De op afstand van het in de rij maaiorganen laatste 20 maaiorgaan 3 kan voorzien zijn van ondersteuningsorganen 150 waaraan meeneemorganen 153 zijn aangebracht. Deze ondersteuningsorganen, waarvan er in fig. 6 op het voorlaatste maaiorgaan 3 van de rij maaiorganen een is aangebracht en die in fig. 12 in doorsnede is weergegeven bestaan in hoofdzaak 25 uit een conisch-vormige plaat, met een ingedrukte rand 151.Deze rand 151 past in de ingedrukte rand 137 van de schijf 71.
Deze plaatvormige organen 150 zijn in hoofdzaak gelijkvormig aan de conisch-vormige centrale delen 136 van de schijven 71 en hebben lippen 152 waarmede de organen 150 door middel 30 van bouten 74 met de schijven aan de draagarm 66 bevestigd kunnen worden. De organen 150 zijn in wezen gelijk aan de bodemplaat 138 van het ondersteuningsorgaan 135. De ondersteuningsorganen 150 zijn voorzien van diametraal tegenover elkaar gelegen meeneemorganen 153, die evenals de meeneemorganen 145 35 van de ondersteuningsorganen 135 in doorsnede hoek- en V-vormig zijn en met de uiteinden van de benen op de bovenzijde van de ondersteuningsorganen 150 zijn bevestigd.
· Aan het einde van de maaibalk 2 is een zwadgeleider V 155 aangebracht. Deze zwadgeleider 155 is bevestigd aan het
V 84 Ό 0 0 2 S
, ' -r.........' \ \ - 11 - door een aandrijfhuis 5 gevormde einde van de maaibalk 2.
De zwadgeleider 155 is hierbij door middel van een strip 156 aan de achterzijde van het huis 5 bevestigd door middel van de bouten 114 waarmede ook de ondersteuningsslof 110 aan 5 het huis 5 is bevestigd. De zwadgeleider 155 omvat een hoek vormige ondersteuningsplaat 160 die aan de afsluitplaat 94 is bevestigd. De plaat 160 heeft een bevestigingsnok 162, waaraan een geleidingsplaat 161 is bevestigd die van een staafvormige geleiding 163 is voorzien. De geleiding 163 10 strekt zich onder een hoek 158 t.o.v. de normale voort-bewegingsrichting 112 naar binnen uit. Het uiteinde 164 van de geleidingsstaaf 163 ligt in een vertikaal in de voort-bewegingsrichting 112 zich uitstrekkend vlak 159, waarin althans ongeveer die zijde van het voorlaatste maaiorgaan is 15 gelegen die naar het verder van het einde van de maaibalk 2 gelegen maaiorgaan is gekeerd. Het uiteinde 164 ligt op een afstand 175 van ongeveer 115 cm achter de maaibalk 2. Deze geleidingsstaaf 163 strekt zich vanaf de geleidingsplaat 161 enigszins schuin naar boven toe uit.
20 Nabij de bevestiging van de maaibalk 2 aan de tandwielkast 24 is onder de tandwielkast en het daarop aansluitende tussenstuk 4 een ondersteunende binnenslof 165 aangebracht. Deze binnenslof is door middel van bouten 166 aan een aan de achterzijde van de tandwielkast 24 bevestigde lip 25 167 vastgebout. Voor de tandwielkast 24 bezit de slof 165 een lip 168, die door middel van de bout 169 vast is bevestigd aan de tandwielkast 24. De binnenslof 165 strekt zich via een gebogen gedeelte 170 tot ongeveer ter hoogte van de aandrijfas 25 uit. Het boveneinde van het gedeelte 170 is 30 door middel van een strip 171 met de tandwielkast 24 verbonden. De binnenslof 165 is op dezelfde wijze als de ondersteunings-sloffen 110 voorzien van een glijzool 172 waarvan de achterzijde met de bouten 189 aan de achterzijde van de slof is bevestigd.
De voorzijde van de glijzool 172 heeft een met de lippen 126 35 overeenkomende lip 173 die in een met de gaten 127 overeenkomend niet nader weergegeven gat in de binnenslof 165 past.
/""V Langs de naar de maaiorganen gekeerde zijde van de binnenslof 165 is een schermplaat 174 aangebracht. De af-\ schermplaat 174 heeft een onderrand die aansluit op het V 8400028 - 12 - gekromde deel 170 van de binnenslof 165, De bovenrand 175 van de plaat 174 strekt zich uit tussen het boveneinde van het deel 170 en de tandwielkast 24,op we]ke de bovenrand 175 iets hoger .dan de hartlijn 28 van de as 25 aansluit. De 5 bovenrand 175 heeft een horizontaal gedeelte 176 met lip 177 die door middel van een bout 178 samen met de strip 171 aan de tandwielkast 24 is bevestigd. De schermplaat 174 strekt zich in hoofdzaak loodrecht op de richting uit waarin de maaibalk 2 zich uitstrekt.
10 Bij het gebruikvan de inrichting wordt deze met de pennen 11 en de lippen 12 van de bevestigingsbok 10 aan de hefinrichting aan een trekker of dergelijk voertuig gekoppeld. Hierbij wordt de as 33 door middel van een tussenas met de aftakas van de trekker gekoppeld.
15 Tijdens bedrijf van de maaimachine wordt deze in de richting volgens de pijl 112 voortbewogen waarbij de maaibalk 2 zich dwars op deze voortbewegingsrichting uitstrekt.
De maaiorganen 3 zullen hierbij een strook grond maaien die in hoofdzaak, gezien in de rijrichting 112, naast de 20 trekker is gelegen waaraan de maaimachine is gekoppeld. De maaiorganen worden in draaiing gebracht zoals met pijlen 179 en 180 in fig. 2 is weergegeven. De aandrijving van de maaiorganen geschiedt vanaf de as 33 via de snaarschijven 32 en 31, de tandwielen 26 en 27 en de aandrijfas 62. De aandrijfas 25 62 strekt zich vanaf de tandwielkast 24 door de tussenstukken 4 en de aandrijfhuizen 5 uit. Hierbij is de aandrijfas 62 draaivast met de in de aandrijfhuizen 5 gelegen tandwielen 86 gekoppeld via de meerhoekige doorsnede van de aandrijfas en de daarom passende meerhoekige doorsnede van de openingen 30 96 in de bussen 87. Vanaf de tandwielen 86 worden via de tandwielen 85 de draaiingsassen 69 in draaiing gebracht waaraan de maaiorganen via de dragers 66 zijn bevestigd. De maaiorganen worden zodanig aangedreven dat het meest naar de binnenzijde, dit is het dichtst bij het draaggestel 1 gelegen maaiorgaan 35 zodanig om zijn draaiingsas 63 wordt aangedreven dat het in de richting volgens de pijl 179 roteert. Hierbij beweegt de voorzijde van het maaiorgaan vanaf de zijde die naar het draaggestel 1 is gericht. Bij een even aantal \ maaiorganen, zoals in fig. 2 met vier maaiorganen worden . m ~ \ 8400028 \’ \ \ - 13 - verdere maaiorganen zodanig in draaiing gebracht dat de naast elkaar gelegen maaiorganen tegengesteld aan elkaar roteren.
De maaiorganen vormen hierbij paren die tegengesteld t.o.v. elkaar roteren in de richting volgens de pijlen 179 en 180.
5 Hierbij zullen de naar elkaar toegekeerde zijden van de maaiorganen van een paar t.o.v. de voortbewegingsrichting 112 naar achteren bewegen. Wanneer de maaibalk is voorzien van een oneven aantal maaiorganen, zoals in fig. 3 met vijf maaiorganen, wordt de draairichting van de maaiorganen zodanig 10 gekozen dat de twee het dichtst bij het draaggestel 1 gelegen maaiorganen beide in dezelfde richting 179 om hun draaiingsassen roteren. Om bij deze gelijkgerichte draairichting van de naast gelegen eerste twee maaiorganen te voorkomen dat de maaimessen van deze twee maaiorganen op 15 ongewenste wijze met elkaar in aanraking zouden kunnen komen, is het tussenstuk 183 tussen de twee aandrijfhuizen 5 van de betreffende maaiorganen groter dan de tussenstukken tussen de. aandrijfhuizen van de overige naast elkaar gelegen maaiorganen die tegengesteld aan elkaar roteren bij gebruik van de 20 maaimachine. In dit uitvoeringsvoorbeeld heeft hierom het tussenstuk 183 een lengte 184 die groter is dan de lengte 183 van de andere tussenstukken 4. Door bij een onevm aantal maaiorganen het eerste en het tweede in de rij gelegen maaiorganen in dezelfde richting te laten roteren, kunnen het 25 tweede maaiorgaan en de volgende maaiorganen weer in paren van tegengesteld aan elkaar beweegbare maaiorganen samenwerken zodanig dat het laatste orgaan van de rij maaiorganen op de gewenste wijze roteert in de richting volgens de pijl 180.
Deze draairichting 180 is gewenst om door de draaiing van 30 het laatste maaiorgaan aan de maaibalk het gewas in een zwad te kunnen afleggen waarvan de rand in de rijrichting 112 gezien, althans op een afstand is gelegen van het uiteinde van de maaibalk en naast het zwad een strook grond ontstaat die vrij is van gewas. De draairichting 170 van het eerste 35 maaiorgaan is gewenst om te bewerkstelligen dat gewas nabij het begin van de maaibalk daarover heen kan bewegen en niet vóór de tandwielkast 24 en de binnenslof 165 ophoopt.
Om, in het bijzonder bij het maaien van hoog gewas, te voorkomen dat gemaaid gewas in de richting van het draag- Y 8400028 fc - 14 - gestel 1 over de bovenzijde van de binnenslof 165 beweegt is de schermplaat 164 aan de binnenslof 165 aangebracht. Bij voorkeur is, zoals volgens de figuren, de afschermplaat 164 aan die zijde van de binnenslof aangebracht die is gekeerd 5 naar de rij maaiorganen. De lengte van de maaimachine kan door de ophouw van de maaibalk uit tussenstukken 4 en de aandrijfhuizen 5 gemakkelijk worden gekozen. Door het aanbrengen van meer of minder aan elkaar gelijke aandrijfhuizen met daaraan aangebrachte maaiorganen en daarop aansluitend meer •^q of minder tussenstukken is bij eenheid van vorm van onderdelen de lengte van de maaibalk en de rij maaiorganen gemakkelijk te kiezen. Bij meerdere maaiorganen kunnen voor hé't aanbrengen van de aandrijfkrachten vanaf de as 33 naar de as 25 de snaarschijven zoals in fig. 3 is weergegeven, meerdere 15 groeven hebben. De doorsnede van de aandrijfas 62 is zodanig gekozen dat deze van voldoende sterkte is om meer of minder maaiorganen te kunnen aandrijven. Door het laatste maaiorgaan van de rij organen buiten het door een aandrijfhuis 5 gevormde uiteinde van de maaibalk 2 te laten uitsteken, 20 gezien in bovenaanzicht zoals is weergegeven in de fig. 2 en 3, wordt bereikt dat de maaibalk het nog niet gemaaide gewas op een strook grond, die naast de strook grond ligt die door de maaimachine wordt gemaaid bij het voortbewegen van de maaimachine niet zal worden geraakt of op andere wijze 25 beïnvloed. Verder wordt hierdoor de maaibalk zo kort mogelijk en dus zo goedkoop mogelijk gehouden. Bij rotatie van de maaiorganen Snijden de messen 76 het gewas af dat bij het voortbewegen van de maaimachine in de richting volgens de pijl 112 over de bovenzijde van de maaiorganen 1 naar 3° achteren toe zal bewegen. Deze beweging wordt versterkt door de rotatie van de maaiorganen, waarbij in het bijzonder het gemaaide gewas door de naar achteren bewegende delen van de maaiorganen naar achteren zal worden bewogen. In het bijzonder wanneer lang gewas wordt gemaaid zal het gewas 35 praktisch over de gehele lengte van de maaibalk over de maai-organen heen naar achteren bewegen. De zwadgeleider 155 aan het einde van de maaibalk geleidt hierbij het gewas enigszins % naar binnen, d.w.z. in de richting van de zijde waarmede \ 8400028 \‘ ‘ ' \ - 15 - de maaibalk met het draaggestel 1 is gekoppeld. Hierdoor zal een zwad gevormd worden waarnaast een strook grond aanwezig is die vrij is van gemaaid gewas en waarvan het gewas is gemaaid. Het uiteinde 164 van de zwadgeleider is zodanig ge-5 legen dat deze strook grond de gewenste breedte heeft. In het bijzonder zal het op het laatste maaiorgaan aangebrachte ondersteuningsorgaan 135 met de daarop aangebrachte meeneem-organen 145 mede zorg dragen dat deze strook grond vrij blijft van gemaaid gewas. Dit ondersteuningsorgaan 135 zal 10 het door het laatste maaiorgaan gemaaide gewas in de richting volgens de pijl 180 meenemen om dit naar de achterzijde van de maaibalk 2 te transporteren. Hierbij zullen de meeneem-organen 145 er toe bijdragen om het gewas met het orgaan 135 in de richting volgens de pijl 180 mee te kunnen nemen naar 15 de achterzijde van de maaibalk. In het bijzonder wanneer het gewas wat zwaarder is en/of vochtig, zodat de kans zou kunnen bestaan dat een gladde omtrek van de trommelmantel 141 langs het gewas zou bewegen, kunnen de meeneemorganen 145 bijzonder van nut zijn. De hoogte 146 van het ondersteuningsorgaan 135 20 kan eventueel groter of kleiner gekozen worden dan. in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, bijvoorbeeld afhankelijk van de soorten gewas die in hoofdzaak met de maaimachine moeten worden gemaaid. De ingedrukte randen 139 van de bodemplaten 138 bevorderen een goede ligging van het ondersteuningsorgaan 25 135 op de bovenzijde van de schijven 71.
Wanneer de min of meer vlakke bovenzijden van de schijven 71 van de maaiorganen het gewas niet voldoende kunnen aanvatten om het bewegen van het gewas over de maaibalk heen te bevorderen, bijv. bij zwaar en wat natter gewas, kun-30 nen op de bovenzijden van de maaiorganen meeneemorganen 153 aangebracht worden. Hiervoor worden, zoals in de fig. 6 en 12 is weergegeven van meeneemorganen voorziene onder-steuningsorganen 150 op de schijven aangebracht. Deze onder-steuningsorganen.150 kunnen afhankelijk van het te maaien 35 gewas op de maaiorganen zijn aangebracht of daarvan zijn afgenomen. Het aanbrengen resp. afnemen van de organen 150 kan eenvoudig uitgevoerd worden door de bevestiging via de bouten 74 aan de drager 66 en de schijven 71. Een goede \ centrering van de ondersteuningsorganen 150 op de schijven 71 \ 8400028 V ; - 16 - · . wordt bewerkstelligd door de randen 151 die passen in de ingedrukte randen 137 van de schijven 71.
De draagarm 66 is met de daaraan gemonteerde onderdelen enigszins beweegbaar ten opzichte van de draagas 69, 5 zodanig dat de drager, 66 kan kantelen om het boveneinde 68 van de draagas 69. De draagarm 66 is hierbij in een richting om de draaiingsas 63 draaivast verbonden met de as 69 door . de op elkaar passende vorm van de opening 67 en het boveneinde 68 van de draagas 69. De kantelende beweging 10 van de draagarm 66 ten opzichte van de draagas 69 is van voordeel wanneer het maaiorgaan met grotere obstakels, zoals bijv. stenen in aanraking komt. Het door de draagarm 66 en daaraan bevestigde onderdelen gevormde maaiorgaan kan dan enigszins uitwijken door de genoemde kanteling. Voor deze 15 kantelende uitwijking is een hoeveelheid energie nodig die de energie van het in aanraking komen van het maaiorgaan met het obstakel geheel of gedeeltelijk vernietigt zodat beschadiging van het maaiorgaan wordt voorkomen. Hier/ii°$an voordeel dat het maaiorgaan· verend kan uitwijken. Hierom is tussen de 20 draagarm 66 en de moer 105 de schotelveer 106 aangebracht.
Deze'schotelveer 106 is zodanig dat zij maximaal 4 mm indrukbaar is. In de gemonteerde toestand zal de schotelveer ongeveer 1 1/2 mm zijn ingedrukt. Hierbij zal de schotelveer de draagarm en dus het maaiorgaan 3 in een gewenste stand t.o.v.
25 de draagas 69 trachten te houden. Bij maximale indrukking van de schotelveer 106 zal deze een tegendruk van ongeveer 1500 kg uitoefenen. De schijf 71 is zelf ook zodanig van vorm en stijfheid dat bij het ontmoeten van grote obstakels de schijf vervormd kan worden zonder dat de draagarm 66 en de 30 daaraan bevestigde messen en/of andere onderdelen van de machine beschadigd zullen worden. Een beschadigde schijf 71 is gemakkelijk te vervangen door een nieuwe schijf op de draagarm te monteren. Door de organen 150 resp 135 of de schijf 71 te bevestigen wordt de stijfheid daarvan vergroot.
35 Met de organen 150 of 135 op de schijf 71 is het daarom van bijzonder belang de maaiorganen verend kantelbaar op de draagas ^ 69 aan te brengen om bij het in aanraking komen van de maai- \ organen met obstakels te voorkomen dat de maaiorganen of andere onderdelen van de maaimachine worden beschadigd.
V 8400028 - 17 -
Wanneer bij grote beschadigingen de maaimessen 76 eventueel • zouden losraken van het maaiorgaan worden deze opgevangen door het schermdoek 49. Ook door de maaiorganen ontmoete stenen of andere losliggende obstakels die door de rotatie 5 van de maaiorganen worden weggeworpen zullen door het schermdoek 49 worden opgevangen zodat deze niet op ongewenste wijze kunnen worden weggeworpen en op afstand aanwezige voorwerpen zouden kunnen beschadigen. De messen 76 kunnen op zichzelf uitwijken waarbij zij tot onder de schijf 71 kunnen verdraaien.
10 Bij deze verdraaiing vormen de aanslagen 79 een begrenzing van deze beweging die voorkomt dat de messen 76 tegen onderdelen van de maaibalk zouden kunnen komen.
Aan de voorzijde van de maaibalk 2 worden de onderzijden van de maaiorganen nog beschermd door de sector-vormige 15 delen 115 van de ondersteuningssloffen 110.
Beweging van deze sector-vormige delen en van de maaisloffen in richtingen loodrecht op de normale voort-bewegingsrichting 112 wordt voorkomen door het passen van de nok 122 in de opening 121 tussen de steunstrippen 120 en de 20 bovenplaat 117 en de bodemplaat 119. De bevestiging van de ondersteuningssloffen 110 is snel en gemakkelijk uit te voeren door de slof 110 op de nok 122 te schuiven en de einden 113 met de bouten 114 aan het huis 70 te bevestigen. De bouten 114 liggen aan de achterzijde van de maaibalk zodat beschadi-25 ging van deze bouten bij het voortbewegen van de inrichting tijdens normaal gebruik praktisch is uitgesloten. Hierdoor is de bevestiging van de ondersteuningssloffen 110 aan de maaibalk 2 goed gewaarborgd. Door de bevestiging via de nokken 122 en de bouten 114 zijn de ondersteuningssloffen 30 gemakkelijk te monteren, terwijl zij voor herstel of vervanging gemakkelijk zijn te demonteren.
De glijzolen 125 voorkomen een ongewenste snelle slijtage van de ondersteuningssloffen 110. De glijzolen 125 kunnen gemakkelijk vervangen worden door andere glijzolen .
35 wanneer zij te dun zijn geworden. Hiervoor zijn de glijzolen 125 gemakkelijk tegen de onderzijde van de ondersteu-ningssloffen te monteren resp. te demonteren door-de lip 26 die in het gat 127 past en de bevestiging van de achterzijde \ van de glijzool aan de achterzijde van de maaibalk door de _____—--- Λ 8400028 s - 18 - de bouten 114. Ook hiervoor is het gunstig dat de bouten 114 op een plaats zijn gelegen die beschadiging van de bouten 114 voorkomt zodat het verwisselen van de glijzool 125 gemakkelijk kan worden doorgevoerd.
5 Het bewegen van de messen 76 om de nokken 75 die aan de messendrager 72 zijn aangebracht voorkomt slijtage van de bout 73. De bout 73 is door het passen van de uitsteeksels 78 in de uitsparingen 77 tussen de nokken 75 geborgd tegen verdraaien waardoor losraken van de bout 73 mede wordt 10 voorkomen. Verder zal hierdoor de bevestiging van de moer 80 op de bout 73 vereenvoudigd worden. Door het uit een geheel opbouwen van de aanslag 79 met de messendrager 72 zal de aanslag 79 een goede stand innemen ten opzichte van het mes 76 om te voorkomen dat het mes 76 te ver verdraait bij het 15 bewegen tot onder de schijf 71. Aldus wordt voorkomen dat het mes 76 tegen delen van de maaibalk 2 komt. Door de hoogte van de nokken 75. iets groter dan de dikte van de messen 76 te kiezen is de verdraaibaarheid van de messen gewaarborgd. Vastklemmen van de messen tussen de messendrager en de 20 k°P van de bout 73 wordt voorkomen, waarbij de montage van de messen wordt vergemakkelijkt.
De krachten die bij het aandrijven van de maai-organen door het tandwiel 86 in axiale richting wordt uitgeoefend op de legers 89 kan op goede wijze via de afstands-25 ringen 93 op de ring 91 overgebracht worden. Het kiezen van meer of minder dunnere en/of dikkere afstandsringen 93 vergemakkelijkt de montage van het tandwiel 76 ten opzichte van het tandwiel 85, terwijl een goede stand van de tandwielen 85 en 86 t.o.v. elkaar gewaarborgd blijft. Bij aandrij-30 ving van het maaiorgaan en de draagas 69 met het daaraan verbonden tandwiel 85 in tegengestelde richting als het tandwiel 85 volgens fig. 8 wordt de bus 87 zodanig aangebracht dat het tandwiel 85 nabij het leger 88 komt te liggen. De afstandsringen 93 worden dan bij het leger 88 aangebracht 35 om de dan daarop door het tandwiel 86 uitgeoefende krachten in axiale richting door te kunnen leiden naar de betreffende steunring 91. De schuine ligging van het kanaal 107 in de as 69 bevordert een zodanige centrifugale kracht op eventueel \ in dit kanaal aanwezige delen dat dit kanaal 107 praktisch X 8400028 - 19 - niet zal verstoppen en de ruimte in het huis 70 met de buitenlucht in verbinding blijft. Hierdoor zullen de smeermiddelen en de lucht in de ruimte van het huis 70 gemakkelijk kunnen uitzetten respectievelijk krimpen. De 5 centreerringen 95, die op elkaar aansluitende randen van de tussenstukken 4 en de aandrijfhuizen 5 of het afsluitstuk 94 op een aandrijfhuis 5 overbruggen, verbeteren de montage van de maaibalk 2. De onderdelen 4 en 5 waaruit de maaibalk 2 0 in hoofdzaak is samengesteld worden tegen elkaar aangetrokken 10 door trekspanning op de verbindingsstang 6.Deze spanning is door de moer 182 op het einde van de stang te regelen, waarbij het in de tandwielkast 24 gelegen einde van de verbindingsstang in axiale richting een vaste ligging in de tandwielkast 24 heeft.
15 Om het tegen obstakels stoten van vitale onderdelen van de inrichting te voorkomen, kan de schermbeugel 50 nog aan de buitenzijde van het schermdoek 149 worden aangebracht.
De beugel 50 vormt een bescherming tegen het aanraken van de maaiorganen door personen die te dicht bij het uiteinde 20 van de maaibalk komen.
Voor het verzenden van de machine is het draaggestel 1 zodanig gevormd dat deze over bijna 180° om de hartlijn 28 van de as 25 t.o.v. de maaibalk 2 verdraaid kan worden.
Hiervoor zijn de vorkarmen 18 en 21 op een afstand van elkaar pc gelegen die groter is dan de breedte van de tandwielkast 24 en het huis 23. Verder hebben de vorkarmen 18 en 21 een zodanige lengte dat het huis 23 op een afstand 187 van de strip 20 is gelegen en de arm 16 over de bovenzijde van de tandwielkast 24 verdraaid kan worden. De draagbalk 16 met de daaraan bevestigde gestelbalk 15 kan in een stand gebracht worden zoals in fig. 13 is weergegeven. Voor het op deze wijze verdraaien van de draagbalk 16 ten opzichte van de maaibalk 2 wordt de bevestigingsbok 10 van de balk 2 losgenomen. Ook wordt hierbij het uitbreekmechanisme van de bok 10 afgenomen.
qc
Voor het in de kist 186 kunnen aanbrengen van de maaimachine C Λ wordt de schermbeugel 50 van de schermdoekdrager 45 afgenomen·.
\ Het schermdoek 49 wordt van de beugels 47 en 48 genomen ter- \ wijl de beugels 47 en 48 uit de dragers 56 worden gehaald.
_r --- '8400028
V
\ - 20 -
De schermdoekdrager 45 wordt van de bevestiging aan de tandwielkast afgenomen door het daarvan losnemen van de bovenplaat 42 en de zijplaat 43. Hierbij wordt de cilinder 87 met het segment 56 losgenomen van de pen 55. Verder kunnen alle 5 onderdelen aan de maa.imachine bevestigd blijven, waarbij .ook de verdere aan het draaggestel 1 bevestigde onderdelen daaraan bevestigd kunnen blijven. De overbrenging bestaande uit de snaarschijven 31 en 32 en de schermkast 35 kunnen daarbij eveneens aan het draaggestel 1 bevestigd blijven. Ook de veer j.0 36 kan bevestigd blijven aan de draagbalk 16 en de gestelbalk 15.
Na het plaatsen van de maaibalk 2 en de daaraan bevestigde maaiorganen 3 in de kist 186 met omgeklapte draagarm 16 kunnen de beugels 47 en 48 langs een opstaande 25 wand van de kist geplaatst worden. Het doek 49 kan in een korte zijde van de kist geplaatst worden. De bevestigingsnok 10 kan in de lengte van de kist 186 naast de omgeklapte draagbalk 16 met de gestelbalk 15 geplaatst worden zoals in fig. 13 is weergegeven. De binnenslof 165 kan van de tand-20 wielkast 24 worden losgenomen en eveneens in de kist 186 worden ondergebracht. De kist 186 behoeft aldus niet veel langer te zijn dan de lengte 189 overeenkomend met de lengte van de maaibalk 2 met de daaraan bevestigde tandwielkasten 24 en 23. De breedte van de kist behoeft niet veel breder te 25 zijn dan de diameter van de maaiorganen. De hoogte 191 van de kist 186 is ongeveer twee maal zo groot als de hoogte van de tandwielkast 24. De maaimachine is aldus,in een relatief kleine verpakking onder te brengen, zodat daardoor verzending wordt vergemakkelijkt.
30 De uitvinding is niet beperkt tot datgene wat hier voor is beschreven doch strekt zich ook uit tot datgene wat in de tekeningen daaruit voor de vakman blijkt.
\
Conclusies J· ..........________________ \ 8400028

Claims (46)

1. Maaimachine voor het maaien van gewas voorzien van een maaibalk waaraan ten minste één om een opwaartse draaiingsas draaibaar maaiorgaan is aangebracht, met het kenmerk, dat op de bovenzijde van het maaiorgaan ten 5 minste een meeneemorgaan losneembaar is aangebracht.
2. Maaimachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het meeneemorgaan is bevestigd aan een ondersteunings-orgaan dat losneembaar op het maaiorgaan is aangebracht.
3. Maaimachine volgens conclusie 2, met het kenmerk, 10 dat het ondersteuningsorgaan een omwentelingslichaam is dat centrisch om de draaiingsas van het maaiorgaan is gelegen.
4. Maaimachine volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat het ondersteuningsorgaan zich evenwijdig uitstrekt aan de bovenzijde van het maaiorgaan.
5. Maaimachine volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het ondersteuningsorgaan althans nagenoeg dezelfde vorm heeft als de bovenzijde van het maaiorgaan en daarop aansluitend is aangebracht.
6. Maaimachine volgens conclusie 5, met het kenmerk, 20 dat het ondersteuningsorgaan is aangebracht aan een maaiorgaan dat in een rij is gelegen op afstand van het maaiorgaan dat aan het einde van de maaibalk is aangebracht.
7. Maaimachine volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat het meeneemorgaan is aangebracht aan een 25 ondersteuningsorgaan dat zich onder een hoek ten opzichte van de bovenzijde van het maaiorgaan omhoog uitstrekt.
8. Maaimachine volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het ondersteuningsorgaan zich in hoogterichting convergerend uitstrekt.
9. Maaimachine volgens een der conclusies 7 of 8, met het kenmerk, dat het ondersteuningsorgaan aan de bovenzijde is voorzien van een wand die zich althans nagenoeg loodrecht op de draaiingsas van het maaiorgaan uitstrekt.
10. Maaimachine volgens een der conclusies 7-9, met 35 het kenmerk, dat het ondersteuningsorgaan aan de onderzijde is voorzien van een bodem die dezelfde vorm heeft als de bovenzijde van het maaiorgaan. \ 8400028 V \ * - 22 -
11. Maaimachine volgens een der conclusi# 7-10, met het kenmerk, dat het ondersteuningsorgaan is aangebracht op een maaiorgaan dat op het einde van een rij maaiorgane n is gelegen.
12. Maaimachine volgens een der conclusies 2-11, met het kenmerk, dat het ondersteuningsorgaan losneembaar aan het maaiorgaan is aangebracht door ten minste één bout.
13. ' Maaimachine volgens een der conclusies 2-12, met het kenmerk, dat het meeneemorgaan in doorsnede V-vormig ^ is en met de uiteinden van de benen vast aan het ondersteuningsorgaan is bevestigd.
14. Maaimachine .volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bovenzijde van het maaiorgaan een schijf omvat die is bevestigd op de bovenzijde van een draagarm, waarbij het meeneemorgaan op deze schijf is 15 aangebracht.
15. Maaimachine volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de schijf en het ondersteuningslichaam althans gedeeltelijk door dezelfde bevestigingsmiddelen aan de draagarm zijn bevestigd. 20
16. Maaimachine volgens conclusie 14 of 15, met het kenmerk, dat de schijf in bovenaanzicht gezien rond is en zich over de gehele lengte van de draagarm uitstrekt.
17. Maaimachine volgens conclusies 14, 15 of 16, met het kenmerk, dat de schijf een zich in hoogterichting uit-25 strekkend conisch middendeel omvat, dat zich in hoogterichting convergerend uitstrekt.
18. Maaimachine volgens een der conclusies 14 - 17, met het kenmerk, dat aan de draagarm ten minste een messendrager is aangebracht, waaraan een maaimes is bevestigd, waarbij 30 de messendrager is voorzien van ten minste een nok waarom het maaimes verdraaibaar is in een richting althans nagenoeg loodrecht op de draaiingsas van het maaiorgaan, waarbij de messendrager door middel van een bout met de draagarm is verbonden, die van ten minste een uitsteeksel is voorzien —, dat in een uitsparing van de nok is gelegen.
19* Maaimachine volgens conclusie 18', met het kenmerk, \ dat de messendrager is voorzien van een aanslagnok die de _r \ 8400028 - 23- verdraaiing van het maaimes om de nok althans gedeeltelijk begrenst waarbij de aanslagnok is voorzien van een boutgat waarin een bout is aangebracht voor bevestiging van het onder- . steuningsorgaan en de messendrager aan de draagarm.
20. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het maaiorgaan beweegbaar is aangebracht aan een in de maaibalk gelegerde en zich daarvan omhoog uitstrekkende draagas.
21. Maaimachine voor het maaien van gewas, welke maaima-10 chine is voorzien van een maaibalk waaraan ten minste om een opwaartse draaiingsas draaibaar maaiorgaan is aangebracht, met het kenmerk, dat het maaiorgaan beweegbaar aan een draagas is aangebracht die is gelegerd in de maaibalk en zich daarvan uit in hoogterichting uitstrekt.
22. Maaibalk volgens conclusie 20 of 21, met het kenmerk, dat het maaiorgaan verend beweegbaar op het boveneinde van de draagas is aangebracht.
23. Maaimachine volgens conclusie 20, 21 of 22, met het kenmerk, dat het maaiorgaan een draagarm omvat die van een 20 hoekige opening is voorzien die met speling past om een hoekig boveneinde van de draagas van het maaiorgaan. en kantelend beweegbaar is om dit boveneinde.
24. Maaimachine volgens een der conclusies 20 - 23, met het kenmerk, dat het maaiorgaan onder veerspanning van de schotelveer verend beweegbaar is t.o.v. de draagas.
25. Maaimachine volgens een der conclusies 20 - 24, met het kenmerk, dat de veer is aangebracht onder de schijf die de bovenzijde van het maaiorgaan vormt.
26. Maaimachine volgens een cfer voorgaande conclusies, met 30 het kenmerk, dat het maaiorgaan is bevestigd aan een draagas die is gelegerd in een aandrijfhuis van een maaibalk die is opgebouwd uit door een verbindingsstang met elkaar bevestigde tussenstukken en aandrijfhuizen.
27. Maaimachine volgens conclusie 26, met het kenmerk, 35 dat in het aandrijfhuis een met een aandrijfas gekoppeld een conisch tandwiel omvattende bus is gelegerd, die in de axiale richting, waarin het conisch tandwiel de krachten op het huis overbrengt bij aandrijving van het maai orgaan, % is afgesteund op een vast in het huis aangebrachte steunring \ 8400028 . ·\ · - 24 - _ door middel van één of meerdere afstandsringen.
28. Maaimachine volgens conclusie 26 of 27, met het kenmerk, dat de draagas waaraan het maaiorgaan is bevestigd, is voorzien van een kanaal dat de ruimte van het aandrijf- 5 huis met de buitenlucht verbindt, waarbij dit kanaal met het einde dat in de ruimte van het huis uitmondt dichter bij de draaiingas van het maaiorgaan is gelegen dan met het einde dat met de buitenlucht in verbinding staat.
29. Maaimachine volgens een der conclusies 26 - 28, met 10 het kenmerk, dat het aandrijfhuis is voorzien van een ondersteuningsslof die vast aan de achterzijde van het aandrijfhuis is bevestigd, gerekend in de normale voort-bewegingsrichting van de maaimachine, waarbij de voorzijde van deze ondersteuningsslof is bevestigd aan een aan het 3·5 aandrijfhuis aangebrachte nok die past in een uitsparing van de ondersteuningsslof.
30. Maaimachine voor het maaien van gewas voorzien van een maaibalk waaraan ten minste één om een opwaartse draai-ingsas draaibaar maaiorgaan is aangebracht, met het kenmerk, 20 dat het maaiorgaan is bevestigd aan een in de maaibalk gelegerde draaiingsas waarbij de maaibalk althans nagenoeg onder de draagas is voorzien van een ondersteuningsslof die aan de, ten opzichte van de normale voortbewegingsrichting van de maaimachine, achterzijde van de maaibalk door bouten 25 daaraan is bevestigd en aan de voorzijde van de maaibalk is aangebracht aan een nok van de maaibalk, die passend is gelegen in een uitsparing van de ondersteuningsslof.
31. Maaimachine volgens conclusie 29 of 30, met het - kenmerk, dat de ondersteuningsslof aan de voorzijde van 30 de maaibalk is voorzien van een segment-vormig beschermingsorgaan dat de onderzijde van het maaiorgaan afschermt en is voorzien van een uitsparing waarin de nok van het aandrijfhuis passend is aangebracht.
32. Maaimachine volgens conclusie 31, met het kenmerk, 35 dat het beschermingsorgaan een bovenplaat heeft, die zich althans nagenoeg evenwijdig aan het maaiorgaan uitstrekt en een bodemplaat bezit die vanaf de onderzijde van de maaibalk naar boven verloopt tot de buitenomtrek van de bovenplaat, \ waarbij tussen de boven- en de onderplaat twee op afstand van \ 8400028 _r --- ................— - 25 - elkaar gelegen steunstrippen aanwezig zijn waarbij de afstand tussen de steunstrippen een uitsparing vormt waarin de nok van het aandryfhuis past.
33. Maaimachine volgens een der conclusies 29 - 32, 5 met het kenmerk, dat de nok is gegoten aan een aandrijfhuis dat althans een deel van de maaibalk vormt.
34. Maaimachine volgens een der conclusies 29 - 33, met het kenmerk, dat tegen de onderzijde van de onder-steuningsslof een glijzool losneembaar is aangebracht.
35. naaimachine volgens conclusie 34, met het kenmerk, dat de glijzool aan de voorzijde is voorzien van een opwaarts gebogen bevestigingslip, die in een uitsparing van de bodem van het beschermingsorgaan is aangebracht, terwijl de achterzijde van de glijzool aan de achterzijde van de maaibalk 15 is bevestigd door dezelfde bevestigingsorganen als waarmede de ondersteuningsslof met het aandrijfhuis is verbonden.
36. naaimachine volgens een der conclusies 26 - 35, met het kenmerk, dat het verbindingsorgaan zich door inwendige ruimten in de tussenstukken en de aandrijfhuizen 20 uitstrekt en een massieve trekstaaf is, waarmede de tussenstukken en de aandrijfhuizen tegen elkaar aan worden gedrukt.
37. naaimachine volgens een der conclusies 26 - 36, met het kenmerk, dat het aandrijfhuis, dat een einddeel van de maaibalk vormt, is gesloten door een afsluitplaat waar- 25 door de verbindingsstang zich uitstrekt en waartegen een moer rust die op de verbindingsstang is aangebracht.
38. naaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de maaibalk is voorzien van een zwad-geleider, die zich vanaf het einde van de maaibalk schuin 30 naar achteren uitstrekt tot een punt dat in de normale voort-bewegingsrichting van de maaimachine gezien, is gelegen althans nagenoeg nabij de zijde van het tweede maaiorgaan, gerekend vanaf het uiteinde van de maaibalk, dat naar het derde maaiorgaan is gekeerd.
39. Maaimachine volgens conclusie 38, met het kenmerk, dat de zwadgeleider is bevestigd aan een ondersteuningsor-gaan dat is aangebracht aan het laatste aandrijfhuis van de maaibalk en de daaraan bevestigde afsluitplaat.
\ 40. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, Y 8400028 - 26 - V ν* «J * met het kenmerk, dat de maaibalk is verbonden met een tandwielkast die is aangebracht aan een draaggestel, waarmede de inrichting aan de hefinrichting van een trekker of dergelijk voertuig koppelbaar is, waarbij nabij het binneneinde 5 van de maaibalk en onder de tandwielkast een binnenslof is aangebracht die aan de bovenzijde is voorzien van een af-schermplaat, die zich althans nagenoeg loodrecht op de maaibalk uitstrekt en met de onderzijde op de. binnenslof aansluit.
41. Maaimachine volgens conclusie 40, met het kenmerk, dat de afschermplaat is gelegen in of althans nabij het vlak dat de naar de rij maai organen gekeerde zijde van de binnenslof bevat.
42. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, 15 met het kenmerk, dat de maaibalk met het binneneinde is bevestigd aan een tandwielkast waaraan een draaggestel is aangebracht waarmede de maaimachine aan de hefinrichting van een trekker of dergelijk voertuig koppelbaar is, welk draaggestel draaibaar is ten opzichte van de maaibalk om 20 een scharnieras die zich althans nagenoeg loodrecht op de lengterichting van de maaimachine uitstrekt, waarbij het draaggestel door middel van een vorkachtige verbinding met de tandwielkast is bevestigd, die over de tandwielkast heen verdraaibaar is voor het boven de maaibalk brengen van 25 althans een deel van het draaggestel.
43. Werkwijze voor het inpakken van de maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het draaggestel althans gedeeltelijk zodanig ten opzichte van de maaibalk verdraaid wordt, dat het draaggestel althans 30 gedeeltelijk tot boven de maaibalk gebracht kan worden voor het aanbrengen van de maaimachine in een verpakking die althans nagenoeg even lang is als de maaibalk.
44. Werkwijze voor het inpakken van de maaimachine waarbij een schermdoekdrager die boven de maaibalk is gelegen 35 van de tandwielkast wordt losgenomen, en dat een -aan het draaggestel bevestigde bevestigingsbok van het draaggestel \· wordt losgenomen, waarna het draaggestel om de bovenzijde van de tandwielkast wordt omgeklapt tot boven de maaibalk en daarna in de verpakkingsruimte wordt ondergebracht, 8400028 _r --------------------------------- % «r ' -27 - die een breedte heeft die ongeveer even groot is als de diameter van de maaiorganen, in welke verpakkingsruimte de bevestigingsbok de schermdoekdrager en het afscherm-doek worden aangebracht, waarna de verpakkingsruimte, met 5 alle onderdelen voor de maaimachine daarin, wordt gesloten.
45. Maaimachine zoals hiervoor is beschreven en in de tekeningen is weergegeven.
46. Werkwijze voor het verpakken van de maaimachine zoals hiervoor is beschreven en in de tekeningen is weer- 10 gegeven. o-o-o-o-o-o-o \ 8400028
NL8400028A 1984-01-04 1984-01-04 Maaimachine. NL8400028A (nl)

Priority Applications (10)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8400028A NL8400028A (nl) 1984-01-04 1984-01-04 Maaimachine.
DE19843447789 DE3447789A1 (de) 1984-01-04 1984-12-29 Maehmaschine
CA000471392A CA1275574C (en) 1984-01-04 1985-01-03 Mowing machine
GB08500090A GB2152347B (en) 1984-01-04 1985-01-03 A mowing machine
FR858500059A FR2557418B1 (fr) 1984-01-04 1985-01-04 Faucheuse
PCT/NL1985/000001 WO1988003749A1 (en) 1984-01-04 1985-01-04 A mowing machine
US06/772,465 US4693062A (en) 1984-01-04 1985-09-04 Mowing machine
GB08630590A GB2183436B (en) 1984-01-04 1986-12-22 A mowing machine
US07/094,385 US4827704A (en) 1984-01-04 1987-09-08 Mowing machine
US07/094,386 US4903538A (en) 1984-01-04 1987-09-08 Drive housing for a mowing machine

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8400028A NL8400028A (nl) 1984-01-04 1984-01-04 Maaimachine.
NL8400028 1984-01-04

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8400028A true NL8400028A (nl) 1985-08-01

Family

ID=19843276

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8400028A NL8400028A (nl) 1984-01-04 1984-01-04 Maaimachine.

Country Status (7)

Country Link
US (3) US4693062A (nl)
CA (1) CA1275574C (nl)
DE (1) DE3447789A1 (nl)
FR (1) FR2557418B1 (nl)
GB (2) GB2152347B (nl)
NL (1) NL8400028A (nl)
WO (1) WO1988003749A1 (nl)

Families Citing this family (37)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2594627B1 (fr) * 1986-02-27 1988-06-17 Kuhn Sa Faucheuse rotative
NL8502775A (nl) * 1985-10-11 1987-05-04 Lely Nv C Van Der Schijvenmaaier, voorzien van een aantal boven een gestelbalk aangebrachte, om opwaarts gerichte assen roteerbare schijven.
NL8502803A (nl) * 1985-10-14 1987-05-04 Lely Nv C Van Der Inrichting en werkwijze voor het maaien van te velde staand gewas.
NL188976C (nl) * 1986-05-30 1992-12-01 Lely Nv C Van Der Maaimachine.
EP0235850B1 (en) * 1986-02-24 1991-11-13 C. van der Lely N.V. A mowing machine
US4815262A (en) * 1986-03-31 1989-03-28 Ford New Holland, Inc. Disc cutterbar construction
FR2598058B1 (fr) * 1986-05-02 1989-10-13 Kuhn Sa Faucheuse munie d'au moins un organe de coupe surmonte par un tambour rotatif
NL8601805A (nl) * 1986-07-10 1988-02-01 Lely Nv C Van Der Maaimachine.
NL8602289A (nl) * 1986-09-11 1988-04-05 Lely Nv C Van Der Maaimachine.
US5047070A (en) * 1988-04-11 1991-09-10 Mobil Oil Corporation Integrated process for production of gasoline and ether from alcohol with feedstock extraction
FR2630289B1 (fr) * 1988-04-20 1991-10-11 Kuhn Sa Groupe faucheur dont les outils de coupe sont lies a leur organe de coupe par un dispositif de liaison a axe et ressort a lame et machine de fauchage utilisant un tel groupe faucheur
FR2635433B1 (fr) * 1988-08-18 1991-02-01 Kuhn Sa Faucheuse a chassis perfectionne
NL8802242A (nl) * 1988-09-13 1990-04-02 Lely Nv C Van Der Maaimachine.
FR2636203B1 (fr) * 1988-09-13 1990-11-30 Kuhn Sa Faucheuse avec patins perfectionnes
US5012635A (en) * 1990-06-01 1991-05-07 Deere & Company Modular cutterbar for rotary mower
FR2675980B1 (fr) * 1991-04-30 1998-07-03 Kuhn Sa Machine de coupe perfectionnee avec structure d'attelage pivotante.
FR2686216B1 (fr) * 1992-01-17 1994-04-29 Kuhn Sa Faucheuse a delestage dynamique.
US5272859A (en) * 1992-04-14 1993-12-28 Hay & Forage Industries Mechanical drive center pivot mower conditioner
US5433064A (en) 1994-04-28 1995-07-18 Hay & Forage Industries Rotary cutter bed harvester with non-auger conveying means for outboard cutters
US5463852A (en) 1994-04-28 1995-11-07 Hay & Forage Industries Wide cut harvester having rotary cutter bed
US5853543A (en) * 1997-01-27 1998-12-29 Honeywell-Measurex Corporation Method for monitoring and controlling water content in paper stock in a paper making machine
FR2763474B1 (fr) * 1997-05-26 1999-07-23 Kuhn Sa Coiffe d'andainage pour faucheuse a elements de coupe rotatifs
US5842330A (en) * 1997-07-18 1998-12-01 Deere & Company Cutterbar having cutting discs equipped for converging crop
GB9721311D0 (en) * 1997-10-09 1997-12-10 Kverneland Taarup As Multi-disc mowing machine
US6158201A (en) 1998-09-15 2000-12-12 Hay & Forage Industries Rotary mower conditioner having improved cut crop flow
GB2346790B (en) * 1999-02-19 2001-11-14 Spearhead Machinery Ltd Improvements in mowing head drives
FR2830167B1 (fr) * 2001-10-03 2004-07-30 Kuhn Sa Machine agricole, notamment du type faucheuse rotative, comportant un dispositif de coupe ameliore
US7469525B2 (en) * 2005-09-06 2008-12-30 Husqvarna Outdoor Products Inc. Flexible guard for ride on mower deck and chassis
NL1035035C2 (nl) * 2008-02-18 2009-08-19 Lely Patent Nv Maai-inrichting.
US7726108B1 (en) 2009-01-14 2010-06-01 Agco Corporation Wide cut rotary harvester having cut crop feeder mechanism
US7832189B1 (en) * 2009-11-11 2010-11-16 Cnh America Llc Apparatus to improve modular cutterbar connecting shaft spline durability
US8356695B2 (en) * 2009-11-17 2013-01-22 Cnh America Llc Method and apparatus for oiling splines in a bevel gearbox
US10123482B2 (en) * 2016-07-20 2018-11-13 Cnh Industrial America Llc Corn header having an air flow generating cutting blade for an agricultural harvester
FR3058024B1 (fr) * 2016-10-28 2019-06-07 Kuhn Sa Machine agricole avec des patins equipes de doublures interchangeables
CN112970432B (zh) * 2019-12-13 2024-02-20 苏州宝时得电动工具有限公司 自移动园艺设备
RU2739506C1 (ru) * 2020-02-21 2020-12-25 Федеральное государственное бюджетное научное учреждение "Федеральный научный центр кормопроизводства и агроэкологии имени В.Р. Вильямса" Дисковая косилка с комбинированным кондиционером
CN112889454B (zh) * 2021-01-18 2022-06-07 常州迈腾机械有限公司 一种具有高度调节功能的可折叠大型割草设备

Family Cites Families (44)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2997894A (en) * 1958-08-04 1961-08-29 Sioux Steel Company Gear case
FR89970E (fr) * 1966-03-23 1967-09-22 Faucheuse
NL6608499A (nl) * 1966-06-17 1967-12-18
FR1524150A (fr) * 1967-02-13 1968-05-10 Kuhn Freres & Cie Faucheuse à disques
US3507104A (en) * 1967-05-25 1970-04-21 Sperry Rand Corp Knife mounting
FR1562887A (nl) * 1967-12-22 1969-04-11
GB1258419A (nl) * 1968-01-04 1971-12-30
FR2077995A5 (nl) * 1970-02-02 1971-11-05 Dronningborg Maskinfab As
US3690051A (en) * 1971-12-28 1972-09-12 Black & Decker Mfg Co Safety lawnmower blade
FR2189990A6 (nl) * 1972-06-23 1974-01-25 Reber Walter
US3774466A (en) * 1972-08-28 1973-11-27 Trw Inc Angle drive
NL7305887A (nl) * 1973-04-27 1974-10-29
FR2228414B1 (nl) * 1973-05-11 1975-11-21 Int Harvester France
NL176039B (nl) * 1973-05-15 1984-09-17 Lely Nv C Van Der Maaimachine.
CA1005648A (en) * 1974-05-10 1977-02-22 International Harvester Company Cutter blade mounting for a rotary mower
NL7409898A (nl) * 1974-07-22 1976-01-26 Multinorm Bv Maaiinrichting.
NL7416533A (nl) * 1974-12-18 1976-06-22 Multinorm Bv Maaiinrichting.
US4020715A (en) * 1975-03-27 1977-05-03 Steel Belt, Inc. Speed reducer and housing therefor
FR2316858A1 (fr) * 1975-07-08 1977-02-04 Reber Walter Perfectionnement aux faucheuses rotatives entrainees par le bas
NL7513925A (nl) * 1975-11-28 1977-06-01 Multinorm Bv Maaiinrichting.
FR2342017A1 (fr) * 1976-02-25 1977-09-23 Kuhn Sa Machine agricole du type faucheuse ou faucheuse-conditionneuse a caisson pivotant
NL7604010A (nl) * 1976-04-15 1977-10-18 Texas Industries Inc Trekker.
NL181617C (nl) * 1976-05-20 1987-10-01 Lely Nv C Van Der Maaimachine.
FR2358819A1 (fr) * 1976-07-20 1978-02-17 Kuhn Sa Deflecteur avant pour faucheuse a disques entraines par le bas
FR2391635A1 (fr) * 1977-05-27 1978-12-22 Weber Marcel Faucheuse a disques entraines par le bas
US4199922A (en) * 1977-08-10 1980-04-29 Lely Nv C Van Der Mowing machine
US4201033A (en) * 1977-08-18 1980-05-06 Meek Nigel W Disc mowers
NL7709770A (nl) * 1977-09-06 1979-03-08 Patent Concern Nv Maaimachine.
FR2403012A1 (fr) * 1977-09-16 1979-04-13 Samibem Sa Perfectionnement aux faucheuses-conditionneuses
GB1604895A (en) * 1977-09-19 1981-12-16 Patent Concern Nv Mowing machine
FR2438413A1 (fr) * 1978-10-11 1980-05-09 Samibem Sa Faucheuse a disques perfectionnee
DE2920244C2 (de) * 1979-05-18 1986-10-23 Klöckner-Humboldt-Deutz AG Zweigniederlassung Fahr, 7702 Gottmadingen Kreiselmäher
CH642816A5 (de) * 1980-01-31 1984-05-15 Bucher Guyer Ag Masch Freischneidendes scheibenmaehwerk.
FR2474811A1 (fr) * 1980-02-04 1981-08-07 Kuhn Sa Barre de coupe perfectionnee
JPS56120871A (en) * 1980-02-28 1981-09-22 Nissan Motor Co Ltd Air breezer
GB2081565B (en) * 1980-08-14 1984-11-14 Nat Res Dev Cutting and conditioning crop
FR2496391A1 (fr) * 1980-12-19 1982-06-25 Kuhn Sa Perfectionnement aux faucheuses
NL193337C (nl) * 1981-05-27 1999-07-02 Lely Nv C Van Der Maaimachine.
DE3127078A1 (de) * 1981-07-09 1983-01-27 Maschinenfabriken Bernard Krone Gmbh, 4441 Spelle Scheibenmaehmaschine
NL8103411A (nl) * 1981-07-17 1983-02-16 Multinorm Bv Maaier.
NL8104178A (nl) * 1981-09-10 1983-04-05 Lely Nv C Van Der Flexibele maaikap.
NL8105634A (nl) * 1981-12-15 1983-07-01 Zweegers P Inrichting voor het maaien van gewas.
NL8203461A (nl) * 1982-09-06 1984-04-02 Lely Nv C Van Der Maaiinrichting voor landbouwdoeleinden.
US4466239A (en) * 1983-02-22 1984-08-21 General Electric Company Gas turbine engine with improved air cooling circuit

Also Published As

Publication number Publication date
WO1988003749A1 (en) 1988-06-02
US4693062A (en) 1987-09-15
US4903538A (en) 1990-02-27
GB2152347A (en) 1985-08-07
GB2183436A (en) 1987-06-10
FR2557418B1 (fr) 1991-06-21
GB2152347B (en) 1988-03-30
US4827704A (en) 1989-05-09
GB8500090D0 (en) 1985-02-13
GB8630590D0 (en) 1987-02-04
GB2183436B (en) 1988-03-30
DE3447789A1 (de) 1985-07-11
CA1275574C (en) 1990-10-30
DE3447789C2 (nl) 1989-12-07
FR2557418A1 (fr) 1985-07-05

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8400028A (nl) Maaimachine.
NL8602865A (nl) Maaimachine.
EP1616474B1 (en) A towed mower comprising a running frame and two mowing aggregates
US10638664B2 (en) Tool bar mounted folding wing mower apparatus
US3503190A (en) Harvesting machines
US5586421A (en) Haymaking machine
EP0524668A2 (en) A machine for processing haulm-like crops
EP1719400A1 (de) Mähbalken für Scheibenmähwerke
GB2098046A (en) Mower-conditioners
NL8203461A (nl) Maaiinrichting voor landbouwdoeleinden.
WO2002058456A2 (de) Schneid- und fördervorrichtung für ein reihenunabhängig arbeitendes schneidwerk
DE1582305C3 (de) Mähmaschine
DE1922639A1 (de) Feldhaeckselmaschine
RU2187924C1 (ru) Косилка для ускоренного провяливания трав
NL8202429A (nl) Schijvenmaaimachine.
US5287682A (en) Mower
DE3011450A1 (de) Fahrbare maeh- und konditioniermaschine fuer die gewinnung von ernteschnittgut
RU2053627C1 (ru) Жатка
DE19947288C1 (de) Erntegerät zum Ernten von stengelartigem Erntegut
NL8602125A (nl) Landbouwmachine voor het bewerken van gewas.
NL8402885A (nl) Trommelmaai-inrichting.
NL8401042A (nl) Machine met tenminste een aandrijfbaar harkorgaan.
NL7809961A (nl) Maaimachine.
DE19933778C1 (de) Erntegerät für stengelartiges Erntegut
NL8402926A (nl) Maaimachine.

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BN A decision not to publish the application has become irrevocable