NL8601805A - Maaimachine. - Google Patents

Maaimachine. Download PDF

Info

Publication number
NL8601805A
NL8601805A NL8601805A NL8601805A NL8601805A NL 8601805 A NL8601805 A NL 8601805A NL 8601805 A NL8601805 A NL 8601805A NL 8601805 A NL8601805 A NL 8601805A NL 8601805 A NL8601805 A NL 8601805A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
mowing
transmission
drive shaft
mower according
mower
Prior art date
Application number
NL8601805A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL8601805A priority Critical patent/NL8601805A/nl
Priority to DE8787201305T priority patent/DE3779212D1/de
Priority to EP19870201305 priority patent/EP0256574B1/en
Publication of NL8601805A publication Critical patent/NL8601805A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D34/00Mowers; Mowing apparatus of harvesters
    • A01D34/01Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus
    • A01D34/412Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters
    • A01D34/63Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis
    • A01D34/64Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis mounted on a vehicle, e.g. a tractor, or drawn by an animal or a vehicle
    • A01D34/66Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis mounted on a vehicle, e.g. a tractor, or drawn by an animal or a vehicle with two or more cutters

Description

* * 'i C. van der Lely N.V., Maasland
MAAIMACHINE
De uitvinding betreft een maaimachine voorzien van een aantal losneembaar met elkaar verbonden maaieenheden, waarbij een maaieenheid ten minste één maaiorgaan en ten minste één, met een aandrijfas verbonden overbrengings-5 element omvat.
Het doel van de uitvinding is een gunstige maaimachine van bovengenoemde soort te verkrijgen. Volgens de uitvinding kan dit bereikt worden doordat de maaieenheden met elkaar zijn verbonden door een verbindingsorgaan dat 10 althans nabij het boveneinde van de maaieenheden is gelegen. Hierdoor kan een maaieenheid zodanig worden uitgevoerd dat een sterke constructie ontstaat van de verbinding tussen de maaieenheden. Hierbij kan de maaimachine dan met betrekkelijk grote maaiorganen uitgevoerd worden.
15 Volgens een verdere uitvoeringsvorm van de maai machine volgens de uitvinding is het verbindingsorgaan verbonden met een aan het overbrengingselement omvattende transmissiekast _die het boveneinde van een maaieenheid vormt. Door de ligging van de transmissiekast nabij het 20 boveneinde van de maaieenheden kan de transmissiekast een zodanig vorm gegeven worden dat deze sterk is en met het verbindingsorgaan een sterke constructie vormt voor het dragen van de maaieenheden.
Een gunstige constructie wordt verkregen wanneer 25 evenwijdig aan het verbindingsorgaan een aandrijfas is aangebracht die zich door de transmissiekasten uitstrekt en daarin althans gedeeltelijk is gelegerd.
Volgens een verdere constructie is het verbindingsorgaan een verbindingsbalk die met het ondereinde tegen 30 het boveneinde van de transmissiekast is bevestigd. Op deze wijze zijn de maaieenheden op eenvoudige wijze met de verbindingsbalk te bevestigen.
Volgens een verdere constructie van de maaimachine volgens de uitvinding zijn de transmissiekasten met de tus- 3601805 r; . ► * - 2 - 1 senstukken om en om aangebracht en met elkaar verbonden waarbij zij gezamenlijk een verbindingsbalk vormen. Hierbij wordt op eenvoudige wijze een sterke constructie voor een verbindingsbalk verkregen die de maaieenheden onderling met 5 elkaar verbindt. De transmissiekasten en hun tussenstukken kunnen op geschikte wijze met elkaar verbonden worden wanneer het verbindingsorgaan een trekorgaan is waarmede de transmissiekasten en de tussenstukken tegen elkaar aan zijn geklemd.
10 Volgens een verder uitvoeringsvoorbeeld is de aandrijfas zodanig met een overbrengingselement gekoppeld dat zij gemakkelijk losneembaar daarmede is verbonden. Op deze wijze is de montage en demontage van de maaimachine gunstig uit te voeren, zodat eventueel beschadigde onderde- 15 len gemakkelijk uitgenomen kunnen worden voor reparatie. Hierbij kunnen uitgenomen elementen dan vervangen worden' door andere elementen. Het losnemen van de aandrijfas is op eenvoudige wijze door te voeren, wanneer de aandrijfas zich uitstrekt door een opening in een tot de overbrengings-20 elementen behorende aandrijfbus, waarbij de aandrijfas en de aandrijfbus draaivast met elkaar zijn gekoppeld en de aandrijfas in zijn lengterichting losneembaar in de opening is gelegen.
De uitvinding betreft verder een uitvoerings-^ ..constructie waarbij tussen twee trommel vormige transport-organen een doorvoerspleet is gevormd die tijdens rotatie van de trommel vormige transportorganen voortdurend tussen deze transportorganen verschuift. Op deze wijze wordt, de doorvoer van het gemaaide gewas gunstig beïnvloed. Een gun-stige doorvoerspleet wordt verkregen wanneer het trommelvormige transportorgaan meerzijdig is, welke zijden in'doorsnede gezien bolvormig zijn en met de bolle zijden naar de trommelas zijn gekeerd. Hierbij wordt een ruime doorvoerspleet tussen twee naast elkaar gelegen, trommelvormige •ï c • transportorganen verkregen, waarbij een goede transport-werking van het tussen de trommel vormige transportorganen door te voeren gemaaide gewas is gewaarborgd.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de 8601805 ! * * - 3 - 1 hand van de tekeningen van een tweetal gunstige uitvoe-ringsvoorbeelden.
Figuur 1 is een achteraanzicht van een eerste uitvoeringsvoorbeeld van een maaimachine volgens de uitvin-5 ding;
Figuur 2 geeft een deel van de maaimachine volgens figuur 1 op vergrote schaal weer;
Figuur 3 geeft gedeeltelijk een achteraanzicht en gedeeltelijk een doorsnede van een deel van de maaimachine 10 weer;
Figuur 4 geeft een achteraanzicht met een gedeeltelijke doorsnede van één einde van het maaigedeelte van de maaimachine weer;
Figuur 5 geeft een verticale doorsnede van de 15 verbindingsbalk van de maaimachine weer, gezien volgens de lijn V-V in figuur 3;
Figuur 6 geeft een-horizontale doorsnede weer, gezien volgens de lijn VI-VI in figuur 3;
Figuur 7 geeft het achteraanzicht van een gedeelte 20 van een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een maaimachine volgens de uitvinding weer;
Figuur -8 is een bovenaanzicht van de maaimachine volgens figuur 7;
Figuur 9 geeft een verticale doorsnede weer over 25 verbindingsbalk van meerdere maaieenheden, gezien volgens de lijn IX-IX in figuur 7.
De maaimachine 1 volgens de figuren 1-6 omvat een maaigedeelte 2 en een draaggedeelte 3. Het draaggedeelte 3 bezit een draagarm 4, die is voorzien van koppelingsorga-nen 5 waarmede de maaimachine aan de hefarmen van de hef-inrichting van een trekker 15 of dergelijk voertuig koppel-baar is. Aan de draagarm 4 is een bok 7 aangebracht door middel waarvan het draaggedeelte 3 met de tops tang van de driepuntshefinrichting van de trekker 15 koppelbaar is, wat echter in de tekeningen niet nader is weergegeven. De draagarm 4 is door middel van een scharnieras 8 scharnierend gekoppeld met een een verbindingsorgaan vormende verbindingsbalk 9 van het maaigedeelte 2. Tussen de bovenzijde van 8601805
F
- 4 - 1de bok 7 en de verbindingsbalk 9 is een heforgaan 10 aange-b'racht dat scharnierend is gekoppeld met de bok 7 en de verbindingsbalk 9, een en ander zoals in het bijzonder uit figuur 1 blijkt.
5 Het draaggedeelte 3 omvat een aandrijfas 11 die draaibaar is gelegerd aan de draagarm 4. De aandrijfas 11 is door middel van een niet nader weergegeven tussenas koppel-baar met de aftakas van de trekker 15. De as 11 is voorzien van een snaarschijf 12 waarom één of meerdere snaren 13 zijn 10 gelegen. De snaren 13 zijn verder om een snaarschijf 14 gelegen die is bevestigd aan een overbrengingsas 16 waarvan de hartlijn de scharnieras 8 vormt'. De as 16 is gelegerd in een overbrengingskast 17 die op niet nader weergegeven wijze met een einde van de verbindingsbalk 9 is bev-estigd. Bij 15 voorkeur is de overbrengingskast 17, bijvoorbeeld door een boutverbinding, losneembaar met de verbindingsbalk 9 van het’ maaigedeelte verbonden.
Het maaigedeelte 2 omvat vijf maaieenheden 21 t/m 25 die aan de verbindingsbalk 9 zijn aangebracht en door 20 middel van deze met elkaar zijn verbonden. De verbindingsbalk 9 bestaat in hoofdzaak uit een in doorsnede U-vormige draagbalk 26, waarvan de benen naar beneden zijn gericht (figuur 5). De draagbalk 26 is voorzien van uitstekende bevestigingsranden 27 en 28. Tegen de onderzijde van 25 .de draagbalk 26 is een verstevigingsplaat 29 aangebracht door middel van bouten 30 en 31. De balk 26 vormt met de plaat 29 een holle verbindingsbalk 9 voor de maaieenheden.
Elk van de maaieenheden 21 - 25 omvat een trans- missiekast in de vorm van een tandwielkast 35, die met het ^ boveneinde met behulp van de bouten 30 tegen de onderzijde van de verbindingsbalk 9 is bevestigd, een en ander zoals in het bijzonder blijkt uit de figuren 3 en 5. De constructie van de maaieenheden is in principe gelijk en daarom slechts voor de maaieenheid 21 in figuur 3 weergegeven. In een tot 35 de onderzijde van de betreffende tandwielkast 35 behorende lagerpot 36 is een verticale trommelas 37 gelagerd. Om de trommelas 37 is een tot de maaieenheid 21 behorend trommelvormig trartsportorgaan 38 aangebracht. Het transportorgaan .860 1 8 0 5 • » $ - 5 - 1 38 is aan de bovenzijde voorzien van een plaat 39 en aan de onderzijde van een maaiplaat 40. De plaat 39 ligt binnen een aan de lagerpot 36 bevestigde afschermplaat 41. De maaiplaat 40 is voorzien van twee diametraal tegenover elkaar gelegen 5 maaimessen 42. Elk van de messen 42 is draaibaar aangebracht om een bus 43 die is aangebracht om een bout 44. De bout 44 is bevestigd aan een vast aan de maaiplaat 4 0 aangebrachte pot 45. De voor elk mes 42 aan de maaibalk 40 bevestigde pot 45 is zodanig aan de plaat 40 bevestigd dat de bovenzijde 10 van deze pot ongeveer gelijk ligt met de bovenzijde van de maaiplaat 40. De potten 45 zijn zo diep dat 'de boveneinden van de bouten 44 en de daarop aa'ngebrachte moeren geheel verzonken liggen in de pot 45, een en ander zoals in het bijzonder uit figuur 3 blijkt. · 15 Het trommelvormig orgaan 38 met de bovenplaat 39 en de maaiplaat 40 zijn draaivast met de trommelas 37 verbonden. Hierbij is de maaiplaat 40 vast verbonden met een draagbus 46, die door middel van een spiebaan verbinding draaivast met het ondereinde van de trommelas 37 is gekop-20 peld. Aan de draagbus 46 is een ondersteuningsbus 47 draaibaar aangebracht, die is voorzien van een ondersteu-ningsschotel 48. -De lagering van de ondersteuningsbus 47 om de draagbus 46 en de bevestigingsmiddelen van de draagbus 46 aan het ondereinde van de trommelas 37 zijn naar onderen toe 25 afgedekt door een afsluitplaat 49 die binnen de ondersteuningsbus 47 klemmend is aangebracht. De maaieenheid 21 omvat aldus een transmissiekast 35, een daaronder gelegen trans-portorgaan 38, een onder het transportorgaan gelegen maai-orgaan 94 en een daaronder gelegen ondersteuningsschotel .48.
Het maaiorgaan 94 omvat hierbij de maaiplaat 40 met de maaimessen 42.
Aan het tot in de tandwielkast 35 reikende boveneinde van de trommelas 37 is een conisch tandwiel 53 aangebracht dat in samenwerking is met een conisch tandwiel 35 54. Het conisch tandwiel 54 is aangebracht op een aan-drijfbus 55. Voor gemakkelijke montage kan het tandwiel 54 draaivast doch losneembaar om de aandrijfbus 55 zijn aangebracht. De aandrijfbus 55 is met één einde draaivast met het 8601805 » x s - 6 - 1 conisch tandwiel 54 verbonden dat door middel van een lager 57 in een wand van het huis van de tandwielkast 35 is gelagerd. Naar de buitenzijde van het huis toe is de lagering 57 afgedicht. Het andere einde van de aandrijfbus 55 is door 5 middel van een lager 58 gelegerd in een deksel 59 van de tandwielkast 35. Het lager 58 is afgedicht door een afdichting 60. Het conisch tandwiel 53 en de trommelas 37 zijn in de lagerpot 36 gelagerd door middel van lagers 61. Hierbij is de lagerpot 36 van een tegen het'· onderste lager 61 10 gelegen afdichting 62 voorzien. De aandrijfbus 55 is voorzien van een onrond, in dit uitvoeringsvoorbeeld vierkante doorvoeropening 63. De ruimte gevormd binnen de tandwielkast 3.5 en om de buitenzijde van de aandrijfbus 55 vormt een gesloten ruimte waarbinnen de conische tandwielen 53 en 55 15 en de lagers 57, 58 en 61 zijn gelegen. Deze ruimte is op niet nader weergegeven wijze voorzien van smeermiddélen voor’ de lagers 57, 58 en 61 en voor de overbrengingsorganen vormende tandwielen 53 en 54. De opening 63 in de aandrijfbus 55 vormt hierbij een opening door de tandwielkast 20 35. De tandwielkast 35 is voorzien van bevestigingsranden 64, waarin gaten zijn aangebracht waardoor bouten 30 zijn gestoken om de tandwielkast 35 en daarmede de maaieenheden 21 tegen de onderzijde van de verbindingsbalk 9 te bevestigen. Elke maaieenheid is in dit uitvoeringsvoorbeeld door 25 vier bouten 30 aan de verbindingsbalk 9 bevestigd. Deze boutbevestiging is zodanig uitgevoerd dat de tandwielkast 35 over 180° om de hartlijn 72 van de as 37 verdraaid met de balk 9 verbindbaar is. Deze over 180® verdraaide stand is in figuur 3 voor de tandwielkast 35 van de maaieenheid 22 20 weergegeven.
Het trommelvormig transportorgaan 38 omvat in doorsnede gezien (figuur 6) vier gebogen platen 67, 68, 69 en 70. Elk van deze aan elkaar gelijke platen is in doorsnede loodrecht op de as 37 gezien (figuur 6), gebogen 35 volgens het segment van een cirkel waarbij de bolle zijden van de vier platen naar de trommelas 37 zijn gericht. De randen 76 van de trommelplaten 67 - 70 zijn met elkaar vast • verbonden door bijvoorbeeld lassen en zijn gelegen op een 860 1 8 0 5 * at. » - 7 - 1 denkbeeldige cylinder 71 die centrisch ligt om de trommelas 37 en om de hartlijn 72 daarvan. De buitenzijde van de trommel vormige platen 67 - 69 liggen met de dichtst bij de as 37 gelegen delen op een denkbeeldige cylinder 73. De 5 diameter 74 van de denkbeeldige cylinder 71 is ongeveer twee maal zo groot als de diameter 75 van de denkbeeldige cylinder 73. De diameter 74 is ongeveer gelijk aan de helft van de diameter 77 van de cirkel die de einden van de maaimessen 42 doorlopen bij hun rotatie om de door de hartlijn 72 10 gevormde draaiingsas voor het maaiorgaan 74. De maaiplaat 40 heeft een diameter 78 die groter is dan de diameter 74 en ongeveer gelijk is aan twee derde 'van de diameter 77.
De maaieenheden 21 - 25 zijn alle praktisch gelijk aan elkaar, zodat wordt volstaan met de weergegeven con-15 structie van de maaieenheid 21. Overeenkomstige onderdelen van de maaieenheden 22 - 25 zijn met dezelfde verwijzings-' cijfers aangegeven als voor de maaieenheid 21.
De maaieenheden 21 - 25 zijn alle op gelijke afstanden van elkaar aan de verbindingsbalk 9 aangebracht.
20 De evenwijdig aan elkaar gelegen hartlijnen 72 van de naast elkaar gelegen maaieenheden 21 - 25 liggen op een afstand 79 van elkaar die ongeveer gelijk is aan 5/6 - van de diameter 77. De diameter 77 is in dit uitvoeringsvoorbeeld ongeveer 4 8 cm. Indien dit gewenst is, kan deze maat ook anders gekozen worden. De verhoudingen tussen de verschillende diameters 74, 75, 77 en 78 en de afstand 79 zijn bij voorkeur ongeveer gelijk aan de weergegeven waarden. Het is echter mogelijk de weergegeven verhoudingen anders te kiezen. In het bijzonder zal de weergegeven verhouding tussen 30 de diameters 77 en de afstand 79 ongeveer 6:5 bedragen.
Indien het bijvoorbeeld voor het transport van gemaaid gewas tussen twee naast elkaar gelegen trommelvormige organen 38 door gewenst is, kan de verhouding van de diameters 74 en 75 ten opzichte van elkaar en/of ten op-33 zichte van de diameter 77 anders worden gekozen. De weergegeven verhouding tussen de diameters 74, 75 en 77 is echter bijzonder gunstig.
De overbrengingsorganen vormende tandwielen 53 en 8601805 - 8 - v *
Fr . > 154 in de tandwielkasten 35 van de maaieenheden 21-25 zijn verbonden met een aandrijfas 82. De aandrijfas 82 strekt zich over de gehele lengte van de balk 9 uit. De aandrijfas 82 strekt zich door de tandwielkast 35 van alle maaieenheden 5 uit en is met één einde 83 gekoppeld met een conisch tandwiel 91 dat in samenwerking is met een conisch tandwiel 92 dat aan de as 16 is bevestigd. De conische tandwielen 91 en 92 zijn gelegerd in de overbrengingskast 17. Het tandwiel 91 is voorzien van een opening 80 die overeenkomt met een 10 opening 63 in de aandrijfbus 55 van de tandwielkasten 35. De aandrijfas 82 heeft een uitwendige doorsnede die correspondeert met de openingen 80 en 63, zodanig dat de as 82 aandrijvend verbonden is met de aandri j fbussen 55 en het tandwiel 91. In dit uitvoeringsvoorbeeld is de aandrijfas 82 15 vierkant doch de onronde vorm van de aandrijfas 82 die passend is aan de onronde vorm van de openingen 63 en 80 kan met de onronde vorm van deze openingen anders gekozen worden voor het draaivast verbonden zijn van de aandrijfas 82 met het tandwiel 91 en de aandrijfbussen 55. Het van het einde 2° 83 af gekeerde einde 99 van de aandrijfas 82 is voorzien van een een verdikking vormende handgreep 84. Deze handgreep is buiten de tandwielkast 35 van het maaiorgaan 25 gelegen (Fig. 4). De handgreep 84 is naar de tandwielkast 35 toe voorzien van een steunring 85. Aan de andere zijde is de ^ .handgreep 84 voorzien van een steundop 86. De handgreep 84 is gelegen binnen een afschermkast 87, welke is voorzien van een scharnierbaar deksel 88 dat door middel van vleugelmoeren 89 vastzetbaar is, een en ander zoals in het bijzonder blijkt uit fig. 4. De aandrijfas 82 is tegen verschuiven 30 geborgd door het aanliggen van de steunring 85 tegen de buitenzijde van de tandwielkast 35 van de maaieenheid 25 en het aanliggen van de steundop 86 tegen de binnenzijde van het deksel 88 van de afschermkast 87. Tussen de tandwielkasten 35 van de verschillende maaieenheden 21 tot 25 zijn om de aandrijfas 82 afschermkappen 90 aangebracht die door middel van de bouten 31 tegen de onderzijde van de verbin-dingsbalk 9 zijn bevestigd.
Voor het gebruik van de maaimachine wordt deze met 86 9 1 80 5 • s * - 9 - ♦ 1 behulp van het draaggedeelte 3 aan een trekker 15 of dergelijk voertuig verbonden, zoals in figuur 1 is weergegeven. Hierbij wordt door middel van een tussenas de as 11 met de aftakas van de trekker gekoppeld, terwijl het hydraulisch 5 hefmechanisme 10 op niet nader weergegeven wijze met de hydrauliek van de trekker wordt verbonden. Bij het gebruik van de maaimachine wordt deze in de stand gebracht zoals in figuur 1 met getrokken lijnen is weergegeven. Hierbij strekt het maaigedeelte 2 zich dwars op de normale voortbewe-10 gingsrichting 93 (fig. 5 en 6) van de maaimachine uit. Bij het gebruik rust het maaigedeelte 2 althans met een gedeelte van zijn gewicht door middel van 'de ondersteuningsschotéls 48 op de grond . Voor de maaiwerking worden de transport-organen 38 met de maaiorganen 94 in rotatie gebracht. Deze 15 rotatie wordt verkregen vanaf de aandrijfas 11 via de snaren 13 en de snaarschijf 14 naar de as 16. Vanaf de as'16 wordt’ de aandrijving via de konische tandwielen 91 en 92 overgebracht op de aandrijfas 82. De aandrijfas 82 brengt de aandrijfbussen 55 en daarmede de conische tandwielen 54 en 20 53 alsmede de trommelassen 37 van de verschillende maaieen- heden 21 tot 25 in draaiing. De maaiorganen 94 zijn roterend vast verbonden met de trommelassen 37. In het bijzonder de opstelling van de conische tandwielen 54 en 53 ten opzichte van de aandrijfassen 82 zijn zodanig gekozen dat de maai-25 organen in de gewenste draairichting roteren om de hartlijnen 72 van de maaieenheden. De hartlijnen 72 van de maaieen-heden vormen hierbij zich omhoog uitstrekkende draaiingsas-sen voor de maaiorganen 94. In dit uitvoeringsvoorbeeld is de draairichting van de maaiorganen zodanig gekozen dat - de 2® transportorganen 38 en maaiorganen 94 van de opvolgende maaieenheden 21, 22, 23 en 24 tegengesteld aan elkaar roteren. De rotatie is zodanig dat het maaiorgaan 94 van de maaieenheid 21 zodanig roteert dat de naar voren gerichte zijde beweegt in een richting naar de volgende maaieenheid 25 22. Het maaiorgaan 94 van de maaieenheid 21 roteert aldus in de richting volgens de pijl 95 in figuur 6. Het maaiorgaan 94 van de maaieenheid 22 zal tegengesteld in de draairichting 96 roteren. De maaieenheden 23 en 24 roteren 86 0 1 8 0 5 • - * » * * - 10 - 1 respectievelijk in de draairichtingen 95 en 96 zoals met de gestippelde pijlen 95 en 96 in figuur 2 is weergegeven. De met de maaiorganen 94 mee roterende tromme1 vormige transportorganen 38 vormen voor het door de maaimessen 42 5 gemaaide gewas een transportorgaan waarbij het gemaaide gewas door deze trommel vormige transportorganen wordt getransporteerd in de respectievelijke draairichtingen 95 en 96. Aldus zal het door de maaiorganen van de maaieenheden 21 en 22 gemaaide gewas tussen de transportorganen 38 van deze 10 maaieenheden door naar achteren worden bewogen ten opzichte van de normale voortbewegingsrichting 93. Het door de maaiorganen van de maaieenheden 23 en 24 gemaaide gewas wordt tussen de maaiorganen en transportorganen van deze maaieenheden door naar achteren getransporteerd. Het door het 15 maaiorgaan 94 van de maaieenheid 25 gemaaide gewas wordt bij voorkeur niet naar het uiteinde van het maaigedeelte 2 getransporteerd. Hierom wordt bij het weergegeven uit- t vöeringsvoorbeeld met een oneven aantal maaieenheden het transportorgaan en het maaiorgaan van de maaieenheid 25 20 zodanig in rotatie gebracht dat de voorzijde van het maaiorgaan en het transportorgaan in een richting beweegt naar de overige maaieenheden toe. Hierbij zal het trommel vormig transportorgaan met het maaiorgaan van de maaieenheid 25 eveneens in de richting volgens de pijl 96 roteren, hetgeen 25 fIguur 2 is weergegeven met de gestippelde pijl 96. De vanaf het draaggedeelte 3 en de trekker 15 gerekende buitenste maaiorganen en transportorganen van de maaieenheden 24 en 25 roteren aldus in dezelfde richting. Hierdoor zal het door het maaiorgaan van de maaieenheid 25 gemaaide gewas ^ door het betreffende trommel vormige orgaan en het maaiorgaan aan de, ten opzichte van de normale voortbewegingsrichting 93, voorzijde van het maaigedeelte 2 in de richting van de maaieenheid 24 worden getransporteerd. Daar het maaiorgaan en het trommelvormige transportorgaan van de maaieenheid 24 in dezelfde richting 96 roteert, zal het gemaaide gewas van de maaieenheid 25 door de roterende delen van de maaieenheid 24 verder in de richting volgens de pijl 96 worden getransporteerd en tussen de maaieenheid 23 en de maaieenheid 8601805 • * * - 11 - 1 24 door naar achteren worden getransporteerd. Door de vorm van de trommelvormige transportorganen 38 van de maateenheden 24 en 25 zal deze transportwerking van het gemaaide gewas langs de voorzijde van de ruimte tussen van de maai- 5 eenheden 24 en 25 en langs de voorzijde van het maaigedeelte 2 op gunstige wijze ontstaan, zonder dat het gemaaide gewas tussen de maaieenheden 24 en 25 naar achteren toe zal bewegen.
De gekozen draairichtingen 95 en 96 van de rote-10 rende delen van de maaieenheden 21 tot 25 kunnen gemakkelijk gekozen worden door de maateenheid zodanig aan de verbindingsbalk 9 te bevestigen dat het konisch tandwiel 54 links of rechts van de door de hartlijn 72 gevormde draai-ingsas van de betreffende maateenheid is gelegen, gezien in 15 de normale voortbewegingsrichting 93. In figuur 3 is weergegeven dat de betreffende konische tandwielen 54 van de maaieenheden 21 en 22 aan de andere zijde van de betreffende draaiingsassen van deze maaieenheden zijn gelegen. De ligging van het konisch tandwiel 54 aan de andere zijde van de 20 betreffende draaiingsassen kan gemakkelijk gekozen worden door de tandwielkast 35 van de betreffende maateenheid op gewenste wijze telgen de onderzijde van de verbindingsbalk 9 te bevestigen door middel van de bouten 30. Hierom zijn de vier bouten waarmede de maaieenheden aan de onderzijde van ^ de verbindingsbalk 9 zijn bevestigd zodanig gelegen dat de tandwielkasten 35 naar keuze in één van twee om 180° om de as 72 verdraaide standen aangebracht kunnen worden. De maaieenheden zijn voor een gemakkelijke fabricage praktisch gelijk aan elkaar uitgevoerd. De tandwielkasten 35 zijn ^ hierbij gelijk aan elkaar. Slechts door het naar keuze aanbrengen van de betreffende tandwielkasten 35 in één van de twee in figuur 3 weergegeven standen aan de verbindingsbalk 9 is de gewenste draairichting te kiezen.
De maaieenheden worden bij voorkeur zodanig aan de 35 verbindingsbalk 9 bevestigd dat de maaimessen van de naast elkaar gelegen maaieenheden 90° ten opzichte van elkaar versprongen liggen, zoals in het bijzonder uit figuur 6 blijkt.
8601805 Ρ:Γ ' m % • ε ν - 12 - 1 Bij · het weergegeven uitvoeringsvorbeeld zijn de trommelvormige organen van de naast elkaar gelegen maateenheden zodanig aangebracht dat de randen 76 van een trommel-vormig transportorgaan 45° verdraaid liggen ten opzichte van 5de randen 76 van het naast gelegen transportorgaan, zoals in het bijzonder uit figuur 6 blijkt. De randen 76 van een transportorgaan liggen over 90° verdraaid ten opzichte van elkaar om de as 72. De verdraaiing van de naast elkaar gelegen transportorganen ten opzichte van elkaar is dus de 10 helft van de hoek waarover de zijden 67 - 70 zich om een as 72 uitstrekken. De uit slechts vier zijden gevormde trommelvormige transportorganen hebben he't voordeel dat de opening tussen de naast elkaar gelegen trommelvormige organen bijzonder gunstig is gevormd om het gemaaide gewas-tussen twee 15 naast elkaar gelegen trommelvormige organen naar achteren te kunnen transporteren. Ter hoogte van het vlak 96 dat de draaiingassen 72 van de maaiorganen van alle maaieenheden bevat, die aldus in dit uitvoeringsvoorbeeld op één rij zijn gelegen, is tussen de randen 7 6 van een trommelvormig orgaan en het meest naar binnen gelegen krommingsdee1 van een trommelplaat van een naast gelegen transportorgaan een afstand 97 aanwezig die betrekkelijk groot is. In dit uitvoeringsvoorbeeld is de afstand 97 gelijk aan de helft van de afstand 79 tussen de draaiingsassen 72 van naast 25 ..elkaar gelegen maaieenheden. De afstand 97 ligt volgens figuur 6, dicht bij de trommelas 37 van de maaieenheid 21.
Wanneer de beide trommelvormige transportorganen van deze maaieenheden 21 en 22 over 45° verdraaid zijn, dan ligt deze afstand 97 dichter bij de as 37 van de maaieenheid 22. Dit 30 omdat dan uiteinden 76 van de trommel vormige platen 67 tot 70 van het trommel vormige orgaan van de maaieenheid 21 in het vlak 96 zijn gelegen en het midden van de kromming van een plaatvormig deel van het transportorgaan van de maaieenheid 22 eveneens in dit vlak is gelegen. Aldus zal de af-35 stand 97 die een doorvoerspleet vormt waardoor het gewas wordt afgevoerd tijdens rotatie steeds een weinig verplaatsen tussen de draaiingsassen 72 van de naast elkaar gelegen maaieenheden. Hierdoor wordt het gewas naar achteren toe 8601805 • i s - 13 - χenigszins gespreid neergelegd, zodat bijvoorbeeld een goede droging van het gemaaide gewas kan worden verkregen. De verplaatsing van de afstand 97, gemeten langs het vlak 96, tijdens draaiing van de naast elkaar gelegen transportorga-5 nen, zal ongeveer even groot zijn als het verschil tussen de diameters 74 en 75. Deze verplaatsing is aldus in dit uit-voeringsvoorbeeld ongeveer gelijk aan ongeveer 1/6 deel van de afstand 79 tussen de opvolgende draaiingsassen van de betreffende maateenheden. Door de kromming van de segment-10 vormige trommelplaten 67 tot 70 meer of minder groot te kiezen kan de afstand 97 meer of minder groot gekozen worden. Hiermee hangt dan verder samen de verplaatsing van de afstand 97 tussen de draaiingsassen evenwijdig aan het vlak 96. Ook door een andere doorsnede-vorm van de trommel vormige 15 transportorganen kan de afstand 97 en een verplaatsing van deze afstand tussen de assen 72 anders gekozen worden.'
Met de weergegeven constructie van het maaigedeelte 2 is een gunstig te fabriceren maaimachine te verkrijgen. Het maaigedeelte kan hierbij uit nagenoeg gelijke maaieenheden 21 20 tot 25 opgebouwd worden, zodat het aantal te fabriceren onderdelen gering kan blijven. De montage van het maaigedeelte 2 is eenvoudig uit te voeren door de praktisch gelijk aan elkaar zijnde maaieenheden 21 tot 25 aan de verbindingsbalk 9 te bevestigen. Hierbij behoeft er in 25 hoofdzaak slechts op gelet te worden dat de betreffende tandwielkast 35 in de gewenste stand aan de verbindingsbalk 9 wordt bevestigd voor het verkrijgen van de gewenste draairichting van de roterende delen van de op elkaar volgende maaieenheden. Verder behoeven slechts de naast elkaar gele-gen transportorganen 38 op de juiste wijze ten opzichte van elkaar aangebracht te worden. Hoewel in dit uitvoeringsvoorbeeld roterende delen van de maaieenheden 21 tot 24 opvolgend tegengesteld aan elkaar roteren, terwijl de maaieenheden 24 en 25 roterende delen hebben die dezelfde draai-^ richting verkrijgen tijdens bedrijf van de maaimachine, zijn de betreffende draairichtingen ook anders te kiezen. Bij voorkeur zullen de aan de uiteinden van het maaigedeelte 2 aangebrachte maaieenheden zodanig roteren dat de naar voren
-86 0 1 8 0 J
- 14 - 1 gerichte zijden daarvan naar elkaar toe bewegen zodat het gemaaide gewas bij voortbewegiig in de richting volgens de pijl 93 achter het maaigedeelte 2 wordt neergelegd binnen de werkbreedte van het maaigedeelte. Tijdens de maaiwerking kan 5 het gewas mede door de maaiorganen op goede wijze getransporteerd worden. De in de potten 45 verzonken gelegen bouten 44 met hun moeren vormen aldus geen boven de maaiplaat 40 uitstekende delen die een afvoer van het gewas nadelig zouden kunnen beïnvloeden. De vrije draaibaarheid van de 10 ondersteuningsschotels 48 om de as 72 bevorderen een gemakkelijke beweging van deze schotels over de grond.
De maaieenheden 21 tot 25 kunnen bij beschadiging gemakkelijk uitgewisseld worden voor nieuwe maaieenheden. Hiervoor behoeven slechts de bouten 30, in dit uitvoe-15 ringsvoorbeeld vier, van de betreffende maaieenheid losgenomen te worden. Het losnemen kan verder gemakkelijk’geschie-' den door de aandrijfas zover in het maaigedeelte op te schuiven dat de betreffende maaieenheid vrij komt van de aandrijfas 82. · De aandrijfas 82 kan hiervoor weg getrokken 20 worden in de richting volgens de pijl 98 (fig. 4). Hiervoor kan het deksel 88 omhoog gescharnierd worden tot de stand die gestippeld in figuur 4 is weergegeven. Hiervoor kunnen de bouten 29 worden losgedraaid. Na het wegnemen van de aandrijfas 82 tot de gewenste stand kan de betreffende 2 5 ..maaieenheid losgenomen worden en een nieuwe maaieenheid worden aangebracht aan de verbindingsbalk 9. Daarna kan de aandrijfas 82 weer op zijn plaats gebracht worden. In het bijzonder in het maaiseizoen als de machine ingezet wordt is dit van groot belang, daar dan de beschadigde maaieenheid 30 snel uitgewisseld kan worden en de maaiwerking slechts kort behoeft te worden onderbroken. De beschadigde maaieenheid kan onafhankelijk van het gebruik van de maaimachine gerepareerd worden. Gunstig is het hierbij dat de tandwielkasten 35 van de maaieenheden gesloten ruimten omvatten waarin de 35 verschillende overbrengingsdelen aanwezig zijn met de gewenste smeermiddelen. Tijdens het verwisselen van een maaieenheid zullen de smeermiddelen niét kunnen wegvloeien en zullen de overbrengingsorganen en andere roterende delen 8801805 ♦ * f - 15 - 1 op de juiste wijze in de' tandwielkast gemonteerd blijven. Moeilijke en zorgvuldig door te voeren montage van de in een maaieenheid aangebrachte roterende delen behoeft'tijdens het wisselen van een maaieenheid dus niet te geschieden.
5 Door de ligging van de verbindingsbalk 9 nabij de bovenzijde van de maaieenheden kan de vorm en grootte van de tandwielkasten betrekkelijk vrij gekozen worden zonder dat dit met de maaiwerking samenhangt. Verder is de montage en in het bijzonder het wisselen van maaieenheden bij beschadi-10 ging gemakkelijk door te voeren. De tandwielkasten kunnen hierdoor gemakkelijk groot en sterk genoeg gemaakt worden om de organen 38, 94 en 48 te kunnen'dragen. Ook kan hierom de diameter 77 groot gekozen worden. Bij voorkeur wordt de tandwielkast 35 uit gietijzer gemaakt.
15 Hoewel in dit uitvoeringsvoorbeeld een maaigedeel- te 2 met vijf maaieenheden is weergegeven, kan een maaige-deelte ook met een ander aantal maaieenheden uitgevoerd worden. Een maaigedeelte van grotere of kortere lengte dan volgens dit uitvoeringsvoorbeeld is gemakkelijk te verkrij-20 gen daar slechts de verbindingsbalk 9 langer of korter behoeft te zijn, evenals de aandrijfas. De maaieenheden kunnen onafhankeJLijk van de lengte van het maaigedeelte gefabriceerd worden.
Tijdens transport van de maaier kan de maaieenheid 25 2 ten opzichte van het draaggedeelte 3 omhoog gescharnierd worden om de schamieras 8. Het maaigedeelte 2 is dan in de verticale stand, zoals gestippeld in figuur 1 is weergegeven, te brengen. Deze verdraaiing van het maaigedeelte 2 ten opzichte van het draaggedeelte 3 is door te voeren met 50 behulp van de hydraulische hef inrichting 10, wat verder niet nader is weergegeven. Tijdens bedrijf is de hydraulische hefinrichting 10 zodanig vrij beweegbaar in zijn lengterichting dat het maaigedeelte 2 door scharnieren om de schamieras 8 ten opzichte van het draaggedeelte 3 vrij kan 35 bewegen om zich aan te passen aan de oneffenheden van de grond tijdens het voortbewegen van de maaimachine in de rijrichting 93.
In de figuren 7, 8 en 9 is een ander uitvoe- 8601805 Γ'·' . 1 - 16 - 1 ringsvoorbeeld weergegeven van een maaigedeelte dat eveneens gèmakkelijk gefabriceerd en gemonteerd kan worden en waarbij de maaieenheden eveneens bij beschadiging snel gewisseld kunnen worden met een andere maaieenheid. In de figuren 7, 8 5 en 9 is een maaigedeelte 101 weergegeven, dat met een draag-gedeelte is verbonden dat in principe overeen kan komen met het draaggedeelte 3 en daarom niet nader is weergegeven. Het maaigedeelte 101 heeft een verbindingsbalk 102 waaraan in dit uitvoeringsvoorbeeld eveneens vijf maaieenheden 103 t/m 10 107 zijn aangebracht. De maaieenheden 103 t/m 107 komen in principe overeen met de maaieenheden 21 tot 25 en zijn daarom niet verder in dit uitvoeringsvoorbeeld weergegeven. De maaieenheden 103 t/m 107 hebben echter aan hun bovenzijde als tandwielkasten 108 uitgevoerde transmissiekasten die 15 anders zijn gevormd dan tandwielkasten 35. De tandwielkasten 108 zijn evenals in het voorgaande uitvoeringsvoor-’ beeld aan hun onderzijde voorzien van een lagerpot waarin een trommelas is gelegen. De tandwielkasten 108 zijn verder voorzien van twee conische tandwielen en een aandrijfbus 20 overeenkomstig het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld, zodat een en ander daarom daarvoor niet nader is weergegeven. Slechts de vorm van de tandwielkasten · 108 is anders uitgevoerd dan die van de tandwielkast 35. De tandwielkasten 108 zijn in doorsnede volgens figuur 9 rechthoekig, waarbij, 25 door het centrum van deze tandwielkasten, gerekend m de lengterichting van de verbindingsbalk 102, de aandrijfas 82 is aangebracht voor de aandrijving van de roterende onderdelen van de maaieenheden 103 t/m 107. De tandwielkasten 108 zijn niet, zoals in het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld, aan ^ een starre verbindingsbalk aangebracht, doch zijn onderling met elkaar verbonden zodanig dat zij een onderdeel vormen van een verbindingsbalk, die boven de maaiorganen en de daarmede verbonden trommel vormige transpor torganen is gelegen. De tandwielkasten 108 hebben, zoals in het bijzonder 35 uit figuur 9 blijkt, ten opzichte van de normale voortbewe-gingsrichting 93 aan hun vóór- en achterzijde bevesti-gingslippen 109 en 110. Deze bevestigingslippen 109 en 110 liggen gelijk met de zijden van de tandwielkasten 108 die 8601805 • f * - 17 - 1 tegen tussenstukken 111 zijn gelegen, die tussen de opeenvolgende tandwielkasten zijn aangebracht (fig. 7). De be-vestigingslippen 109 en 110 zijn voorzien van openingen 112 en 113 waardoor als verbindingsstangen uitgevoerde verbin-5 dingsorganen 114 en 115 zijn aangebracht. De tandwielkasten 108 bestaan, evenals de tandwielkasten 35, bij voorkeur uit gietijzer, terwijl de tussenstukken 110 eveneens bij voorkeur uit gietijzer bestaan. De tussenstukken 111 vormen kokervormige delen die in doorsnede praktisch gelijk zijn 10 aan de doorsneden van de tandwielkasten 108, gezien dwars op de lengterichting van de verbindingsbalk 102. De verbin-dingsbalk 102 is opgebouwd door de' tandwielkasten 108 met de tussenstukken 111 aan elkaar te verbinden. Hierbij vormen de verbindingsstangen 114 en 115 trekstangen, waarmede de 15 tandwielkasten 108 en de verbindingsstukken 111 tegen elkaar vastgeklemd worden. Hiervoor zijn de uiteinden van de trekstangen 114 en 115 van schroefdraad voorzien, waarop moeren 116 en 117 zijn geschroefd. Het zal duidelijk zijn dat het in principe voldoende is slechts aan één zijde een moer aan 20 te brengen, terwijl aan het andere einde bijvoorbeeld een vaste houtkop is aangebracht.
In het riitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 7, 8 en 9 is de overbrengingskast 17 van het voorgaande uit-voeringsvoorbeeld vervangen door een overbrengingskast 118.
25 Deze overbrengingskast 118 kan, evenals dé kast 17 in het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld, zijn voorzien van twee conische tandwielen in één waarvan de aandrijfas 82 op dezelfde wijze past als in het voorgaande uitvoeringsvoor-beeld. In dit uitvoeringsvoorbeeld is de aandrijfas 82 tegen bewegen in zijn lengterichting geborgd door het opgesloten liggen tussen de eindplaat 119 van de verbindingsbalk 102 en naar de draagarm 4 toe door bijvoorbeeld een dicht einde van een met de opening 80 overeenkomende opening. De tandwielkasten 108 zijn evenals de tandwielkasten 35 gesloten tandwielkasten waarin smeermiddelen voor de roterende onderdelen zijn aangebracht die eveneens van een doorvoeropening zijn voorzien voor de aandrijfas 82, overeenkomstig als in het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld is weergegeven.
8601805 I 4 <· - 18 - 1 Ook in dit uitvoeringsvoorbeeld kan de verbin- dingsbalk 102 tijdens montage van het maaigedeelte 2 gemakkelijk opgebouwd worden. Bij beschadiging van een maateenheid. kan deze gemakkelijk verwisseld worden door het losne-5 men van de verbindingsstangen 114 en 115 en deze zo ver weg te nemen dat de tandwielkast 108 van de betreffende maateenheid kan worden weggenomen zodat een andere maateenheid kan worden aangebracht. Hierbij zal ook de aandrijfas over de gewenste lengte verschoven moeten worden om vrij te komen 10 van de koppeling met de overbrengingsorganen in de tandwielkast van de te verwisselen maateenheid. Ontkoppelen en koppelen van de aandrijfas met de overbrengingsorganen in de tandwielkast van de weg te nemen en nieuw in te voeren maateenheid is, evenals in het voorgaande uitvoeringsvoor-15 beeld, snel uit te voeren doordat de aandrijfas gemakkelijk door de onronde openingen van de betreffende aandrijfbussen' in de betreffende tandwielkasten aanbrengbaar respectievelijk losneembaar is. Ook in dit uitvoeringsvoorbeeld zijn de tandwielkasten 108 over 180° verdraaibaar naar keuze in één 20 van twee standen tussen de tussenstukken aan te brengen om de gewenste draairichting te verkrijgen van de maai- en transportorganen van de maateenheden. Voor deze verdraaiing is de bevestiging van de tandwielkasten aan de trekstangen 114 en 115 op de gewenste wijze uitgevoerd. De trekstangen ..114 en 115 liggen hierbij op gelijke hoogten, en in de figuren 7 - 9 op dezelfde hoogte als de aandrijfas 82. De verdere werkwijze van het maaigedeelte 101 volgens het tweede uitvoeringsvoorbeeld is gelijk aan het eerste uitvoeringsvoorbeeld en zal daarom iet nader worden weergegeven.
De uitvinding is niet beperkt tot datgene wat hiervoor is beschreven, doch strekt zich ook uit tot datgene wat in de tekeningen is weergegeven en daaruit blijkt, doch niet is beschreven.
3 5 .86 0 1 8 0 5

Claims (59)

1. Maaimachine voorzien van een aantal losneembaar met elkaar verbonden maaieenheden, waarbij een maaieenheid ten minste één raaaiorgaan en ten minste een met een aandrijfas verbonden overbrengingselement omvat, met het 5 kenmerk, dat de maaieenheden met elkaar zijn verbonden door een verbindingsorgaan dat althans nabij het boveneinde van de maaieenheden is gelegen.
2. Maaimachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het verbindingsorgaan is verbonden met een het over- 10 brengingselement omvattende transmissiekast die het boveneinde van een maaieenheid vormt.
3. Maaimachine volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de transmissiekast een tandwielkast is waarin als over-brengingselementen ten minste twee met elkaar samenwerkende 15 tandwielen zijn aangebracht.
4. Maaimachine volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat evenwijdig aan het verbindingsorgaan een aandrijfas is aan gebracht, die zich door de transmis siekas ten uitstrekt en daarin althans gedeeltelijk is gelegerd.
5. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verbindingsorgaan een holle balk is.
6. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verbindingsorgaan een verbin-25 dingsbalk omvat die met het ondereinde tegen het boveneinde van de transmissiekast is bevestigd. 7* Maaimachine voorzien van een aantal losneembaar met elkaar verbonden maaieenheden, waarbij een maaieenheid ten minste een maaiorgaan en ten minste met een aandrijfas 30 verbonden overbrengingselement omvat, met het kenmerk, dat het overbrengingselement in een tot de maaieenheid behorende transmissiekast is aangebracht, die het boveneinde van een maaieenheid vormt en met zijn boveneinde aan het ondereinde van ten minste een verbindingsorgaan is aangebracht.
8. Maaimachine volgens conclusie 5, 6 of 7, met het kenmerk, dat het verbindingsorgaan een U-vormige balk omvat, waarvan de benen naar beneden zijn gericht en die met hun 8601805 - 20 - ondereinden met de transmissiekasten van de maaieenheden zijn verbonden.
9. Maaimachine volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat tegen de onderzijde van de U-vormige balk een steunplaat 5 is aangebracht die met de U-vormige balk een gesloten holle verbindingsbalk vormt.
10 Maaimachine volgens een der conclusies 5-9, met het kenmerk, dat de verbindingsbalk aan de onderzijde is voorzien van horizontaal uitstekende bevestigingsranden, die 10 met horizontaal uitstekende bevestigingsranden van de transmissiekasten zijn verbonden.
11. Maaimachine volgens een der conclusies 5-10, met het kenmerk, dat de transmissiekasten van naast elkaar gelegen elementen op afstand van elkaar zijn gelegen en tussen 15 de transmissiekasten afschermkappen zijn aangebracht om de aandrijfas.
12. Maaimachine volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de afschermkappen in doorsnede U-vormig zijn en met hun naar boven gerichte benen aan de onderzijde van de verbin- 20 dingsbalk zijn bevestigd.
13. Maaimachine volgens een der conclusies 2-4, met het kenmerk, dat het verbindingsorgaan buiten de omtrek van de transmissiekast zich langs de transmissiekast uitstrekt.
14. Maaimachine volgens conclusie 2, 3, 4 of 13, met 25 het kenmerk, dat de transmissiekasten met tussenstukken om en om zijn aangebracht en met elkaar zijn verbonden en gezamenlijk een verbindingsbalk vormen.
15. Maaimachine volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de tussenstukken een doorsnede hebben die althans 30 ongeveer met de doorsnede van de transmissiekasten overeenkomt en waarbij de transmissiekasten en de tussenstukken gezamenlijk een holle verbindingsbalk vormen.
16. Maaimachine voorzien van een aantal losneembaar met elkaar verbonden maaieenheden, waarbij een maaieenhêid 35 ten minste één maaiorgaan en ten minste een met een aandrijfas verbonden overbrengingselement omvat, met het kenmerk, dat_ een maaieenheid een deel van een nabij het boveneinde van de maaieenheid aangebrachte uit delen 86 0 1 8 0 5 .J * * - 21 - bestaande verbindingsbalk omvat, welke delen van de verbin-dingsbalk tegen elkaar zijn geklemd door ten minste één verbindingsorgaan. 17. naaimachine volgens conclusie 14, 15 of 16, met 5 het kenmerk, dat het verbindingsorgaan een trekorgaan is waarmede de transmissiekasten en de tussenstukken tegen elkaar zijn geklemd.
18. Maaimachine volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat twee, zich langs tegenover liggende zijden van de 10 transmissiekasten uitstrekkende, trekorganen zijn aangebracht.
19. Maaimachine volgens conclusie 17 of 18, met het kenmerk, dat een trekorgaan zich uitstrekt door gaten die zijn aangebracht in aan de transmissiekasten en/of de 15 tussenstukken aangebrachte bevestigingslippen.
20. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verbindingsorgaan met een einde is verbonden met een draaggedeelte waarmede de maaimachine met een trekker of dergelijk voertuig gekoppeld kan worden.
21. Maaimachine volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat het verbindingsorgaan is gemonteerd aan een over-brengingskast die aan het draaggedeelte is aangebracht, waarbij de aandrijfas met overbrengingsorganen in de over-brengingskast is gekoppeld.
22. Maaimachine volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat de aandrijfas losneembaar met de overbrengingsorganen in de overbrengingskast is gekoppeld.
23. Maaimachine volgens conclusie 21 of 22, met het kenmerk, dat de aandrijfas losneembaar met één van een stel 30 conische tandwielen is gekoppeld die door een aan het draaggedeelte aangebrachte V-snaar overbrenging aandrijfbaar zijn.
24. Maaimachine voorzien van een aantal losneembaar met elkaar verbonden maaieenheden, waarbij een maaieenheid 35 ten minste één maaiorgaan en ten minste een met een aandrijfas verbonden overbrengingselement omvat, met het kenmerk, dat een einde van de aandrijfas losneembaar is gekoppeld met één van een stel conische tandwielen, die 8601805 ^ Λ - 22 - aandrijf baar met een aan het draaggedeelte aangebrachte V-snaar overbrenging zijn gekoppeld.
25. Maaimachine volgens een der conclusies 20 - 24, met het kenmerk, dat het verbindingsorgaan losneembaar met 5 het draaggedeelte is verbonden.
6. Maaimachine volgens een der conclusies 20 - 25, met het kenmerk, dat het verbindingsorgaan met de daaraan aangebrachte maaieenheden een maaigedeelte vormt dat schar-nierbaar om een scharnieras is verbonden met het draag-10 gedeelte.
27. Maaimachine volgens conclusie 26, met het kenmerk, dat de scharnieras zich althans nagenoeg in de tijdens bedrijf normale voortbewegingsrichting van de maaimachine uitstrekt.
28. Maaimachine volgens een der conclusies 20 - 27, met het kenmerk, dat het draaggedeelte aankoppelorganen omvat, waarmede de maaimachine met de driepuntshefinrichting van een trekker of dergelijk voertuig koppelbaar is.
29. Maaimachine volgens een der conclusies 20 - 28, 20 met het kenmerk, dat het draaggedeelte met de aandrijfas gekoppelde overbrengingsorganen omvat, die een koppelas bezitten die met de aftakas van een trekker of dergelijk voertuig koppelbaar is.
30. Maaimachine volgens een der conclusies 25 - 29, 25 met het kenmerk, dat het maaigedeelte om de scharnieras beweegbaar is naar een transportstand, waarin het maaigedeelte t.o.v. het draaggedeelte vastzetbaar is.
31. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aandrijfas zodanig met een over- 30 brengingselement is gekoppeld dat zij gemakkelijk losneembaar daarmede is verbonden. 32.. . Maaimachine voorzien van een aantal losneembaar met elkaar verbonden maaieenheden, waarbij een maaieenheid ten minste êên maaiorgaan en ten minste een met een aan-35 drijfas verbonden overbrengingselement omvat, met het kenmerk, dat de aandrijfas middelen omvat, waarmede zij gemakkelijk losneembaar met de overbrengingselementen is gekoppeld. 8601805 - 23 -
33. Maaimachine volgens conclusie 31 of 32, met het kenmerk, dat de aandrijfas zich uitstrekt door een opening in een tot de overbrengingselementen behorende aandrijfbus, waarbij de aandrijfas en de aandrijfbus draaivast met elkaar zijn gekoppeld en de aandrijfas in zijn lengterichting los- 5 neembaar in de opening is gelegen.
34. Maaimachine volgens conclusie 33, met het kenmerk, dat de aandrijfas zich althans nagenoeg over de gehele lengte van het verbindingsorgaan uitstrekt en over zijn lengte verschuifbaar is t.o.v. de overbrengingselementen van 10 de maaieenheden voor het losnemen respectievelijk verbinden van de aandrijfas met de overbrengingselementen van de maaieenheden.
35. Maaimachine volgens conclusie 34, met het kenmerk, dat de aandrijfas onrond is en verschuifbaar in een overeen- 15 stemmende onronde opening van een aandrijfbus is gelegen, die draaibaar is aangebracht in een transmissiekast, in een gesloten ruimte waarvan met de aandrijfbus verbonden overbrengingselementen zijn aangebracht, welke overbrengingselementen zijn verbonden met een maaiorgaan van de maaieen-20 heid.
36. Maaimachine volgens een der conclusies 31 - 35, met het kenmerk, dat de aandrijfas aan een einde een verdikking heeft die aan vatbaar is om de aandrijfas los te nemen.
37. Maaimachine volgens conclusie 36, met het kenmerk, 25 dat de aandrijfas aan één einde van een handgreep is voorzien.
38. Maaimachine volgens een der conclusies 31 - 37, met het kenmerk, dat één einde van de aandrijfas in een althans tijdens bedrijf nagenoeg gesloten afschermkast is 30 gelegen.
39. Maaimachine volgens conclusie 38, met het kenmerk, dat de afschermkast van een beweegbaar deksel is voorzien voor het kunnen aanvatten van de aandrijfas om deze te kunnen losnemen.
40. Maaimachine volgens conclusie 38 of 39, met het kenmerk, dat het einde van de aandrijfas is voorzien van ten minste één aanslag die tijdens bedrijf aanligt tegen een 8601805 Γ'·' c ί * - 24 - steun om verschuiven van de aandrijfas te voorkomen.
41. Maaimachine volgens een der conclusies 33 - 40, met het kenmerk, dat de aandrijfas van een profiel is voorzien .
42. Maaimachine volgens conclusie 41, met het kenmerk, 5 dat de aandrijfas hoekig is.
43. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aandrijfas is verbonden met drie of meer maaieenheden.
44. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, 10 met het kenmerk, dat de maaieenheden zodanig verdraaibaar zijn t.o.v. het verbindingsorgaan, dat zij naar keuze in één van twee standen aan het verbindingsorgaan aanbrengbaar zijn, waarbij de overbrengingselementen zodanig zijn uitgevoerd dat door koppeling van de maaielementen in de ene 15 of de andere stand de draairichting van het maaiorgaan van een maaielement omkeerbaar is.
45. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de maaieenheden aan hun boveneinden een transmissiekast omvatten, die boven een maaiorgaan van de 20 maaieenheid is gelegen, welke maaieenheid aan een as is aangebracht die in de transmissiekast is gelegerd.
46. Maaimachine volgens conclusie 45, met het kenmerk, dat tussen de transmissiekast en het maaiorgaan een tot de betreffende maaieenheid behorend trommelvormig transport- 25 orgaan is aangebracht.
47. Maaimachine volgens conclusie 46, met het kenmerk, dat het trommelvormig orgaan om de as van het maaiorgaan is aangebracht, waarbij deze as een trommelas vormt.
48. Maaimachine volgens een der conclusies 45 - 47, 30 met het kenmerk, dat onder het maaiorgaan een tot de betreffende maaieenheid behorende.-vrij- draaibare ondersteu-ningsschotel is aangebracht.
49. Maaimachine volgens een der conclusies 45 - 48, met het kenmerk, dat de transmissiekast een van smeermidde- 35 len voorzien gesloten ruimte omvat waarin overbrengings-organen zijn aangebracht die met de as van het maaiorgaan zijn verbonden, welke as met het boveneinde in de trans- 860 1 8 0 5 - 25 - missiekast is gelegerd.
50. Maaimachine volgens conclusie 49, met het kenmerk, dat op het boveneinde van de as een conisch tandwiel is aangebracht dat in samenwerking is gekoppeld met een verder 5 conisch tandwiel dat is aangebracht op een aandrijfbus die van een opening is voorzien waardoor de aandrijfas zich uitstrekt, waarbij deze opening een opening door de transmis siekast vormt.
51. Maaimachine voorzien van een aantal losneembaar 10 met elkaar verbonden maaieenheden, waarbij een maaieenheid ten minste één maaiorgaan en ten minste één met een aandrijfas verbonden overbrengingselement omvat, met het kenmerk, dat een als conisch tandwiel uitgevoerd overbrengingselement losneembaar op een aandrijfbus is gemon-15 teerd, die om de aandrijfas is gelegen.
52. Maaimachine volgens een der conclusies 46 - 51, met het kenmerk, dat het trommel vormig transportorgaan meerzijdig is, welke zijden in doorsnede gezien bol vormig zijn en met de bolle zijden naar de trommelas zijn gekeerd.
53. Maaimachine volgens conclusie 52, met het kenmerk, 20 dat de zijden aan elkaar gelijk zijn.
54. Maaimachine volgens conclusie 52 of 53, met het kenmerk, dat het transportorgaan vier zijden bezit.
55. Maaimachine volgens een der conclusies 52 - 54, met het kenmerk, dat de uiteinden van de zijden randen 25 vormen die op een denkbeeldig cylindervlak liggen waarvan de diameter ongeveer tweemaal zo groot is als de diameter van een denkbeeldig cylindervlak dat de dichtst bij de trommelas gelegen delen van de zijden bevat.
56. Maaimachine volgens een der conclusies 52 - 55, 30 met het kenmerk, dat tussen twee trommelvormige transportor- ganen een doorvoerspleet is gevormd die tijdens rotatie van de trommels voortdurend tussen de trommels verschuift.
57. Maaimachine voorzien van ten minste twee trommelvormige transportorganen, waartussen een doorvoerspleet is gevormd voor het gemaaide gewas, met het kenmerk, dat de 35 transportorganen zodanig zijn uitgevoerd, dat tussen de twee trommel vormige transportorganen een doorvoerspleet is 8601805 Ψ'Τ'· % - 26 - gevormd die tijdens rotatie van de trommels voortdurend tussen de trommels verschuift.
58. Maaimachine volgens een der conclusies 45 - 57, met het kenmerk, dat een maaiorgaan een plaatvormige drager 5 omvat waaraan ten minste een maaimes beweegbaar is aange- » bracht.
59. Maaimachine volgens conclusie 58, met het kenmerk, dat het maaimes draaibaar is aangebracht om een bout die verzonken is gelegen in een aan de plaatvormige drager 10 aangebrachte naar boven toe open pot waarvan de bovenzijde althans nagenoeg gelijk ligt met de bovenzijde van de drager.
60. Maaimachine volgens een der conclusies 45 - 59, met het kenmerk, dat het maaiorgaan een werkbreedte heeft 15 van ongeveer 48 cm.
61. Maaimachine volgens een der conclusies 46 - 60, met het kenmerk, dat de transportorganen van naast liggende maaielementen over een hoek t.o.v. elkaar verdraaid liggen gelijk aan de helft van een omtrekshoek waarover de trommel- 20 zijden zich om de trommelas uitstrekken.
62. Maaimachine zoals hiervoor is beschreven en in de tekeningen is weergegeven. 8601805
NL8601805A 1986-07-10 1986-07-10 Maaimachine. NL8601805A (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8601805A NL8601805A (nl) 1986-07-10 1986-07-10 Maaimachine.
DE8787201305T DE3779212D1 (de) 1986-07-10 1987-07-09 Maehmaschine.
EP19870201305 EP0256574B1 (en) 1986-07-10 1987-07-09 A mowing machine

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8601805A NL8601805A (nl) 1986-07-10 1986-07-10 Maaimachine.
NL8601805 1986-07-10

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8601805A true NL8601805A (nl) 1988-02-01

Family

ID=19848296

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8601805A NL8601805A (nl) 1986-07-10 1986-07-10 Maaimachine.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP0256574B1 (nl)
DE (1) DE3779212D1 (nl)
NL (1) NL8601805A (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE29519503U1 (de) * 1995-12-08 1996-03-07 Niemeyer Gmbh & Co Kg Soehne Trommelmäher
PL235851B1 (pl) * 2017-10-31 2020-11-02 Szkola Glowna Gospodarstwa Wiejskiego W Warszawie Kosiarka rotacyjna z górnym napędem pasem klinowym

Family Cites Families (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2682740A (en) * 1951-05-18 1954-07-06 Toro Mfg Corp Multirotor mower
NL139867B (nl) * 1964-10-09 1973-10-15 Zweegers P Maai-inrichting met een aantal roterende snijorganen.
FR1483721A (fr) * 1965-04-09 1967-06-09 Appareil faucheur
NL181617C (nl) * 1976-05-20 1987-10-01 Lely Nv C Van Der Maaimachine.
EP0165624B1 (en) * 1981-09-10 1989-03-22 C. van der Lely N.V. A mowing machine
NL8400028A (nl) * 1984-01-04 1985-08-01 Lely Nv C Van Der Maaimachine.

Also Published As

Publication number Publication date
DE3779212D1 (de) 1992-06-25
EP0256574A3 (en) 1988-04-27
EP0256574A2 (en) 1988-02-24
EP0256574B1 (en) 1992-05-20

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP0163587B1 (fr) Faucheuse
US9775294B2 (en) Modular gathering platform for grain harvesters
DE2461748C2 (de) Mähvorrichtung
NL8202988A (nl) Maaimachine.
NL8602866A (nl) Maaimachine.
NL8602865A (nl) Maaimachine.
NL8400028A (nl) Maaimachine.
NL8105705A (nl) Maaimachine.
DE2640704A1 (de) Kreisel-maehmaschine
DE1936054A1 (de) Scheibenmaehwerk
NL8600047A (nl) Maaimachine.
DE2210689C2 (de) Maschine zum Säubern von Fahrbahnrändern
NL8601805A (nl) Maaimachine.
CH642816A5 (de) Freischneidendes scheibenmaehwerk.
NL9100993A (nl) Machine voor het verwerken van halmachtige gewassen.
US3423914A (en) Mobile beet cleaning apparatus
NL8400269A (nl) Rolconstructie voor een grondbewerkingsmachine.
DE2418154C2 (de) Schlepperbetriebene Anbau-Mähmaschine
NL8801489A (nl) Grondbewerkingsmachine.
RU2315465C1 (ru) Валкообразователь плодов бахчевых культур
EP0262743A1 (en) A mowing machine
JP2578144Y2 (ja) 農産物選別装置
NL8602125A (nl) Landbouwmachine voor het bewerken van gewas.
NL9002535A (nl) Maaiinrichting met kettingtransmissie.
NL9300974A (nl) Hooibouwmachine.

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BT A document has been added to the application laid open to public inspection
BV The patent application has lapsed