NL1035035C2 - Maai-inrichting. - Google Patents
Maai-inrichting. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1035035C2 NL1035035C2 NL1035035A NL1035035A NL1035035C2 NL 1035035 C2 NL1035035 C2 NL 1035035C2 NL 1035035 A NL1035035 A NL 1035035A NL 1035035 A NL1035035 A NL 1035035A NL 1035035 C2 NL1035035 C2 NL 1035035C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- rotation
- rotor
- axis
- knife
- mowing device
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01D—HARVESTING; MOWING
- A01D34/00—Mowers; Mowing apparatus of harvesters
- A01D34/01—Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus
- A01D34/412—Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters
- A01D34/63—Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis
- A01D34/73—Cutting apparatus
- A01D34/733—Cutting-blade mounting means
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01D—HARVESTING; MOWING
- A01D34/00—Mowers; Mowing apparatus of harvesters
- A01D34/01—Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus
- A01D34/412—Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters
- A01D34/63—Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis
- A01D34/73—Cutting apparatus
- A01D34/736—Flail type
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01D—HARVESTING; MOWING
- A01D34/00—Mowers; Mowing apparatus of harvesters
- A01D34/01—Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus
- A01D34/412—Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters
- A01D34/63—Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis
- A01D34/82—Other details
- A01D34/828—Safety devices
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Harvester Elements (AREA)
Description
Maai-inrichting
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
5 De uitvinding heeft betrekking op een maai-inrichting voor gewassen, zoals gras.
Bekend zijn maai-inrichtingen met een reeks naast elkaar op een balkconstructie opgestelde maaischijven, die elk voorzien zijn van een of meer maaimessen en om opstaande hartlijnen worden geroteerd. De maai-inrichting is 10 daarbij koppelbaar met een externe aandrijving, zoals een aftak-as van een trekker.
De maaischijf is door middel van een centrale bovenkap en een centrale bout bevestigd op een naaf die deel uitmaakt van de rotor. De maaischijf steunt daarbij op een bovenflens van de naaf.
De maaimessen zijn elk langwerpig en zijn met behulp van een 15 verticale boutverbinding verdraaibaar bevestigd op de maaischijf, zodat bij het treffen van een vreemd voorwerp het maaimes naar binnen, uit de weg van het voorwerp kan draaien. Het met een door de impact met een klap naar binnen weg draaiende mes kan onderdelen van de maaibalk treffen, die daardoor beschadigd worden. Om dat te voorkomen wordt de maaischijf voorzien van een aan de 20 onderzijde van de maaischijf aangebrachte aanslag.
Niet alleen de messen, maar ook de maaischijven zelf kunnen vreemde voorwerpen treffen. De maaischijven kunnen daarbij vervormd raken en/of de aandrijfcomponenten overbelasten. Deze aandrijfcomponenten kunnen daarbij beschadigd raken, waarbij vervanging nodig kan zijn. De maaischijven kunnen 25 voorts na een dergelijk treffen vervormd zijn en/of uit register raken met de naastgelegen maaischijven, waardoor het mogelijk is dat zij met de messen elkaar interfereren en verdere beschadiging optreedt.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
30
Een doel van de uitvinding is een maai-inrichting te verschaffen die het mogelijk maakt de kans op het optreden van beschadigingen als gevolg van genoemde impact te verminderen.
Een doel van de uitvinding is een maai-inrichting te verschaffen die 1035035 2 het mogelijk maakt de gevolgen van genoemde impact te verminderen.
Een doel van de uitvinding is een maai-inrichting te verschaffen die minder snel beschadigd zal raken bij genoemde impact.
Een doel van de uitvinding is een maai-inrichting te verschaffen die 5 minder snel overbelast zal raken bij genoemde impact.
Vanuit één aspect voorziet de uitvinding in een maai-inrichting voor gewassen, omvattend tenminste één rotor met een rotorhartlijn of eerste draaihartlijn, in het bijzonder een opstaande rotorhartlijn, en tenminste één door de rotor in rotatie aangedreven mes, waarbij het mes bevestigd is aan een meshouder, 10 die althans potentieel draaibaar bevestigd is aan de rotor om een tweede draaihartlijn die op radiale afstand gelegen is van de eerste draaihartlijn.
Door potentiële verdraaibaarheid van de houder voor het mes zullen de meshouder en het mes na een impact een zwenkbeweging kunnen uitvoeren, waardoor beschadiging van onderdelen voorkomen kan worden.
15 In een uitvoering is de meshouder dan verdraaibaar tussen een normale bedrijfsstand, waarbij de omloopbaan van de meshouder een grootste eerste diameter heeft, en een ingetrokken impactstand, waarbij de omloopbaan een grootste tweede diameter heeft, waarbij de eerste diameter groter is dan de tweede diameter. De maai-inrichting kan daarbij voorzien zijn van middelen voor het naar de 20 impactstand dwingen van de meshouder.
De verbinding van de meshouder met de rest van de rotor kan een breekverbinding omvatten die de meshouder in de normale bedrijfsstand houdt, waarin de meshouder belet wordt te verdraaien om de tweede draaihartlijn. Bij impact bezwijkt de breekverbinding en is de verdraaibaarheid aanwezig.
25 Het is in een uitvoering mogelijk om de tweede draaihartlijn, beschouwd in een loodrechte projectie op een vlak loodrecht op de rotorhartlijn, buiten het mes gelegen te laten zijn, waardoor de gezamenlijke zwenkbeweging kan worden versterkt.
Het na een impact binnenwaarts zwenken wordt bevorderd indien de 30 tweede draaihartlijn, beschouwd in rotatierichting van de rotor, vóór het voorste radiaal vlak door de eerste draaihartlijn en het mes is gelegen.
Voor montage van de meshouder kan het voordelig zijn indien de afstand tussen de tweede draaihartlijn en de rotorhartlijn kleiner is dan de afstand tussen het radiale binneneind van het mes en de eerste draaihartlijn.
3
In een verdere ontwikkeling van de maai-inrichting volgens de uitvinding bestaat, beschouwd in normale bedrijfsstand, het samenstel van meshouder en mes uit een ten opzichte van een radiaal vlak door de rotorhartlijn of eerste draaihartlijn en de tweede draaihartlijn, beschouwd in rotatierichting van de 5 rotor, vóór het radiaal vlak gelegen eerste gedeelte en een achter dat radiaal vlak gelegen, op het eerste gedeelte aansluitend tweede gedeelte waaraan het mes is bevestigd, waarbij het eerste gedeelte een massa bezit die groter is dan de massa van het tweede gedeelte. Bij een dergelijke opzet zal de houder kunnen neigen naar een positie waarin het mes en de meshouder binnenwaarts gezwenkt zijn.
10 De maai-inrichting kan daarbij voorzien zijn van een breekverbinding tussen de betreffende meshouder en de rest van de rotor voor het in de normale bedrijfstand houden van de meshouder. Bij voornoemde impact bezwijkt de breekverbinding en kan de houder verdraaien om het mes en de meshouder binnenwaarts te zwenken.
15 In een uitvoering is de rotor voorzien van meerdere aparte, elk van een mes voorziene meshouders, die op in omlooprichting regelmatige onderlinge afstand zijn aangebracht. Beschouwd in een loodrechte projectie op een vlak loodrecht op de rotorhartlijn, kunnen de meshouders een onderbroken vlak bepalen. Hiermee kan op massa worden bespaard. Voorts kan de toegankelijkheid van de 20 rotor worden verbeterd, voor inspectie, vervanging van onderdelen of smering.
Bij voorkeur is de breekverbinding ingericht voor het bij genoemde impact voor verdraaiing vrijgeven van meerdere houders, zodat het ontstaan van onbalans wordt tegengegaan. In een eenvoudige uitvoering is de breekverbinding gecombineerd voor meerdere meshouders. In een andere eenvoudige uitvoering is 25 de breekverbinding aangebracht tussen meshouders onderling.
In een uitvoering is de rotor voorzien van een of meer aanslagen voor beperking van de verdraaiing van de meshouder om de tweede draaihartlijn. Het mes zelf behoeft dan niet de stootbelasting van de aanslag op te nemen.
In een verdere ontwikkeling van de maai-inrichting volgens de 30 uitvinding is het mes draaibaar bevestigd aan de meshouder om een derde draaihartlijn die op afstand van de tweede draaihartlijn gelegen is en bij voorkeur in hoofdzaak parallel aan de eerste draaihartlijn. Het mes kan dan bij impact twee extra (naast de rotorbeweging) rotatiebewegingen ondergaan.
Daarbij kan de tweede draaihartlijn, beschouwd in rotatierichting van 4 de rotor, vóór een radiaal vlak door de eerste draaihartlijn en de derde draaihartlijn gelegen zijn.
Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een maai-inrichting voor gewassen, omvattend een rotor met een rotorhartlijn of eerste draaihartlijn, in 5 het bijzonder een opstaande rotorhartlijn, en tenminste één door de rotor in rotatie aangedreven mes, waarbij de maai-inrichting een meshouder voor het mes omvat, waarbij het mes tijdens normaal bedrijf althans over een hoek vrij draaibaar bevestigd is aan de meshouder met een mesdraaipen of -as die op radiale afstand gelegen is van de eerste draaihartlijn, waarbij de mesdraaipen radiaal binnenwaarts 10 verplaatsbaar is. Hierbij kan de mesdraaipen verplaatsbaar zijn met een tangentiale richtingscomponent die gelijkgericht is aan de rotatierichting van de rotor. Het mes kan bij normaal gebruik (nog geen impact) draaibaar zijn om de mesdraaipen tot tegen een aanslag, zoals op zich gebruikelijk.
De meshouder kan om een latent aanwezige, eigen tweede 15 draaihartlijn, die op afstand gelegen is van zowel de eerste draaihartlijn als de draaipen, verbonden zijn met de rest van de rotor. De eerste en tweede draaihartlijnen en de draaipen kunnen in een vlak van projectie loodrecht op de eerste draaihartlijn een driehoek bepalen.
Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een maai-inrichting 20 voor gewassen, omvattend tenminste één rotor met een rotorhartlijn, in het bijzonder een opstaande rotorhartlijn, en tenminste twee door de rotor in rotatie aangedreven messen, waarbij elk mes bevestigd is aan een bijbehorende meshouder, waarbij de meshouders van elkaar gescheiden onderdelen vormen en bevestigd zijn aan de rotor onder tussenkomst van een breekverbinding.
25 Bij voorkeur is de breekverbinding ingericht voor het bij genoemde impact voor verdraaiing vrijgeven van meerdere meshouders, zodat het ontstaan van onbalans wordt tegengegaan. In een eenvoudige uitvoering is de breekverbinding aangebracht tussen meshouders onderling.
In een alternatieve uitvoering is de breekverbinding werkzaam tussen 30 elke meshouder en een centraal deel van de rotor. Het centrale deel van de rotor kan een naaf vormen voor opsluiting van de lagers van de rotor. Alternatief kan het centrale deel zelf bevestigd zijn op een naaf die bestemd is voor opsluiting van de lagers van de rotor.
Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding er bij een of meer van 5 de hiervoor beschreven maai-inrichtingen in dat de rotor, die de messen aandrijft voor omloop in een mesomloopvlak, voorzien is van middelen voor het bij verdraaiing van de meshouder ten opzichte van de rest van de rotor buiten het mesomloopvlak brengen van het mes. Het betreffende mes raakt dan na de 5 besproken impact verticaal beschouwd boven of onder en buiten de baan van de messen van de naastgelegen maaischijven.
Deze middelen kunnen bijvoorbeeld hellende vlakken voor de meshouder omvatten, die werkzaam zijn bij verdraaiing van de meshouder om zijn draaihartlijn. Na de genoemde impact zal de meshouder door de hellende vlakken 10 gedwongen worden naar een hogere of lagere ligging, en daarmee het daaraan bevestigde mes. Bij voorkeur grijpen de hellende vlakken de onderzijde van de meshouder aan en zijn zij oplopend.
Deze middelen kunnen bijvoorbeeld ook of alternatief een opstelling van de meshouder omvatten waarin de draaihartlijn voor de meshouder een hoek 15 maakt met het mesomloopvlak.
Bij voorkeur reikt de draaihartlijn van de meshouder in opwaartse richting en, beschouwd in draairichting van de meshouder om haar draaihartlijn, achterwaartse richting ten opzichte van een lijn die de draaihartlijn van de meshouder en een punt van het mes, bij voorkeur van de snijrand van het mes, bij 20 voorkeur van het buiteneind van de snijrand van het mes bevat.
Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een maai-inrichting voor gewassen, omvattend tenminste één rotor met een rotorhartlijn of eerste draaihartlijn, in het bijzonder een opstaande rotorhartlijn, en tenminste één door de rotor in rotatie aangedreven mes dat daarbij omloopt in een mesomloopvlak, waarbij 25 het mes bevestigd is aan een meshouder, die met de rotor meedraait, waarbij de meshouder met een breekverbinding verbonden is met de rest van de rotor en bij bezwijken daarvan verdraaibaar is ten opzichte van de rest van de rotor, waarbij de rotor voorzien is van middelen voor het bij verdraaiing van de meshouder ten opzichte van de rest van de rotor buiten het mesomloopvlak brengen van het mes.
30 Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een maal inrichting voor gewassen, omvattend tenminste één rotor met een rotorhartlijn of eerste draaihartlijn, in het bijzonder een opstaande rotorhartlijn, en tenminste één door de rotor in rotatie aangedreven mes, waarbij het mes bevestigd is aan een meshouder, die met de rotor meedraait en althans potentieel draaibaar bevestigd is 6 aan de rotor om een tweede draaihartlijn die op radiale afstand gelegen is van de rotorhartlijn, waarbij het zwaartepunt van meshouder met mes, beschouwd ten opzichten van een lijn door de eerste en de tweede draaihartlijnen, aan de van het mes afgekeerde zijde van die lijn ligt.
5 Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een werkwijze voor het maaien van gewassen, waarbij met een maai-inrichting omvattend tenminste één rotor met een rotorhartlijn of eerste draaihartlijn, in het bijzonder een opstaande rotorhartlijn, en tenminste één door de rotor in rotatie aangedreven mes een gewas wordt gemaaid, waarbij het mes met een meskant tegen de rotatierichting 10 van de rotor is gekeerd om tijdens het doorlopen van een eerste omloopbaan het gewas te snijden, waarbij bij aankomst van het mes tegen een niet-doorsnijdbaar voorwerp het mes onder invloed van centrifugaalkracht van de rotoromloop om een tweede draaihartlijn op radiale afstand van de eerste draaihartlijn verdraait naar een onder de invloed van centrifugaalkracht van de rotoromloop stabiele, 15 ingetrokken ligging waarin het een tweede omloopbaan volgt die concentrisch is met de eerste omloopbaan maar een kleinere diameter heeft.
Vanuit een verder aspect verschaft de uitvinding een meshouder kennelijk geschikt en bestemd voor een maai-inrichting volgens de uitvinding.
De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven 20 en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten, zoals met houders verzwenkbare messen, meervoudig roteerbare messen, meerdere aparte meshouders, de verticale verplaatsing van de messen na impact, en andere aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte 25 afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
30
De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoering. Getoond wordt in:
Figuur 1 een bovenaanzicht op een maai-inrichting;
Figuur 2 een bovenaanzicht op een maaischijfsamenstel met twee 7 meshouders volgens een uitvoering van de uitvinding, tijdens normaal bedrijf;
Figuur 2A een verticale doorsnede door een gedeelte van het samenstel van figuur 2, volgens IIA-IIA;
Figuur 3 een verticaal aanzicht met dwarsdoorsnede van het 5 maaischijfsamenstel van figuur 2,
Figuur 4 het maaischijfsamenstel van figuur 3, na een impact;
Figuur 4A een schematische weergave van een mogelijke bevestiging volgens de uitvinding van een meshouder; en
Figuur 4B een schematische weergave van een mogelijk hoekbereik 10 voor de richting van een draaihartlijn voor een meshouder.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De in figuur 1 weergegeven maai-inrichting 1 is met gestel 5 bevestigd 15 op de driepuntsophanging 4 van een trekker 2 die kan bewegen in voorwaartse richting A. Een aftak-as 3 is op de maai-inrichting aangesloten voor aandrijving daarvan.
Het gestel 5 draagt een dwars uitstaande maaibalk 6, waarin een verder niet weergegeven, met de aftak-as 3 gekoppelde aandrijving ondergebracht 20 is. De maaibalk draagt voorts een reeks maaischijfsamenstellen 7, waarvan de schijfsamenstellen 7a de ene richting B op draaien en de schijfsamenstellen 7b de tegengestelde richting C. De maaischijfsamenstellen dragen in dit voorbeeld twee messen 8, op tegenover elkaar gestelde posities.
Het maaischijfsamenstel 7 is nader weergegeven in de figuren 2 en 3. 25 Elk mes 8 is voorzien van een snijrand 9, die in de rotatierichting C is gericht. Elk mes 8 is door middel van een draaipen 10 bevestigd op een eigen meshouder 11a, 11b, die elk gebogen plaatvormig (met concave zijde boven) zijn en in bovenaanzicht tussenruimtes 30 tussen elkaar vrijlaten. De meshouders 11a,b bezitten een voorlopend randgebied 13, dat gevormd is om door het voorgaande 30 mes gemaaid gewas opwaarts te geleiden, en een nalopend randgebied 14. De meshouders 11a,b zijn met behulp van bouten 15 draaibaar bevestigd op een flens 21 van een naaf 20, nader weergegeven in figuur 3, waarbij de betreffende draaihartlijn aangegeven is met S2. De messen 8 zijn zelf draaibaar om draaihartlijn S3 van de draaipen 10 op de eigen meshouder 11a, 11b bevestigd, eventueel in δ draaiboek beperkt door een aanslag aan de onderzijde van de betreffende meshouder. De draaihartlijnen S1 en S3 zijn verticaal en parallel aan elkaar. De meshouders 11a,b zijn voorts met breekpennen 16 vastgelegd op de flens 21, waardoor zij bij normaal bedrijf, zonder impact, tegen verdraaiing om draaihartlijn S2 5 worden gehouden. In potentie zijn zij, na bezwijken van breekpen 16, echter weel verdraaibaar om die hartlijn. De naaf 20 is door middel van een centrale bout 22 bevestigd op een tandwiel 25 dat via een haakse overbrenging met tandwiel 26 aangedreven wordt door een aandrijfas 27. De aandrijfas 27 wordt indirect aangedreven door de aftakas 3 en strekt zich uit in langsrichting van de maaibalk 6 10 door behuizing 28 en drijft meerdere naast elkaar opgestelde maaischijfsamenstellen aan.
In figuren 2 en 3 is de centrale rotatiehartlijn S1 van het maaischijfsamenstel 7 aangegeven. De buitenste baan X1 van de uiteinden van de messen 8 is aangegeven, met straal R1 en de buitenste baan Y1 van de rand van 15 de meshouders 11a,b is weergegeven met straal R3. Door een radiaal T te trekken die door scharnier 15 loopt kan men de meshouder verdeeld zien in eerste gedeelte I en tweede gedeelte II, dat tevens het mes 8 draagt. Het eerste gedeelte I heeft een massa die groter is dan die van het tweede gedeelte II.
Indien een mes 8 tijdens bedrijf een hard vreemd star voorwerp treft, 20 zoals een steen, kan het mes naar binnen draaien om draaihartlijn S3. Indien de ondervonden stootkracht een bepaalde waarde overschrijdt kan de betreffende meshouder 11a, 11 b een kracht uitoefenen op de verbinding met de naaf 20 waarbij de bezwijkkracht van de breekpen 16 wordt overschreden. Dit kan ook het geval zijn wanneer de meshouder 11a, 11b zelf het vreemde voorwerp treft. Hierbij moet 25 bedacht worden dat de snelheid in de richting A 15 km/u kan zijn, en het toerental van het maaischijfsamenstel 7 3000/min. Als gevolg van het bezwijken van de breekpen 16 blijft de betreffende meshouder alleen ter plaatse van bout 15 verbonden met de naaf 20. Als gevolg van de grotere massa van gedeelte I zal laatstgenoemd gedeelte naar buiten neigen en het tweede gedeelte II naar binnen, 30 om het scharnier 15 en draaihartlijn S2. De buitenste baan X2 van het betreffende mesuiteinde zal nu een kleinere straal R2 innemen. De buitenste baan Y2 van de rand van de meshouders 11a,b zal eveneens een kleinere straal R4 innemen. Indien het andere mes en/of de andere meshouder ook hetzelfde harde voorwerp raakt zal daarmee hetzelfde gebeuren. De beide mesuiteinden en meshouders 9 blijven als gevolg van de gewichtsverdeling binnen de meshouders in de ingetrokken stand, waarin zij zich buiten de baan van de mesuiteinden en meshouders van de naastgelegen maaischijfsamenstellen bevinden.
Eventueel kan voorzien zijn in een aanslag 24 aan de naaf of de 5 andere meshouder waarmee de meshouder in de stand van figuur 3 wordt gehouden.
Eventueel kan voorzien zijn in een klemmiddel aan de naaf 20 of aan de andere meshouder 11 b;11a waarmee de binnenwaartse verdraaiing van de meshouder 11 a;11 b wordt begrensd.
10 Ook kunnen de breekpennen 16 gecombineerd worden in een enkele breekverbinding die direct tussen beide meshouders 11a,b werkzaam is, zoals in de vorm van een trekstrip, niet weergegeven. Alternatief kunnen de meshouders elkaar overlappen ter plaatse van een enkele breekpen die door beide meshouders en de rest van de rotor, zoals de naaf 20, reikt.
15 Om de messen 8 en/of de meshouderranden na een impact buiten de banen van naastgelegen overeenkomstige onderdelen te brengen kan ook gebruik gemaakt worden van een of meer voorzieningen waarmee de positie in verticale richting wordt gewijzigd. Dat kan bijvoorbeeld door het steunoppervlak 29 op de flens 21 voor de meshouder 11a,b te laten oplopen in draairichting van de 20 meshouder 11a,b om draaihartlijn S2 (figuur 4A). Na bezwijken van de breekverbinding zal de meshouder dan over het oplopende vlak 29 opwaarts gedwongen worden, waarmee ook het mes 8 hoger komt te liggen (van Z1 naar Z2). Daarbij, of in plaats daarvan, kan men de draaihartlijn S2 schuin laten lopen, door vormgeving van het gat in de flens 21 voor de bout 15 (figuur 4A). De hoek α van de 25 oploopvlakken 29 en van draaihartlijn S2 kan in de orde van grootte van 10-20 graden bedragen zodat de verticale verplaatsing snel plaats kan vinden. De richting van de helling kan gerelateerd worden aan de snijrand van het mes 8, in het bijzonder het uiteinde daarvan, opdat dit na bezwijken van breekpen 16 direct opwaarts beweegt. In figuur 4B is de lijn v als punt weergegeven, welke lijn enerzijds 30 het snijpunt van een verticaal en de draaihartlijn S2 en anderzijds het uiteinde van de snijrand van het mes 8 bevat (zie ook figuur 4). In dit voorbeeld zal de draaihartlijn zich in opwaartse richting aan de nalopende kant (betrokken op draairichting D na impact) van de verticaal bevinden. De draaihartlijn S2 helt daarbij onder een hoek β van bijvoorbeeld voornoemde 10-20 graden.
10
De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte 5 van de onderhavige uitvinding.
1035035
Claims (35)
1. Maai-inrichting (1) voor gewassen, omvattend tenminste één rotor met een rotorhartlijn, in het bijzonder een opstaande rotorhartlijn of eerste draaihartlijn, 5 en tenminste één door de rotor in rotatie aangedreven mes (8), waarbij het mes (8) bevestigd is aan een meshouder (11 a;11 b), die althans potentieel draaibaar bevestigd is aan de rotor om een tweede draaihartlijn die op radiale afstand gelegen is van de rotorhartlijn.
2. Maai-inrichting (1) volgens conclusie 1, waarbij de meshouder (8) 10 verdraaibaar is tussen een normale bedrijfsstand, waarbij de omloopbaan van de meshouder (8) een grootste eerste diameter heeft, en een ingetrokken impactstand, waarbij de omloopbaan een grootste tweede diameter heeft, waarbij de eerste diameter groter is dan de tweede diameter.
3. Maai-inrichting (1) volgens conclusie 2, voorzien van middelen voor 15 het naar de impactstand dwingen van de meshouder (11 a; 11 b).
4. Maai-inrichting (1) volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de verbinding van de meshouder (11 a;11 b) met de rest van de rotor een breekverbinding omvat die de meshouder (11a;11b) in de normale bedrijfsstand houdt.
5. Maai-inrichting (1) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de 20 tweede draaihartlijn, beschouwd in een loodrechte projectie op een vlak loodrecht op de eerste draaihartlijn, buiten het mes (8) gelegen is, waarbij bij voorkeur de tweede draaihartlijn, beschouwd in rotatierichting van de rotor, vóór het voorste radiaal vlak door de eerste draaihartlijn en het mes (8) is gelegen.
6. Maai-inrichting (1) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de 25 afstand tussen de tweede draaihartlijn en de eerste draaihartlijn kleiner is dan de afstand tussen het radiale binneneind van het mes (8) en de eerste draaihartlijn.
7. Maai-inrichting (1) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij, beschouwd in normale bedrijfsstand, het samenstel van meshouder (11 a;11 b) en mes (8) bestaat uit een ten opzichte van een radiaal vlak door de eerste draaihartlijn 30 en de tweede draaihartlijn, beschouwd in rotatierichting van de rotor, vóór het radiaal vlak gelegen eerste gedeelte en een achter dat radiaal vlak gelegen, op het eerste gedeelte aansluitend tweede gedeelte waaraan het mes (8) is bevestigd, waarbij het eerste gedeelte een massa bezit die groter is dan de massa van het tweede gedeelte. 1035035
8. Maai-inrichting (1) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de rotor voorzien is van meerdere aparte, van een mes (8) voorziene meshouders (11a,11b), die op in omlooprichting regelmatige onderlinge afstand zijn aangebracht.
9. Maai-inrichting (1) volgens conclusie 8, waarbij, beschouwd in een 5 loodrechte projectie op een vlak loodrecht op de eerste draaihartlijn, de meshouders (11a, 11b) een onderbroken vlak bepalen.
10. Maai-inrichting (1) volgens conclusie 4 en 8 of 9, waarbij de breekverbinding ingericht is voor het bij genoemde impact voor verdraaiing vrijgeven van meerdere meshouders (11a, 11b).
11. Maai-inrichting (1) volgens conclusie 10, waarbij de breekverbinding aangebracht is tussen meshouders (11a,11b) onderling.
12. Maai-inrichting (1) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de rotor voorzien is van een of meer aanslagen voor beperking van de verdraaiing van de meshouder om de tweede draaihartlijn.
13. Maai-inrichting (1) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het mes (8) draaibaar bevestigd is aan de meshouder (11 a;11 b) om een derde draaihartlijn die in hoofdzaak parallel is met de eerste draaihartlijn en op afstand van de tweede draaihartlijn gelegen is.
14. Maai-inrichting (1) volgens conclusie 13, waarbij de tweede 20 draaihartlijn, beschouwd in rotatierichting van de rotor, vóór een radiaal vlak door de eerste draaihartlijn en de derde draaihartlijn is gelegen.
15. Maai-inrichting (1) voor gewassen, omvattend een rotor met een rotorhartlijn of eerste draaihartlijn, in het bijzonder een opstaande rotorhartlijn, en tenminste één door de rotor in rotatie aangedreven mes (8), waarbij de maai- 25 inrichting een meshouder (11a; 11b) voor het mes (8) omvat, waarbij het mes (8) tijdens normaal bedrijf althans over een hoek vrij draaibaar bevestigd is aan de meshouder (11a;11 b) met een mesdraaipen (10) of -as die op radiale afstand gelegen is van de eerste draaihartlijn, waarbij de mesdraaipen (10) radiaal binnenwaarts verplaatsbaar is.
16. Maai-inrichting (1) volgens conclusie 15, waarbij de mesdraaipen (10) verplaatsbaar is met een tangentiale richtingscomponent die gelijkgericht is aan de rotatierichting van de rotor.
17. Maai-inrichting (1) volgens conclusie 15 of 16, waarbij de meshouder (11 a;11 b) om een latent aanwezige, eigen tweede draaihartlijn, die op afstand gelegen is van zowel de eerste draaihartlijn als de draaipen (10), draaibaar verbonden is met de rest van de rotor.
18. Maai-inrichting (1) volgens conclusie 15, 16 of 17, waarbij de eerste en tweede draaihartlijnen en de draaipen (10) in een vlak van projectie loodrecht op 5 de eerste draaihartlijn een driehoek bepalen.
19. Maai-inrichting (1) voor gewassen, omvattend tenminste één rotor met een rotorhartlijn of eerste draaihartlijn, in het bijzonder een opstaande rotorhartlijn, en tenminste twee door de rotor in rotatie aangedreven messen (8), waarbij elk mes (8) bevestigd is aan een bijbehorende meshouder (11 a;11 b), waarbij de 10 meshouders (11a,11 b) van elkaar gescheiden onderdelen vormen en bevestigd zijn aan de rotor onder tussenkomst van een breekverbinding.
20. Maai-inrichting (1) volgens conclusie 19, waarbij de breekverbinding werkzaam is tussen beide meshouders (11a, 11b).
21. Maai-inrichting (1) volgens conclusie 19, waarbij de breekverbinding 15 werkzaam is tussen elke meshouder (11 a;11 b) en een centraal deel van de rotor.
22. Maai-inrichting (1) volgens conclusie 21, waarbij het centrale deel van de rotor een naaf (20) vormt voor opsluiting van de lagers van de rotor.
23. Maai-inrichting (1) volgens conclusie 21, waarbij het centrale deel bevestigd is op een naaf (20) die bestemd is voor opsluiting van de lagers van de 20 rotor.
24. Maai-inrichting (1) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de rotor het mes (8) aandrijft voor omloop in een mesomloopvlak, voorts voorzien van middelen voor het bij verdraaiing van de meshouder (8) ten opzichte van de rest van de rotor buiten het mesomloopvlak brengen van het mes (8).
25. Maai-inrichting (1) volgens conclusie 24, waarbij genoemde middelen hellende vlakken voor de meshouder (11 a;11 b) omvatten, die werkzaam zijn bij verdraaiing van de meshouder (11a;11b) om zijn draaihartlijn.
26. Maai-inrichting (1) volgens conclusie 25, waarbij de hellende vlakken de onderzijde van de meshouder (11 a;11 b) aangrijpen en oplopend zijn.
27. Maai-inrichting (1) volgens conclusie 24, 25 of 26, waarbij genoemde middelen een opstelling van de meshouder (11 a;11 b) omvatten, waarin de draaihartlijn voor de meshouder (11 a;11 b) een hoek maakt met het mesomloopvlak.
28. Maai-inrichting (1) volgens conclusie 27, waarbij de draaihartlijn van de meshouder (11 a;11 b) in opwaartse richting en, beschouwd in draairichting van de meshouder om zijn draaihartlijn, achterwaartse richting reikt ten opzichte van een lijn die de draaihartlijn van de meshouder (11a; 11b) en een punt van het mes (8), bij voorkeur van de snijrand (9)van het mes (8), bij voorkeur van het buiteneind van de snijrand (9) van het mes bevat.
29. Maai-inrichting (1) voor gewassen, omvattend tenminste één rotor met een rotorhartlijn of eerste draaihartlijn, in het bijzonder een opstaande rotorhartlijn, en tenminste één door de rotor in rotatie aangedreven mes (8) dat daarbij omloopt in een mesomloopvlak, waarbij het mes (8) bevestigd is aan een eigen meshouder (11a;11b), die met de rotor meedraait, waarbij de meshouder (11a;11b) met een io breekverbinding verbonden is met de rest van de rotor en bij bezwijken daarvan verdraaibaar is ten opzichte van de rest van de rotor, waarbij de rotor voorzien is van middelen voor het bij verdraaiing van de meshouder (11a;11 b) ten opzichte van de rest van de rotor buiten het mesomloopvlak brengen van het mes (8).
30. Maai-inrichting (1) voor gewassen, omvattend tenminste één rotor 15 met een rotorhartlijn of eerste draaihartlijn, in het bijzonder een opstaande rotorhartlijn, en tenminste één door de rotor in rotatie aangedreven mes (8) waarbij het mes (8) bevestigd is aan een meshouder (11a;11b), die met de rotor meedraait en althans potentieel draaibaar bevestigd is aan de rotor om een tweede draaihartlijn die op radiale afstand gelegen is van de rotorhartlijn, waarbij het 20 zwaartepunt van meshouder met mes, beschouwd ten opzichten van een lijn door de eerste en de tweede draaihartlijnen, aan de van het mes afgekeerde zijde van die lijn ligt.
31. Meshouder (11 a;11 b), kennelijk geschikt en bestemd voor een maai-inrichting (1) volgens een der voorgaande conclusies.
32. Maaischijfsamenstel omvattend een balk met daarop een aantal maal inrichtingen volgens één der conclusies 1-30.
33. Werkwijze voor het maaien van gewassen, waarbij met een maai- inrichting omvattend tenminste één rotor met een rotorhartlijn of eerste draaihartlijn, in het bijzonder een opstaande rotorhartlijn, en tenminste één door de rotor in 30 rotatie aangedreven mes een gewas wordt gemaaid, waarbij het mes met een meskant tegen de rotatierichting van de rotor is gekeerd om tijdens het doorlopen van een eerste omloopbaan het gewas te snijden, waarbij bij aankomst van het mes tegen een niet-doorsnijdbaar voorwerp het mes onder invloed van centrifugaalkracht van de rotoromloop om een tweede draaihartlijn op radiale afstand van de eerste draaihartlijn verdraait naar een onder de invloed van centrifugaalkracht van de rotoromloop stabiele, ingetrokken ligging waarin het een tweede omloopbaan volgt die concentrisch is met de eerste omloopbaan maar een kleinere diameter heeft.
34. Inrichting voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen.
35. Werkwijze omvattend een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde 10 kenmerkende stappen. 1035035
Priority Applications (11)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1035035A NL1035035C2 (nl) | 2008-02-18 | 2008-02-18 | Maai-inrichting. |
DK12165761.3T DK2520150T3 (da) | 2008-02-18 | 2009-02-11 | Slåindretning |
PL12165761T PL2520150T3 (pl) | 2008-02-18 | 2009-02-11 | Urządzenie do koszenia |
EP12165761.3A EP2520150B1 (en) | 2008-02-18 | 2009-02-11 | Mowing device |
EP09075069.6A EP2090150B1 (en) | 2008-02-18 | 2009-02-11 | Mowing device |
DK12165759.7T DK2520149T3 (da) | 2008-02-18 | 2009-02-11 | Slåindretning |
PL12165759T PL2520149T3 (pl) | 2008-02-18 | 2009-02-11 | Urządzenie do koszenia |
EP12165759.7A EP2520149B1 (en) | 2008-02-18 | 2009-02-11 | Mowing device |
US12/370,658 US8205423B2 (en) | 2008-02-18 | 2009-02-13 | Disc mowing device with blade holder breakable pin connection |
US13/480,537 US8707665B2 (en) | 2008-02-18 | 2012-05-25 | Cutting disc assembly for a mowing device |
US14/197,237 US20140182258A1 (en) | 2008-02-18 | 2014-03-05 | Mowing device |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1035035 | 2008-02-18 | ||
NL1035035A NL1035035C2 (nl) | 2008-02-18 | 2008-02-18 | Maai-inrichting. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1035035C2 true NL1035035C2 (nl) | 2009-08-19 |
Family
ID=39760838
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1035035A NL1035035C2 (nl) | 2008-02-18 | 2008-02-18 | Maai-inrichting. |
Country Status (5)
Country | Link |
---|---|
US (3) | US8205423B2 (nl) |
EP (3) | EP2520149B1 (nl) |
DK (2) | DK2520150T3 (nl) |
NL (1) | NL1035035C2 (nl) |
PL (2) | PL2520150T3 (nl) |
Families Citing this family (8)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL1035035C2 (nl) * | 2008-02-18 | 2009-08-19 | Lely Patent Nv | Maai-inrichting. |
IT1401699B1 (it) * | 2010-09-13 | 2013-08-02 | Feraboli S P A | Gruppo falciante a dischi, particolarmente per macchine agricole del tipo falciatrici, falciacondizionatrici o simili, ad elevata sicurezza di impiego. |
US20120210692A1 (en) * | 2011-02-21 | 2012-08-23 | Agco Corporation | Fixed Rotary Knife |
AU2012316766B2 (en) | 2011-09-29 | 2015-05-28 | Husqvarna Ab | Quick-change blade system |
US10188031B2 (en) * | 2016-01-27 | 2019-01-29 | Great Plains Manufacturing, Inc. | Cutter blade and assembly for a rotary cutter |
US11470773B2 (en) | 2017-08-02 | 2022-10-18 | Briggs & Stratton, Llc | Stand-on mower with an oscillating front axle |
US10820499B2 (en) * | 2018-06-08 | 2020-11-03 | Cnh Industrial America Llc | Hybrid disc cutting system having a knife mount for an agricultural vehicle |
US20230397529A1 (en) * | 2022-06-14 | 2023-12-14 | Deere & Company | Quick change blade for a rotating blade assembly of a mower implement |
Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US3397525A (en) * | 1965-07-01 | 1968-08-20 | Int Harvester Co | Breakaway knife holder |
GB1220353A (en) * | 1967-10-27 | 1971-01-27 | Bamlett Ltd A C | Improvements in or relating to flail mowers and flail shaft arrangements therefor |
DE2316308A1 (de) * | 1973-03-31 | 1974-10-17 | Mang Albert | Maehmaschine, insbesondere rasen-maehmaschine |
US5090186A (en) * | 1989-04-20 | 1992-02-25 | Spragelse Maskinfabrik A/S | Rotor cutter |
FR2776953A1 (fr) * | 1998-04-07 | 1999-10-08 | Edouard Boisson | Organe de coupe semi-rigide a rendement ameliore |
Family Cites Families (57)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US1220353A (en) * | 1916-02-21 | 1917-03-27 | Lindbladh Corp | Delivery device. |
US2547540A (en) * | 1946-03-14 | 1951-04-03 | Wiley T Roberts | Power mower |
US2634571A (en) * | 1951-05-07 | 1953-04-14 | Forby W Lawrence | Rotary hinged disk type mower |
US2856747A (en) * | 1955-09-30 | 1958-10-21 | Ernest W Kolls | Cutting blade for rotary type mowing machines |
US2963844A (en) * | 1959-04-20 | 1960-12-13 | John F Engler | Mower blade |
US3184907A (en) * | 1964-03-16 | 1965-05-25 | Werner B Harloff | Power mower |
US3320732A (en) * | 1965-02-17 | 1967-05-23 | Ralph D Kirk | Cutting blade assembly for rotary lawn mowers and the like |
US3507104A (en) * | 1967-05-25 | 1970-04-21 | Sperry Rand Corp | Knife mounting |
US3500622A (en) * | 1967-08-17 | 1970-03-17 | Marvin Bowen | Mower cutting blade |
DE6811860U (de) * | 1968-12-18 | 1969-05-14 | Welger Geb | Messerbefestigung an scheiben- oder trommelmaehwerken |
GB1321594A (en) * | 1969-07-16 | 1973-06-27 | Kidd A W | Machines for cutting crops |
US3621642A (en) * | 1970-10-09 | 1971-11-23 | Harry A Leake Jr | Rotary cutter head assembly for lawn mowers |
US3715874A (en) * | 1971-10-01 | 1973-02-13 | C Goserud | Lawn mower cutters |
US3690051A (en) * | 1971-12-28 | 1972-09-12 | Black & Decker Mfg Co | Safety lawnmower blade |
CA1005648A (en) * | 1974-05-10 | 1977-02-22 | International Harvester Company | Cutter blade mounting for a rotary mower |
US3918241A (en) * | 1974-10-16 | 1975-11-11 | Herbert C Stillions | Cutting unit for rotary lawn mowers |
US4058959A (en) * | 1975-10-06 | 1977-11-22 | Moss Robert J | Grass cutting blades |
NL7513925A (nl) * | 1975-11-28 | 1977-06-01 | Multinorm Bv | Maaiinrichting. |
US4062171A (en) * | 1976-08-30 | 1977-12-13 | Massey-Ferguson Inc. | Cutter blade assembly |
US4114354A (en) * | 1976-11-05 | 1978-09-19 | Outboard Marine Corporation | Lawn mower blade mounting |
US4345420A (en) * | 1977-09-12 | 1982-08-24 | Multinorm, B.V. | Mowing implement |
US4158944A (en) * | 1977-09-20 | 1979-06-26 | Hall & Myers | Rotary blade coupling for lawn mower |
US4258536A (en) * | 1979-02-07 | 1981-03-31 | Outboard Marine Corporation | Power rotary cutting blade with retractable cutting knives |
DE2920244C2 (de) * | 1979-05-18 | 1986-10-23 | Klöckner-Humboldt-Deutz AG Zweigniederlassung Fahr, 7702 Gottmadingen | Kreiselmäher |
NL8101567A (nl) * | 1981-03-30 | 1981-08-03 | Multinorm Bv | Maaiinrichting. |
NL8103411A (nl) * | 1981-07-17 | 1983-02-16 | Multinorm Bv | Maaier. |
NL8104178A (nl) * | 1981-09-10 | 1983-04-05 | Lely Nv C Van Der | Flexibele maaikap. |
NL8105634A (nl) * | 1981-12-15 | 1983-07-01 | Zweegers P | Inrichting voor het maaien van gewas. |
NL8400028A (nl) * | 1984-01-04 | 1985-08-01 | Lely Nv C Van Der | Maaimachine. |
US4651510A (en) * | 1985-04-08 | 1987-03-24 | Malutich William J | Blade for rotary lawn mower |
US4804047A (en) * | 1985-11-20 | 1989-02-14 | Kobashi Kogyo Co., Ltd. | Rotary mower and tilling device |
FR2638056B1 (fr) * | 1988-10-26 | 1991-06-07 | Kuhn Sa | Faucheuse avec montage perfectionne des organes de coupe |
US5271212A (en) * | 1992-12-23 | 1993-12-21 | Anderson Ray S | Lawnmower blade with yieldable opposite outer cutting sections |
US5581985A (en) * | 1995-06-15 | 1996-12-10 | Secosky; Paul M. | Safety clutches for self power operated lawn mowers |
CA2178535C (en) * | 1995-08-30 | 1999-08-31 | Deere & Company | Shredding attachment for rotary cutter |
US5649413A (en) * | 1995-11-14 | 1997-07-22 | Oostendorp; William E. | Grass trimming and lawn edging device |
US5715662A (en) * | 1995-11-17 | 1998-02-10 | Deere & Company | Drive shear device for rotary cutter unit |
US5791131A (en) * | 1996-04-22 | 1998-08-11 | Snapper, Inc. | Convertible mower blade |
AUPO739097A0 (en) * | 1997-06-16 | 1997-07-10 | Thorne, Peter | Improved brush cutting tool |
DE19748475C2 (de) * | 1997-11-03 | 1999-08-19 | Horst Staiger & Soehne Gmbh | Mähwerk für Rasenmäher |
WO1999041966A1 (en) * | 1998-02-20 | 1999-08-26 | The Black & Decker Corporation | Combination string and blade trimmer with auxiliary blower function |
US20020095921A1 (en) * | 2001-01-25 | 2002-07-25 | The Master's Dredging Company, Inc. | Airboat with aquatic vegetation shredding assembly |
US6604347B2 (en) * | 2001-04-27 | 2003-08-12 | New Holland North America, Inc. | Energy absorber for hubs of agricultural disc drive |
US6502377B2 (en) * | 2001-04-27 | 2003-01-07 | New Holland North America, Inc. | Brake for a disc cutterbar |
US6487835B2 (en) * | 2001-04-27 | 2002-12-03 | New Holland North America, Inc. | Overload protection for a disc cutterbar |
US6688193B2 (en) * | 2002-01-24 | 2004-02-10 | Deere & Company | Rotary blade cutterbar including plastic idler gear support hub with metal insert |
US6675563B1 (en) * | 2002-08-19 | 2004-01-13 | New Holland North America, Inc | Disc cutterbar shear protection |
US20050193706A1 (en) * | 2003-03-12 | 2005-09-08 | Kent Thompson | Mowing device, a knife adapter for such a mowing device and a retainer for such a mowing device |
US6834486B2 (en) * | 2003-03-12 | 2004-12-28 | Vermeer Manufacturing Company | Pivotal knife mounting arrangement |
US7490459B2 (en) * | 2003-03-12 | 2009-02-17 | Vermeer Manufacturing Company | Mowing device, a knife adapter for such a mowing device and a retainer for such a mowing device |
US6829878B1 (en) * | 2004-03-29 | 2004-12-14 | Cnh America Llc | Quick change disc knife mounting mechanism |
US20060021316A1 (en) * | 2004-07-28 | 2006-02-02 | Harkcom Melanie W | Disc cutterbar shear device |
US7506494B2 (en) * | 2005-01-18 | 2009-03-24 | Commercial Turf Products, Ltd. | Pivot-blade cutting and retaining means for rotary mowers |
US20100043378A1 (en) * | 2005-04-29 | 2010-02-25 | Raymond Eric Abernethy | cutting blade assembly for a mower |
US7543432B1 (en) * | 2008-01-29 | 2009-06-09 | Honda Motor Co., Ltd. | Retractable blade cutting apparatuses and methods for mowing machines |
NL1035035C2 (nl) * | 2008-02-18 | 2009-08-19 | Lely Patent Nv | Maai-inrichting. |
WO2010151871A2 (en) * | 2009-06-26 | 2010-12-29 | Leonardi Manufacturing Co. Inc. | Electrically-powered combination lawn mower, trimmer and edger |
-
2008
- 2008-02-18 NL NL1035035A patent/NL1035035C2/nl not_active IP Right Cessation
-
2009
- 2009-02-11 EP EP12165759.7A patent/EP2520149B1/en active Active
- 2009-02-11 DK DK12165761.3T patent/DK2520150T3/da active
- 2009-02-11 PL PL12165761T patent/PL2520150T3/pl unknown
- 2009-02-11 DK DK12165759.7T patent/DK2520149T3/da active
- 2009-02-11 EP EP09075069.6A patent/EP2090150B1/en not_active Not-in-force
- 2009-02-11 EP EP12165761.3A patent/EP2520150B1/en active Active
- 2009-02-11 PL PL12165759T patent/PL2520149T3/pl unknown
- 2009-02-13 US US12/370,658 patent/US8205423B2/en active Active
-
2012
- 2012-05-25 US US13/480,537 patent/US8707665B2/en active Active
-
2014
- 2014-03-05 US US14/197,237 patent/US20140182258A1/en not_active Abandoned
Patent Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US3397525A (en) * | 1965-07-01 | 1968-08-20 | Int Harvester Co | Breakaway knife holder |
GB1220353A (en) * | 1967-10-27 | 1971-01-27 | Bamlett Ltd A C | Improvements in or relating to flail mowers and flail shaft arrangements therefor |
DE2316308A1 (de) * | 1973-03-31 | 1974-10-17 | Mang Albert | Maehmaschine, insbesondere rasen-maehmaschine |
US5090186A (en) * | 1989-04-20 | 1992-02-25 | Spragelse Maskinfabrik A/S | Rotor cutter |
FR2776953A1 (fr) * | 1998-04-07 | 1999-10-08 | Edouard Boisson | Organe de coupe semi-rigide a rendement ameliore |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
EP2520149B1 (en) | 2013-12-04 |
EP2090150A3 (en) | 2009-11-18 |
DK2520149T3 (da) | 2014-02-03 |
EP2520150A1 (en) | 2012-11-07 |
PL2520150T3 (pl) | 2014-05-30 |
US20120240545A1 (en) | 2012-09-27 |
EP2520149A1 (en) | 2012-11-07 |
US8707665B2 (en) | 2014-04-29 |
US8205423B2 (en) | 2012-06-26 |
PL2520149T3 (pl) | 2014-05-30 |
US20090205305A1 (en) | 2009-08-20 |
EP2090150B1 (en) | 2018-08-29 |
DK2520150T3 (da) | 2014-02-10 |
EP2520150B1 (en) | 2013-12-25 |
EP2090150A2 (en) | 2009-08-19 |
US20140182258A1 (en) | 2014-07-03 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL1035035C2 (nl) | Maai-inrichting. | |
US7340876B1 (en) | Crop harvesting header with rotary disks and impellers for transferring the crop inwardly to a discharge opening | |
US7461498B1 (en) | Crop harvesting header with rotary disks and converging system for forming a swath | |
US5809757A (en) | Protective structure for a modular disc cutterbar | |
US9198353B2 (en) | Hinged row crop harvesting head | |
AU2013231112B2 (en) | Hinged row crop auger conveyor | |
US3621642A (en) | Rotary cutter head assembly for lawn mowers | |
US11225383B2 (en) | Scraper system for belt conveyors and method for cleaning belt conveyors | |
US3905182A (en) | Rotary mower | |
CA2596627A1 (en) | Crop harvesting header with rotary disks and converging system for forming a swath | |
RU2662180C1 (ru) | Сельскохозяйственная машина, в частности машина для уборки растений, содержащая два приводимых в действие рабочих агрегата, шарнирно соединенных с одной боковой стойкой | |
US20080098704A1 (en) | Plant clearing-grinding device | |
US5715663A (en) | Crop mover for rotary disc cutter | |
US20060213170A1 (en) | Blade for a crop harvesting header with rotary disks | |
CN104984784B (zh) | 一种饲料收获机籽粒破碎装置 | |
NL8203461A (nl) | Maaiinrichting voor landbouwdoeleinden. | |
CA2963657A1 (en) | Centrifugal pulverizing mill | |
NL7810873A (nl) | Maaiinrichting. | |
US2835298A (en) | Rotary cutting mechanism | |
US5144748A (en) | Cleaning device | |
NL1035847C2 (nl) | Maai-inrichting met impact-beveiliging. | |
CA2712554A1 (en) | Chopping corn stalks and like crop residue | |
JP6918336B2 (ja) | 草刈り機 | |
EP1661449A1 (en) | Protective cover for agricultural mower | |
JP2019149995A (ja) | 芝刈り機 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
PD2B | A search report has been drawn up | ||
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20130901 |