NL8702019A - Inrichting voor het bewerken van gemaaid gewas. - Google Patents

Inrichting voor het bewerken van gemaaid gewas. Download PDF

Info

Publication number
NL8702019A
NL8702019A NL8702019A NL8702019A NL8702019A NL 8702019 A NL8702019 A NL 8702019A NL 8702019 A NL8702019 A NL 8702019A NL 8702019 A NL8702019 A NL 8702019A NL 8702019 A NL8702019 A NL 8702019A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
teeth
tooth
holder
rotation
crop
Prior art date
Application number
NL8702019A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL8702019A priority Critical patent/NL8702019A/nl
Priority to EP88201818A priority patent/EP0305016B1/en
Priority to DE8888201818T priority patent/DE3865930D1/de
Publication of NL8702019A publication Critical patent/NL8702019A/nl
Priority to US07/742,102 priority patent/US5088275A/en

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D43/00Mowers combined with apparatus performing additional operations while mowing
    • A01D43/10Mowers combined with apparatus performing additional operations while mowing with means for crushing or bruising the mown crop

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Harvester Elements (AREA)

Description

- 5
C. van der Lely N.V., Maasland INRICHTING VOOR HET BEWERKEN VAN GEMAAID GEWAS
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bewerken van gemaaid gewas, voorzien van een bewer-kingsorgaan dat een drager omvat waaraan uitstekende, tand-vormige elementen zijn aangebracht.
5 Het doel van de uitvinding is een inrichting van bovengenoemde soort te verbeteren.
Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt, wanneer de tandvormige elementen via bevestigingsorganen met de drager zijn verbonden, welke bevestigingsorganen onder-10 steuningen omvatten die als ondersteuningswanden zijn uitgevoerd en aan die zijde van de tandvormige elementen zijn gelegen, die is afgekeerd van de zijde vanwaar de tandvormige elementen tijdens normaal bedrijf worden belast, waarbij een ondersteuningswand althans nabij het van de drager afgekeerde 15 einde een hoek insluit met het althans gedeeltelijk uit kunststof vervaardigde tandvormige element.
Hierbij kan de bevestiging van het tandvormige element op gunstige wijze uitgevoerd worden. De vervaardiging van de inrichting kan hierbij vereenvoudigd worden. De onder-20 steuningswand vormt voor de uit kunststof vervaardigde tand een goede ondersteuning. De tand kan hierbij tijdens zijn door belasting onstane buiging op gunstige wijze afwikkelen langs het deel van de ondersteuningswand dat een hoek met de tand insluit in onbelaste toestand van’de tand. De kunststof 25 tanden kunnen op gunstige wijze afbuigen vanaf hun bevestiging aan de drager. Hierbij kan een gunstige bewerking van het gewas worden verkregen. Indien vaste voorwerpen tussen - het gewas aanwezig zijn, kunnen de tanden op gunstige wijze daarvoor uitwijken, waarbij breuk van de tanden wordt tegen-30 gegaan. Hierdoor is de inrichting meer bedrijfszeker en kan de bewerking op optimale wijze uitgevoerd worden.
Een gunstig uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding wordt verkregen, als de ondersteuningswanden met een centrale drager van een om een draaiingsas 8702019 2 roteerbaar bewerkingsorgaan zijn verbonden* waarbij de tand-vormige elementen althans nagenoeg radiaal uitstekend zijn aangebracht ten opzichte van de draaiingsas van het bewer-kingsorgaan. Voor een gunstige uitvoeringsvorm van de inrich-5 ting volgens de uitvinding bestaan de tandvormige elementen uit polyamide 6, bijvoorbeeld nylon 6. Een eenvoudig bevesti-gingsorgaan voor het bevestigen van de tanden aan de drager kan verkregen worden als volgens de uitvinding de ondersteuningswand als een houder is uitgevoerd, waaraan twee 10 tanden zijn aangebracht, die tussen de houder en een klem-orgaan liggen geklemd. Een gunstige bevestiging van de tanden wordt hierbij verkregen, als de twee tanden zich langs overstaande wanden van de houder uitstrekken, waarbij tussen de tanden een vergrendelorgaan is aangebracht dat de tanden 15 tegen bewegen in hun lengterichting ten opzichte van de houder vergrendelt.
Een gunstig uitvoeringsvoorbeeld, waarbij de tanden op gunstige wijze kunnen uitwijken tegen in het bijzonder stootbelastingen van bijvoorbeeld vaste, tussen het gewas 20 aanwezige voorwerpen, wordt verkregen als de houder, aan de zijde waar de tanden buiten de houder uitsteken, is voorzien van een volgens een kromme verlopende, uitkragende steunrand, die althans aan de achterzijde van de tanden is gelegen, gerekend ten opzichte van de normale draairichting van het 25 roterend bewerkingsorgaan. Een gunstige ondersteuning van de tanden wordt verkregen als de steunrand zich volgens de uitvinding uitstrekt tot de, dwars op de normale rotatie-richting van het bewerkingsorgaan gerekend, van elkaar afgekeerde zijden van de beide aan een houder aangebrachte tan-30 den. Een voorkeursvorm van de tanden wordt verkregen, wanneer de tand een doorsnede heeft die ongeveer 20 mm bedraagt.
• Volgens de uitvinding kan de tand op gunstige wijze een ronde doorsnede hebben met een diameter van ±20 mm.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de 35 hand van de tekeningen van enkele gunstige uitvoeringsvoorbeelden van de inrichting volgens de uitvinding.
Figuur 1 geeft een bovenaanzicht weer van een uitvoeringsvoorbeeld volgens de uitvinding; 8702019 3 «r figuur 2 geeft op vergrote schaal een doorsnede weer van een gedeelte van de inrichting volgens de uitvinding gezien volgens de lijn II - II in figuur 1; figuur 3 is een aanzicht van een deel van de 5 inrichting gezien in de richting volgens de pijl III in figuur 2; figuur 4 geeft een doorsnede weer, gezien volgens de lijn IV - IV in figuur 2; figuur 5 geeft een aanzicht weer van een ander 10 uitvoeringsvoorbeeld van een gedeelte van een tand volgens de uitvinding; figuur 6 geeft een met figuur 4 overeenkomend aanzicht van een ander uitvoeringsvoorbeeld van een tanden-groep.
15 Figuur 1 geeft schematisch een bovenaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding weer. De inrichting volgens dit uitvoeringsvoorbeeld is een maaier-kneusinrichting, waarvan althans dat gedeelte in figuur 1 is weergegeven, dat de maalinrichting 1 en de gewasbewerkingsinrichting 20 2 omvat. Een draaginrichting 3 waarmede de combinatie van de maalinrichting 1 en de gewasbewerkingsinrichting 2 met een trekker of dergelijk voertuig verbonden kan worden, is slechts gedeeltelijk weergegeven.
De maalinrichting 1 omvat een draagbalk 5 waaraan 25 maaiorganen 6 draaibaar zijn aangebracht. De maaiorganen 6 zijn boven de draagbalk 5 gelegen en door middel van in de draagbalk 5 aangebrachte overbrengingsorganen verdraaibaar om zich in hoogterichting uitstrekkende draaiingsassen. De maaiorganen 6 omvatten schijfvormige organen waaraan twee 30 diametraal tegenover elkaar gelegen maaimessen 7 zijn aangebracht. Boven de op een rij gelegen maaiorganen 6 is een . gestelbalk 8 aangebracht, die vast met de draagbalk 5 is verbonden en te zamen met deze scharnierbaar met de draaginrichting 3 is gekoppeld. Hierbij kan de maalinrichting 1 35 ten opzichte van de draaginrichting 3 scharnieren om een zich in de normale voortbewegingsrichting 12 van de inrichting uitstrekkende scharnieras, die niet nader is weergegeven.
Aan de draagbalk 8 zijn twee draagarmen 10 en 11 8702019 Λ 4 aangebracht, waaraan het gewasbewerkingsorgaan 2 is gekoppeld. De gewasbewerkingsinrichting 2 omvat een rotorvormig lichaam 15 en een daarmee samenwerkende kap 16. Het rotorvormig lichaam 15 is draaibaar om een draaiingas 17 met de 5 draagarmen 10 en 11 gekoppeld (fig. 2). Het rotorvormig lichaam 15 heeft een centraal gelegen rotoras 18, die in dit uitvoeringsvoorbeeld bestaat uit een om de draaiingsas 17 centrisch gelegen, buisvormig orgaan. De rotoras 18 kan ook anders gevormd zijn.
10 Het rotorvormig lichaam 15 is voorzien van drie series bewerkingstanden 21, 22 en 23. Deze series 21 - 23 zijn, zoals in het bijzonder uit fig. 2 blijkt, gelijkelijk verdeeld om de draaiingsas 17 aan de rotoras 18 aangebracht. Hierbij liggen de series over 120° ten opzichte van de naast-15 gelegen series om de draaiingsas 17 verdeeld. Elke serie bestaat uit een aantal, evenwijdig aan de draaiingsas 17 gerekend, op afstand van elkaar gelegen tandgroepen 24. Elke serie ligt over de lengte van de rotoras spiraalvormig gewonden om de draaiingsas 17. Naastgelegen tandgroepen 24 van een 20 serie liggen in dit uitvoeringsvoorbeeld om ongeveer 50° verdraaid om de draaiingsas 17. Elk van de tandgroepen omvat twee ten opzichte van de draaiingsas 17 uitstekende tanden 25 en 26 die V-vormig ten opzichte van elkaar zijn opgesteld en zich, vanaf de draaiingsas 17 gerekend, divergerend uitstrek-25 ken. De tanden 25 en 26 vormen tandvormige bewegingselementen. Elk van de tandgroepen 24 omvat een vast aan de rotoras 18 bevestigde tandsteun 27. De tandsteun 27 is in doorsnede U-vormig met een bodemdeel 28 en twee ópstaande zijden 29 en 30. De tandsteun vormt hierbij een houder voor de tanden. De 30 zijwanden 29 en 30 strekken zich overeenkomstig de V-vormige stand van de tanden 25 en 26 V-vormig uit, zodanig dat deze •wanden 29 en 30 in een richting gerekend vanaf de draaiingsas 17 divergeren ten opzichte van elkaar onder een hoek gelijk aan de hoek waaronder de tanden 25 en 26 ten opzichte van 35 elkaar zijn opgesteld. Elke tandengroep omvat twee tanden 25 en 26. In dit uitvoeringsvoorbeeld zijn de twee tanden apart gevormd en geheel aan elkaar gelijk. De beide tanden van een tandengroep zijn te zamen aan de houder 27 vast bevestigd. De 8702019 5 beide tanden 25 en 26 worden hierbij door middel van slechts één bout 31 en een drukplaat 32 vast tegen de bodem 28 van de tandhouder 27 geklemd. De bout 31 ligt tussen de tanden 25 en 26 in, zoals in het bijzonder uit figuur 4 blijkt. Om de bout 5 31 is een bus 40 aangebracht. De bus 40 reikt passend in uithollingen 45, die in de naar elkaar toe gekeerde zijden van de tanden 25 en 26 zijn aangebracht. De tanden liggen tegen de wanden 29 en 30 van de tandhouder en met één einde tegen de rotoras 18. De afstand 33 tussen de tegen de rotoras 10 18 aansluitende einden van de wanden 29 en 30 is zodanig dat de einden van de tanden tegen elkaar aan liggen. De drukplaat 32 ligt tussen de wanden 29 en 30 en ligt bij voorkeur met de zijden tegen deze zijwanden 29 en 30 aan. De zijwanden 29 en 30 reiken nabij de rotoras 18, gerekend vanaf de bodem 28 van 15 de tandhouder, tot boven de drukplaat 32 (fig. 2). De landhouders 27 strekken zich over een afstand 34 vanaf de rotoras . 18 uit. De bodem 28 strekt zich over een afstand 35 vanaf de rotoras 18 uit evenwijdig aan een vlak 36 dat de rotoras 17 bevat en de hartlijnen van de tanden 25 en 26 van een groep.
20 De afstand 35 is gelijk aan ongeveer de helft van de afstand 34. De bout 31 strekt zich door een opening in het bodemdeel 28 uit binnen de afstand 35. Het bodemdeel 28 strekt zich over het gedeelte 51 dat, gerekend vanaf de rotoras 18 buiten de afstand 35 is gelegen, onder een hoek 37 met de tanden 25 25 en 26 uit (fig. 2). De hoek 37 is bij voorkeur groter dan ongeveer 4° en kleiner dan 15°. De hoek 37 is, zoals in dit uitvoeringsvoorbeeld, bij voorkeur ongeveer 10°. Het van de rotoras 18 afgekeerde einde van de tandhouder 27 is voorzien van uitgebogen randen 38, die zich zowel vanaf het bodemdeel 30 28 als de zijwanden 29 en 30 uitstrekken. De bovenranden van de zijwanden 29 en 30 strekken zich, gerekend ten opzichte • van het bodemdeel 28, vanaf de rotoras 18 enigszins neerwaarts uit. De van de rotoras 18 afgelegen einden van de wanden 29 en 30 liggen bij voorkeur zodanig dat zij, gerekend 35 vanaf het bodemdeel 28, althans tot nabij het vlak 36 reiken.
De uitkragende randen 38 zijn volgens een vloeiende kromming 39 uitgebogen. Deze kromming 39 verloopt volgens een straal die bij voorkeur ongeveer 10 mm is, gerekend aan de zijde die 8702018 6 naar de tanden is gekeerd.
De tanden 25 en 26 zijn bij voorkeur recht, waarbij de hartlijnen 41 en 42 van de tanden in het vlak 36 zijn gelegen. De tanden zijn bij voorkeur in doorsnede zodanig 5 gevormd dat de buitenomtrek daarvan ongeveer centrisch ligt om de hartlijnen 41 en 42. In dit uitvoeringsvoorbeeld zijn de tanden in doorsnede rond, doch zij kunnen ook bijvoorbeeld gelijkzijdig meerhoekig zijn, bijvoorbeeld vierkant. De doorsnede van de tanden is bij voorkeur groter dan 15 mm en 10 kleiner dan 25 mm. In dit uitvoeringsvoorbeeld hebben de tanden 25 en 26 een doorsnede van ongeveer 20 mm. De tanden van elke tandengroep liggen met hun hartlijnen 41 en 42 in het vlak 36. De naast elkaar gelegen tandengroepen van een serie liggen verdraaid ten opzichte van elkaar om de draai-15 ingsas 17. Dit om de tanden zo goed mogelijk over de gehele omtrek van de rotoras 18 te verdelen. Afhankelijk van de lengte van de rotoras 18 en het aantal van de tandengroepen in een serie zijn de naast elkaar gelegen tandengroepen over een grotere of kleinere hoek ten opzichte van elkaar om de 20 draaiingsas 17 verdraaid aangebracht. In dit uitvoeringsvoorbeeld met zes maaiorganen 6, die een gezamenlijke werkbreedte van 240 cm hebben, is de roforas ongeveer 190 cm lang en omvat elke serie tandengroepen veertien tandengroepen, die gezamenlijk over 360° om de draaiingsas 17 verdraaid liggen. 25 Naast elkaar gelegen tandengroepen van een serie liggen hierbij ongeveer 51° ten opzichte van elkaar om de draaiingsas 17 verdraaid, De tandengroepen 24 van de series 21 - 23 liggen over een afstand versprongen ten opzich’te van elkaar, gelijk aan de afstand tussen de naast elkaar gelegen groepen uit één 30 serie gedeeld door het aantal series (fig. 3). De tanden 25 en 26 van elke groep sluiten een hoek 44 van ongeveer 20° met • elkaar in. Deze hoek kan ook iets anders gekozen worden, doch zal bij voorkeur niet groter zijn dan ongeveer 30° en niet kleiner dan ongeveer 15°. De tanden strekken zich over een 35 afstand 46 vanaf de rotoras 18 uit die in dit uitvoeringsvoorbeeld ongeveer 21 cm is. De tanden strekken zich hierbij over ongeveer 25 cm vanaf de draaiingsas 17 uit. De lengte 46 van de tanden is ongeveer driemaal zo groot als de afstand 34 8702019 7 waarover de tandhouders 27 zich uitstrekken vanaf de rotoras 18.
De tanden zijn aan hun vrije einden (dit zijn van de rotoras 18 afgelegen einden) enigszins taps gevormd.
5 De tapse einden zijn gevormd door twee vlakke delen, die diametraal tegenover elkaar zijn gelegen ten opzichte van de hartlijn 36 en een hoek 47 van ongeveer 10° met elkaar insluiten. De vlakken 48 en 49 strekken zich zodanig uit dat zij loodrecht zijn gelegen op het vlak 36.
10 De tanden 25 en 26 zijn vervaardigd uit een kunst stof, bij voorkeur uit polyamide 6, bijvoorbeeld nylon 6. Hierbij hebben de tanden, mede gezien hun doorsnede een zekere flexibiliteit. Dit, of soortgelijk materiaal waaruit de tanden bestaan, heeft het voordeel dat de elasticiteits-15 modulus daarvan zich over het temperatuurverschil van ongeveer 25°, tussen ongeveer 30° C tot ongeveer 5° C, verdubbelt .
De tanden 25 en 26 van een tandengroep strekken zich symmetrisch uit ten opzichte van een middenvlak 50 dat 20 zich loodrecht uitstrekt op de draaiingsas 17 en de hartlijn van de bevestigingsbout 31 bevat. Het middenvlak 50 raakt hierbij de omtrek van de nabij de rotoras 18 gelegen uiteinden van de tanden, ter plaatse van de omtrek van deze uiteinden wwar zij tegen elkaar aan liggen.
25 Bij het gebruik van de inrichting volgens de uit vinding wordt deze voortbewwogen in de richting volgens de pijl 12 met behulp van de trekker of ander dergelijk voertuig waaraan de inrichting is bevestigd door bijvoorbeeld de draaginrichting 3. De maaiorganen 6 worden tijdens het 30 bedrijf van de inrichting in rotatie gebracht, zodanig dat de maaimessen 7 op het veld staand gewas kunnen afmaaien. Hier-• bij zal de balk 5 ongeveer evenwijdig aan het te maaien oppervlak zijn gelegen en bij voorkeur met een gedeelte van het gewicht van de inrichting op de grond rusten. De maai-35 organen worden hierbij in een gewenste rotatierichting gebracht. In dit uitvoeringsvoorbeeld worden naast elkaar gelegen maaiorganen tegengesteld aan elkaar in rotatie gebracht, zoals met pijlen in figuur 1 is weergegeven. Deze rotatie- 8702019 8 richting kan, indien gewenst, ook anders gekozen worden. Het door de maaiorganen 6 afgemaaide gewas beweegt over de maai-organen heen, ten opzichte van de voortbewegingsrichting 12, naar achteren toe. Het gewasbewerkingsorgaan 2 is zodanig 5 aangebracht dat het, tijdens bedrijf in rotatie gebrachte, rotorvormig lichaam 15 het door de maaiorganen gemaaide gewas opneemt en in samenwerking met de kap 16 verder bewerkt. Het rotorvormig lichaam 15 wordt tijdens bedrijf in rotatie gebracht in de richting volgens de pijl 52. Met deze 10 draairichting bewegen de tanden nabij de onderzijde van de rotor in een richting gelijk aan de voortbewegingsrichting 12. De tanden 25 en 26 van het rotorvormig lichaam 15 zullen het gewas nabij de achterzijde van de maaiorganen opnemen en omhoog voeren. Het gewas wordt hierbij tussen het rotorvormig 15 lichaam 15 en de kap over het rotorvormig lichaam heen naar achteren gevoerd en achter de inrichting bijvoorbeeld weer op de grond gelegd. Het rotorvormig lichaam 15 wordt met een zodanige snelheid om de draaiingsas as 17 in draaiing gebracht dat het rotorvormig lichaam in samenwerking met de kap 20 16 een bepaalde bewerking aan het gewas kan geven. De bewer king wordt in hoofdzaak uitgevoerd door de tanden 25 en 26, waarbij de kap 16 ervoor zorg draagt dat het gewas met de tanden in aanraking blijft. De tanden 25 en 26 zullen met een bepaalde snelheid met het gewas in aanraking komen en het 25 gewas bijvoorbeeld, afhankelijk van de soort gewas en de snelheid waarmee de rotor in draaiing wordt gebracht, meer of minder intensief kneuzen en/of breken. Om deze bewerking op de juiste wijze uit te voeren, in het bijzonder in afhankelijkheid van de hoeveelheid gewas die per tijdseenheid moet 30 worden bewerkt, zijn de tanden volgens de uitvinding gemaakt van betrekkelijk flexibel materiaal. Hierbij kan het gunstig • zijn dat de elasticiteitsmodulus van het materiaal binnen ongeveer de temperatuurgrenzen van 30°C tot 5° C verdubbelt. Indien het gewas bewerkt wordt bij hogere temperaturen, bij-35 voorbeeld tot 20 a 30° C, zoals deze bijvoorbeeld in de zomer overdag kunnen optreden, dan zal de flexibiliteit van de tanden toenemen. Door deze toename van de flexibiliteit zullen de tanden iets elastischer zijn dan bij lagere temperatu- 8702019 9 ren. Door de toename van de elasticiteit zullen de tanden iets gemakkelijker buigen en daardoor, in het bijzonder bij grote hoeveelheden gewas, het gewas minder krachtig kneuzen of breken. In het bijzonder bij hogere temperaturen zal een 5 sterker kneuzen en/of breken van het gewas minder noodzakelijk zijn, daar de hogere temperaturen een grotere droging van het gewas kunnen veroorzaken. Wil men het gewas echter sterker kneuzen, dan zal men bij voorbeeld het gewas in de vroege ochtenduren, als de temperatuur gemiddeld lager is, 10 kunnen bewerken. Door de lagere temperaturen zal de flexibiliteit van het materiaal af nemen. Hierdoor zullen de tanden het gewas sterker kunnen kneuzen en/of breken.
De tanden kunnen door hun flexibiliteit enigszins buigen. De vrije uiteinden van de tanden kunnen hierbij ten 15 opzichte van de einden die in de houder 27 worden vastgehouden, verend bewegen. De buiging van de kunststof tanden kan op gunstige wijze geschieden, doordat de houder over de afstand 51 onder de hoek 37 naar achteren verloopt (gerekend ten opzichte van de draairichting 52) en nabij het uiteinde 20 van de houder is voorzien van de via de kromming 39 naar buiten gebogen randen 38. De tand kan onder druk van het te bewerken materiaal of een vast voorwerp dat zich tussen het materiaal bevindt, naar achteren buigen ten opzichte van de richting 12. Hierbij kan de tand tegen een groter of kleiner 25 deel van het deel 51 van de tandsteun 27 komen te steunen. Deze bij verdere buiging over de afstand 51 groter wordende afsteuning is gunstig om beschadiging van het kunststof materiaal van de tand tegen te gaan. Het deel 35 gaat hiervoor vloeiend over in het deel 51. Ook de kromming 39 is gunstig 30 om bij sterke doorbuiging van de kunststoftand beschadiging van de tand te voorkomen door insnijding van het kunststof -materiaal.
Een gunstig uitvoeringsvoorbeeld wordt verkregen als de kromming is gebogen volgens een straal van ongeveer 10 35 mm. Bij voorkeur is deze straal niet groter dan 5 mm en niet kleiner dan 15 mm.
De flexibiliteit van de tanden is door een min of meer centrische vorm om de hartlijn 41 resp. 42 in alle 8702019 10 richtingen praktisch even groot. Gezien de draairichting 52, liggen de krommingen 39 zodanig om de tanden 25 en 26 dat deze bij doorbuigen zowel in de richting tegengesteld aan de draairichting 52 als in richtingen loodrecht daarop goed 5 kunnen worden ondersteund.
Doordat de tanden 25 en 26 aan elkaar gelijk zijn, kan elke tand zowel langs de wand 29 als de wand 30 worden aangebracht. Bij voorkeur zijn de tanden van kleine uithollingen 45 voorzien, waarin de bus 40 past. Op deze wijze 10 wordt een bewegen van de tanden evenwijdig aan hun lengte vanuit de houder 27 tegengegaan. Het midden tussen de beide tanden 25 en 26 gelegen middenvlak 50 dat de hartlijn van de bout 31 bevat en loodrecht op de draaiingsas 17 is gelegen, vormt een symmetrievlak voor de aan weerszijden gelegen delen 15 van de bevestigingsorganen, waarmede de beide tanden van een groep aan de rotatieas 18 zijn bevestigd. Deze bevestigingsorganen omvatten de vast aan de rotatieas 18 bevestigde houder 27, de drukplaat 32 en de bout 38 met de bus 40.
Door het afvlakken van de van de rotatieas afgele-20 gen uiteinden van de tanden middels de vlakken 48 en 49, worden de tanden minder breed, gerekend ten opzichte van de draairichting 52. Hierdoor is de bewerking van het gewas te beïnvloeden zodanig dat het gewas bij voorbeeld gemakkelijker gekneusd en/of gebroken kan worden. De hoek 47 en de lengte 25 van de vlakken 48 en 49 kunnen voor het verkrijgen van een gewenste meer of minder kneuzende en/of brekende bewerking van het gewas iets anders gekozen worden dan in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.
In figuur 5 is een ander uitvoeringsvoorbeeld van 30 het vrije uiteinde van een tand volgens de uitvinding weergegeven. Het weergegeven vrije uiteinde 53 van een tand 54 is •hierbij aan twee tegenover elkaar gelegen zijden afgevlakt volgens vlakken 55. Deze vlakken 55 hebben nabij het vrije uiteinde van de tand een grotere breedte 56 dan de dikte 57 35 van de tand. De tand is als het ware tussen de twee vlakken 55 enigszins samengedrukt en uitgepuild, zodat de breedte 56 aan het uiteinde ontstaat die groter is dan de diameter 57 van de tand. De vlakken 55 kunnen, evenals in het vorige i 8702019 11 •a uitvoeringsvoorbeeld, een hoek 47 met elkaar insluiten. Op deze wijze kunnen min of meer uitstekende randen 58 en 59 ontstaan, die iets scherper zijn en daardoor het gewas enigszins intensiever kunnen kneuzen en/of breken.
5 De tandengroepen van de drie series 21, 22 en 23 zijn, zoals in het bijzonder in fig. 3 is weergegeven, versprongen ten opzichte van elkaar aangebracht. Hierdoor wordt een goede verdeling van de als tanden uitgevoerde tandvormige elementen om de omtrek van de rotatieas 18 verkregen. Op deze 10 wijze wordt een gelijkmatige bewerking van het gewas, dat door de rotor in de richting volgens de pijl 52 wordt medegenomen tussen de rotor en de kap 16, verkregen. De hoek 44 tussen de tanden van een groep kan, in afhankelijkheid van de afstand tussen de tanden, in de richting evenwijdig aan de 15 rotatieas 17, meer of minder groot gekozen worden om een zo gunstig mogelijke verdeling van de uiteinden van de tanden over de omtrek van het rotorvormig lichaam 15 te verkrijgen.
Het gebruik van de tanden 25 en 26 uit kunststof, bijvoorbeeld polyamide 6, heeft het voordeel dat het rotor-20 vormig lichaam 15 daardoor betrekkelijk licht in gewicht kan blijven. De kunststof tanden 25 en 26 zijn namelijk aanzienlijk lichter dan bijvoorbeeld metalen tanden. Op een breedte van 2.40 m van de maaier zal het rotorvormig lichaam 15 bijvoorbeeld zijn voorzien van drie series tanden, die elk 25 veertien groepen tanden omvatten. Het rotorvormig lichaam is door het gebruik van kunststof tanden en hun daaraan aangepaste lichtere bevestigingsorganen, lichter dan met overeenkomstige metalen tanden en daaraan aangepaste bevestigingsorganen. Het rotorvormig lichaam kan dan oo kin zijn geheel 30 bij een werkbreedte van 2.40 m van de maalinrichting en een overeenkomstige breedte van ongeveer 190 cm van het rotor-- vormig lichaam 15, ongeveer 40 kg lichter in gewicht zijn dan een overeenkomstig rotorvormig lichaam met metalen tanden.
De groepen van één serie tandengroepen liggen op 35 een afstand 60 van elkaar die ongeveer 13 cm is. De afstand 60 kan echter ook anders gekozen worden, indien men de rotor van een groter of een kleiner aantal tanden wil voorzien. De houders 27 zijn bij voorkeur aan de rotoras vast bevestigd, 8702019 12 bijvoorbeeld door lassen. Op deze wijze wordt een eenvoudige constructie verkregen, waarbij de rotor gemakkelijk vervaardigd kan worden. Het bevestigingsdeel dat door de houder 27 wordt gevormd en over de afstand 34 een ondersteuningswand 5 vormt voor de tand als deze wordt gebogen, is bij voorkeur vast bevestigd aan de rotoras 18. De drukplaat of het klem-orgaan 32 is hierbij ten opzichte van de rotoras een los onderdeel. De bevestiging van de tanden tussen de plaat 32 en de houder 27 is gunstig te beïnvloeden door de bus 31 uit 10 enigszins samendrukbaar kunststof te vervaardigen, bijvoorbeeld polyamide 6. Bij het door de bout aandrukken van de plaat 32 wordt de bus, die bijvoorbeeld 1 mm groter kan zijn dan de dikte 43 van de tanden, samengedrukt. Hierdoor wordt de diameter iets groter en zal de bus 31 de tanden goed vast 15 tegen de wanden 29 en 30 drukken. De tanden zullen hierdoor ook goed vast blijven zitten tijdens gebruik van de inrichting. De tanden 25 en 26 van een groep zullen hierbij niet losraken door de stootbelastingen die zij kunnen ondervinden tijdens bedrijf van de inrichting. Hoewel bij voorkeur de als 20 ondersteuningswand uitgevoerde houder 27 vast aan de als drager uitgevoerde rotoras 18 is bevestigd, bijvoorbeeld door lassen, is het in principe ook mogelijk het als drukplaat uitgevoerde klemorgaan 32 aan de rotoras vast te bevestigen en de ondersteuningswand 27 als los onderdeel ten opzichte 25 van de rotoras 18 uit te voeren.
Door het betrekkelijk geringe gewicht van het rotorvormig lichaam, zal dit met minder energie in draaiing gebracht kunnen worden.
De bevestiging van twee apart gevormde, zich in 30 hoofdzaak radiaal ten opzichte van de draaiingsas 17 uitstrekkende tanden, zoals de tanden 25 en 26, heeft het voordeel dat de tanden alle gelijk aan elkaar kunnen zijn. De bevetsiging van de tanden aan de rotoras 15 is dan gemakkelijk door te voeren, waarbij de houder 27 betrekkelijk klein 35 kan zijn. Het is echter ook mogelijk twee tanden van een groep als één geheel te vervaardigen, zoals in figuur 6 is weergegeven. De tanden 25 en 26 zijn dan met elkaar verbonden door een verbindingsdeel 61. De met het voorgaande uitvoe- 8702019 13 ringsvoorbeeld overeenkomstige onderdelen zijn met dezelfde verwijzingscijfers aangegeven als in de figuren 1 - 5. In het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 6 kunnen de wanden 29 en 30 iets verder uit elkaar liggen. Desgewenst kan hierbij de hoek 5 44 iets kleiner zijn om de vrije uiteinden van de tanden 25 en 26 op dezelfde afstand van elkaar te houden als in het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld.
De uitvinding is niet beperkt tot datgene wat hiervoor is beschreven, doch heeft ook betrekking op datgene 10 wat in de tekening is weergegeven en niet is beschreven.
8702019

Claims (22)

1. Inrichting voor het bewerken van gemaaid gewas, voorzien van een bewerkingsorgaan dat een drager omvat, waaraan uitstekende, tandvormige elementen zijn aangebracht, met het kenmerk, dat de tandvormige elementen via bevestigings- 5 organen met de drager zijn verbonden, welke bevestigings-organen ondersteuningen omvatten die als ondersteuningswanden zijn uitgevoerd en aan die zijde van de tandvormige elementen zijn gelegen die is afgekeerd van de zijde vanwaar de tandvormige elementen tijdens normaal bedrijf worden belast, 10 waarbij een ondersteuningswand althans nabij het van de drager afgekeerde einde een hoek insluit met het althans gedeeltelijk uit kunststof vervaardigde tandvormige element.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ondersteuningswanden met een centrale drager van een 15 om een draaiingsas roteerbaar bewerkingsorgaan zijn verbonden, waarbij de tandvormige elementen althans nagenoeg radiaal uitstekend zijn aangebracht ten opzichte van de draaiingsas van het bewerkingsorgaan.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het 20 kenmerk, dat de als tanden uitgevoerde tandvormige elementen in hoofdzaak bestaan uit materiaal waarvan de elasticiteits-modulus tussen een temperatuurverschil van ongeveer 25° C althans ongeveer verdubbelt.
4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, 25 dat de elasticiteitsmodulus van het materiaal althans ongeveer verdubbelt tussen temperaturen van ongeveer 30° C tot ongeveer 5° C.
5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de tandvormige elementen bestaan uit polyamide 30 · 6, bijvoorbeeld nylon 6.
6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ondersteuningswand als een houder is uitgevoerd, waaraan twee tanden zijn aangebracht, die tussen de houder en een klemorgaan liggen geklemd.
7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de twee tanden zich langs overstaande wanden van de 8702019 ‘ c>' s houder uitstrekken, waarbij tussen de tanden een vergrendel-orgaan is aangebracht dat de tanden tegen bewegen in hun lengterichting ten opzichte van de houder vergrendelt.
8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, 5 dat het vergrendelorgaan althans gedeeltelijk is gelegen in uithollingen van de naar elkaar toegekeerde zijden van twee aparte tanden.
9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat het vergrendelorgaan zich uitstrekt tussen de 10 houder en het klemorgaan.
10. Inrichting volgens conclusie 7, 8 of 9, met het kenmerk, dat het grendelorgaan een om een klembout aangebracht busvormig orgaan is, waarbij de klembout zich uitstrekt tussen gaten in de houder en het klemorgaan.
11. Inrichting volgens een der conclusies 6 - 10, met het kenmerk, dat de houder aan de zijde waar de tanden buiten de houder uitsteken, is voorzien van een zich langs een kromme uitstrekkende, uitkragende steunrand, die althans aan de achterzijde van de tanden is gelegen, ten opzichte van de 20 normale draairichting van het roterend bewerkingsorgaan.
12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de steunrand zich uitstrekt tot de, dwars op de normale rotatierichting van het bewerkingsorgaan gerekend, van elkaar afgekeerde zijden van de beide aan een houder aangebrachte 25 tanden.
13. Inrichting volgens een der conclusies 6-12, met het kenmerk, dat het klemorgaan aan de voorzijde van de tanden is gelegen gerekend ten opzichte’van de normale draairichting van het roterend bewerkingsorgaan.
14. Inrichting volgens een der conclusies 6-13, met het kenmerk dat de houder een lengte heeft, die ongeveer • gelijk is aan 1/3 van de lengte van een tand.
15. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een tand een doorsnede heeft die groter 35 is dan ongeveer 12 mm en kleiner dan ongeveer 28 mm en bij voorkeur ongeveer 20 mm bedraagt.
16. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de tand een ronde of een meerzijdige, 8702019 6 althans ongeveer gelijkzijdige doorsnede heeft.
17. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting een gewasbewerkings-inrichting en een maalinrichting omvat, waarbij de maai-5 inrichting meerdere zich om in hoogterichting uitstrekkende draaiingsassen draaibare maaiorganen bezit, waarbij de gewas-bewerkingsinrichting is aangebracht nabij de achterzijde van de maaiorganen, gerekend ten opzichte van de normale voort-bewegingsrichting van de inrichting.
18. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze door middel van een draagconstructie met de hefinrichting van een trekker of dergelijk voertuig koppelbaar is.
19. Inrichting volgens een der conclusies 2-18, met 15 het kenmerk, dat het roteerbaar bewerkingsorgaan aandrijfbaar is vanaf de aftakas van een trekker of dergelijk voertuig.
20. Tand althans gedeeltelijk bestaande uit polyamide 6, bijvoorbeeld nylon 6, kennelijk bestemd om te worden toegepast bij een inrichting volgens een der voorgaande con- 20 clusies.
21. Rotorvormig bewerkingsorgaan voorzien van uitstekende tanden, die althans gedeeltelijk bestaan uit polyamide 6, bijvoorbeeld nylon 6, kennelijk bestemd om te worden toegepast bij een inrichting volgens een der voorgaande con- 25 clusies.
22. Inrichting zoals hiervoor is beschreven en in de tekening is weergegeven. 8702019
NL8702019A 1987-08-28 1987-08-28 Inrichting voor het bewerken van gemaaid gewas. NL8702019A (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8702019A NL8702019A (nl) 1987-08-28 1987-08-28 Inrichting voor het bewerken van gemaaid gewas.
EP88201818A EP0305016B1 (en) 1987-08-28 1988-08-25 An implement for processing mown crop
DE8888201818T DE3865930D1 (de) 1987-08-28 1988-08-25 Erntgutaufbereitungsvorrichtung.
US07/742,102 US5088275A (en) 1987-08-28 1991-08-05 Implement for processing mown crop

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8702019 1987-08-28
NL8702019A NL8702019A (nl) 1987-08-28 1987-08-28 Inrichting voor het bewerken van gemaaid gewas.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8702019A true NL8702019A (nl) 1989-03-16

Family

ID=19850514

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8702019A NL8702019A (nl) 1987-08-28 1987-08-28 Inrichting voor het bewerken van gemaaid gewas.

Country Status (4)

Country Link
US (1) US5088275A (nl)
EP (1) EP0305016B1 (nl)
DE (1) DE3865930D1 (nl)
NL (1) NL8702019A (nl)

Families Citing this family (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0495938B1 (en) * 1990-08-14 1996-04-03 KLINNER, Wilfred Erwin Means and method of securing and protecting crop engaging elements
US5394682A (en) * 1993-11-09 1995-03-07 Deere & Company Round baler pickup having stiff teeth
DE60221981T2 (de) * 2001-06-05 2008-05-15 Kuhn S.A. Konditionierungselement für landwirtschaftliche maschinen
FR2838602B1 (fr) * 2002-04-18 2004-09-03 Kuhn Sa Dispositif de traitement du fourrage et faucheuse agricole utilisant un tel dispositif de traitement du fourrage
US20080148702A1 (en) * 2006-12-22 2008-06-26 Peterson Thomas T Reversible quick connecting flail element for agricultural machinery

Family Cites Families (27)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3132460A (en) * 1959-08-07 1964-05-12 Lely Nv C Van Der Machine for tedding hay and other crops
NL258676A (nl) * 1960-12-02
NL264940A (nl) * 1961-05-18
NL281131A (nl) * 1961-09-01
AT262680B (de) * 1961-12-01 1968-06-25 Lely Nv C Van Der Trommelwender
GB1073725A (en) * 1963-07-05 1967-06-28 Patent Concern Nv Improvements in or relating to drum tedders
GB1125777A (en) * 1964-12-04 1968-08-28 Texas Industries Inc Improvements in or relating to implements for working crop lying on the ground
SU375050A1 (ru) * 1971-04-19 1973-03-23 Люберецкий завод сельскохоз йственного машиностроени Ухтомского Косилка-плющилка
US3747310A (en) * 1971-12-01 1973-07-24 Int Harvester Co Hay conditioner drive
NL158056B (nl) * 1975-02-28 1978-10-16 Multinorm Bv Inrichting voor het maaien van gewas en het vervolgens kneuzen daarvan.
GB1559773A (en) * 1975-10-23 1980-01-23 Clayson Nv Mower-conditioner-spreaders
CH607841A5 (en) * 1976-02-19 1978-11-30 Bucher Guyer Ag Masch Agricultural machine with a mowing unit
CH598743A5 (nl) * 1976-08-10 1978-05-12 Bucher Guyer Ag Masch
DE2967625D1 (en) * 1978-03-31 1986-11-20 Nat Res Dev Crop conditioning apparatus and method
DE2815550A1 (de) * 1978-04-11 1979-10-25 Johannes Straub Mahdschlaeger
IT1135788B (it) * 1981-05-14 1986-08-27 Luigi Premoli Perfezionamento alle apparecchiature spandi-erba ed equivalenti applicazioni agrarie,e relative apparecchiature perfezionate
EP0069160B1 (de) * 1981-07-04 1985-10-09 Klöckner-Humboldt-Deutz Aktiengesellschaft Vorrichtung zum Mähen und Aufbereiten von Erntegut
US4512146A (en) * 1981-10-05 1985-04-23 National Research De Development Crop engaging device
US4660362A (en) * 1981-10-05 1987-04-28 National Research Development Corporation Crop engaging device
GB2169184B (en) * 1981-10-05 1986-12-31 Nat Res Dev Crop engaging rotor
US4395866A (en) * 1981-11-18 1983-08-02 Mathews B C Hay conditioner
GB2132462B (en) * 1982-12-03 1986-05-21 Nat Res Dev Crop engaging device
EP0116662B1 (de) * 1983-02-18 1987-04-01 Klöckner-Humboldt-Deutz Aktiengesellschaft Landmaschine mit einem Mähwerk und einer Konditioniereinrichtung
US4516391A (en) * 1984-03-02 1985-05-14 Sperry Corporation Light hay baffle for disc mower-conditioner
NL8400818A (nl) * 1984-03-15 1985-10-01 Lely Nv C Van Der Maaimachine.
GB2172182A (en) * 1985-02-12 1986-09-17 Nat Res Dev Crop engaging elements, yieldable under an excess load
GB2179533A (en) * 1985-08-09 1987-03-11 Nat Res Dev Apparatus for and method of conveying and treating crop

Also Published As

Publication number Publication date
EP0305016B1 (en) 1991-10-30
EP0305016A1 (en) 1989-03-01
US5088275A (en) 1992-02-18
DE3865930D1 (de) 1991-12-05

Similar Documents

Publication Publication Date Title
AU2006202452A1 (en) Wind screen hold down attachment
US20030110752A1 (en) Guard for crop pick up apparatus
NL8702019A (nl) Inrichting voor het bewerken van gemaaid gewas.
US5480352A (en) Rod conveyor
HU191668B (en) Harvesting machine for sown in line hay-plants e.g. maiz
NL8105770A (nl) Landbouwwerktuig.
HU201637B (en) Harvester for maize or other grain crops
EP0504639B1 (de) Maiserntegerät
US5014504A (en) Lawn comber attachment
NL1030079C2 (nl) Hooibouwmachine voor het verplaatsen van op de grond liggend gewas en tand voor een dergelijke hooibouwmachine.
NZ240461A (en) U-shaped shaker rod for grape or fruit harvester: rod constructed in two parts having different rigidities
NL8502803A (nl) Inrichting en werkwijze voor het maaien van te velde staand gewas.
NL8401042A (nl) Machine met tenminste een aandrijfbaar harkorgaan.
DE4409788C2 (de) Mähvorrichtung für stengeliges Halmgut
FR2589671A1 (fr) Dispositif de ramassage de vegetaux se trouvant sur le sol
US5551221A (en) Replaceable pick-up tooth assembly for crop pick-up
NL8800844A (nl) Landbouwmachine met beveiliging tegen tandverlies.
JPH0339001Y2 (nl)
DE19947288C1 (de) Erntegerät zum Ernten von stengelartigem Erntegut
NL7810716A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8304356A (nl) Grondbewerkingsmachine.
CN210226241U (zh) 一种再生稻可调节收割机
GB2100108A (en) Root crop harvester
AT392871B (de) Erntemaschine fuer maispflanzen
DE202005001126U1 (de) Mäh- und Fördereinrichtung für stängeliges Erntegut

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed