NL8701066A - Inrichting voor gebruik bij het vastzetten van een ophangorgaan in een gordijnplooi en ophangorgaan geschikt voor gebruik van de inrichting. - Google Patents

Inrichting voor gebruik bij het vastzetten van een ophangorgaan in een gordijnplooi en ophangorgaan geschikt voor gebruik van de inrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL8701066A
NL8701066A NL8701066A NL8701066A NL8701066A NL 8701066 A NL8701066 A NL 8701066A NL 8701066 A NL8701066 A NL 8701066A NL 8701066 A NL8701066 A NL 8701066A NL 8701066 A NL8701066 A NL 8701066A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
strip
suspension member
curtain
sewing machine
lip
Prior art date
Application number
NL8701066A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Hermanus Van Der Lelie
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Hermanus Van Der Lelie filed Critical Hermanus Van Der Lelie
Priority to NL8701066A priority Critical patent/NL8701066A/nl
Priority to AT88200886T priority patent/ATE69839T1/de
Priority to EP88200886A priority patent/EP0290104B1/en
Priority to DE8888200886T priority patent/DE3866420D1/de
Publication of NL8701066A publication Critical patent/NL8701066A/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D05SEWING; EMBROIDERING; TUFTING
    • D05BSEWING
    • D05B3/00Sewing apparatus or machines with mechanism for lateral movement of the needle or the work or both for making ornamental pattern seams, for sewing buttonholes, for reinforcing openings, or for fastening articles, e.g. buttons, by sewing
    • D05B3/12Sewing apparatus or machines with mechanism for lateral movement of the needle or the work or both for making ornamental pattern seams, for sewing buttonholes, for reinforcing openings, or for fastening articles, e.g. buttons, by sewing for fastening articles by sewing
    • D05B3/18Sewing apparatus or machines with mechanism for lateral movement of the needle or the work or both for making ornamental pattern seams, for sewing buttonholes, for reinforcing openings, or for fastening articles, e.g. buttons, by sewing for fastening articles by sewing hooks or eyelets
    • DTEXTILES; PAPER
    • D10INDEXING SCHEME ASSOCIATED WITH SUBLASSES OF SECTION D, RELATING TO TEXTILES
    • D10BINDEXING SCHEME ASSOCIATED WITH SUBLASSES OF SECTION D, RELATING TO TEXTILES
    • D10B2503/00Domestic or personal
    • D10B2503/02Curtains

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Sewing Machines And Sewing (AREA)
  • Holders For Apparel And Elements Relating To Apparel (AREA)
  • Treatment Of Fiber Materials (AREA)

Description

- 1 - - *v ** • Inrichting voor gebruik bij het vastzetten van een ophang- orgaan in een gordijnplooi en ophangorgaan geschikt voor gebruik van de inrichting.
Uit de ter inzage gelegde Nederlandse octrooiaanvrage 75 07991 is het bekend een ophangorgaan door middel van vastriaaien vast te zetten in een plooi van een gordijn. Hierbij bezit het ophangorgaan een haakdeel 5 en een daarmee verbonden, in hoofdzaak evenwijdig aan het haakdeel lopende, lip. Het ophangorgaan wordt gelegd op een deel van het, zich op het tafelblad van een naaimachine bevindende, gordijn, waarna het gordijn om de vrije rand van de lip heen wordt geslagen en de aldus 10 gevormde gordijnplooi aan de lip van het ophangorgaan wordt vastgenaaid.
Een bezwaar hierbij is, dat elk ophangorgaan met de hand op de gordijnstof moet worden gelegd, tijdens het omvouwen van het gordijn moet worden vastgehouden om dan 15 tezamen met het gordijn op de juiste plaats onder het naaimachinevoetje te worden gebracht, waarna het vastnaaien van het gordijn aan de lip van het ophangorgaan kan plaatsvinden.
Het is duidelijk dat dit veel handwerk met zich 20 brengt en dat daardoor ook gemakkelijk fouten kunnen ontstaan, in het bijzonder wanneer de werkzaamheden door minder geroutineerde krachten moeten worden uitgevoerd.
De uitvinding beoogt nu dit bezwaar op te heffen en verschaft daartoe een inrichting omvattende: een 25 in hoofdzaak evenwijdig aan het tafelblad van de naaimachine lopende strip, die is voorzien van middelen voor het opnemen en tijdelijk vasthouden van een ophangorgaan en middelen voor het zodanig ondersteunen en verplaatsen van de strip, dat deze opeenvolgend gebracht kan worden 30 naar: a) een plaats waar een ophangorgaan kan worden opgenomen; b) een plaats waar het opgenomen ophangorgaan zich boven het gordijn bevindt; cj een plaats waar de lip van het ophangorgaan, nadat het gordijn daar overheen is gevouwen, zich onder het naaimachinevoetje bevindt; en, 35 na het loslaten van het ophangorgaan, d) de eerstgenoemde 8701066 - 2 - plaats om een volgend ophangorgaan op te nemen.
Doordat voor het opnemen van een ophangorgaan een strip wordt gebruikt, waarvan de dikte niet of nauwelijks groter zal zijn dan de dikte van het ophangorgaan 5 zelf, zal de opneemstrip de werkzaamheden in het geheel niet belemmeren maar eerder gemakkelijker maken.
Dit laatste wordt in het bijzonder bereikt, wanneer de beweging van de strip naar het naaimachinevoetje toe plaatsvindt in een richting dwars op de naairichting, 10 zodanig dat het zich in de plooi van het gordijn bevindende ophangorgaan stevig in de plooi wordt gedrukt en het gordijn met zich meeneemt tot onder het voetje.
Bij voorkeur zal er in worden voorzien, dat de strip,dienend voor het opnemen van een ophangorgaan, 15 in hoofdzaak verplaatst wordt in een vlak dat op een dusdanige hoogte boven het tafelblad van de naaimachine ligt, dat een gordijn met de maximale dikte op het tafelblad kan liggen terwijl middelen aanwezig zijn om de strip, na tezamen met het ophangorgaan boven het gordijn te 20 zijn gebracht, naar het tafelblad van de naaimachine toe te drukken om met het daarop liggende gordijn in aanraking te komen, welke aanligging wordt gehandhaafd ten minste totdat het door de strip opgenomen ophangorgaan onder het naaimachinevoetje is gebracht.
25 Hierdoor wordt voorkomen, dat de strip over het gordijn heen beweegt, waardoor de stof daarvan zou kunnen worden beschadigd ofwel het gordijn zou kunnen worden weggedrukt, zodat het ophangorgaan niet op de juiste plaats van het gordijn terecht zou komen en op een ver-30 keerde plaats daarvan worden vastgenaaid.
Bij voorkeur zal er in worden voorzien, dat de strip voor het opnemen van een ophangorgaan bestaat uit een boven- en een onderplaat, die met elkaar zijn verbonden, en uit een zich daar tussen bevindende tussenplaat 35 die twee buiten de andere platen uitstekende grijperbekken draagt en die zodanig is uitgevoerd dat ten minste êên van de grijperbekken ten opzichte van de andere beweegbaar is.
Op deze wijze wordt bereikt, dat de bewegende 40 delen van de strip, noodzakelijk om een ophangorgaan vast 8701066 - 3 - *r te kunnen grijpen en los te kunnen laten, niet of nauwelijks met het gordijn in aanraking kunnen komen, waardoor weer beschadiging van het gordijn wordt voorkomen.
In het bijzonder zal er in worden voorzien, dat 5 de tussenplaat twee delen omvat en wel een voorste deel dat verzwenkbaar is ten opzichte van een pen die vast is aangebracht in de boven- en/of onderplaat en welk voorste deel êên van de grijperbekken draagt en is voorzien van een haak die samenwerkt met een haak van het achterste 10 deel van de tussenplaat, welk deel in lengterichting verplaatsbaar is tussen de boven- en onderplaat van de strip en welk achterste deel eveneens een grijperbek draagt, zodanig dat bij verschuiving van het achterste deel van de tussenplaat de beide grijperbekken naar elkaar toe 15 dan wel van elkaar af worden bewogen.
Op deze wijze wordt bereikt, dat slechts het achterste deel van de tussenplaat moet worden bediend, terwijl toch beide grijperbekken bewegen. De strip als zodanig kan dus bij het tussen de grijperbekken opnemen 20 van een ophangorgaan op zijn plaats blijven, welke plaats nauwkeurig gedefinieerd kan zijn ten opzichte van het op te nemen ophangorgaan.
Het beweegbaar aanbrengen van het achterste deel van de tussenplaat kan worden verkregen doordat dit achterste 25 deel is voorzien van in lengterichting lopende sleuven, waarin zich pennen uitstrekken die zijn aangebracht in de boven- en/of onderplaat van de strip. Dit levert een eenvoudige en betrouwbare constructie op. Het achterste deel van de tussenplaat kan naar voren toe verschuifbaar 30 zijn door middel van een drukmediumcilinder, aangebracht op een steun waarmee ook de boven- en onderplaat van de strip zijn verbonden, terwijl de tussenplaat naar zijn achterste stand kan worden toegedrukt door middel van een veer.
35 Daarbij kan de steun die de strip draagt ten op zichte van een geleidingsvoet omhoog worden gebracht door middel van een drukmediumcilinder en door een veer naar zijn laagste stand worden toegedrukt. Zoals boven toegelicht wordt deze laagste stand ingenomen wanneer de 40 strip, tezamen met een ophangorgaan, boven een gordijn is 8701 0 66 t - 4 - Η gebracht.
Om de slag die de steun uit moet voeren zo gering mogelijk te doen zijn, kan een verstelbare aanslag aanwezig zijn, waardoor de hoogste stand van de steun wordt 5 bepaald- Wanneer nu dus dikke gordijnstof moet worden verwerkt, zal de verstelbare aanslag zodanig worden ingesteld, dat de steun, die de strip draagt, nagenoeg zijn hoogste stand inneemt wanneer hij, tezamen met een ophang-orgaan, over het gordijn heen wordt bewogen totdat het 10 ophangorgaan zich op de gewenste plaats boven het gordijn bevindt. Bij verwerking van dunnere stof kan de aanslag zodanig worden ingesteld, dat ook dan de strip dicht over het gordijn heen beweegt, uiteraard zonder in direkte aanraking met het gordijn te komen.
15 Om de strip de verschillende gewenste verplaatsingen uit te doen voeren, kan er in worden voorzien, dat de geleidingsvoet in de lengterichting van de strip verplaatsbaar wordt ondersteund door een geleidingsplaat, die op zijn beurt wordt ondersteund door een vast ten opzichte 20 van de naaimachine opgestelde basisplaat, zodanig dat de geleidingsplaat in dwarsrichting ten opzichte van de strip over de basisplaat kan worden verplaatst.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding kan er in worden voorzien, dat de strip vanuit 25 een uitgangspositie dwars op zijn lengterichting wordt verplaatst naar een opneemmagazijn voor ophangorganen toe om daaruit het onderste van de op elkaar gestapelde ophangorganen weg te nemen, waarna de strip naar de betreffende uitgangspositie terugkeert om vanuit deze 30 stand in lengterichting, door middel van een drukmedium-cilinder, te worden verplaatst tot boven het gordijn, zijdelings van het naaimachinevoetje.
Zoals reeds boven uiteengezet zal dan de strip door middel van veerkracht naar het gordijn toe worden 35 gedrukt om vervolgens zijdelings naar het naaimachinevoet je toe te worden bewogen, zodanig dat de lip van het ophangorgaan tot onder dit voetje wordt gebracht. Na het geheel of gedeeltelijk vastnaaien van het ophangorgaan in de gordijnplooi zal de strip het ophangorgaan vrij-40 geven en in dwarsrichting van het naaimachinevoetje weg 8701066 9" - 5 - worden gebracht om vanuit de bereikte stand weer in lengterichting naar de uitgangspositie terug te kunnen keren.
Hoewel het in principe mogelijk zou zijn de twee 5 zijdelingse bewegingen van de strip over een nagenoeg gelijke afstand plaats te doen vinden, zodat daarvoor ëën enkele drukmediumcilinder zou kunnen worden gebruikt, blijkt het de voorkeur te verdienen, dat voor de twee zijdelingse verplaatsingen twee afzonderlijke drukmedium-.
10 cilinders worden gebruikt, die met de geleidingsplaat zijn gekoppeld en wel zodanig dat de bediening van de ene drukmediumcilinder voor het verkrijgen van de verplaatsing naar hetzij het ophangorgaanmagazijn of naar het naaimachinevoetje toe niet wordt belemmerd door de andere 15 drukmediumcilinder.
Bij het vastnaaien van de lip van het ophang-orgaan in de gordijnplooi is het noodzakelijk de gordijn-plooi in lengterichting onder het naaimachinevoetje door te bewegen. De strip moet dus ook deze verplaatsing mee 20 kunnen maken.
Om dit te bereiken is er nu in voorzien, dat de geleidingsvoet ten opzichte van de geleidingsplaat, in lengterichting van de strip, verplaatsbaar is en onder inwerking staat van twee enkel-werkende tegengesteld 25 gerichte drukmediumcilinders, die in hun druk-belaste eindstanden de geleidingsvoet op een vaste plaats van de geleidingsplaat blokkeren.
Wanneer nu de drukmediumcilinders drukloos worden gemaakt, kan de geleidingsvoet zich in beide richtingen 30 ten opzichte van de geleidingsplaat verplaatsen, zodat de strip de beweging van het onder het naaimachinevoetje door bewegende gordijn mee kan maken. Bij het bewegen van de strip naar het ophangorgaanmagazijn en naar het naaimachinevoetje toe neemt de geleidingsvoet echter een 35 vaste plaats in ten opzichte van de geleidingsplaat , zodat de op de geleidingsplaat inwerkende drukmediumcilinder de strip, gezien in lengterichting daarvan, in de juiste stand vasthoudt.
Om er voor te zorgen dat de opeenvolgende op-4Q hangorganen steeds dezelfde stand innemen ten opzichte 8701066 - 6 - * >4 van de bovenrand van het gordijn, zal er bij voorkeur in worden voorzien, dat een aanslagorgaan aanwezig is waar de bovenrand van het gordijn tegenaan kan worden gelegd, voordat de strip met het daardoor opgenomen op-5 hangorgaan boven het gordijn wordt gebracht.
Daarbij kan er in worden voorzien, dat het aanslagorgaan verstelbaar is en wel in de lengterichting van de opneemstrip. Hierdoor kunnen alle opeenvolgende op-hangorganen op de voor een bepaald geval gewenste afstand 10 vanaf de bovenrand van het gordijn worden aangebracht.
Om de verplaatsing van het gordijn onder het voetje van de naaimachine door, dus in lengterichting van de strip, mogelijk te maken, zal het aanslagorgaan bij voorkeur zijn verbonden met de geleidingsvoet, die de 15 met de strip verbonden steun op en neer beweegbaar geleidt.
De uitvinding verschaft verder een ophangorgaan geschikt voor gebruik bij de bovenbeschreven inrichting, welk ophangorgaan een haakdeel omvat en een daarmee 20 verbonden en in hoofdzaak evenwijdig daarmee lopende dunner uitgevoerde lip, welk ophangorgaan daardoor is gekenmerkt, dat het haakdeel en de lip één geheel met elkaar vormen en dat in het ophangorgaan, op twee in lengterichting op afstand van elkaar liggende plaatsen, 25 insnijdingen zijn aangebracht waarin de grijperbekken van de strip kunnen grijpen, zodanig dat de strip en het ophangorgaan zich nagenoeg in hetzelfde vlak kunnen bevinden.
In het bijzonder zal er daarbij in worden voor-30 zien, dat de insnijdingen zich in het dikste deel van het ophangorgaan bevinden, maar zich niet over de gehele dikte daarvan uitstrekken.
Op deze wijze wordt bereikt, dat de verbinding tussen het haakdeel en de lip wel plaatselijk een dunner 35 deel bezit maar niettemin continu doorloopt, waardoor voorkomen wordt dat de met het gordijn verbonden lip van het haakdeel losscheurt ten gevolge van de op de lip uitgeoefende belastingen.
Evenals het bekende ophangorgaan zal het ophang-40 orgaan yolgens de onderhavige uitvinding worden vervaar- 8701066 b - 7 - £ digd uit kunststof, zodat het ophangorgaan met een standaard industrie-naaimachine in de plooi van een gordijn kan worden vastgenaaid.
In het bijzonder zal er daarbij in worden voorzien, 5 dat de vrije langsrand van de lip dikker is uitgevoerd dan het direkt met de haak verbonden deel van de lip.
Hierdoor wordt voorkomen dat tijdens het spuit-gieten van het ophangorgaan de lip ervan krom gaat trekken, terwijl tevens tijdens het naaiproces door de, door de naai-machinevoet uitgeoefende druk, in verband met een speciale vormgeving daarvan, een zijdelingse druk op het ophangorgaan wordt uitgeoefend,zodat dit stevig in de gordijn-plooi wordt gedrukt.
Bij voorkeur zal er daarbij in worden voorzien, dat het ondereinde van de sleuf van de haak, waarin zich een gordijnrailglijder of dergelijke kan bevinden, naar de zijde van de lip toe is uitgesneden. Hierdoor wordt bereikt, dat wanneer bij het ophangen van een gordijn op de reeds gemonteerde ophangorganen een naar boven toe gerichte trekkracht wordt uitgeoefend, de gordijnrailgeleider terecht komt in de uitsnijding. Hierdoor is er minder kans op, dat de voorafgaande ophangorganen van de gordijnrailgeleider worden afgetrokken.
De uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, weergegeven in de tekening, waarin: fig, 1 schematisch een bovenaanzicht toont van een inrichting volgens de uitvinding, die zich bevindt bij een naaimachine, waarvan slechts het tafelblad en de naaimachinevoet is aangegeven; fig. 2 schematisch een gedeeltelijke doorsnede en gedeeltelijk aanzicht toont van de inrichting volgens de lijn II-II van fig. 1; fig. 3 schematisch een gedeeltelijke doorsnede toont volgens de lijn III-III van fig. 1; fig. 4 een bovenaanzicht toont van de tussenplaat van de opneemstrip met het daarbij behorende bedienings-orgaan; fig. 5 een aanzicht toont van een ophangorgaan volgens de uitvinding? en 6701 066 »..
- 8 - •4 fig. 6 een bovenaanzicht toont van het ophang-orgaan van fig. 5.
De in de tekening weergegeven inrichting omvat de basisplaat 1, die op niet nader weergegeven wijze kan 5 worden vastgezet aan het tafelblad 2 van een naaimachine 3, waarvan verder slechts het naaimachinevoetje 4 is aangegeven. De basisplaat 1 kan op zodanige, niet nader weergegeven, wijze met het tafelblad 2 zijn verbonden, dat hij in een bepaalde stand ten opzichte van het tafelblad, en in het 10 bijzonder ten opzichte van het naaimachinevoetje 4 kan worden gebracht.
Op de basisplaat 1 zijn door middel van steunen 5 en bouten 6 twee geleidingsstangen 7 vast aangebracht.
Over de stangen 7 zijn steunen 8 verschuifbaar, die door 15 middel van bouten 9 zijn verbonden met een geleidingsplaat 10. Door middel van steunen 11 en bouten 12 zijn op de geleidingsplaat 10 één of meer geleidingsstangen 13 aangebracht, waarover weer steunen 14 verschuifbaar zijn, die door middel van bouten 15 zijn verbonden met de 20 geleidingsvoet 16.
De geleidingsvoet 16 omvat het voorste deel 17, dat is verbonden met stangen 18, die verschuifbaar zijn opgenomen in het achterste deel 19 van de geleidingsvoet 16.
25 Het voorste deel 17 van de geleidingsvoet 16 wordt gevormd door een in hoofdzaak U-vormig deel 20.
De bovenste poot 21 draagt één of meer pennen 22 waar overheen in vertikale richting de steun 23 verplaatsbaar is, welke steun 23 de strip 24 draagt.
30 De strip 24 is samengesteld uit de bovenplaat 25, de onderplaat 26 en de tussenplaat 27. De bovenplaat 25 is voorzien van een haaks omgezet deel 28, dat door middel van een draadeind 29, geschroefd in de steun 23, en een moer 30 op de steun 23 wordt vastgehouden. De onderplaat 35 26 is voorzien van een haaks omgezet deel 31, dat door middel van een niet nader aangeduide schroef eveneens op de steun 23 is vastgezet.
Zoals in het bijzonder blijkt uit fig. 4 omvat de tussenplaat 27 een voorste deel 32 en een achterste 40 deel 33. Het voorste deel 32 is verzwenkbaar om de pen 34 8701 066 - 9 - die vast in de bovenplaat 25 en/of de onderplaat 26 van de strip 24 is aangebracht. Dit voorste deel 32 omvat de grijperbek 35 en de haak 36, die samenwerkt met een haak 37 van het achterste deel 33, dat in lengterichting ver-5 plaatsbaar is tussen de bovenplaat 25 en de onderplaat 26 in, door middel van pennen 38, verbonden met de boven- en/of onderplaat en gaande door sleufgaten in het achterste deel 33. Dit achterste deel 33 bezit een grijperbek 40.
In fig. 4 is die stand van het voorste deel 32 10 en achterste deel 33 weergegeven, waarbij de grijperbekken 35 respectievelijk 40 het verst van elkaar verwijderd zijn.
Wanneer nu het achterste deel 33 van de tussenplaat 27 verplaatst wordt in de richting van de pijl P, zie fig. 4, zullen door de in elkaar grijpende haken 36, 37 van 15 respectievelijk de delen 32 en 33 de grijperbekken 35 en 40 naar elkaar toe bewegen en de delen zullen de stand in gaan nemen, zoals deze met streeplijnen is aangeduid in fig. 4.
De teruggaande beweging van het achterste deel 33 20 van de tussenplaat 27 vindt plaats onder invloed van de veer 41, die aandrukt tegen een omgezet deel 42 van het achterste deel 33, terwijl de veer anderzijds aanligt tegen een plaat 43, die door middel van twee moeren 44 op het reeds bovengenoemde draadeind 29 wordt vastgehouden.
25 Voor het verplaatsen van het achterste deel 33 van de tussenplaat 27 van de strip 24 dient de enkelwerkende luchtcilinder 45, die op niet nader weergegeven wijze vast is verbonden met de steun 23.
Zoals in het bijzonder blijkt uit fig. 3 kan de 30 steun 23 op en neer worden verplaatst door middel van de enkelwerkende luchtcilinder 46 die op niet nader weergegeven wijze vast is aangebracht aan het voorste deel 17 van de geleidingsvoet 16. De afstand waarover de steun 23 naar boven toe wordt verplaatst, kan worden ingesteld 35 door middel van de schijf 47, die excentrisch wordt ondersteund in het draaipunt 48 en in de gewenste stand kan worden vastgezet. In de in fig. 3 weergegeven stand van de schijf 47 zal deze zijn kleinste slag uitvoeren, zodat in de omhoog gebrachte stand van de steun 23 de er mee 40 verbonden strip 24 zich op de kleinste afstand boven het 8701 066 - 10 - * tafelblad 2, zie fig. 2, van de naaimachine 3 zal bevinden. Voor het positief naar beneden toe drukken van de steun 23 dient de veer 49, die anderzijds aanligt tegen de bovenste poot 21 van het voorste deel 17 van de geleidingsvoet 16.
5 Tijdens een deel van de bewegingsfasen van de inrichting zullen het voorste deel 17 en het achterste deel 19 van de geleidingsvoet 16 vast met elkaar zijn gekoppeld door middel van de twee enkelwerkende luchtcilinders 50, zie fig. 1 en 2. Deze luchtcilinders 50 zijn verbonden 10 met het achterste deel 19 van de geleidingsvoet 16 en liggen in hun eindstand aan tegen lippen 51, die zijn verbonden met het voorste deel 17 van de geleidingsvoet 16.
Het is duidelijk, dat wanneer de luchtcilinders 50 drukloos zijn het voorste deel 17 van de geleidingsvoet 15 16 vrij verplaatsbaar is ten opzichte van het achterste deel 19 daarvan. Bij belasting van de luchtcilinders 50 zal het deel 17 steeds een vaste stand innemen ten opzichte van het deel 19.
De geleidingsvoet 16 is over de geleidingsstangen 20 13 verschuifbaar door middel van de dubbelwerkende lucht cilinder 52, die fig. 2. De geleidingsplaat 10, waarop zich de geleidingsvoet 16 bevindt, is verschuifbaar over de stangen 7 door middel van twee luchtcilinders 53 en 54, die elk voor een bepaalde dwarsverplaatsing zorgen, zoals 25 hierna nog zal worden toegelicht.
De basisplaat 1 draagt verder nog een pen 54, waarop een steun 55 verdraaibaar is, die dient voor het ondersteunen van het magazijn 56, waarin zich de ophang-organen 57, zie fig. 5 en 6, bevinden.
30 Het magazijn 56 wordt, door niet nader weergegeven middelen, in de gewenste stand vastgezet maar kan ten opzichte van de pen 54 worden weggezwenkt, wanneer dit bijvoorbeeld noodzakelijk is voor reparatie of onderhoud van de naaimachine 3.
35 Zoals blijkt uit fig. 1 is het voorste deel 17 van de geleidingsvoet 16 voorzien van een aanslagorgaan 58, bestaande uit de strip 59 en de geleidingsstang 60, die verschuifbaar is in een niet nader aangeduide boring in het U-vormige deel 20 en ten opzichte daarvan, in de 40 gewenste stand, kan worden vastgezet door middel van de 8701066 - 11 - klemschroef 61. Tegen de strip 59 aan kan de rand van een gordijn worden gelegd, zodat een ophangorgaan 57, dat is opgenomen tussen de grijperbekken 35 en 40 de juiste stand in kan nemen ten opzichte van de rand van het 5 gordijn, zodat alle haken op de juiste afstand van de rand van het gordijn zullen worden vastgenaaid. Deze afstand kan naar wens worden gevarieerd door losdraaien van de klemschroef 61, het verschuiven van de stang 60 en het weer vastdraaien van de klemschroef 61.
10 Zoals in het bijzonder blijkt uit de fig. 5 en 6 omvat het ophangorgaan 57 een haak 62 en een lip 63.
De haak 62 bezit een grotere dikte dan de lip 63, daar de lip 63 aan het in fig. 6 met streeplijnen weergegeven gordijn 64 moet worden vastgenaaid door middel van steken 15 die zich ter plaatse van de lijn 65 bevinden.
De eindrand van de lip 63 is voorzien van een verdikking 66, die er enerzijds voor zorgt dat bij het spuitgieten van het ophangorgaan de lip 63 zijn vlakke vorm behoudt, terwijl anderzijds bij het vastnaaien op 20 de verdikte eindrand 66 een zekere kracht kan worden uitgeoefend om de lip 63 stevig in de gordijnplooi te drukken.
In het dikke deel van de haak 62 zijn insnijdingen 67 aangebracht, die zich echter niet over de gehele dikte 25 van het betreffende deel uitstrekken, zodat een ononderbroken verbinding aanwezig is tussen de haak 62 en de lip 63.
Verder is het ondereinde 68 van de door de haak 62 gevormde sleuf naar de zijde van de lip 63 toe uit-30 gesneden, zoals in het bijzonder blijkt uit fig. 5.
De haak 62 heeft verder een V-vormig deel 70, dat naar de uitsnijding 68 is toegericht. Wanneer nu een opwaartse kracht op het ophangorgaan 57 wordt uitgeoefend, bij het aanbrengen van opeenvolgende ophangorganen op 35 gordijnrailglijders of dergelijke, zal een reeds in de sleuf 69 aanwezige glijder niet gemakkelijk uit de sleuf 69 kunnen worden verwijderd, daar hij opgenomen blijft in het ondereinde 68 van de sleuf 69 en pas daaruit kan worden verwijderd wanneer het V-vormige deel 70 40 van haak 62 iets naar buiten toe wordt gebogen.
8701066
X
- 12 -4
Bij het bedrijf van de inrichting wordt nu als volgt te werk gegaan.
Aangenomen wordt dat de strip 24 zich bevindt in de stand als weergegeven in fig. 1. Daarbij is het 5 aanslagorgaan 58 door middel van de klemschroef 61 in een bepaalde stand ten opzichte van de strip 24 vastgeklemd in het voorste deel 17 van de geleidingsvoet 16.
Door middel van de veer 41 is het achterste deel 33 van de tussenplaat 27 van de strip 24 toegedrukt naar 10 de stand zoals deze in getrokken lijnen is weergegeven in fig. 4, zodat ook het voorste deel 32 zich bevindt in de stand zoals deze met getrokken lijnen is weergegeven.
Door middel van de luchtcilinder 53, zie fig. 1, wordt nu de geleidingsplaat 10 naar rechts toe gebracht, 15 totdat de grijperbekken 35 en 40 zich zijdelings bevinden naast een ophangorgaan 57, dat zich op de bodem van het magazijn 56 bevindt. Op deze plaats is het magazijn dus open in de richting van de haak 62, zodat een ophangorgaan 57 in de richting van de pijl R, zie fig. 1, uit het 20 magazijn 56 kan worden weggetrokken.
Om dit te bereiken wordt door middel van de luchtcilinder 45, zie fig. 2, het achterste deel 33 van de tussenplaat 27 verplaatst in de richting van de pijl P, zie fig. 4, zodat de grijperbekken 35 en 40 komen te 25 vallen in de insnijdingen 67 van het ophangorgaan 57 om dit stevig vast te klemmen. Vervolgens wordt nu door middel van de luchtcilinder 53 de geleidingsplaat 10 teruggebracht naar de stand als weergegeven in fig. 1.
Vervolgens wordt met behulp van de luchtcilinder 30 46 de steun 23, tegen de werking van de veer 49 in, naar boven toe gebracht, totdat de schijf 47 aanligt tegen de bovenste poot 21 van het ü-vormige deel 17 van de geleidingsvoet 16. De strip 24 en het daarin opgenomen ophangorgaan 57 bevinden zich nu op voldoende 35 hoogte boven het tafelblad 2 van de naaimachine om over het daarop gelegde gordijn 64 heen te kunnen bewegen en wel naar de stand die in fig. 1 met streeplijnen is weergegeven en is aangeduid met 241. Deze beweging van de geleidingsvoet 16 vindt plaats met behulp van de 40 luchtcilinder 52.
8701066 4 - 13 -
In deze stand wordt de bovenrand van het gordijn aangelegd tegen de strip 59 van het aanslagorgaan 58. De luchtcilinder 46 wordt nu drukloos gemaakt, zodat de strip 24 naar beneden toe beweegt, onder invloed van 5 de veer 49 en, tezamen met het ophangorgaan 57 op het gordijn wordt gedrukt. Het gordijn wordt om de lip 63 van het ophangorgaan 57 heengeslagen en nu wordt, met behulp van de luchtcilinder 54 de strip 24 naar rechts toe verplaatst, als gezien in fig. 1, totdat het ophangorgaan 10 57, tezamen met het gordijn 64, voldoende ver onder het naaimachinevoetje 4 is geschoven. Met behulp van de naaimachine wordt nu de lip 63 van het ophangorgaan 57 in de gordijnplooi vastgenaaid. Daar daarbij het gordijn in de richting van de pijl T heen en weer moet worden bewogen 15 onder het naaimachinevoetje door, worden de cilinders 50 drukloos gemaakt, waardoor het voorste deel 17 van de geleidingsvoet 16 vrij kan bewegen ten opzichte van het achterste deel 19 van de geleidingsvoet 16.
Vervolgens wordt de luchtcilinder 45 drukloos 20 gemaakt en wordt door de veer 41 het achterste deel 33 van de tussenplaat 27 naar zijn uitgangsstand teruggebracht, zodat de grijperbekken 35 en 40 het ophangorgaan 57 vrijgeven. Door middel van de luchtcilinder 54 wordt de strip 24 weer gebracht naar de stand 24', weergegeven 25 in fig. 1, terwijl tegelijkertijd door middel van de luchtcilinder 46 de steun 23, die de strip 24 draagt, omhoog wordt gebracht om vrij te komen van het gordijn.
Door middel van de cilinder 52 wordt nu de strip 24 teruggebracht naar de stand zoals deze met getrokken lijnen 30 is weergegeven in fig. 1. Daarbij worden gelijktijdig de luchtcilinders 50 weer onder druk gebracht, zodat de delen 17 en 19 van de geleidingsvoet weer vast met elkaar zijn gekoppeld.
De strip 24 bevindt zich nu weer in de uit-35 gangsstand, zoals deze is weergegeven in fig. 1 en de gehele cyclus kan zich herhalen. Daarbij kunnen de opeenvolgende bedieningen van de verschillende onderdelen langs elektronische weg plaatsvinden. Verder kan er een . koppeling aanwezig zijn tussen deze bedieningsmiddelen 40 en de naaimachine, zodat de naaimachine slechts in werking 8701066 « - 14 - kan treden wanneer de strip 24, met daarin een ophang-orgaan 57 bij het naaimachinevoetje 4 is gebracht. Op deze wijze kan het aanbrengen van een ophangorgaan aan een gordijn nog verder worden geautomiseerd en dus 5 vergemakkelijkt.
Het zal duidelijk zijn, dat slechts een mogelijke uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding in de tekening is weergegeven en in het bovenstaande beschreven en dat vele wijzigingen kunnen worden 10 aangebracht zonder buiten de uitvindingsgedachte te vallen. Zo kunnen bijvoorbeeld in plaats van enkelwerkende luchtcilinders dubbelwerkende worden toegepast en omgekeerd. Ook de wijze waarop de verschillende onderdelen ten opzichte van elkaar worden geleid kunnen worden 15 gevarieerd.
8701066

Claims (20)

1. Inrichting voor gebruik bij het vastzetten van een ophangorgaan (57) in een plooi van een gordijn (64), waarbij het ophangorgaan (57) een haakdeel (62) bezit en een daarmee verbonden, in hoofdzaak evenwijdig aan het 5 haakdeel (62) lopende, lip (63) en het ophangorgaan (57) gelegd wordt op een deel van het, zich op het tafelblad (2) van een naaimachine (3) bevindende, gordijn (64), waarna het gordijn om de vrije rand (66) van de lip (63) heen wordt geslagen en de aldus gevormde gordijnplooi 10 aan de lip (63) van het ophangorgaan (57) wordt vastgenaaid, waarbij de inrichting omvat: een in hoofdzaak evenwijdig aan het tafelblad (2) van de naaimachine (3) lopende strip (24), die is voorzien van middelen (35,40) voor het opnemen en tijdelijk vasthouden van een ophang-15 orgaan (57) en middelen voor het zodanig ondersteunen en verplaatsen van de strip (24), dat deze opeenvolgend gebracht kan worden naar: a) een plaats waar een ophangorgaan (57) kan worden opgenomen, b) een plaats (24') waar het opgenomen ophangorgaan (57) zich boven het gor-20 dijn (64) bevindt; c) een plaats waar de lip (63) van het ophangorgaan (57),nadat het gordijn (64) daar overheen is gevouwen, zich onder het naaimachinevoetje (4) bevindt; en, na het loslaten van het ophangorgaan (57), d) de eerstgenoemde plaats om een volgend ophangorgaan 25 (57) op te nemen.
2. Inrichting volgens conclusie l,met het kenmerk, dat de beweging van de strip (24) naar het naaimachinevoetje (4) toe plaatsvindt in een richting dwars op de naairichting, zodanig dat het zich in de 30 plooi van het gordijn (64) bevindende ophangorgaan (57) in de plooi wordt gedrukt.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, m e t het kenmerk, dat de strip (24), dienend voor het opnemen van een ophangorgaan (57), in hoofdzaak 35 verplaatst wordt in een vlak dat op een dusdanige hoogte boven het tafelblad (2) van de naaimachine (3) ligt, dat 87 01 0 6 6 * - 16 - een gordijn (64) met de maximale dikte op het tafelblad (2) kan liggen terwijl middelen (49) aanwezig zijn om de strip (24), na tezamen met het ophangorgaan (57) boven het gordijn (64) te zijn gebracht, naar het tafelblad 5 (2) van de naaimachine (3) toe te drukken om met het daarop liggende gordijn (64) in aanraking te komen, welke aanligging wordt gehandhaafd tenminste totdat het door de strip (24) opgenomen ophangorgaan (57) onder het naaimachinevoetje (4) is gebracht.
4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de strip (24) voor het opnemen van een ophangorgaan (57) bestaat uit een bovenplaat (25) en een onderplaat (26), die met elkaar zijn verbonden, en uit een zich daartussen bevindende tussen-15 plaat (27) die twee buiten de andere platen (25,26) uitstekende grijperbekken (35,40) draagt en die zodanig is uitgevoerd, dat ten minste één van de grijperbekken (35.40) ten opzichte van de andere beweegbaar is.
5. Inrichting volgens conclusie 4, m e t het 20 kenmerk, dat de tussenplaat (27) twee delen omvat en wel een voorste deel (32) dat verzwenkbaar is ten opzichte van een pen (34) die vast is aangebracht in de boven- en/of onderplaat (25,26) en welk voorste deel (32) één van de grijperbekken (35) draagt en is voorzien 25 van een haak (36) die samenwerkt met een haak (37) van een achterste deel (33) van de tussenplaat (27), welk deel (33) in lengterichting verplaatsbaar is tussen de boven- en onderplaat (25,26) van de strip (24) en welk achterste deel (33) eveneens een grijperbek (40) 30 draagt, zodanig dat bij verschuiving van het achterste deel (33) van de tussenplaat (27) de beide grijperbekken (35.40) naar elkaar toe dan wel van elkaar af worden bewogen.
6. Inrichting volgens conclusie 5, m e t het 35 kenmerk, dat het achterste deel (33) van de tussenplaat (27) is voorzien van in lengterichting lopende sleuven (39), waarin zich pennen (38) uitstrekken die 8701066 - 17 - zijn aangebracht in de boven- en/of onderplaat (25,26) van de strip (24).
7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6,met het kenmerk, dat het achterste deel (33) van de tussen- 5 plaat (27) naar voren toe verschuifbaar is door middel van een drukmediumcilinder (45), aangebracht op een steun (23) waarmee ook de boven- en onderplaat (25,26) van de strip (24) zijn verbonden, terwijl het achterste deel (33) van de tussenplaat (27) naar zijn achterste 10 stand kan worden toegedrukt door middel van een veer (41).
8. Inrichting volgens conclusie 7,met het kenmerk, dat de steun (23) die de strip (24) draagt ten opzichte van een geleidingsvoet (16) omhoog kan worden gebracht door middel van een drukmediumcilinder 15 (46) en door een veer (49) naar zijn laagste stand kan worden toegedrukt.
9. Inrichting volgens conclusie 8, m e t het kenmerk, dat een verstelbare aanslag (47,48) aanwezig is, waardoor de hoogste stand van de steun (23) 20 ten opzichte van de geleidingsvoet (16) wordt bepaald.
10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat de geleidingsvoet (16) in lengterichting van de strip (24) verplaatsbaar wordt ondersteund door een geleidingsplaat (10), die op zijn 25 beurt wordt ondersteund door een vast ten opzichte van de naaimachine (3) opgestelde basisplaat (1), zodanig dat de geleidingsplaat (10) in dwarsrichting ten opzichte van de strip (24) over de basisplaat (1) kan worden verplaatst.
11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de strip (24) vanuit een uitgangspositie dwars op zijn lengterichting wordt verplaatst naar een opneemmagazijn (56) voor ophangorganen (57) toe om daaruit het onderste van de op elkaar gestapelde 35 ophangorganen (57) weg te nemen, waarna de strip (24) 8701066 ‘ - 18 - naar de betreffende uitgangspositie terugkeert om vanuit deze stand in lengterichting, door middel van een druk-mediumcilinder (52), te worden verplaatst tot boven het gordijn (64), zijdelings van het naaimachinevoetje (4).
12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat voor de twee zijdelingse verplaatsingen twee afzonderlijke drukmediumcilinders (53,54) worden gebruikt, die met de geleidingsplaat (10) zijn gekoppeld en wel zodanig dat de bediening van de ene drukmedium-10 cilinder (53,54) voor het verkrijgen van de verplaatsing naar hetzij het ophangorgaanmagazijn (56) of naar het naaimachinevoetje (4) toe niet wordt belemmerd door de andere drukmediumcilinder.
13. Inrichting volgens één der conclusies 7-12, 15 met het kenmerk, dat de geleidingsvoet (16) ten opzichte van de geleidingsplaat (10), in lengterichting van de strip (24), verplaatsbaar is en onder inwerking staat van twee tegengesteld gerichte drukmediumcilinders (50), die in hun drukbelaste eindstanden 20 de geleidingsvoet (16) op een vaste plaats van de geleidingsplaat (10) blokkeren.
14. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een aanslagorgaan (58) aanwezig is waar de bovenrand van het gordijn (64) 25 tegen aan kan worden gelegd, voordat de strip (24) met het daardoor opgenomen ophangorgaan (57) boven het gordijn (64) wordt gebracht.
15. Inrichting volgens conclusie 14, m e t het kenmerk, dat het aanslagorgaan (58) verstelbaar 30 is en wel in de lengterichting van de opneemstrip (24).
16. Inrichting volgens conclusie 14 of 15, m e t het kenmerk, dat het aanslagorgaan (58) is verbonden met de geleidingsvoet (16) , die de met de strip (24) verbonden steun (23) op en neer beweegbaar geleidt. 8701066 t - 19 -
17. Ophangorgaan geschikt voor gebruik bij de inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het ophangorgaan een haakdeel (62) omvat en een daarmee verbonden en in hoofd- 5 zaak evenwijdig daarmee lopende dunner uitgevoerde lip (63), waarbij het haakdeel (62) en de lip (63) één geheel met elkaar vormen en in het ophangorgaan (57), op twee in lengterichting op afstand van elkaar liggende plaatsen, insnijdingen (67) zijn aangebracht waarin de grijperbekken 10 (35,40) van de strip (24) kunnen grijpen, zodanig dat de strip (24) en het ophangorgaan (57) zich nagenoeg in hetzelfde vlak kunnen bevinden.
18. Ophangorgaan volgens conclusie 17, m e t het kenmerk, dat de insnijdingen (67) zich in het 15 dikste deel van het ophangorgaan (57) bevinden, maar zich niet over de gehele dikte daarvan uitstrekken.
19. Ophangorgaan volgens conclusie 17 of 18, met het kenmerk, dat de vrije langsrand (66) van de lip (63) dikker is uitgevoerd dan het direkt met de 20 haak (62) verbonden deel van de lip (63).
20. Ophangorgaan volgens één der conclusies 17 - 19, met het kenmerk, dat het ondereinde (68) van de sleuf (69) van de haak (62), waarin zich een gordijnrailgeleider of dergelijke kan bevinden, naar de 25 zijde van de lip (63) toe is uitgesneden. 8701066
NL8701066A 1987-05-06 1987-05-06 Inrichting voor gebruik bij het vastzetten van een ophangorgaan in een gordijnplooi en ophangorgaan geschikt voor gebruik van de inrichting. NL8701066A (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8701066A NL8701066A (nl) 1987-05-06 1987-05-06 Inrichting voor gebruik bij het vastzetten van een ophangorgaan in een gordijnplooi en ophangorgaan geschikt voor gebruik van de inrichting.
AT88200886T ATE69839T1 (de) 1987-05-06 1988-05-04 Vorrichtung, um aufhaengelemente in die falten von gardinen zu naehen und aufhaengelemente dafuer.
EP88200886A EP0290104B1 (en) 1987-05-06 1988-05-04 Device to be used for fastening a hanger in a curtain plait and hanger suitable for using the device
DE8888200886T DE3866420D1 (de) 1987-05-06 1988-05-04 Vorrichtung, um aufhaengelemente in die falten von gardinen zu naehen und aufhaengelemente dafuer.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8701066A NL8701066A (nl) 1987-05-06 1987-05-06 Inrichting voor gebruik bij het vastzetten van een ophangorgaan in een gordijnplooi en ophangorgaan geschikt voor gebruik van de inrichting.
NL8701066 1987-05-06

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8701066A true NL8701066A (nl) 1988-12-01

Family

ID=19849963

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8701066A NL8701066A (nl) 1987-05-06 1987-05-06 Inrichting voor gebruik bij het vastzetten van een ophangorgaan in een gordijnplooi en ophangorgaan geschikt voor gebruik van de inrichting.

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP0290104B1 (nl)
AT (1) ATE69839T1 (nl)
DE (1) DE3866420D1 (nl)
NL (1) NL8701066A (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL9201957A (nl) * 1992-11-09 1994-06-01 Eisenkolb Confectiemach Bv Inrichting voor het automatisch toevoeren van gordijnhaken naar een naaimachine.
NL9301873A (nl) * 1993-10-29 1995-05-16 Inprotec Int Bv Gordijnhaak.
NL1013362C2 (nl) * 1999-10-21 2001-04-24 Prowa Products Bv Inrichting en werkwijze voor het instellen van de haakhoogte en toevoeren van gordijnhaken.

Family Cites Families (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE221988C (nl) *
US1604686A (en) * 1926-06-10 1926-10-26 Ernest R Falkenberg Plaited drapery
US1993799A (en) * 1932-07-22 1935-03-12 Philips Henry Curtain plaiting and stitching machine
US2115593A (en) * 1937-07-16 1938-04-26 Strube Emma Heading support
BE757243A (nl) * 1969-10-10 1971-03-16 Plastofold A G Drager voor het ophangen van een gordijn
CH547890A (de) * 1970-11-17 1974-04-11 Dietler Hugo Verfahren zur faltenherstellung bei gardinen, vorhaengen und anderen arbeitsstuecken und vorrichtung zur ausuebung des verfahrens.

Also Published As

Publication number Publication date
DE3866420D1 (de) 1992-01-09
EP0290104B1 (en) 1991-11-27
EP0290104A3 (en) 1989-01-18
ATE69839T1 (de) 1991-12-15
EP0290104A2 (en) 1988-11-09

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US3811152A (en) Machine for separating a shoulder from a forequarter of meat
EP0402976A1 (en) Apparatus for manipulating a pallet
US4157825A (en) Device for separating single textile workpieces from a stack
NL8701066A (nl) Inrichting voor gebruik bij het vastzetten van een ophangorgaan in een gordijnplooi en ophangorgaan geschikt voor gebruik van de inrichting.
CN105538988A (zh) 一种钉布机的画布装订方法
CN211469974U (zh) 一种用于手机零部件上下料挂机
US5114056A (en) Pleating method and apparatus
US4144825A (en) Workpiece stacking device for sewing machines
US4736499A (en) Equipment for unraveling threads from a fabric
US3750604A (en) Sewing method
US5467516A (en) Pallet slat salvaging apparatus
DE1929206B2 (de) Vorrichtung zum vereinzeln einer bestimmten anzahl in einem stapel uebereinanderliegender blattfoermiger gewebestuecke
NL9201957A (nl) Inrichting voor het automatisch toevoeren van gordijnhaken naar een naaimachine.
NL9102032A (nl) Werkwijze en inrichting voor het uitvoeren van bewerkingen aan karkassen van slachtdieren.
NL2008060C2 (nl) Combinatie omvattende twee klemlichamen, kleminrichting, emmeraanbeugelinrichting, alsmede inrichting en werkwijze voor het vormen van een verdikte kop aan een kopeind van een metalen staafelement.
EP1695929A1 (en) Tray destacker
CN109505075B (zh) 一种自动罗纹机的进料机构
US4416125A (en) Feed device equipment for letting out hides
US4945843A (en) Sewing machine workpiece alignment device
BE1010633A5 (nl) Werkwijze en machine voor het opbinden van geslacht gevogelte.
US918986A (en) Doweling-machine.
NL8700094A (nl) Inrichting voor het verwijderen van een niet uit een geniete bundel vellen.
CN212863110U (zh) 一种夹具
NO138361B (no) Sveisejigg for buttsveising av langskipsbaerere
CN113089066B (zh) 拉链头上挂机

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed