NL9102032A - Werkwijze en inrichting voor het uitvoeren van bewerkingen aan karkassen van slachtdieren. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Werkwijze en inrichting voor het uitvoeren van bewerkingen aan karkassen van slachtdieren.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze zoals beschreven in de aanhef van conclusie 1 en op een inrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze zoals beschreven in de aanhef van conclusie 5.

Het uitvoeren van bewerkingen aan karkassen of karkashelften, danwel het uitvoeren van waarnemingen daaraan is onderwerp van EP-A-0 273 371. Bij de uit deze aanvrage bekende werkwijze en inrichting worden de karkassen continu bewegend door de inrichting gevoerd; een tweede, intermitterend werkend transportstelsel neemt elk karkas uit de eerste transportbaan en beweegt het langs de bewerkingsinrichtingen. Deze opzet leidt tot een bijzonder gecompliceerd, volumineus, geheel met vele bewegende delen.

De uitvinding beoogt een werkwijze en inrichting van de hierboven beschreven soort te verschaffen die veel eenvoudiger uitvoerbaar is respectievelijk constructief aanzienlijk eenvoudiger is. Dit doel wordt bereikt met de werkwij-zestappen zoals beschreven in het kenmerk van conclusie 1 en in de daarvan afhankelijk volgconclusies respectievelijk in het kenmerk van conclusie 5 en de daarvan afhankelijke volgconclusies.

Het tijdens het uitvoeren der bewerkingen met de baan meebewegen der inrichting vergt weliswaar een aandrijving die met de baan moet zijn gesynchroniseerd en er in een voorkeursuitvoering voor zorgt dat de gehele inrichting na het uitvoeren der bewerkingen in versneld tempo naar de uitgangsstand moet worden teruggevoerd doch dit is met de huidige ter beschikking staande besturings- en aandrijfmid-delen geen enkel probleem. De volgens de aanvrage voorgestelde positionering resulteert in een zeer nauwkeurige plaatsing der karkassen ten opzichte van de bewerkings-organen zodat de bewerkingen exact op de gewenste plaats kunnen worden uitgevoerd.

Met de werkwijze en inrichting volgens de uitvinding kunnen zowel complete karkassen als gekliefde, dus in feite uit twee helften bestaande karkassen worden verwerkt. In de nuvolgende beschrijving wordt uitgegaan van laatstgenoemde situatie.

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening. Hierin is:

Figuur 1 een perspectivische schematische afbeelding van een complete installatie voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding; figuur 2 een zijaanzicht van de voornaamste delen daarvan; figuur, 3 een vooraanzicht van deze installatie; figuur 4a toont hoe een reeds gekliefd, dus uit twee karkashelften bestaand karkas bij de installatie arriveert? figuur 4b toont de beide karkashelften over 90° gedraaid ten opzichte van de stand volgens figuur 4a; figuur 4c toont in zijaanzicht het positioneren van de karkashelften; figuur 5 toont dit positioneren in vooraanzicht; figuur 6 toont een zijaanzicht van de elementen voor het in de juiste stand brengen van de spreider waaraan het karkas hangt? figuur 7 toont deze elementen in vooraanzicht.

De inrichting volgens de uitvinding, bestemd voor het uitvoeren van de in het voorgaande beschreven werkwijze, is in figuur 1 getekend en omvat een in zijn geheel met het verwijzingscijfer 2 aangegeven bewerkingsinrichting. Deze is opgesteld langs een transportbaan 4 waaraan, hangend aan spreiders 6, karkassen of karkashelften van slachtdieren -in het onderhavige geval varkenskarkashelften - worden aangevoerd.

De bewerkingsinrichting bestaat uit een in omhullingen 8af 8b opgenomen kolommen 10a, 10b die worden gedragen door een wagen 12. De wagen 12 kan in een heen en weer gaande beweging in de richting der pijlen 14 (figuur 2) worden aangedreven door middel van een, niet getekende, aandrijf-motor samenwerkend met rondsels 16a, 16b, 16c en een vaste tandriem 18. Het geheel staat onder invloed van een geschikte besturing waarvan de realisatie de vakman geen problemen zal geven en die hier dan ook niet nader wordt toegelicht.

De kolommen 10a, 10b dragen een horizontale aanslagbalk 20 die in de richting van de pijlen 22 op een gewenste hoogte kan worden ingesteld door middel van een hijsmotor 23 welke een over geleiderollen 24, 25 geslagen hijskabel 26 aandrijft. Het gewicht van de horizontale aanslagbalk 20 met de daardoor gedragen componenten wordt daarbij grotendeels gecompenseerd door de luchtveer 30 die via de over de rollen 27, 25 geslagen kabel 28 met de balk 20 is verbonden .

De dwarsbalk 20 draagt twee, in de richting van de pijlen (figuur 3, 5) heen en weer beweegbare horizontale aanslagen 32a, 32b, die elk aan hun einde een verticale pootdrukker 34a, 34b dragen; deze aanslagen 32a, 32b zijn vastgezet aan geschikte geleidingen 36a, 36b die samenwerken met werkcylinders 38a, 38b.

De inrichting volgens de uitvinding is geschikt voor het positioneren van karkassen ten behoeve van het uitvoeren van bewerkingen daaraan in de ruimste zin des woords; de nu te beschrijven inrichting is speciaal ingericht voor het stempelen van karkassen. Hiertoe omvat de inrichting een aantal, schematisch aangegeven, stempelhouders 40a, 40b; 42a, 42b; 44a, 44b; 46a, 46b en 48a, 48b waarvan de stempelhouders 40a, 40b op een vaste hoogte worden gedragen door de van de kolommen 8a, 8b uitgaande armen 50a, 50b terwijl de stempelhouders 42a ... 48a respectievelijk 42b ... 48b worden gedragen door de dwarsbalk 20 en met deze in hoogte kunnen worden ingesteld. De stempelhouders worden gedragen door bedieningsarmen met behulp waarvan ze naar de karkashelften toe en daarvan af kunnen worden bewogen; de uitvoering van deze bedieningsarmen zal hier niet in detail worden besproken.

In de bewegingsrichting van de karkassen, zoals aangegeven met de pijl 52 vóór de inrichting bevindt zich een -op zich bekende - meetplaat 54, bestemd voor het meten van de karkaslengte en scharnierend gedragen door een huis 56. Daarin bevindt zich een - niet getekende - gever die een signaal levert dat een maat is voor de hoek waarover de plaat, wanneer het karkas de plaat passeert, door de kop ervan wordt verdraaid en dat dus ook een directe maat voor de karkaslengte. Uiteraard kan elk ander geschikt middel, bijvoorbeeld optisch of ultrasoon, voor het bepalen der karkaslengte worden gebruikt.

De met de inrichting volgens de uitvinding gerealiseerde werkwijze volgens de uitvinding verloopt als volgt:

Twee karkashelften, zoals de karkashelften 60a, 60b worden hangend aan de spreider 6 langs de transportbaan 52 aangevoerd in de in figuur 4a getekende stand, dus op de gebruikelijke wijze met de achterpoten 62a, 62b hangend aan de spreider 6 en deze laatste gericht in de langsrichting van de baan 4. Door een geschikte, op zich bekende en niet getekende inrichting wordt de spreider 6 in de richting van de pijl 64 over 90° verdraaid en het geheel neemt dan de stand volgens figuur 4b in. De snuit 66 loopt op tegen de meetplaat 54 en verdraait deze over een bepaalde, met de lengte van de karkashelften 60a, 60b overeenkomende hoek; het daarbij door de inrichting geleverde meetsignaal wordt toegevoerd aan de inrichting 2 (zoals gesymboliseerd door de verbindingslijn 68) en bewerkt daar het op de gewenste hoogte instellen van de 'horizontale aanslagbalk 20 met alle daarmee verbonden elementen, zoals gesymboliseerd met de dubbele pijl 70 in figuur 4c.

Deze instelling van de horizontale aanslag 20 is zodanig dat het karkas met de nekzone 72 tegen de balk 20 oploopt en het moment waarop het karkas deze stand heeft bereikt wordt waargenomen door het detecteren van de positie van de spreider 6 door een geschikte, schematisch weergegeven, taster 73. Deze taster levert een signaal dat leidt tot het in werking stellen van de werkcylinders 48a, 48b en daarmee het in de richting van de pijlen 30 naar elkaar toe bewegen van de horizontale aanslagen 32a, 32b en de daardoor gedragen verticale pootaandrukkers 34a, 34b. De eersten, 32a, 32b klemmen de karkashelften 60a, 60b tussen kop en schouders tegen elkaar zoals aangegeven in figuur 5 en de tweeden, 34a, 34b drukken de poten 74a, 74b naar elkaar. Daarmee is de toestand volgens figuur 5 bereikt.

Zoals reeds gezegd kan de gehele bewerkingsinrichting 2 in de richting van de pijlen 14 worden aangedreven en kort nadat het karkas tegen de horizontale aanslag 20 is opgelopen en de aanslagen 32a, 32b met de pootaandrukkers 34a, 34b in hun eindstand zijn gekomen - waarbij de beweging van de spreider 6 ononderbroken is doorgegaan zodat de karkashelften 60a, 60b zijn gestrekt - wordt de wagen 12 in een met de bewegingsrichting van de baan meelopende beweging aangedreven. Doordat de horizontale aanslagen 32a, 32b boven de kinnebak aangrijpen glijdt het karkas daarbij niet tussen de aanslagen weg. De wagen kan een bepaalde slag uitvoeren en dit geschiedt in een tijd die voldoende is om de bewerkingen aan het karkas, in casu het stempelen, uit te voeren.

Aan het einde van de slag der wagen 12 worden de aanslagen 32a, 32b met de pootaandrukkers 34a, 34b van elkaar bewogen zodat de karkashelften in feite worden vrijgegeven; zij worden met de kophelften 33a, 33b over de aanslag 20 getrokken (die daartoe over een afstand overeenkomend met de koplengte omlaag is bewogen) en vervolgt het karkas zijn baan.

Het kan voor bepaalde toepassingen, in het bijzonder voor het hierboven beschreven stempelen van de karkasdelen gewenst zijn dat de spreider 6 tijdens de bewerkingen exact ten opzichte van de inrichting is gepositioneerd. Dit kan worden gerealiseerd door middel van aan de armen 50a, 50b aangebrachte, op de beide helften der spreider 6 inwerkende aanslagen. Deze zijn in meer detail in de figuren 6 en 7 afgebeeld waarbij figuur 6 een zijaanzicht van één stel aanslagen, en figuur 7 een vooraanzicht van de beide stellen aanslagen toont.

Zoals de figuren tonen draagt elk der armen 50a, 50b een draagplaat 80a respectievelijk 80b en elke draagplaat 80a, 80b draagt twee werkcylinders 82a, 84a respectievelijk 82b, 84b. De werkcylinders 82a, 82b bedienen elk de rechte aanslag 86a respectievelijk 86b en de werkcylinders 84a, 84b bedienen elk de haakvormige aanslag 88a, 88b. De rechte aanslagen 86a, 86b drukken van bovenaf op de beide respectievelijke helften der spreider 6 en houden de spreider aldus horizontaal; de aanslagen 88a, 88b kunnen in de baan van de spreider 6 worden gebracht en bij het oplopen van een spreider 6 zorgen zij ervoor dat de spreider 6 exact dwars op de baan 4 blijft.

Eenvoudigheidshalve zal slechts de bediening der aanslagen 86a respectievelijk 88a worden beschreven; de wijze waarop de aanslagen 86b, 88b worden bediend is daaraan analoog.

Via het scharnierpunt 90a is de zuigerstang 92a van de cylinder 82a verbonden met de scharnierarm 94a die vast is verbonden met de aanslag 86a en met deze kan verdraaien rond het scharnierpunt 96a. De vlakke onderzijde 98a van de aanslag 96a werkt in op de bovenzijde van een spreider-helft.

De zuigerstang 100a van de cylinder 84a is via het scharnierpunt 102a verbonden met de scharnierstang 104a die vast is verbonden met het lijfdeel 106a van de aanslag 88a en met dit kan verdraaien rond hét vaste scharnierpunt 108a; het aanslagvlak 110a van de aanslag 88a werkt in op het voorvlak van de spreider 6. Op deze wijze wordt verzekerd dat de spreider 6 exact dwars staat op de baan 4.

Met de inrichting volgens de uitvinding wordt een exacte positionering van de beide karkashelften ten opzichte van de de bewerkingen daaraan uitvoerende organen, in het bijzonder stempelinrichtingen verkregen waarbij in het bijzonder als gevolg van het feit dat de inrichting tijdens het uitvoeren der bewerkingen met de karkashelften meebeweegt de bewerkingen op exact de juiste plaats worden uitgevoerd.

Claims (10)

1. Werkwijze voor het uitvoeren van bewerkingen aan karkassen van slachtdieren welke langs een bewerkingsinrich-ting worden voortbewogen,^waarbij het karkas met de achterpoten hangt aan een drager zodanig dat de respectievelijke binnenzijden der helften tegenover elkaar liggen, met het kenmerk, dat de bewerkingsinrichting bestuurd in de voortbewegings-richting met de karkashelften kan meebewegen; elk karkas bij het inlopen in deze inrichting met de nekzone oploopt tegen een eerste aanslag; tweede, dwars op de voortbewegingsrichting beweegbare aanslagen aan weerskanten op het karkas aangrijpen en dit vastklemmen; het karkas wordt gestrekt, de inrichting over een bepaalde afstand met het karkas wordt meebewogen en de Λ bewerkingen worden uitgevoerd.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de tweede aanslagen direct onder de schouder in de nekzone aangrijpen.

3. Werkwijze volgens conclusie 1-2, met het kenmerk, dat de bewerkingsinrichting na het uitvoeren van bewerkingen met een aan de voortbewegingsrichting tegengestelde beweging in de uitgangsstand wordt teruggebracht.

4. Werkwijze volgens conclusie 1-3, met het kenmerk, dat de bewerkingen bestaan uit het stempelen van karkasdelen.

5. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1-4, met nabij een transportbaan voor slachtdier-karkassen aangebrachte bewerkingsorganen, met het kenmerk, dat deze bewerkingsorganen worden gedragen door een over een bepaalde afstand onder invloed van besturingsmiddelen in de bewegingsrichting der baan aan te drijven bewerkingsinrichting die een in de door de karkassen bestreken baan gelegen eerste aanslag draagt waartegen de karkassen in de omgeving der nekzone kunnen oplopen, en voorts is voorzien van twee tweede, aan weerskanten van de baan opgestelde en dwars op de baanrichting aan te drijven aanslagen, bestemd aan weerskanten op de karkassen aan te grijpen, waarbij de besturingsmiddelen zijn ingericht voor het detecteren van het tot aanligging komen van de karkashelften tegen de eerste aanslag, het in responsie daarop bekrachtigen van de tweede aanslagen en het, na het strekken van het karkas over een voorafbepaalde afstand met de baan doen meebewegen der inrichting terwijl de bewerkingen worden uitgevoerd.

6. Inrichting volgens conclusie 5, gekenmerkt door middelen voor het na het uitvoeren der bewerkingen versneld in de uitgangsstand terugbrengen van de bewerkingsinrichting.

7. Inrichting volgens conclusie 5-6, met het kenmerk, dat elke tweede aanslag een opstaande pootdrukker draagt.

8. Inrichting volgens conclusie 5-7 en bestemd ter samenwerking met een van spreiders voorziene transportbaan, gekenmerkt door twee aan weerskanten van deze baan opgestelde, onder invloed van besturingsmiddelen bestuurd in een verticaal vlak beweegbare, in en uit de baan van een spreider te brengen spreideraanslagen.

9. Inrichting volgens conclusie 8, gekenmerkt door twee, naast elke spreideraanslag opgestelde, onder invloed van de besturingsmiddelen bestuurd in een verticaal vlak beweegbare, op een spreider inwerkende drukelementen.

10. Inrichting volgens conclusie 5-9, gekenmerkt door middelen voor het detecteren van de positie der karkasdragers voor het daaruit afleiden van een het oplopen van een karkas tegen de aanslagbalk representerend signaal.