NL8600037A - Stelinrichting voor een deur van een motorvoertuig. - Google Patents

Description

^ .ft VO 7532

Stelinrichting voor een deur van een motorvoertuig.

De uitvinding heeft betrekking op een stelinrichting voor een deur van een motorvoertuig, welke aan een deurstijl aan de opbouwzijde zwenkbeweeglijk bevestigd is via een binnen- en buitengreep bediend wordt en een tussen de deurstijl en de voertuigdeur aangebrachte zuiger-5 cilindereenheid omvat, welke een van doortree-openingen voor een druk-medium voorziene zuiger heeft, welke met een twee arbeidskamers van de cilinder onderling scheidend binnenventiel samenwerkt.

Uit het Duitse Auslegeschrift 25 55 062 is een vastzetinrich-ting voor kleppen, deuren en dergelijke in motorvoertuigen met een 10 zuiger-cilindereenheid bekend. Deze heeft in de zuiger doorbrekingsope-ningen, welke door een afdekelement afsluitbaar zijn, waardoor een arreteren van de inrichting bewerkstelligd wordt. Nadelig bij een dergelijke uitvoeringsvorm, in het bijzonder bij de toepassing op motor-voertuigdeuren is, dat bij op de klep werkende drukkrachten, dat wil 15 zeggen bij sluitkrachten, de druk van het medium op het afdekelement zo groot wordt, dat dit element zich van de zuiger aflicht, een medium-doorstroming plaatsvindt en de klep uit zijn arreteerstand komt. Een bepaalde openingshoek is aldus bij het inwerken van uitwendige krachten op de klep, deur of dergelijke met een dergelijke inrichting niet te 20 handhaven.

Doel van de uitvinding is, een stelinrichting van het hierboven bedoelde type zodanig uit te voeren, dat de deur in elke willekeurige tussenstand vastzetbaar, daarenboven echter lichtgangig te sluiten en te openen is.

25 Dit probleem wordt volgens de uitvinding opgelost, doordat de inrichting een de mediumstroom besturend, buitenblokkeerventiel omvat, dat in een de beide arbeidskamers van de cilinder verbindende stuurkring tegen de stromingsrichting in werkend aangebracht is en via stelmiddelen door de deurgreep zodanig bediend wordt, dat de deur in ten minste één 30 tussenstand blokkeerbaar is. %

De met de uitvinding in hoofdzaak verkregen voordelen bestaan daarin, dat de deur bij een bediening door een binnen- of buitengreep lichtgangig te openen en te sluiten is.,.doch hij het loslaten van de bedienings-greep een onmiddellijk vastzetten van de deur bij elke openingshoek plaats- ,. 'J v - ·* -2- vindt. Dit is in het bijzonder voordelig bij nauw geparkeerde voertuigen, opdat het aanslaan van de deur tegen naburig geparkeerde voertuigen vermeden wordt. In het bijzonder kan ook bij het uitstappen uit het voertuig een sterke druk op de deur zonder standsverandering daarvan 5 plaatsvinden. Bij de bekende inrichtingen zou hierdoor een beweging van de deur mogelijk worden, hetgeen echter volgens de uitvoeringsvorm volgens de uitvinding wordt vermeden; immers ook sterkere krachtinwerkingen in de openende richting op de deur laten deze onveranderd in zijn stand staan. Het sluiten van de deur uit de geblokkeerde stand is daarentegen 10 op elk moment mogelijk, waarbij het blokkeerventiel dan door de greep geopend wordt en een mediumstroom via de stuurkring, bij gesloten bin-nenventiel, plaatsvindt. Wanneer daarentegen de greep niet voor het sluiten van de deur benut wordt, kan de deur ook gesloten worden. In dit geval wordt door de druk van het medium op het binnenventiel dit 15 geopend en het medium kan van de ene kamer naar de andere stromen, zodat het sluiten van de deur niet verhinderd wordt.

Door de mechanische en/of elektrische verbinding van het blokkeerventiel met de binnen- of buitengreep van de deur wordt een eenvoudige bediening van dit ventiel verkregen, welke zodanig werkt, dat 20 gelijktijdig met het bedienen van de deur het besturen van het ventiel plaatsvindt, zodat extra schakelinrichtingen vervallen. De mechanische middelen voor het verstellen worden door Bowden-kabels gevormd.

Uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding zijn in de tekening weergegeven en worden in het hiernavolgende nader beschreven.

25 Getoond is in: fig, 1 een schematische voorstelling van een deur met een een zuiger-cilindereenheid omvattende stelinrichting, fig. 2 een bovenaanzicht op de deur in doorsnede met de zuiger-cilindereenheid en een een buitenblokkeerventiel bezittende stuurkring, 30 fig. 3 een ander uitvoeringsvoorbeeld van een stelinrichting met een zuiger-cilindereenheid en twee binnenventielen in doorsnede, fig. 4 standen van de binnenventielen bij het openen en sluiten van de deur in de uitvoeringsvorm volgens fig. 3, en fig. 5 een schematische voorstelling van een elektrische bestu-35 ring van het buitenste blokkeerventiel in de stuurkring volgens fig. 2.

Q ·“; Λ >' ) '. V

-3-

De inrichting 1 omvat in hoofdzaak een zuiger-cilindereenheid 2, welke een stuurkring 3 heeft, waarin een blokkeerventiel 4 aangebracht is. De eenheid 2 is tussen een deur 5 en een deurstijl 6 aan de opbouw-zijde om verticale assen 7, 7a zwenkbaar gehouden, waarbij de zuiger-5 stang met een scharnier 22 van de deur 5 verbonden is. Bij het zwenken van de deur 5 in de pijlrichting 8a (openen) wordt een zuiger 9 van de eenheid 2 in de pijlrichting 10 en bij het zwenken in de pijlrichting 8 % (sluiten) wordt de zuiger 9 in de pijlrichting 11 bewogen. De zuiger 9 van de eenheid 2 heeft volgens fig. 2 doorlaatopeningen 12 voor een druk— 10 medium zoals gas, hydraulische olie of dergelijke. Bij deze uitvoeringsvorm volgens fig. 2 worden de openingen 12 door een door een veer 14 geregeld binnenventiel 13 afhankelijk van de deurbeweging vrijgegeven of gesloten. De de stuurkring 3 vormende leiding van de inrichting 1 mondt met zijn in- en uitlaat in de door de zuiger 9 verdeelde arbeids-15 kamers 15 en 16 van de cilinder uit. Het blokkeerventiel 4 is tegen de stromingsrichting 17 werkend in de stuurkring 3 aangebracht. Het is door mechanische stelmiddelen 18 of elektrische stelmiddelen 19 (fig. 6) afhankelijk van een bediening van de deurgreep 20, 21 in een sluitstand A en een vrijgegeven stand B beweegbaar.

20 Het blokkeerventiel 4 is via de mechanische stelmiddelen 18, welke door kabel- of Bowden-kabels gevormd kunnen zijn, met de binnengreep 20 van de deur en de buitengreep 21 van de deur verbonden. Door elke greep 20 en 21 is het blokkeerventiel 4 in de vrijgegeven stand A en de sluitstand B (fig. 2) te verstellen.

25 Bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 6 zijn de mechanische stel middelen 18 door elektrische stelmiddelen 19 vervangen, door de deurgrepen 20 en 21 is bijvoorbeeld een schakelaar bedienbaar, waardoor bijvoorbeeld een magneetventiel, dat het blokkeerventiel 4a vormt, bestuurd wordt.

t 30 Volgens een ander uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 3 is aan beide zijden van de zuiger 9a een veerbelast ventiel 13a en 13b aanwezig. Deze ventielen werken zo, dat bij het openen van de deur 5 de zuiger 9a zich in de pijlrichting 10 beweegt, waarbij het ventiel 13b van zijn zitting op de zuiger 9a wordt gelicht en de doortree-openingen 12 vrij-35 geeft (fig. 4). Wanneer geen sterke druk op de deur 5 meer uitgeoefend wordt, wordt de deur 5 in zijn geopende stand gehouden. Een lichtgangig -: ' ' 7 V *, -4- verstellen is bij door het ventiel 13b gesloten doortree-openingen 12 niet meer mogelijk. Bij het sluiten van de deur 5 wordt het ventiel 13a van de zuiger 9 afgelicht, zodat de doortree-openingen 12a vrij zijn.

Door het afstemmen van de veren op de ventielen 13a en 13b wordt een 5 lichtgangig openen en sluiten bereikt en dat de deur in tussenstanden bij het openen, ook bij drukinwerking, vastgehouden wordt.

De werking van de inrichting volgens de uitvoeringsvorm volgens fig. 1, 2 en 6 is de volgende:

Bij het openen van de deur 5 van binnenuit door de greep 20 en 10 van buitenaf door de greep 21 wordt deze in de door streep-puntlijnen weergegeven stand getrokken. Hierbij wordt door de stelmiddelen 18; 19 het blokkeerventiel 4 uit zijn sluitstand A in de vrije stand B in de stuurkring 3 getrokken. De beide arbeidskamers 15 en 16 zijn hierdoor met elkaar medium-doorlatend verbonden, zodat de zuiger 13 overeen-15 komstig de deurbeweging in de pijlrichting 5 een beweging in de pijl- richting 10 maakt. Tijdens dit proces zijn de doortree-openingen 12 door het ventiel 13 gesloten. Het medium wordt uit de kamer 15 door de geopende stuurkring 3 in de andere kamer 16 gedrukt. Bij het loslaten van de grepen 20, 21 nemen deze weer hun uitgangsstand (getrokken lijnen) 20 in. Hierdoor wordt het blokkeerventiel 4; 4a gesloten en de doorstro-ming van het medium en dus een verder bewegen van de deur in de openende richting gestopt. De deur 5 is dus in verschillende tussenstanden onmiddellijk vastzetbaar.

Voor het gemakkelijk sluiten van de deur 5 wordt de greep 20, 25 resp. 21 bediend, zodat het blokkeerventiel 4? 4a weer geopend en een mediumdoorlaat mogelijk gemaakt wordt. Evenzo is een gemakkelijk sluiten van de deur 5 zonder bediening van de greep 20, resp. 21 mogelijk. Door de beweging van de zuiger 9 in de pijlrichting 11 wordt het medium in de kamer 16 in de doortree-openingen 12 tegen het ventiel 13 geperst. 30 Dit wordt tegen de spanning van de veer 14 in van zijn zitting op de zuiger 9 afgelicht en geeft de openingen 12 vrij, zodat het verdrongen medium in de andere kamer 15 kan treden.

" ' Λ ^ ~7 Ί Q V v} 3

Claims (5)

1. Stelinrichting voor een deur van een motorvoertuig, welke aan een deurstijl aan de opbouwzijde zwenkbeweeglijk bevestigd is, via een binnen- en buitengreep bediend kan worden en een tussen de deurstijl en de voertuigdeur aangebrachte zuiger-cilindereenheid omvat, welke een van 5 doortree-openingen voor een drukmedium voorziene zuiger heeft, welke met een twee arbeidskamers van de cilinder onderling scheidend binnenventiel samenwerkt, met het kenmerk, dat de inrichting (1) een de mediumstroom besturend, buitenblokkeerventiel (4; 4a) omvat, dat in een de beide arbeidskamers {15; 16) van de cilinder verbindende stuurkring (3) tegen 10 de stromingsrichting (17) in werkend aangebracht is en via stelmiddelen (18; 19) door een deurgreep (20; 21) zodanig bediend wordt, dat de deur (5) in ten minste één tussenstand blokkeerbaar is.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het binnenventiel (13) onder de spanning van een veer (14) op de zuiger (9) zo- 15 danig wordt gehouden, dat bij het openen van de voertuigdeur (5) de doortree-openingen (12) gesloten en bij het sluiten van de voertuigdeur (5) de doortree-openingen (12) mediumdoorlatend zijn.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het blokkeerventiel (4; 4a) zodanig bestuurbaar is, dat dit bij bediening 20 van de deurgreep (20, 21) een vrije stand (B) en bij het niet bedienen een sluitstand (A) in de stuurkring (3) inneemt.

4. Inrichting volgens één of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het blokkeerventiel (4; 4a) door mechanische en/of elektrische stelmiddelen (18; 19) met de binnengreep (20) en de buiten- 25 greep (21) van de deur (5) verbonden is.

5. Inrichting volgens één of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de zuiger (9a) van de inrichting (la) aan elke zijde een ventiel (sluitventiel 13a; openend ventiel 13b) heeft, en deze ventielen drukafhankelijk van het openen en sluiten van de deur 30 (5), een mediumdoorlaat bewerkend, uitgevoerd zijn. n * ·, -« / ' ' J