NL8401443A

NL8401443A - Telecommunicatiesysteem in het bijzonder een telefoonsysteem.

Info

Publication number: NL8401443A
Application number: NL8401443A
Authority: NL
Original assignee: Philips Nv
Priority date: 1984-05-07
Filing date: 1984-05-07
Publication date: 1985-12-02
Also published as: CA1251844A; DE3571542D1; EP0161031A1; EP0161031B1; US4723272A; JPS60240260A; ZA852922B; BR8502146A

Description

4 . ^ $ PHN 11.035 i N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven "Teleccnnunicatiesysteem, in het bijzonder een telefoonsysteem"

De uitvinding heeft betrekking qp een telecommunicatiesysteem, in het bijzonder een telefoonsysteem bevattende een aantal met elkaar gekoppelde deelsystemen, waarbij elk deelsysteem een schakel-stelsel,een besturingseenheid en ten minste een perifere module bevat 5 op welke module canmnicatielijnen kunnen worden aangesloten.

Een dergelijk telecommunicatiesysteem is van algemene bekendheid. In een telecommunicatienet van deelsystemen zoals dat voorkomt bij bedrijfstelefooncentrales wordt normaliter het net samengesteld uit onafhankelijke deelsystemen die elk op zich de 10 variabele en (semi-) permanente data van de eigen aansluitingen beheren.

Vaak is het ook niet te vermijden dat elk datasysteem ook "globale netdata” moet bevatten zoals routeringsgegevens of gegevens betreffende het al dan niet aanwezig zijn van teleprinters. Hier kunnen zich cons is tentieproblemen voordoen wanneer het net als geheel door operational 15 maintenance benaderd moet worden om deze gegevens te wijzigen.

Een ander probleem is dat bij verspreiding van aan elkaar gerelateerde gegevens over de deelsystemen het databeheer, bijvoorbeeld door relatiewijzigingen, bijzonder wordt gecompliceerd.

Tevens kan het dan voorkomen dat gegevens betreffende aansluitingen 20 her en der gehaald moeten worden hetgeen tot vertragingen aanleiding geeft maar bovendien een verhoogde ingangs/uitgangsactiviteit van de besturingseenheden tot gevolg heeft.

De uitvinding beoogt een telecommunicatiesysteem van het in de aanhef vermelde soort te verschaffen waarmee op eenvoudige 25 wijze een efficiënt en zuinig databeheer wordt gerealiseerd. Het tele-connunicatiesysteem heeft daartoe het kenmerk, dat de besturingseenheid van elk deelsysteem over een lijst van nummers binnen het systeem beschikt, dat (¾) basis van een, door een op een communicatielijn aangesloten bron verstrekt nimmer van een eveneens op een conmunicatie-30 lijn aangesloten gewenste besterming wordt bepaald tot welk deelsysteem de besterming behoort, dat indien het bestermingsdeelsysteem verschilt van het brondeelsysteem aan de besturingseenheid van het bestenmings-systeem de noodzakelijke (signalerings) informatie betreffende ‘ identiteit 8401443 C: '•v PHN 11.035 2 en karakteristieken van de bron wordt overgedragen en de verbinding wordt doorgeschakeld naar het besternmingsdeelsysteem en dat de besturingseenheid van het bestemningsdeelsysteem de genoemde informatie analyseert en eventueel de verbinding met de bestemming legt.

5 Is de bestemming omgeleid (bijvoorbeeld bij omleiden bij niet beantwoorden) dan wordt overeenkomstig de uitvinding, door het besternmingsdeelsysteem de informatie betreffende de nieuwe bestemming overgedragen naar de besturingseenheid van het deelsysteem waartoe de nieuwe bestemming behoort via de besturingseenheid van het brondeel-10 systeem.

Het is gunstig als de deelsystemen zijn gekoppeld met multiplexlijnen, welke multiplexlijnen ten minste een kanaal bevatten voor het overdragen van informatie.

Het is voorts gunstig als het genoemde kanaal een 64 15 kbit/s common channel signaleringskanaal binnen een 2 Mbit/s multiplexli jn is.

Uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding en hun voordelen zullen nader worden toegelicht aan de hand van de tekening waarbij voor overeenkomstige elementen dezelfde verwijzingssymbolen worden benut. 20 Daarin toont:

Fig. 1 een telecommunicatiesysteem volgens de uitvinding, bevattende drie deelsystemen;

Fig. 2 een blokschema van een deel van een telecommunicatiesysteem ter illustratie van het wekken van een terminal volgens de 25 uitvinding;

Fig. 3 een blokschema van een deel van een telecommunicatiesysteem ter illustratie van het wekken bij het omleiden van een verbinding volgens de uitvinding;

Fig. 4 een blokschema van een deel van een telecommuni-30 catiesysteem ter illustratie van de operator behandeling van een uitgaande verbinding volgens de uitvinding; en

Fig. 5 een blokschema van een deel van een telecommunicatiesysteem ter illustratie van de operator behandeling van een uitgaande verbinding naar een niet-vrij terminal volgens de uitvinding.

35 In Fig. 1 is een telecommunicatiesysteem weergegeven dat drie deelsystemen DS^, DS2 en DS^ bevat, De deelsystemen zijn verbonden door intersysteemlijnen IL^/ JL23 en IL^. Elk deelsysteem bevat een schakelnetwerk SN en één of meerdere perifere modules PM welke ertoe 8 4 0 1 4 4 3 EHN 11.035 3 dienen abonneelijnen SL aan te sluiten op het betreffende schakelnetwerk SN. Verder bevat elk deelsysteem een besturingseenheid MCU welke eveneens op het schakelnetwerk SN is aangesloten. Op de abonneelijnen kan een telefoontoestel, een terminal, een grafische weergeef eenheid of een 5 ander eindapparaat worden aangesloten. Het schakelstelsel kan afhankelijk van de grootte van het systeem bestaan uit een enkele T-trap of uit een TST (in het algemeen een TnST) netwerk.

Het opbouwen van een verbinding tussen twee op het systeem aangesloten terminals verloopt als volgt. Stel dat een terminal IQ Tg, de bron, welke terminal is aangesloten qp deelsysteem DS, een verbinding wenst met terminal TD, de bestemming, welke terminal is aangesloten qp deelsysteem DSg. De verbindingswens van de bron wordt - qp overigens gebruikelijke wijze - via het perifere module en het schakelnetwerk aan de besturingseenheid MCÜ^ van deelsysteem DS^ gemeld.

15 De karakteristieken en identiteit van bron en de identiteit van de bestemming worden in de besturingseenheid MCU^ onderzocht. In het bijzonder wordt bepaald op welk deelsysteem de bes tanning is aangesloten. Daartoe bevat elke besturingseenheid een lijst waarop is aangegeven welke nummers tot welk deelsysteem behoren. Blijkt dat de bestemming in een ander deel-20 systeem ligt - in het voorbeeld ligt de bestemming in deelsysteem DS, —dan

O

draagt de besturingseenheid M2tlj van het eerste deelsysteem DS^ de noodzakelijke informatie betreffende identiteit en karakteristieken van bron en bestenming over aan de verwerkingseenheid van het deelsysteem waartoe de bestenming behoort (M3üg). De overdracht van deze informatie geschiedt 25 via de intersysteemlijnen die de subsystemen met elkaar verbinden; in het gekozen voorbeeld derhalve intersysteemlij n IL.^· Tevens wordt de verbinding tussen de bron en het bestenmingsdeelsysteem doorgeschakeld hetgeen inhoudt dat er een pad wordt gecreëerd van terminal Tg, via perifere module EM^, door schakelnetwerk SN^ en via intersysteemlijn IL^ tot aan 30 het schakelnetwerk SN^ van deelsysteem DS^. In deelsysteem DS^ wordt nu een verbinding opgebouwd tussen de bestenming Τβ en de betreffende ingang van het schakelstelsel SN^. Het tot stand brengen van deze verbinding is voor het deelsysteem SN^ in feite niets meer en niets anders dan het tot stand brengen van een verbinding tussen twee partijen (bron en bestenming) 35 die als het ware qp hetzelfde deelsysteem zijn aangesloten. Immers het deelsysteem beschikt zelf over alle informatie die benodigd is om de verbinding in het eigen deelsysteem te leggen en de bron is vanwege de doorschakeling van het brondeelsysteem als het ware verplaatst naar een ingang van het bestemmingsdeelsysteem.

5 4 0 1 h k % a.

PHN 11.035 4

De intersysteemlijnen kunnen bijvoorbeeld multiplex-lijnen zijn met een transmissiecapaciteit van 2 Mbit/s onderverdeeld in 32 kanalen van elk 64 kbit/s. Eén (of meerdere) van die kanalen is (zijn) gereserveerd voor de overdracht van de (signalerings) informatie.

5 Hoewel in Fig. 1 drie deelsystemen zijn weergegeven is de uitvinding niet daartoe beperkt: het kunnen er minder of ook meer zijn. Evenzeer is het mogelijk dat de intersysteemlijnen uit een bundel van twee of meer par allele lijnen bestaan. Verder is volledige vermazing niet strikt noodzakelijk.

ttt De uitvindingsgedachte zal nu nader toegelicht worden aan de hand van enkele praktische situaties.

Fig. 2 is de opbouwfase getoond van een trunklijn TKK (welke verbonden is met bronterminal Tg) die via de perifere module PM^ van het deelsysteem DS^, het schakelstelsel SN^, en de intersysteemlijn 15 II. net het schakelnetwerk van deelsysteem DS_. is verbonden. Nadat door

Ad B

de besturingseenheid M2U_ van het deelsysteem DS_ is vastgesteld dat de bestemmingsterminal Τβ, "vrij" is dan wordt uit de T-trap die deel uit maakt van de perifere module van het deelsysteem DSB via een ingang RT wektoon naar bron Tg gezonden. De bestemmingspoort verzorgt zelf de wek-20 toon naar bestemming T^. Beantwoordt bestemmingsterminal Τβ dan wordt de T-trap van de perifere module PM^ doorgeschakeld (gestippeld weergegeven in Fig. 3) waardoor tevens de wektoon voor beide partijen onderbroken wordt.

Blijkt dat tijdens het wekken de bestemmingsterminal 25 TD bij niet beantwoording dient te worden ongeleid naar bestemmingsterminal welke bestemming tot een ander deelsysteem DSC behoort, dan treedt een situatie op die is weergegeven in Fig. 3. Via ingang RT van de T-trap van perifere module PMg wordt de bronterminal Tg onafgebroken gewekt. Door de bestemmingseenheid ICUB van deelsysteem DSB wordt aan de besturingseen-30 heid MCU^ van het bronsysteem DS^ de nieuwe locatie van het bestemmingsterminal T^ overgedragen. Deze besturingseenheid (MCU^) draagt via de intersysteemlijn ILAC de (signalerings) informatie over aan het deelsysteem waartoe bestemming T^ behoort en schakelt vervolgens de verbinding door.

Het deelsysteem DS^ zendt wekstroon naar bestemmingsterminal T'^. Bij 35 beantwoording door bestemmingsterminal T^ wordt het beantwoordingss ignaal snel naar het beoordeelsysteem DS^ overgedragen waarna in het schakelnetwerk van het brondeelsysteem DS^ wordt overgeschakeld naar de gestippeld weergegeven verbinding. In de T-trap van de perifere module PM^, van het 8401443 RHN 11.035 5 besteirrningsdeelsysteem DS^ wordt de gestippeld weergegeven verbinding gelegd.

Een voordeel van deze wijze van wekken is dat het ritme van de wektoon voor hronterrninal Tg onveranderd blijft, immers de wektoon 5 blijft vanuit het deelsysteem DSg komen.

In Fig. 4 is de uitgaande bemiddeling door een operator weergegeven. De terminal Tg in brondeelsysteem DS^ wenst een uitgaande (trunk) verbinding. In principe is het mbgelijk dat de drie betrokken partijen namelijk bron, bestemming en de gewenste trunk zich in drie 10 verschillende deelsystemen bevinden. Een dergelijk geval is weergegeven in Fig. 4. De besturingseenheid van het deelsysteem DS^ waartoe de terminal Tg behoort draagt op de hierboven beschreven wijze de (signalerings-) informatie over aan de besturingseenheid van het deelsysteem DSg waartoe de operator OPR behoort en de verbinding wordt doorgeschakeld waardoor de 15 operator kan cannuniceren met terminal Tg via de T-trap T^ van het perifere module PM^ van het brondeelsysteem DS^, een pad door schakelstelsel SN^, intersysteem lijn IL^, een pad door het schakelstelsel SNg van het deelsysteem waartoe operator behoort, de T-trap Τβ van dat deelsysteem (SNg) en de operator. De operator zal nu een verbinding met een uitgaande 20 trunklijn TKK opzetten via het brondeelsysteem DS^ naar het deelsysteem DSC waartoe de bestemming TD behoort m.a.w. er wordt geen rechtstreekse verbinding van deelsysteem DSg naar deelsysteem DSC gelegd. Deze verbinding is zodoende samengesteld uit een pad door de T-trap Τβ van het perifere module PMg waarop operator is aangesloten, een pad door schakel-25 stelsel SNg, de intersysteemlijn IL^, een pad door het schakelstelsel SN^, de intersysteemlijn IL^,, een pad door schakelstelsel SN^ en tenslotte via het trurikcircuit TKK naar de besteirming TD· Bij beantwoording door de bestemming wordt in het schakelstelsel van het brondeelsysteem DSA de gestippelde verbinding ΚΠΡ (reserved ultimate path) gelegd.

30 Het is ook mogelijk cm in twee stappen te schakelen: bij beantwoording door de bestemming Τβ kan eerst de gestippelde verbinding RPP (reserved provisional path) in het operatordeelsysteem DS^ gelegd worden en daarna pas de verbinding RUP in brondeelsysteem DS^.

Een voordeel van deze wijze van opbouw van een uitgaande 35 verbinding is dat de verbindingen zodanig gelegd worden dat de uiteindelijke conditie zo eenvoudig mogelijk is. Tevens is hiermede een snelle reactie op de cperator-handelingen gewaarborgd.

Hoewel in de figuur de twee verschillende intersysteem- 84 0 1 4 4 3 PHN 11.035 6 *- \β lijnen tussen de deelsystemen DS^ en DSg zijn weergegeven (nl. IL^g en ILg^) is zulks niet noodzakelijk: de verbinding kan namelijk gevormd worden door hetzij twee kanalen op één multiplexlijn, hetzij door een kanaal op een dergelijke lijn dat voor twee-richtingsverkeer 0 is ingericht. Verder bevatten intersysteemlijnen zoals reeds werd aangegeven één of meerdere ccranon-channel s ignaleringskanalen en een aantal, bijvoorbeeld 30, communicatiekanalen.

In de figuur (Fig. 4, maar ook in de hierna te beschrijven Fig. 5) is de besturingseenheid die deel uit maakt van elk 10 deelsysteem niet weergegeven ten einde de figuur niet nodeloos te compliceren. Elk deelsysteem bevat evenwel een dergelijke besturingseenheid welke is aangesloten op de wijze zoals weergegeven in de figuren 1-3.

In Fig. 5 is een situatie weergegeven als in Fig. 4 15 met dien verstande dat de bestemming TD niet "vrij" is maar communiceert met een tot een verder deelsysteem DSD behorend derde terminal TE.

De verbindingsopbouw is nu als volgt. Eerst wordt zoals beschreven bij Fig. 4 een verbinding tot stand gebracht tussen het hrondeelsysteem DS^ en het qperatordeelsysteem DSg. Vervolgens wordt door operator 20 een verbinding gelegd zowel naar het bestemoningsdeelsysteem DSC als naar het terminal behorende tot het deelsysteem dat comuniceert net de bestemming. Daartoe wordt vanuit de operator via een pad in de T-trap Τβ van de perifere module PMg waarop de operator is aangesloten een verbinding gemaakt naar ADD-ON schakeling AD. Vanaf de ADD-CN schakeling 25 AO worden verbindingen gemaakt naar het besteirmingsdeelsysteem DS^ en het derde deelsysteem DSC - niet rechtstreeks - echter beiden via het hrondeelsysteem DS^. De verbinding van de operator met het besteirmingsdeelsysteem wordt geleid over T-trap Τβ, schakelstelsel SNg, intersysteemlijn IL^, schakelstelsel SN^, intersysteemlijn IL^, 3Q schakelstelsel SNC, T-trap Tc naar het bestenmingsterminal Tg. De verbinding van de operator naar het derde deelsysteem wordt voor een groot deel via dezelfde route geleid namelijk over T-trap T^ schakelstelsel SNb1 intersysteemlijn ILba1 schakelstelsel SN^, intersysteemlijn ILA£.j schakelstelsel SN^ schakelstelsel SNg, T-trap Tg en derde 35 terminal Tg. De operator heeft nu de mogelijkheid om met beide terminals (Tg en Tg) tegelijk en met terminal T^ afzonderlijk te communiceren.

Wordt de verbinding tussen terminals Tg en Tg beëindigd (verbinding PDE vervalt) dan wordt in het schakelstelsel SN^ hrondeelsysteem DS^ het 8401443 HHN 11.035 7 Γ" pad KOP (gestippeld weergegeven) doorgeschakeld waardoor de verbinding tussen bron en bestemming een feit wordt. Het is ook mogelijk on die verbinding van bron en bestemming in twee fasen te bereiken namelijk door eerst in het schakelstelsel van''het qperatordeelsysteem DSg 5 het pad RPP (gestippeld weergegeven) te leggen en pas daarna het pad KOP in schakelstelsel SN^.

Het voordeel van deze wijze van opbouw is eveneens dat de uiteindelijke conditie van de routering zo eenvoudig mogelijk is.

Het is duidelijk dat het telecanrunicatiesysteem niet to alleen geschikt is voor het overdragen van gesprekss ignalen maar dat ook allerlei vormen van dataverkeer ondersteund kan worden.

15 20 25 30 35 8401443

Claims

1. Telecommunicatiesysteem, in het bijzonder telefoonsysteem, bevattende een aantal met elkaar gekoppelde deelsystemen, waarbij elk deelsysteem een schakelstelsel, een besturingseenheid ei ten minste ©ai perifere module bevat op welke module communicatie- 5 lijnen kunnen worden aangesloten met het kenmerk, dat de besturingseenheid van elk deelsysteem over een lijst van nummers binnen het systeem beschikt, dat op basis van een, door een qp een communicatielijn aangesloten bron verstrekt nummer van een eveneens op een communicatielijn aangesloten gewenste bestemming wordt bepaald tot 10 welk deelsysteem de bestemming behoort, dat indien het bestenmings-deelsysteem verschilt van het brondeelsysteem aan de besturingseenheid van het bestemmingsdeelsysteem de noodzakelijke (signalerings-) informatie betreffende identiteit en karakteristieken van de bron wordt overgedragen en de verbinding wordt doorgeschakeld naar het bestemmingsdeel- 15 systeem en dat de besturingseenheid van het bestemmingsdeelsysteem de genoemde informatie analyseert en eventueel de verbinding met de bestemming legt.

2. Telecommunicatiesysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat indien de bestemming omgeleid is door het bestenmingsdeel- 20 systeem de informatie betreffende de nieuwe bestemming wordt overgedragen naar de besturingseenheid van het deelsysteem waartoe de nieuwe bestemming behoort via de besturingseenheid van het brondeelsysteem.

3. Telecommunicatiesysteem volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de deelsystemen zijn gekoppeld met multiplexlijnen, 25 welke multiplexlijnen ten minste een kanaal bevatten voor het overdragen van informatie.

4. Telecommunicatiesysteem volgens conclusie 3, met..het kenmerk dat het genoemde kanaal een 64 kbit/s cannon channel signalerings-kanaal binnen een 2 Mbit/s multiplexlijn is. 30

5. Telecommunicatiesysteem volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat bij een uitgaande bemiddeling door een operator welke is aangesloten op een van het bron- en besterrmings-deelsysteem verschillend deelsysteem en eerste verbinding wordt gelegd van het brondeelsysteem naar het pperatordeelsysteem, een tweede ver- 35 binding wordt gelegd van het pperatordeelsysteem via het brondeelsysteem naar het bestemmingsdeelsysteem en dat bij beantwoording door de bestemming in het brondeelsysteem een verbinding wordt gelegd van bron naar bestemming door kortsluiting van de bron-operator en de operator-bestemmingsverbinding. 8401443