NL8301158A - Gelaagde identiteitskaart en werkwijze voor de vervaardiging van zulk een kaart. - Google Patents

Description

*· w' N.0. 31.717 1

Gelaagde identiteitskaart en werkwijze voor de vervaardiging van zulk een kaart._

De uitvinding heeft betrekking op een gelaagde identiteitskaart net informatie in de vorm van letters, cijfers, patronen, afbeeldingen, etc., waarbij ten minste een deel van de informatie op een zodanige wijze in reli'éf aanwezig is, dat deze geschikt is voor afdrukken. De 5 uitvinding heeft ook betrekking op een werkwijze voor de vervaardiging van een voor afdrukken geschikt reli'éf aangebracht in een geschuimde kunststof.

Identiteitskaarten in de vorm van kredietkaarten, bankkaarten, betaal pas sen en dergelijke worden in een steeds toenemend aantal gebruikt 10 in een grote verscheidenheid van dienstverlenende sektoren, voor betalingsverkeer zonder contact geld en binnen maatschappijen. Tengevolge van hun wijd verbreid gebruik zijn zij enerzijds typische massaproduk-ten, d.w.z. dat zij eenvoudig moeten zijn en goedkoop moeten kunnen worden vervaardigd. Anderzijds moeten zij echter zodanig zijn ontworpen 15 dat zij een maximale bescherming bieden tegen vervalsing en bedrog. De vele reeds op de markt aanwezige of in ontwikkeling zijnde typen identiteitskaarten zijn een duidelijke aanwijzing dat de desbetreffende industrie alles in het werk stelt zo goed mogelijk aan de beide bovengenoemde tegenstrijdige vereisten te voldoen.

20 Heer in het bijzonder is het noodzakelijk de op de eigenaar van de kaart betrekking hebbende gegevens te beschermen die tijdens de zogenaamde personalisatie van de identiteitskaart erop worden aangebracht, en wél op een zodanige wijze dat later niet met deze gegevens kan worden gemanipuleerd. Een in de praktijk deugdelijk bevonden mogelijkheid 25 is het in een gelaagde kaart inbedden van een inlegvel dat is uitgevoerd als een waardepapier. Het papieren inlegvel dat voorzien is van in de waardepapierindustrie bekende echtheidskenmerken, zoals watermerken, veiligheidedraden, staaldiepdruk en dergelijke, voldoet aan de hoogste veiligheidseisen en is door de met doorzichtige afdekfoli'én be-30 schermde gegevens beschermd tegen alle soorten pogingen tot vervalsing en bedrog.

Voornamelijk omdat ze veel eenvoudiger en goedkoper kunnen worden vervaardigd worden in de identiteitskaartsektor ook geheel uit kunst-stof vervaardigde identiteitskaarten gebruikt waarbij de gegevens voor 35 de identeitskaart en het algemene drukpatroon zijn aangébracht op het buitenoppervlak van een kleine kunststofkaart die gelaagd kan zijn. Bij vele uitvoeringen van zulke identiteitskaarten worden de op de gebrul- 830 1 15 8 2 ker betrekking hebbende gegevens (naam, rekeningnummer, etc.) van de achterkant af door de kaart heen gedrukt zodat zij In reli'êf aan de voorkant verschijnen. Op verkoopplaatsen worden zij gebruikt voor het met behulp van een inktlint aanbrengen van de persoonsgegevens op reke-5 ningen, etc.

Alhoewel dit soort geheel uit kunststof bestaande identiteitskaarten het voordeel heeft goedkoop te zijn, is een belangrijk nadeel ervan dat het direkt toegankelijke gedrukte patroon en de persoonsgegevens betrekkelijk weinig tegen vervalsing zijn beschermd. Doordat het mate-10 rlaal van de kaart gewoonlijk een thermoplast is, meer in het bijzonder PVC, kunnen de in reli’êf aangebrachte gegevens bij zulke manipulaties gemakkelijk worden "glad gestreken” en kunnen andere gegevens erover . heen worden ingeperst.

Het gedrukte patroon kan desgewenst worden verwijderd met behulp 15 van gemakkelijk verkrijgbare chemische oplosmiddelen en door een overeenkomstig ander drukpatroon worden vervangen of ermee worden vervolledigd.

Teneinde de leesbaarheid van de ingeperste gegevens te verbeteren worden de verhoogde gebieden van het in reli'êf aangebrachte schrift ge-20 kleurd. De kleur is echter in deze gebieden aan een sterke slijtage onderhevig, zodat de leesbaarheid van de gegevens sterk varieert en in de loop van de tijd voortdurend verandert. Het is daardoor niet mogelijk dit type kaart te gebruiken in automatische optische kaartleesinrich-tingen. Doordat het niet mogelijk is foto's in de identificatiekaart 25 aan te brengen kan dit type kaart ook niet universeel worden gebruikt.

Tenslotte moet worden vermeld dat bij het doordrukprocédé de identiteitskaart op een buitengewoon niet uniforme wijze wordt belast, hetgeen gewoonlijk een deformatie van het lichaam van de kaart tengevolge heeft. Er ontstaan derhalve niet alleen moeilijkheden voor de fabrikant 30 met betrekking tot verpakking, opslag en dergelijke, maar ook bij het gebruik van deze identiteitskaarten in algemene automatische inrichtingen voor het onderzoeken van identiteitskaarten, bijv. voor het lezen van magnetische gegevens.

Nog een nadeel is de betrekkelijk ingewikkelde vervaardigingswerk-35 wijze, doordat de persoonsgegevens die aanwezig zijn in de vorm van gedrukte en ingeperste informatie, in verschillende processtappen en met verschillende inrichtingen op de kaart moeten worden aangebracht.

De optische verschijningsvorm van de identiteitskaart wardt voorts verstoord door het feit dat de gegevens van de achterkant af door de 40 kaart worden heen gedrukt bij de gebruikelijke inpersprocédé's, en dat 830 1 1 5 8 f * 3 de hierdoor ontstane verdiepingen aan de achterkant van de kaart het daar eventueel aanwezige gedrukte patroon of andere informatie vernielen of sterk beïnvloeden.

Het Duitse "Offenlegungsschrift" 2.223.290 beschrijft een werkwij-5 ze waarbij de ingeperste gegevens slechts aan éên kant van de kaart verschijnen, maar de werkwijze is nog ingewikkelder dan de conventionele inperswerkwijzen. Een speciaal nadeel is, dat hierbij de ingeperste gegevens niet onafhankelijk van de gedrukte informatie worden aangebracht met een gebruikelijke inpersinrichting in een afzonderlijke pro-10 cesstap, maar dat een speciale cacheerinrichting noodzakelijk is die een verwisselbare negatieve matrijs bevat met de variabele persoonsgegevens, die voor elke kaart afzonderlijk moet worden vervaardigd en elke keer voor het cacheren moet worden verwisseld.

Een identiteitskaart die bijzonder goed voldoet aan de vereiste 15 met betrekking tot de veiligheid en de vervaardiging is beschreven in het Duitse octrooischrift 2.907.004. Deze kaart bestaat uit een papieren inlegvel en een transparante afdekfolie, waarbij de persoonsgegevens met behulp van een laserstraal in het inlegvel van de kaart worden aangebracht nadat de afdekfolie is gecacheerd. De desbetreffende infor-20 matie kan in het inlegvel worden ingebrand, maar kan ook aanwezig zijn in de vorm van een kleurverandering van een op het inlegvel aangebrachte warmtegevoelige laag. Een daarbij desgewenst op het oppervlak van de kaart gevormde reliëfachtige struktuur kan weliswaar als een kenmerkende eigenschap van de kaart met de hand worden gecontroleerd, maar is 25 vanwege de geringe hoogte en de kratervorm van het reli'éf niet geschikt voor het afdrukken van gegevens.

Voor het aanbrengen van gegevens in reliëf in foliën van kunststof zijn ook werkwijzen bekend die zijn gebaseerd op het expansievermogen van kunststoffoliën die zijn samengesteld met opblaasmiddelen, onder 30 thermische bestraling. Deze werkwijzen zijn echter niet geschikt voor de vervaardiging van identiteitskaarten, aangezien de opeenvolging van stappen bij de vervaardiging geen ruimte laat voor het flexibel behandelen van persoonsgegevens die van de ene identiteitskaart tot de andere verschillen.

35 Een werkwijze voor de vervaardiging van reliëfstrukturen op vellen of platen vervaardigd van schuimbare kunststoffen is bijvoorbeeld herschreven in het Duitse "Offenlegungsschrift" 2.735.138. Een laag van een toner wordt aangebracht op de buitenste laag van de schuimbare kunststof in gebieden waar de reliëfstruktuur moet worden gevormd. Ver-40 volgens leidt verlichting met een sterke lichtbron tot het in meerdere 8301158 4 of mindere mate opzwellen van deze laag en derhalve tot de vorming van een reliëfstruktuur, doordat de kunststof in verschillende mate wordt verhit afhankelijk van het absorptievermogen van de laag van toner.

Een nadeel van deze werkwijzen is, dat er verschillende proces-5 stappen voor nodig zijn en veel technische arbeid, bijv. voor het aanbrengen van de tonerlaag, hetgeen kan geschieden met de hand, met een drukprocédé of met elektrofotografische technieken.

Een andere werkwijze is beschreven in het Duitse "Anslegeschrift" 2.650.216, waarbij gebruik wordt gemaakt van een door licht hardbare, 10 schuimbare kunststof die in het gewenste patroon met ultraviolet licht wordt bestraald, zodat de bestraalde gebieden worden gehard. Als de gehele laag vervolgens wordt verhit neemt het volume van de synthetische laag in de niet geharde plaatsen toe, waardoor een reliëf struktuur ontstaat.

15 Deze werkwijze heeft ook het nadeel van verschillende processtap pen die, tengevolge van de noodzakelijke technische arbeid, een rationele en goedkope vervaardiging, bijv. in de identiteitskaartensektor, in de weg staan.

Het doel van de uitvinding is derhalve het verschaffen van een 20 identiteitskaart die voldoet aan de vereisten met betrekking tot de veiligheid en de vervaardiging, maar die niet de hierboven genoemde na- delen bezit, en voorts het verschaffen van een werkwijze voor de vervaardiging van zulk een identiteitskaart.

Dit doel wordt bereikt met een gelaagde identiteitskaart waarvan 25 ten minste één kaartoppervlak is vervaardigd van kunststof en een re-liëfstruktuur bezit die als cliché kan worden gebruikt, welke identiteitskaart volgens de uitvinding hierdoor is gekenmerkt, dat de reliëf-struktuur is gevormd uit geschuimde kunststof.

Een gelaagde identiteitskaart volgens de uitvinding is hierdoor 30 gekenmerkt, dat zij gebieden bezit die kunnen expanderen als er warmte-energie aan wordt toegevoerd. Het gebruikte materiaal is thermoplastische kunststof, bij voorkeur PVC-materiaal, vermengd met chemische of fysische opblaasmiddelen. Geschikte kunststoffen en opblaasmiddelen zijn bijvoorbeeld opgesomd in het Duitse "Offenlegungsschrift" 35 2.450.948 en de Duitse "Auslegeschriften" 2.650.216 en 2.921.011.

Als fysische opblaasmiddelen gebruikt men gemakkelijk verdampende koolwaterstoffen: pentaan, hexaan, gechloreerde koolwaterstoffen, zoals bijv. dichloormethaan, trichlooretheen en chloor-fluor-alkanen ( friger-nen) . Zij worden vermengd met het te schuimen kunststofmateriaal, bij-40 voorbeeld in de vorm van microcapsules, verdampen of zetten uit als 8301158 5 warmte-energie wardt toegevoerd en veroorzaken hierdoor een plaatselijke voluaevergroting van de thermoplastische laag van kunststof als het verwekingspunt ervan wordt overschreden.

Chemische opblaasmiddelen die niet in capsules, aan het te schui-5 men kunststofmateriaal tijdens de bereiding ervan als pigmenten worden toegevoegd, zijn stoffen die bij hogere temperaturen ontleden onder vorming van inerte gassen en reuk- en smaakloze, niet giftige residuen. Dit zijn voornamelijk azo-verbindingen, N-nitrosoverbindingen en sulfo-nylhydraziden, die bij starttemperaturen tussen ongeveer 90° en 275*C 10 per gram opblaasmiddel 100 tot 300 ml stikstof afsplitsen en door middel van de vrijgekomen gassen een plaatselijke volunevergroting veroorzaken van de zacht geworden kunststoflaag in het verwarmde gebied.

De schuimbare kunststoflaag kan als afdekfolie, als laag van een gelaagde afdekfolie of ook als laag op het inlegvel van de kaart zijn 15 gevormd. Bij identiteitskaarten met een als een waardepapier uitgevoerd papieren inlegvel of bij gekleurde, geheel van kunststof vervaardigde inlegvellen voorzien van een gedrukt patroon, worden transparante kunststoffen met een opblaasmiddel gebruikt, die als afdeklaag of als deel van een afdeklaag op het inlegvel van de kaart worden gecacheerd. 20 Bet is ook mogelijk een strook van een kunststof die een opblaasmiddel bevat in een conventionele afdekfolie van PVC te cacheren.

Bij voorkeur wordt bij geheel uit kunststof vervaardigde identiteitskaarten het synthetische materiaal met het opblaasmiddel ook aangebracht in het inlegvel van de kaart, d.w.z. bijv. als een laag in een 25 kern van de kaart die dienst doet als drager, of als een strook in het gebied dat is bedoeld voor het aanbrengen van de gegevens in reli’éf. In dit geval worden wat betreft de kleur van het kunststofmateriaal en het desbetreffende opblaasmiddel minder eisen gesteld, omdat het inlegvel van de kaart in het algemeen geverfd is of ondoorzichtig en over het 30 gehele of een deel van het oppervlak is voorzien van gedrukte patronen. Een estra mechanische bescherming wordt voorts verkregen door transparante afdekfolies die op gebruikelijke wijze op het inlegvel worden gecacheerd .

Het type van de cacheerwerkwijze hangt af van de gebruikte kunst-35 stoffen en opblaasmiddelen. Als voor het cacheren van PVC-afdekfolies een werkwijze wordt toegepast volgens welke lagen met warmte worden gecacheerd, gedurende welke werkwijze temperaturen van ongeveer 180“C warden bereikt, wordt verondersteld dat de opblaasmiddelen bij deze temperaturen nog niet worden geactiveerd of hm werking nog niet kunnen 40 ontplooien. Bij .chemische opblaasmiddelen is dit geen groot probleem, 8301158 * ♦ 6 aangezien voldoende opblaasmiddelen beschikbaar zijn waarvan de start-temperatuur aanzienlijk hoger ligt dan 180° C, bijv. azodicarbonamide, met een starttemperatuur van 230° tot 235°C.

]h het geval van een fysisch opblaasmiddel kan men met een hoge 5 cacheerdruk werken die hoog genoeg is om expansie van het opblaasmiddel te voorkomen en vervolgens onder hoge druk afkoelen.

Als het type kunststof en opblaasmiddel het bij verhoogde temperatuur cacheren niet toestaat, kunnen films worden aangebracht met behulp van de zogenaamde koude cacheerwerkwijzen of lijmtechnieken, die minder 10 eisen stellen aan de thermische en mechanische eigenschappen van het kunststofmateriaal dat een opblaasmiddel bevat.

De werkwijzen voorgesteld voor het aanbrengen van informatie in de vorm van letters, cijfers en/of patronen, weergegeven in reliëf, onderscheiden zich door het feit dat de warmte-energie die nodig is voor het 15 ingang zetten van het schuimprocédê plaatselijk nauwkeurig bepaalbaar en stuurbaar wordt toegevoerd door een met een laserstraal werkend re-gistreerapparaat.

De absorptie van het laserlicht, of de omzetting ervan in warmte-energie, vindt bij een geschikte keuze van het kunststofmateriaal in 20 deze stof zelf plaats, in speciale extra absorptielagen in de onmiddellijke nabijheid van de schuimbare folie of in het inlegvel van de kaart dat de warm te-energie doorleidt naar de folie van schuimbare kunststof.

Teneinde de in reliëf aangebrachte gegevens te beschermen tegen 25 latere manipulaties is het mogelijk na de vorming van de reliëfg eg evens het niet geactiveerde overgebleven opblaasmiddel te desactiveren en/of de laag die het opblaasmiddel bevat met licht, d.w.z. ultraviolet licht of licht uit het zichtbare spektraalgebied, te harden. Geschikte stoffen zijn bijv. opgesomd in het Duitse "Auslegeschrift" 2.650.216.

30 Ter vergroting van de beveiliging tegen vervalsing is het voorts mogelijk met het met een laserstraal werkend registreerapparaat bij het aanbrengen van de gegevens in reliëf een hiermee congruente verkleuring van het inlegvel van de kaart te verkrijgen, zodat de in reliëf aanwer zige informatie bovendien ook nog aanwezig is in het inlegvel, hetgeen 35 als een extra kenmerk van echtheid kan worden gewaardeerd en eventuele vervalsingspogingen, zoals terugdrukken of bijpersen van begin af aan onmogelijk maakt.

Zulke vervalsingspogingen bieden toch al betrekkelijk weinig kans op slagen, doordat bij het vormen van gegevens in reliëf in schuimbare 40 foliën door de opblaasmiddelen gassen vrij komen en een microstruktuur 830 1 1 5 8 • * 7 ontstaat die bovendien door in het kunststofmateriaal verlopende en door de laserenergie geïnduceerde polymerisatie- en ontledingsreacties wordt verstevigd en gestabiliseerd, zodat een "wegstrijken" van de gegevens in reli'éf ook zonder fotoharding praktisch nauwelijks mogelijk 5 is.

De werkwijze volgens de uitvinding maakt niet alleen het aanbrengen van gegevens in reli’éf mogelijk, maar ook het aanbrengen van informatie zonder reli’éf. Teneinde te verhinderen dat bij het aanbrengen van schrift op het inlegvel van de kaart met behulp van een met een laser-10 straal werkend registreerapparaat het opblaasmiddel wordt geactiveerd of ongewenste reli'éfvormige verhogingen op de afdekfolie ontstaan, heeft men de keus uit verschillende mogelijkheden. Eén mogelijkheid is dat slechts in het gebied dat bestemd is voor het opnemen van gegevens in reli’éf, een kunststof met een opblaasmiddel wordt aangebracht, bijv.

15 door het incacheren van een strook van een kunststof die een opblaasmiddel bevat in of op de afdekfolie, of door het in- of opbrengen van deze strook op het inlegvel van de kaart (voor het cacheren); een andere mogelijkheid is, als over het hele oppervlak een laag van een kunststof met een opblaasmiddel is aangebracht, een gehele identiteitskaart 20 voor het aanbrengen van schrift door middel van fotoharding te harden, waarbij het voor de gegevens in reli’éf bestemde gebied uitgespaard blijft.

Weer een andere mogelijkheid bestaat hieruit, dat in het gebied dat bestemd is voor het opnemen van het met een laserstraal aan te 25 brengen schrift (gegevens op het inlegvel van de kaart of in de afdekfolie, maar zonder een reli’éf karakter) op het inlegvel van de kaart een temperatuursgevoelige laag wordt aangebracht die reeds beneden de starttemperatuur van het opblaasmiddel met een verkleuring reageert op de desbetreffende aangepaste dosering van laserenergie, zodat het aan-30 brengen van schrift met een laserstraal slechts plaatst vindt in de temperatuursgevoelige laag.

Bij deze identiteitskaarten en bij deze werkwijze voor het aanbrengen van schrift biedt het voordelen als de toepassing van een met een laserstraal werkend registreerapparaat een plaatselijk nauwkeurig 35 definieerbare en onmiddellijke vergroting van het volume in de schulm-bare kunststoflaag veroorzaakt, zodat de aan te brengen informatie of het patroon op het oppervlak van de kaart verschijnt met een reli'éfach-tige struktuur die geschikt is voor afdrukken. Via de dosering van de laserenergie, d.w.z. de bestralingstijd en de intensiteit, kan de re-40 li’éfhoogte nauwkeurig naar wens worden gestuurd. Bijzondere voordelen 830 1 1 5 8

• I

8 biedt het ook als slechts door een geschikte dosering van de laserener-gie gegevens zowel op normale wijze als ook in reli’éf kunnen worden aangebracht, waardoor de identiteitskaart in één processtap in dezelfde inrichting, namelijk een met een laserstraal werkend registreerappar 5 raat, volledig van persoonsgegevens kan worden voorzien.

Samenvattend wordt nog gewezen op de vele mogelijkheden en voordelen die de werkwijze volgens de uitvinding voor het aanbrengen van gegevens in reli’éf op identiteitskaarten biedt. De buitengewoon grote variabiliteit wat betreft de keuze en combinatiemogelijkheden van materi-10 alen voor de kaarten, thermoplastische kunststoffen, chemische en fysische opblaasmiddelen, temperatuursgevoelige en laserlicht absorberende lagen, fotohardingswerkwijzen en cacheertechnieken, opent geheel nieuwe wegen voor het aanbrengen van gegevens in reli'éf op identiteitskaarten in verband met rationele en moderne werkwijzen voor het schrijven met 15 laserstralen. Hiervan vormen de hierboven beschreven voorbeelden slechts een kleine keuze. De bescherming tegen vervalsing en bedrog van met een met een laserstraal werkend registreerapparaat aangebrachte gegevens in reli’éf moet aanzienlijk groter worden geschat dan bij de conventionele doordrukwerkwijzen, waarbij de mogelijkheid van het terug-20 drukken en later bijdrukken bestaat. Doordat bij deze werkwijze in de schuimbare kunststoflaag een irreversibele microgasstruktuur wordt gevormd en voorts door een extra foto harding en door een eventueel congruent aanbrengen van de gegevens op het inlegvel van de kaart, hebben pogingen tot vervalsing of bedrog van begin af aan in het geheel geen 25 kans op slagen.

Een wezenlijk voordeel van deze werkwijze is, dat het aanbrengen van alle persoonsgegevens op de identiteitskaarten centraal of decentraal in één inrichting, d.w.z. met hetzelfde met een laserstraal werkende registreerapparaat kan geschieden. Voltooide gecacheerde krediet-30 kaarten kunnen bijv. gemakkelijk en snel door een keten van grossiers grossiers zelf volledig worden voorzien van de relevante persoonsgegevens van de klanten, en wel in reli'éf voor wat betreft de belangrijke gegevens die moeten kunnen worden overgedrukt, en op uitsluitend visueel waarneembare wijze op het inlegvel of in de folie in de vorm van 35 laserschrift voor de gegevens die slechts visueel worden gecontroleerd of automatisch direkt van de kaart moeten worden gelezen zonder te worden afgedrukt. Aan het aantal toepassingsmogelijkheden zijn wat dit betreft geen grenzen gesteld.

Het zal de vakman duidelijk zijn dat de werkwijze voor het vormen 40 van hoog reli’éf met behulp van een met een laserstraal werkend regis- 830 1 1 5 8 f 9 i i treerapparaat niet tot identiteitskaarten is beperkt, maar ook zonder moeilijkheden kan worden overgebracht naar alle andere gebieden «aar informatie in de vorm van letters, getallen, patronen, beelden of ook foto's ( reli'éf fo to's) in schuimbare kunststoffen moeten worden aange-5 bracht als reliSfachtige verhogingen.

Hieronder worden verschillende uitvoeringsvormen van de uitvinding aan de hand van de tekening bij wijze van voorbeeld beschreven. Hierin toont:

Fig. 1 een Identiteitskaart volgens de uitvinding in aanzicht.

10 De fig. 2-7 verschillende uitvoeringsvormen van een identiteits kaart volgens de uitvinding in doorsnede.

De fig. 8-9 speciale werkwijzen voor het vergroten van de ab-sorptiecapaciteit van schuimbaar kunststofmateriaal.

Fig. 1 toont een identiteitskaart 1 volgens de uitvinding met een 15 conventionele gedrukte afbeelding 2 op een inlegvel van de kaart, in de afdekfolie of op het inlegvel van de kaart met een laserstraal aangebracht schrift 4 in het voor normale lasergegevens bestemde gebied 3 en volgens de uitvinding gevormde gegevens in reli'éf 6 in het voor reliéf-gegevens bestemde gebied 5.

20 In fig. 2 is een deel van de identiteitskaart 1 in doorsnede sche matisch weergegeven. Het als waardepapier uitgevoerde of uit kunststof bestaande inlegvel 10 voor de kaart is hierbij gecacheerd tussen twee transparante afdekfoliën 11, 12, waarbij aan de afdekfolie 11 een fysisch of chemisch opblaasmiddel is toegevoegd dat bij toevoer van warm-25 te schuimen veroorzaakt, waardoor de afdekfolie 11 in dit gebied een reli'éf 13 bezit waarvan de hoogte afhankelijk is van de hoeveelheid toegevoerde energie.

Bij toepassing van fysische opblaasmiddelen, zoals pentaan, hexaan, heptaan, gechloreerde koolwaterstoffen of chloor-fluor-alkanen, 30 worden deze middelen in microcapsules met het thermoplastische materiaal van de afdekfolie vermengd. Bij het toevoeren van warmte-energie ontstaat in het verwarmde gebied een volumevergroting van de microcap-sules zodra het verwekingspunt van het thermoplastische materiaal van de afdekfolie wordt overschreden.

35 Op dezelfde wijze geschikte en bij voorkeur toegepaste chemische opblaasmiddelen zijn bijv. azo-verbindingen, N-nitrosoverbindingen en sulfonylhydraziden, die bij starttemperaturen tussen ongeveer 90° en 275eC per gram opblaasmiddel 100 tot 300 ml stikstof afgeven. Zij worden bij de bereiding van het kunststofmateriaal van de afdekfolie als 40 pigmenten eraan toegevoegd. Boven de starttemperatuur veroorzaken de 8301158 • · 10 vrijgekomen gassen 14, waarvan de hoeveelheid door middel van de toegevoerde warmte-energie kan worden gestuurd, eveneens een schuimen van de week geworden afdekfolie in het verwarmde gebied tot een reliëf 13 dat de gewenste informatie weergeeft.

5 Afhankelijk van de aard van het opblaasmiddel en van het kunst- stofmateriaal heeft men de beschikking over verschillende cacheerwerk-wijzen die het mogelijk maken zonder problemen de identiteitskaarten te vervaardigen.

Bij toepassing van chemische opblaasmiddelen moet men erop letten, 10 dat de cacheertemperatuur niet hoger wordt dan de starttemperatuur van het opblaasmiddel, opdat dit laatste niet onbedoeld wordt geactiveerd. Bij cacheren van PVC-afdekfoliën bij verhoogde temperatuur worden bijvoorbeeld temperaturen van 180°C bereikt, zodat dan nog slechts chemische opblaasmiddelen met een starttemperatuur hoger dan 180°C kunnen 15 worden toegepast. Geschikt is bijv. azodicarbonamide met een starttemperatuur van 230° - 235°C.

Voor chemische opblaasmiddelen met lage starttemperaturen (90° -180°C) zijn zonder verhitting uit te voeren cacheerwerkwijzen en andere speciale, bij lage temperaturen uit te voeren lijmprocêdé's geschikt, 20 zoals in de cacheertechniek voldoende bekend is.

Bij toepassing van fysische opblaasmiddelen moet ervoor worden gezorgd, dat het opblaasmiddel niet reeds bij het cacheren uitzet, hetgeen door afkoelen en handhaven van een hoge cacheerdruk kan geschieden bij cacheren bij verhoogde temperatuur, of door toepassing van een ca-25 cheertechniek zonder verhitting. Bij deze en andere uitvoeringsvoor-beelden wordt eenvoudigheidshalve slechts de toepassing van chemische opblaasmiddelen behandeld. Alle uitvoeringsvoorbeelden kunnen echter ook worden uitgevoerd met fysische opblaasmiddelen.

De energie die noodzakelijk is voor het activeren van het chemi-30 sche opblaasmiddel dat in de afdekfolie 11 (fig. 2) is aangebracht, wordt geleverd door een met een laserstraal «erkend registreerapparaat, bij voorkeur een met een golflengte van 1024 nm werkende Nd-YAG-LASER, waarbij de energiedosering - belichtingstijd en intensiteit de dikte van de afdekfolie 11 en de hoeveelheid zich erin bevindend opblaasmid-35 del worden afgestemd op de te bereiken reliëfhoogte. Opdat het opblaasmiddel zijn starttemperatuur zal bereiken, moet een voldoende hoeveelheid laserenergie door de afdekfolie 11 die het opblaasmiddel bevat, worden geabsorbeerd, cq. in warmte-energie worden omgezet. Als de laag met het opblaasmiddel niet voldoende absorberend is kan dit bijvoor-40 beeld worden verholpen doordat in het voor de in reliëf weergegeven ge- 8301158 11 • * gevens 6 gereserveerde gebied 5 een absorptielaag 15 op het Inlegvel 10 wordt gedrukt of extra wordt ingecacheerd. De laserenergie wordt hier* door bijzonder goed geabsorbeerd en de daarbij ontstane «armte wordt afgevoerd naar de afdekfolie 11 met het erin aangebrachte opblaasaid-5 del. Een andere of ook een extra mogelijkheid voor het verzekeren van een voldoende absorptie van de laserenergie is het toepassen van op geschikte wijze geprepareerde afdekfoliën 11 waaraan stoffen zijn toegevoegd die de laserenergie bijzonder goed absorberen. Bij toepassing van een in het nabije infrarood werkende Nd-YAG-LASER bleken PVC-foliën van 10 het type ALKOR PLAST CC-0-013 bijzonder geschikt; deze foli’én zijn ia het zichtbare gebied volkomen transparant maar in het golflengtegebied van het met een laserstraal werkende registreerapparaat bezitten ze een absorptieconstante die ongeveer 20 maal zo groot is als die van de in de cacheertechniek gebruikelijke foliën.

15 Een fotoharding die aansluit op de vorming van de in reliëf aange brachte gegevens maakt het mogelijk met hetzelfde met een laserstraal werkende registreerapparaat andere informatie 4, 16 in het inlegvel van de kaart te registreren. Bij toepassing van azodicarbonamide verkrijgt men reeds door eenvoudige bestraling met ultraviolet licht een desacti-20 vering van het opblaasmiddel, bij andere opblaasmlddelen worden aan de schuimbare kunststof fotosensibilatoren en reactieve weekmakers toegevoegd die eveneens bij bestraling met ultraviolet licht een harding veroorzaken. Door een fotoharding worden eventuele pogingen tot vervalsing door terugpersen of bijpersen doeltreffend verhinderd, evenals 25 toevallige vervormingen van het oppervlak van de kaart door een sterke toevallige verhitting van de kaart.

Een ander uitvoeringsvoorbeeld van een identiteitskaart volgens de uitvinding is in doorsnede in fig. 3 weergegeven. De daarbij toegepaste, uit twee lagen bestaande, transparante afdekfolie bestaat uit een 30 bovenste PVC-beschermingslaag 22, die voor het met een laserstraal werkend registreerapparaat eveneens volkomen transparant is, en de kunst-stoflaag 21 die een chemisch opblaasmiddel bevat met een hoge starttea-peratuur. Op het inlegvel 20 is voor het verkrijgen van een normaal laser schrift, d.w.z. een schrift zonder reliëf, ten minste in het daar-35 voor bestemde gebied van de kaart (bijv. gebied 3 in fig. 1) over een groot oppervlak een warmtegevoelige laag 24 aangebracht, die reeds op een betrekkelijk geringe toevoer van warmte door het met een laserstraal werkend registreerapparaat reageert met een plaatselijk bepaalde, de gewenste informatie weergevende, visueel zichtbare verkleuring.

40 Hiervoor toepasbare warmtegevoelige stoffen zijn bijv. voldoende bekend 8301158 12 9 ·.

uit de Duitse octrooischriften 2.907.004 en 695.406.

Alle persoonsgegevens kunnen derhalve in iên inrichting op de identiteitskaart worden aangebracht, waarbij het registreren van de persoonsgegevens 4 (fig. 1) op de warmtegevoelige laag 24 die is aange-5 bracht op het inlegvel 20 voor de kaart plaats vindt bij een geringe energiedosering en het aanbrengen van de gegevens in reli'éf 6 (fig. 1) van de reli’éfgegevens 25 wordt geactiveerd met een hogere energiedosering door het met een laserstraal «erkend registreerapparaat. let kleuromslagpunt van de warmtegevoelige laag 24 en de starttemperatuur 10 van het opblaasmiddel moeten natuurlijk zodanig op elkaar zijn afgestemd, dat bij het aanbrengen van schrift op de warmtegevoelige laag 24 het opblaasmiddel in de afdekfolie 21 niet wordt geactiveerd.

De absorptie van het laserlicht voor het activeren van het opblaasmiddel vindt bij dit uitvoeringsvoorbeeld in hoofdzaak niet plaats 15 in de afdekfolie 21 zelf, maar in het inlegvel 20 van de kaart, vanwaar de warmte-energie wordt geleid naar de laag 21 van de afdekfolie die het opblaasmiddel bevat. Hierbij wordt het inlegvel 20 in het gebied van de rel i'éfg eg evens zelf verbrand of verkleurd, zodat de informatie zowel als een reli'éfvormige verhoging 25 van de afdekfolie 21, 22 als 20 ook als een congruente verkleuring 26 van het inlegvel 20 aanwezig is. Bij eventuele pogingen tot vervalsing moet men niet alleen het opper-vlaktereli'éf maar ook de daarmee congruente gegevens op het inlegvel veranderen, waardoor het manipuleren met gegevens neg extra wordt bemoeilijkt .

25 Bij het in fig. 4 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is sprake van een identiteitskaart met een uit twee lagen bestaand, geheel van kunststof vervaardigd inlegvel 30, 32, dat gecacheerd is tussen twee transparante afdekfolies 32, 33. De bovenste, desgewenst gekleurde en eventueel van een gedrukte afbeelding 34 voorziene laag 31 van kunststof 30 bevat het opblaasmiddel dat door het toevoeren van warmte kan worden geactiveerd, terwijl de onderste laag bestaat uit gebruikelijk materiaal voor identiteitskaarten, zoals PVC, PETP, etc. Bij deze uitvoeringsvorm biedt het voordelen dat de laag 31 bij voorkeur in een gekleurde vorm wordt gebruikt, waarbij aan de kleur van de geschuimde 35 stoffen weinig eisen behoeven te worden gesteld. Hierdoor wordt voor deze toepassing de keuze van toepasbare schuimbare en met licht hardba-re kunststoffen nog extra verruimd.

De in de fig. 5, 6 en 7 weergegeven uitvoeringsvormen zijn voorbeelden van een identiteitskaart met een door een laser aangebracht re-40 li’éf, waarbij de kunststoflaag die het opblaasmiddel bevat niet het ge- 83 0 1 1 5 8 13 hele oppervlak van de identiteitskaart bedekt, maar zich alleen bevindt In het voor de reli'éfgegevens bestemde gebied 5 (fig. 1).

Fig. 5 toont een identiteitskaart met een bij voorkeur als een waardepapier uitgevoerd inlegvel 40 voor de kaart, dat tussen doorzich-5 tige afdekfolies 41, 42 en 43 is gecacheerd. De schuimbare kunststof 44 die een opblaasmiddel bevat is slechts aangebracht in het gebied 5 (fig. 1) dat bestemd is voor de reli'éfgegevens 45, hetgeen bij de vervaardiging van de identiteitskaart bijvoorbeeld kan worden verkregen door het invoegen van deze stroken 44 in een uitsparing van de coapen-10 satiefolie 42 en het aansluitend hierop cacheren van de lagen 40, 41, 42 en 43 van de kaart. Door een geschikte regeling van de laserenergie kan ook hier op het inlegvel 40 schrift 47 worden aangebracht dat congruent is met de reli'éfgegevens. Bet aanbrengen van extra schrift op het inlegvel 40 van de kaart met normale lasergegevens 46 in het gebied 15 3 (fig. 1) is in dit geval zonder dat hierbij moeilijkheden rijzen mogelijk, en wél zonder het treffen van extra maatregelen, aangezien zich in de andere gebieden van de kaart geen opblaasmiddelen in de afdekfolies 41, 42 bevinden. Als men als materiaal voor de afdekfolie van de lagen 41 en/of 42 de reeds genoemde, laserstraling absorberende folie 20 (ALK0R. PLAST CC-0-013) toepast, dan kan ook de folie 41 en/of 42 zelf van schrift worden voorzien.

Fig. 6 heeft betrekking op een uitvoeringsvorm die equivalent is met die van fig. 5, en waarbij de beide afdeklagen slechts zijn verwisseld, zodat de bovenste afdeklaag 61 bestaat uit de kunststof 64 die 25 een opblaasmiddel bevat.

Fig. 7 toont een verdere ontwikkeling van de in fig. 4 beschreven uitvoeringsvorm van een identiteitskaart volgens de uitvinding met een geheel uit kunststof bestaand inlegvel, waarbij de kunststof 54 die een opblaasmiddel bevat is ingebed in het voor het opnemen van reli'éfgege-30 vena 55 bestemde gebied 5 (fig. 1) in het uit twee lagen bestaande, gekleurde en eventueel van een drukpatroon voorziene inlegvel 50, 51 van kunststof. In dit geval is de foliestrook 51 aangebracht in de uitsparing in de folie 50. Het is echter ook denkbaar dat hetzelfde effekt wordt verkregen door het uitstrijken van een strook die een opblaasald-35 del bevat en wat de kleur betreft is aangepast aan het laagmateriaal 50.

In plaats van, zoals in de fig. 5, 6 en 7 is aangegeven, slechte in het gebied 5 (fig. 1) dat voor de reli’éfgegevens bestemd is een kunststoflaag met een opblaasmiddel aan te brengen en hierdoor verze-40 kerd te zijn van een probleemloos en simultaan aanbrengen van schrift 8301158 14 in de gebieden 3 (fig. 1, "laserschrift") en 5 (fig. 1, reliëfgege-vens), is het natuurlijk ook mogelijk over het gehele oppervlak kunststoffen met een opblaasmiddel aan te brengen en het voor het "laserschrift" bestemde gebied 3 uit te sparen en/of met een normaal of la-5 serenergie absorberend foliemateriaal op te vullen, waardoor men eveneens verzekerd is van een moeiteloos en simultaan aanbrengen van schrift met hetzelfde met een laserstraal werkend registreerapparaat (laag 42 in fig. 5, uitsparing bij 46; laag 50 in fig. 6, uitsparing bij 56; laag 61 in fig. 7, uitsparing over 66 in laag 61 en 62). Als 10 lagen van kunststof met een opblaasmiddel over het gehele oppervlak worden toegepast, zoals, is beschreven aan de hand van de fig. 2, 3 en 4, wordt hetzelfde doel bereikt door voor het met een laser aanbrengen van schrift een selektieve fotoharding of een selektieve desactivering van het opblaasmiddel door bestraling met ultraviolet licht uit te voe-15 ren, waarbij het voor de reli’éfg eg evens bestemde gebied 5 (fig. 1) wordt uitgespaard.

Bij alle tot nu toe beschreven uitvoeringsvormen vindt de absorptie van de voor het schuimen noodzakelijke energie van het met een laserstraal werkend registreerapparaat plaats via het inlegvel van de 20 kaart, via extra erin aangebrachte absorptielagen of via geschikte toevoegsels in het foliemateriaal. Door een geschikte hoge energiedosering van de laserenergie kan de in de vorm van reli'éfgegevens aanwezige informatie ook bovendien congruent met de reliëfachtige verhogingen worden geregistreerd in het inlegvel van de kaart.

25 In de fig. 8 en 9 is een werkwijze weergegeven, waarmee de vorming van reli'éfgegevens mogelijk is onafhankelijk van de absorptie-eigen-schappen van de afdekfolie en van het inlegvel van de identiteitskaart. Het inlegvel 70 van de kaart dat tussen twee afdekfolies 71, 72 is ge-cacheerd, wordt hierbij in het voor het opnemen van reli'éfgegevens be-30 stemde gebied door een film 73 heen bestraald met laserlicht 75. De film 73 is voorzien van een absorptielaag 74 die in het golflengtege-bied van het met een laserstraal werkend registreerapparaat een bijzonder groot absorptievermogen bezit. De door de absorptielaag 74 opgenomen laserenergie wordt doorgeleid naar de afdekfolie 71 die een op-35 blaasmiddel bevat, zodat daar de gewenste reliëfvormige verhoging 67 wordt gevormd. De absorptielaag 74 kan hierbij zodanig zijn gevormd, dat zij, zoals in fig. 9 is aangegeven, gehecht blijft aan het oppervlak 66 van de reliëfvormige verhoging, of gedeeltelijk in het kunst-stofmateriaal diffundeert en hiermede een verbinding vormt. Bij voor-40 keur is de laag 74 voor deze toepassing zwart of op een andere wijze 83 0 1 1 5 8 % 15 sterk contrasterend net de algenene kleuring van de identiteitskaart, zodat het reliëf reeds tijdens het aanbrengen van schrift autonatisch en visueel goed leesbaar wordt gekleurd. Als nen verzekerd wil zijn van het herkennen van congruent schrift op het inlegvel, is echter ook toe-5 passing van een absorptielaag 74 nogelijk die geen verbinding aangaat met het materiaal van de identiteitskaart of geen visueel waarneembare verkleuring van de kaart veroorzaakt.

Voor de hierboven reeds genoemde, in het nabije infrarood stralen** de Nd-YA-LASER is als absorptielaag 74 in het eenvoudigste geval een 10 roetlaag geschikt, die met behulp van een geschikt bindmiddel of elektrostatisch op de film 73 is aangebracht. De ingeperste gegevens verkrijgen hierdoor een oppervlaktekleuring 66 die niet kan «orden verwijderd zonder de reliëfvoxnige verhoging te beschadigen.

Samenvattend worden nog eens de verschillende werkwijzen opgesomd 15 voor een simultaan in dezelfde inrichting aanbrengen van schrift op identiteitskaarten met reliëfgegevens en normale laeergegevens.

Werkwijze 1:

De schuimbare en met licht hardbare, of gedesactiveerde kunststof vormt een het gehele oppervlak van de identiteitskaart bedekkende laag 20 (als afdekfolie of als inleglaag). De voltooide identiteitskaart wordt in de laserinrichting van reliëf gegevens voorzien, met ultraviolet licht gehard en aansluitend hierop worden de normale lasergegevens ingeschreven.

Werkwijze 2: 25 De van een opblaasmiddel met een hoge starttemperatuur voorziene en door licht hardbare, of gedesactiveerde kunststof vormt een het gehele oppervlak van de identiteitskaart bedekkende laag. In het gebied voor de normale lasergegevens bevindt zich, bijv. op het inlegvel van de kaart, een warmte-gevoelige laag. Het inschrijven van de normale la-30 sergegevens vindt plaats met een kleine dosering van de laserenergie die is aangepast aan het kleuromslagpunt van de warmtegevoelige laag; het vormen van de reliëfgegevens vindt plaats met een grote dosering van de laserenergie die voldoende is voor het activeren van het opblaasmiddel. Aansluitend hieraan kan de schuimbare kunststoflaag door 35 bestraling met ultraviolet licht worden gehard.

Werkwijze 3:

De identiteitskaart bevat een het gehele oppervlak bedekkende laag die een opblaasmiddel bevat en wordt met behulp van ultraviolet licht gehard, waarbij het gebied dat bestemd is voor de reliëfgegevens wordt 40 uitgespaard. De reliëfgegevens en de andere als normaal laserschrift 8301158 16 aanwezige gegevens worden dan met het met een laserstraal werkend re-gistreerapparaat In de daarvoor bestemde gebieden Ingeschreven. Het gebied met de reli'éfgegevens wordt aansluitend hierop met ultraviolet licht gehard.

5 Werkwijze 5:

De identiteitskaart is voorzien van een zich over het gehele oppervlak ervan tilt strekkende laag met een opblaasmiddel, welke laag slechts in het voor normale lasergegevens bestemde gebied een uitsparing heeft en is voorzien van een conventioneel kunststofmateriaal. Re-10 li'éfgegevens en normale lasergegevens worden dan met behulp van het met een laserstraal werkende registreerapparaat ingeschreven. Aansluitend hierop wordt de identiteitskaart door bestraling met ultraviolet licht gehard.

Teneinde verzekerd te zijn van een voldoende absorptie van het la-15 serlicht kunnen de hierboven reeds uitvoerig beschreven werkwijzen worden toegepast: extra, laserlicht absorberende lagen op het inlegvel, absorptie in de afdekfolie door het toevoegen van laserlicht absorberende materialen, absorptie via het inlegvel van de kaart (papier, kunststof of een gedrukt patron) en absorptie via lagen die slechts 20 tijdens het aanbrengen van schrift aanwezig zijn.

830 1 1 5 8

Claims (26)

1. Gelaagde identiteitskaart met ten minste één oppervlak van kunststof met een reli'éfstruktuur die als cliché kan «orden gebruikt, met het kenmerk, dat de reli'éfstruktuur (13, 25, 35, 45, 55, 65, 67) is 5 vervaardigd uit geschuimde kunststof (11, 21, 31, 44, 54, 64, 71).

2. Identiteitskaart volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat als schuimbaar kunststofmateriaal (11, 21, 31, 44, 54, 64, 71) thermoplas-ten met een chemisch of fysisch opblaasmiddel zijn toegepast. 3* Identiteitskaart volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat 10 het schuimbare kunststofmateriaal door licht kan worden gehard.

4. Identiteitskaart volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het schuimbare kunststofmateriaal visueel transparant is.

5. Identiteitskaart volgens één of meer van de voorgaande conclu- 15 sies, met het kenmerk, dat het schuimbare kunststofmateriaal gekleurd is.

6. Identiteitskaart volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het schuimbare kunststofmateriaal bijzonder goed absorbeert in het golflengtegebied van een met een laserstraal 20 werkend registreerapparaat.

7. Identiteitskaart volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het schuimbare kunst stofmateriaal is aangebracht als een bovenste afdekfolie (11, 71) die het gehele oppervlak bedekt.

8. Identiteitskaart volgens één of meer van de voorgaande conclu sies, met het kenmerk, dat op het schuimbare kunststofmateriaal als het gehele oppervlak bedekkende onderste laag (21) een uit twee lagen bestaande afdekfolie is aangebracht die wordt beschermd door een transparante bovenste laag (22).

9. Identiteitskaart volgens één of meer van de voorgaande conclu sies, met het kenmerk, dat het schuimbare kunststofmateriaal als een strookvormige laag (44, 64) in de afdekfolie (42, 61) is aangebracht.

10. Identiteitskaart volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het schuimbare kunststofmateriaal als een 35 het hele oppervlak bedekkende laag (31) in het inlegvel van de kaart is aangebracht.

11. Identiteitskaart volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het schuimbare kunststofmateriaal als een strookvormige laag (54) in het inlegvel van de kaart is aangebracht.

12. Identiteitskaart volgens één of meer van de voorgaande conclu- 8301158 sies, met het kenmerk, dat ter vergroting van de absorptie van de la-serenergie in het voor het opnemen van de reli'éfg eg evens bestemde gebied (5) extra speciale absorptielagen (15) zijn ingebed.

13. Identiteitskaart volgens één of meer van de voorgaande conclu-5 sies, met het kenmerk, dat in het gebied (3) dat bestemd is voor het opnemen van de normale lasergegevens, een warmte-gevoelige laag (24) is ingebed of op het inlegvel is aangebracht.

14. Identiteitskaart volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat congruent met de reliëfachtige verhogingen 10 (25, 45) een verkleuring is teweeg gebracht in het inlegvel (26, 27) van de kaart of in de afdekfolie.

15. Identiteitskaart volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het schuimbare kunststofmateriaal over het gehele oppervlak of in bepaalde sektoren door middel van fotoharding 15 wordt gehard.

16. Werkwijze voor het aanbrengen van een reliëf in een schuimbaar kunststofmateriaal dat de eigenschap bezit bij energietoevoer zijn volume te vergroten, met het kenmerk, dat een wat de pLaats en de afmetingen betreft nauwkeurig bepaalde volumevergroting direkt in het 20 schuimbare kunststofmateriaal teweeg wordt gebracht door de energie van een doelbewust gestuurd, met een laserstraal werkend registreerappar raat.

17. Werkwijze volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de re-liëfhoogte nauwkeurig wordt gestuurd door verandering van de laserener- 25. gie, en wel door verandering van de intensiteit en/of de belichtingstijd ervan.

18. Werkwijze volgens conclusie 16 of 17, met het kenmerk, dat het schuimbare kunststofmateriaal door een op de informatiedrager aangebrachte , van een absorptielaag (74) voorziene dragerfilm (73) heen, ge- 30 richt met het met een laserstraal werkend registreerapparaat wordt belicht, waarbij de absorptielaag (74) in dit gebied van de dragerfilm (73) los raakt en aan het oppervlak van het reliëf (67) een verkleuring (66) wordt opgewekt die in het opgeschuimde kunststofmateriaal wordt gefixeerd.

19. Werkwijze volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de ab sorptielaag (74) visueel transparant is en dat aan het oppervlak van het reliëf (67) geen verkleuring tot stand wordt gebracht.

20. Werkwijze volgens één of meer van de conclusies 16 - 19, met het kenmerk, dat als met een laserstraal werkend registreerapparaat een

40 Nd-YAG-LASER wordt toegepast met een golflengte van 1024 nm. 8301158 W ^

21. Werkwijze volgens conclusie 16 of 17 voor de vervaardiging van een identiteitskaart volgens conclusie 1, aet het kenmerk, dat de uit een schuimbare en door licht hardbare kunststof bestaande, het hele oppervlak van de identiteitskaart bedekkende laqg door middel van het met 5 een laserstraal «erkend registreerapparaat in het daarvoor bestemde gebied (5) wordt voorzien van reli'éfgegevens (6), vervolgens door bestraling met ultraviolet licht wordt gehard en daarna van de normale laser-gegevens (4) wordt voorzien.

22. Werkwijze volgens conclusie 16 of 17 voor de vervaardiging van 10 een identiteitskaart volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de het gehele oppervlak van de identiteitskaart bedekkende laag die bestaat uit een schuimbare en door licht hardbare kunststof vermengd met een opblaasmiddel met een hoge starttemperatuur, door middel van het met een laserstraal werkend regietreerapparaat in het daarvoor bestemde ge-15 bied (5) wordt voorzien van reli'éfgegevens (6), waarbij de overeenkomstig grote dosering van de laserenergie is aangepast aan de starttemperatuur van het opblaasmiddel en dat aansluitend hierop met behulp van het met een laserstraal werkend registreerapparaat het daarvoor bestemde gebied (3) wordt voorzien van de normale lasergegevens (4), waarbij 20 de overeenkomende lage dosering van de laserenergie is aangepast aan het kleuromslagpunt van de warmte-gevoeiige laag (24).

23. Werkwijze volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de identiteitskaart na het aanbrengen van schrift met licht wordt gehard.

24. Werkwijze volgens conclusie 16 of 17 voor de vervaardiging van 25 een identiteitskaart volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ene, het gehele oppervlak bedekkende en een opblaasmiddel bevattende laag, met uitzondering van een uitsparing voor het voor de reli'éfgegevens bestemde gebied (5), met ultraviolet licht wordt gehard, waarna de reli'éfgegevens (6) en de andere, als normaal laserschrift aanwezige gege-30 vens (4) met behulp van het met een laserstraal werkend registreerapparaat in elk van de daarvoor bestemde gebieden (3, 5) worden aangebracht.

25. Werkwijze volgens conclusie 6 of 7 voor de vervaardiging van een identiteitskaart volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de re- 35 liëfgegevens (6) worden aangebracht in de uitsluitend in het gebied (5) voor de reli'éfgegevens aanwezige laag met opblaasmiddel, en dat de normale lasergegevens (4) worden aangebracht in het voor de lasergegevens bestemde gebied (3) dat geen kunststof met opblaasmiddel bevat.

26. Werkwijze volgens conclusie 16 of 17 voor de vervaardiging van 40 een identiteitskaart volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de re- 8301158 li'éfgegevens (6) worden aangebracht ln het daarvoor bestemde gebied (5) van een kunststoflaag die een opblaasmiddel bevat en het gehele oppervlak van de identiteitskaart bedekt, en dat de normale lasergegevens (4) worden aangebracht in het voor deze gegevens bestemde gebied (3), 5 waarbij de kunststoflaag met een opblaasmiddel in dit gebied (3) een uitsparing heeft die met een normaal materiaal voor kaarten is opgevuld, en dat aansluitend hierop de kunststof met een opblaasmiddel met behulp van ultraviolet licht wordt gehard. ******** 8301158