NL8300968A - Voertuig met koppeling/remvergrendeling. - Google Patents

Description

r * w

Voertuig met koppeling/remvergrendeling

De uitvinding heeft betrekking op een voertuig dat een kcppe-ling/remvergrendelingregelsysteem heeft voor het bijstaan van een bestuurder bij het aanzetten van een voertuig qp een heuvel.

Wanneer een voertuig met een gebruikelijke versnelling aangezet 5 wordt cp een heuvel, moet de bestuurder zekerstellen dat de koppeling niet voortijdig ingekoppeld wordt voor de rem vrijgegeven wordt, andere stagneert de motor, en dat de rem niet voortijdig vrijgegeven wordt voor de koppeling ingekoppeld wordt, anders relt het voertuig achteruit.

10 Ongelukken kunnen zodoende optreden, in het bijzonder net een nieuwe of onervaren bestuurder, die goed onderspanning staan kan bij het omhoog rijden op een heuvel.

Het is het oogmerk van de uitvinding cm te voorzien in een koppeling/remvergrendelingsysteem dat een bestuurder bijstaat, die 15 een voertuig bedient cp een heuvel.

Volgens de onderhavige uitvinding is een voertuig dat een koppeling heeft voor het in en buiten aangrijping brengen van een aandrijf-transmissie met tenminste êën aangedreven wiel van het voertuig, en j een leiding voor het voortleiden van onder druk gesteld remfluidum j 20 van een bron. naar tenminste een wielremcilinder, voor remaangrijping gekenmerkt door een koppeling/reircvergrendelingregelsysteem, bestaande uit een klep in de remfluidumleiding, welke klep een sluitcnderdeel heeft, dat door een veer naar een zitting gedrukt wordt om de leiding te sluiten maar dat dan van de zitting af bewogen kan worden door 25 overmaat druk van de bron cm fluidumstroming naar de remcilinder toe te laten cm de remdruk te verhogen, en een solenoïdeinrichting om een prevalerende werking ten aanzien van de klepveer uit te oefenen, waarbij de inrichting bekrachtigd wordt order cfe regeling van een bediening van de koppeling zodanig dat wanneer de transmissie uitgekcppeld wordt 30 het klepsluitcnderdeel vrij is cm op de zitting te bewegen maar wanneer de transmissie ingekoppeld wordt het klepsluitcnderdeel van de zitting af bewogen wordt om de klep te openen en zodoende het vrijgeven van de rem toe te laten.

8300968

P

i * 2

Bij deze uitvoering wordt, wanneer het voertuig aangezet wordt op een heuvel, de rem niet vrijgegeven tot de koppeling ingekoppeld wordt, naar kan de rem zonodig qp elk moment ingekoppeld worden.

Bij voorkeur, werkt de remfluidumdruk in de leiding beneden-5 strooms van de klep op· het klepsluitonderdeel in om een kracht te leveren die tot het gesloten houden van de klep strekt, en werkt een evenwichtonderdeel dat ock aan de remfluidumdruk onderworpen is in de leiding benedenstrooms van de klep qp het klepsluitonderdeel in via de klepzitting om de kracht: te compenseren.

10 Ongeacht de remfluidumdruk, die in de rencilinder opgesloten zit, is een betrekkelijk zwakke veer dan voldoende om de klep te openen wanneer de koppeling ingekoppeld wordt.

Bij een betreffende constructie is het klepsluitonderdeel· gemonteerd qp een klepstang die door een anker van de solenoïde gaat, 15 welk anker belast wordt door een veer cm in een richting te bewegen om de stang aan te grijpen en het klepsluitonderdeel van de zitting af te trékken wanneer een spoel van de solenoïde cnbekrachtigd is, maar beweegt om de klepstang . en het sluitonderdeel vrij te geven bij bekrachtiging van. de spoel wanneer de koppelingbediening in werking 20 gesteld wordt om de transmissie in te koppelen.

Een voorbeeld van het relevante deel van een. voertuig, dat volgens de onderhavige uitvinding geconstrueerd is, is schematisch in de bijgaande tekening voorgesteld.

Fig. 1 is een axiale doorsnede over het regelsysteem; 25 fig. 2, 3 en 4 zijn afbeeldingen overeenkomstig aan fig. 1 maar op een kleinere schaal en tenen het systeem in verschillende werkingsvormen; en fig. 5 is een gedeeltelijk volgens V-V en gedeeltelijk volgens VI-VI in fig. 1 beschouwde doorsnede.

30 Zoals in de tekening weergegeven is, heeft het voertuig een koppeling/remvergrendelingregelsysteem dat algemeen met het verwij-zingscijfer 1 aangegeven is. Het systeem omvat een romp 25 die voorzien is van een doorgaande leiding gevormd door een verbinding 10 met een bron van onder druk gesteld remfluidum, welke verbinding 10 via 35 een bovenstrooms leidingdeel 13, een klepzitting 12, een kamer 24, een 8300968 * * 9 3 benedenstrooms leidingdeel 13a en een verbinding 11 naar een wielrem- cilinder voert. De bovenkant van de kamer 24 is gesloten door een be geflensd 'standdeel 7 waarop een huiskap 4 gemcnteerd is. De kap 4 draagt een spoel 2 waarop een solenoïdewinding 3 gemonteerd is. Een 5 afgeknot kegelvormig klepsluitonderdeel 5 werkt met de zitting 12 samen én is gevormd op het einde van een klepstang 6 dat zich vrij uitstrekt door het geflensde onderdeel 7 en door een solenoïdeanker 8 dat axiaal verschuifbaar is binnen de spoel 2.

Een betrekkelijk zwakke veer 9 drukt het klepsluitonderdeel 5, en 10 daarmee de klepstang 6, omlaag óm het sluitonderdeel in aangrijping te brengen met de zitting 12 en de klep te sluiten. Een sterkere veer 9a welkt tussen het geflensde onderdeel 7 en het anker 8 om het anker omhoog te drukken. Bet anker werkt met een vrij slag net een verbreding aan het boveneinde van de kap samen en voert de klepstang en het sluit-15 onderdeel net zich mee cniioog naar de in fig. 1 weergegeven positie.

Hat onderste deel van de kamer 24 omvat een cilindrisch gedeelte dat terug voert naar het bovenstroomse leidingdeel 13, waarbij dit cilindrisch gedeelte een verschuifbaar evenmchtcnderdeel 21 bevat, dat met een O-afdichtingsring 23 uitgerust is, en een uitstekende 20 klepbediening 22 heeft. De druk op de benedenstroomse zijde van de klep, in de kamer 24, werkt zovel in qp de achterkant van het klep-sluitcnderdeel 5, cm het klepsluitonderdeel naar de gesloten positie te drukken, als op de onderzijde van het evenwichtcnderdeel 21, cm het onderdeel omhoog te drukken om de cmlaaggerichte kracht op het klep-25 sluitonderdeel te compenseren. Het klepsluitonderdeel wordt derhalve alleen op doeltreffende wijze onderworpen aan de invloed van de veer 9, tenzij het positief omhoog gebracht wordt door het anker 8.

Een kcppelingpedaal 14 wordt neergedrukt om een koppeling in een transmissie naar aangedreven wielen van het voertuig uit te koppe-30 len. Door het neerdrukken van het kcppelingpedaal 14 wordt een schakelaar 15 gesloten, waarvan de contacten gedragen worden door een zwenk-baar aangebrachte hefboom 15a, waarvan de evenwichtpositie ingesteld wordt door een veer 19 en afstelorgaan 20. wanneer de schakelaar 15 gesloten wordt, loopt stroom van een batterij 17 door een verbinding 35 16a cm een magnetische relaisschakelaar 26 te sluiten, waardoor dan 8300968 ; % 4 stroom van de batterij door een verbinding 16 naar en door de spoel 3, en terug door een verbinding 18 naar de aarde loopt.

Bij de 'werking, wanneer het koppelingpedaal 14 neergedrukt wordt om de transmissie naar de aangedreven wielen van het voertuig 5 uit te koppelen, wordt de spoel 3 bekrachtigd en het anker dan omlaag getrokken, ander het zodoende vrijgeven van het klepsluitonderdeel 5 en de stang 6 om omlaag te bewegen om de klep onder de werking van de veer 9 te sluiten. Bemfluidum benedenstrooms van de klep wordt zodoende opgesloten en de voertuigremmen zullen in afhankelijkheid, van de druk 10 van het opgeslotei fluïdum bediend worden.

Indien verder remmen vereist, is, wordt het rempedaal neergedrukt om verdere fluidumdruk te laten overbrengen, waarbij deze overmaat druk voldoende is om de klep te openen, onder het ondervangen van de werking van de veer 9, zoals in fig. 3 weergegeven. Deze remfluidum-15 druk kan niet vrijgegeven worden alvorens het koppelingpedaal vervolgens vrijgegeven wordt, om de voertuigtransmissie in te koppelen. Op dat moment worden,, zoals in fig.. 4 weergegeven is, de schakelaar 15, en zodoende de relaisschakelaar 26 geopend, onder het opheffen van de bekrachtiging van de spoel 3, en het omhoog laten bewegen van het 20 anker 8 onder de werking van de veer 9a. Het anker komt in aangrijping met de klepstang 6 en trekt de stang 6 en het klepsluitonderdeel 5 omhoog, onder het zodoende openen van de klep en het uit de rerocilinder laten lekken van remfluidumdruk, en het zodoende vrijgeven van de rem. Door de compenserende werking van het êvenwichtanderdeel 21 wordt 25 voorkomen dat de veer 9a de volle uitwerking van de remfluidumdruk, die in de kamer 24 opgesloten zit en op de achterkant van het klepsluitonderdeel 5 inwerkt, ondervangen moet. Dit is van belang daar de remfluidumdruk tot zelfs 150 kg/cm2 bedragen kan. De rennen kunnen qp elk moment weer aangelegd worden, ongeacht de vorm van een klep, bij uit-30 oefening van verdere remfluidumdruk van de bron door neerdrukking van het rempedaal.

Kort samengevat is in het voorgaande beschreven dat bij een koppe-ling/remvergrendelregelsysteem voor een motorvoertuig remfluidum toege-voerd wordt via een inlaat 10, een leiding 13, een klepzitting 12, een 35 kamer 24, een leiding 13a en een uitlaat 11 van een brcn naar een rem- 8300968 5 cilinder, bij neerdrukking van een rempedaal. De klepzitting 12 wordt gesloten door een klepsluitonderdeel onder de werking van een veer 9 cm remfluidum in de remcilinder en de rem aangelegd te houden tenzij het klepsluitonderdeel 5 van de zitting 12 af getrokken wordt door een 5 solenoïdeanker 8 dat omhoog beweegt onder de werking van de veer 9a wanneer de bekrachtiging van een solenoïdespoel 3 opgeheven wordt.

De bekrachtiging van de spoel wordt cpgéheven wanneer een koppeling-pedaal 14 vrijgegeven wordt om een transmissie van het voertuig in te koppelen. Dit voorkomt het voortijdig vrijgeven van de ran wanneer 10 een voertuig aangezet wordt op een heuvel.

8300968

Claims (4)

1. Voertuig dat een koppeling heeft voor het in en buiten aangrij-ping brengen van een aandrijf transmissie met tenminste één aangedreven wiel van het voertuig, en een leiding voor het voortleiden van ander druk gesteld remfluidum van een bron naar tenminste ëén wielremcilinder, 5 voor remaangrijping, gekenmerkt door een koppeling/remvergrendeling-regelsysteem, bestaande uit een klep in de remfluidumleiding, welke klep een sluitcnderdeel heeft, dat door een veer naar een zitting gedrukt wordt om de leiding te sluiten maar dat dan van de zitting af bewogen kan worden door overmaat druk van de bron om f luidumstroming 10 naar de remcilinder toe te laten om de remdruk te verhogen, en een solenoïdeinrichting on een prevalerende werking ten aanzien van de klepveer uit te oefenen, waarbij de inrichting bekrachtigd wordt onder de regeling van een bediening van de koppeling zodanig dat wanneer de transmissie uitgékqppeld wordt het klepsluitonderdeel vrij is cm op de 15 zitting te bewegen maar wanneer de transmissie ingekoppeld wordt het klepsluitonderdeel van de zitting af bewogen wordt om de klep te openen en zodoende het vrijgeven van de rem toe te laten.

2. Voertuig volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de remfluidum druk in de leiding benedenstrooms van de klep op het klepsluitonderdeel 20 inwerkt on een kracht te leveren die tot het gesloten houden van de klep strekt, waarbij een evenwichtcnderdeel, dat ock onderworpen wordt aan de remfluidumdruk in de leiding benedenstrooms van de klep, op het klepsluitonderdeel inwerkt via de klepzitting cm de kracht te compenseren.

3. Voertuig volgens conclusie 1 of 2, gekenmerkt doordat het klepsluitonderdeel gemonteerd is op een klepstang dat door een anker van de solenoïde gaat, welk anker belast wordt door een veer om in een richting te bewegen om de stang aan te grijpen en het klepsluitonder-deel van de zitting af te trekken wanneer een spoel van de solenoïde 30 cobekrachtigd is, maar beweegt cm de klepstang en het sluitcnderdeel vrij te geven bij bekrachtiging van de spoel wanneer de koppelingbe-diening in werking gesteld wordt om de transmissie in te koppelen.

4. Voertuig met een regelsysteem in hoofdzaak zoals voorgesteld in de beschrijving en/of tekeningen. O 8300968