NL8105316A - Werkwijze en inrichting voor het automatisch verpakken van rietjes voor dranken, of van voorwerpen met een overeenkomstige vorm, in lasbare folie. - Google Patents

Description

' ~ -4 T Tj/JS/Donati 1

Werkwijze en inrichting voor het automatisch verpakken van rietjes voor dranken, of van voorwerpen met een overeenkomstige vorm, in Xasbare folie. -

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het automatisch afzonderlijk verpakken van rietjes voor dranken of van voorwerpen met een overeenkomstige vorm in stroken, die gevormd worden door 5 twee warm of koud aaneengelaste folies (het woord folie wordt gebruikt voor het aangeven van een dun lasbaar velvormig materiaal).

De behoefte aan een dergelijke verpakking is het gevolg van de 'neiging om dranken - mineraalwater - melk - of 10 andere dergelijke dranken in houders van karton te distribueren, waarbij men de behoefte heeft om, in het bijzonder in het geval van melk, deze vergezeld te doen gaan van een daaraan bevestigd rietje dat uit het oogpunt van hygiëne behoorlijk omhuld moet zijn.

15 Het aanbrengen van dit rietje op elke houder ge schiedt automatisch dankzij ..daarvoor beoogde machines, die vereisen dat de rietjes afzonderlijk in doorgaande .stroken worden verpakt, waarvan men, door middel van achtereenvolgende sneden in dwarsrichting telkens één rietje af neemt voor 20 het aanbrengen hiervan op deze houders.

Het is duidelijk dat voor de werking van deze automatische machines het nodig is dat de rietjes onderling evenwijdig en op gelijke afstanden in de strook zijn opgenomen, teneinde te voorkomen dat bij het doorsnijden van de 25 strook niet eveneens een rietje wordt doorgesneden waardoor de werking van de inrichting zou kunnen worden gehinderd en onderbroken.

Teneinde de evenwijdige ligging en de constante tussenliggende afstand tussen opeenvolgende rietjes te ver-30 krijgen gebruikt men stroken waarin de rietjes worden opgenomen en vastgehouden door twee folies, die al naar gelang de behoefte doorzichtig of ondoorzichtig kunnen zijn en warm of koud om elk rietje heen aaneengelast worden.

- 8 1 0 5 3 1 6 ___ r - . : · - · -·' ï -2- Γ>·- De verpakking in het inwendige van doon >twee . -- aaneengelaste folies gevormde holtes is een werkwijze die algemeen gebruikt wordt, voor andere produkten maar in dit bijzondere geval treden speciale en nieuwe problemen op die 5 het gevolg zijn van de specifieke eisen zoals: a) het afzonderen en het uit de voorraadtrechter nemen van één enkel rietje? b) de aanwezigheid van onvoorzienbare krachten, zowel aan-trekkings- als afstotingskrachten tussen de rietjes onder- 10 ling, welke krachten het gevolg zijn van statische electriciteit waarmede deze gemakkelijk worden geladen doordat deze rietjes van kunststofmateriaal zijn vervaardigd? c) het lassen van de folies zo dicht mogelijk om elk rietje 15 heen, waardoor deze zo min mogelijk binnenin de strook kunnen bewegen. . _

De werkwijze en de inrichting volgens de onderhavige uitvinding hebben de hierboven beschreven moeilijkheden overwonnen met de volgende functionele fasen: 20 - het vormen van een laag rietjes, in een rij naast elkaar, bij het uit een voorraadtrechter nemen daarvan waarin deze zijn opgehoopt? - het.telkens van deze rij afnemen van één rietjes - het geleiden van elk rietje tot in het inwendige van de 25 op de lasrollen aangebrachte uitsparingen.

De automatische verpakking van de rietjes in de strook geschiedt volgens de uitvinding door middel van een inrichting die in wezen omvat: - twee lasrollen, die elkaar raken volgens een beschrijvende • 30 rechte, en die in hun oppervlak langwerpige uitsparingen hebben die bij de rotatie van de rollen telkens met elkaar worden samengevoegd? - middelen voor het af nemen, wegduwen en begeleiden van elk rietje tot in het inwendige van de genoemde uitsparingen; 35 - middelen voor het vormen van een rij rietjes in dwars- richting ten opzichte van de voortbewegingsrichting bij het uit een voorraadtrechter nemen daarvan waarin deze zijn opgehoopt? 8 1 0 5 3 1 6 -3- - middelen voor het aan de rij rietjes geven van een intermitterende translatiebeweging naar de post waar het cyclisch afnemen van telkens een rietje optreedt.

Andere.'kenmerken en voordelen van de onderhavige 5 uitvinding zullen duidelijk worden bij het lezen van de volgende beschrijving aan de hand van een voorkeursuitvoeringsvorm die uitsluitend als niet beperkend voorbeeld schematisch weergegeven is in de bijgevoegde tekening waarin fig.1 een schematisch zijaanzicht toont van de inrichting, gedeeltelijk 10 volgens een verticaal langsvlak doorgesneden.

Zoals in fig.1 wordt getoond omvat de inrichting voor het automatisch in stroken verpakken van afzonderlijke rietjes twee lasrollen 1 die elkaar raken volgens een beschrijvende rechte, waartussen twee ook twee tegenover elkaar liggen-15 de spoelen gewikkelde folies 2_.glijden.

De aanwezigheid van regelmatig over het buitenoppervlak van de rollen 1 verdeeld aangebrachte langwerpige uitsparingen 3 brengt met zich mee dat een strook .wordt gevormd die gekenmerkt wordt door een reeks dwarsholten die even-20 wij dig aan elkaar verlopen en een constante tussenruimte hebben, en waarin vooraf een rietje kan worden aangebracht.

De rietjes 4 zijn opgenomen in een voorraadtrechter 5 die een breedte heeft die gelijk is aan de lengte van de rietjes.

25 De bodem van de voorraadtrechter 6 omvat een hellend vlak dat zich in de richting schuin naar beneden tot voorbij de voorwand van de voorraadtrechter uitstrekt en op een afstand eindigt van het verticale vlak dat de contactlijn bevat tussen de twee onder de helling 6 aangebrachtelasrollen * 30 1, die gelijk zijn aan de straal van een rietje.

De voorwand 7 van de voorraadtrechter is door middel van scharnieren aan het boveneinde scharnierend tussen de twee zijwanden bevestigd, en wordt door middel van een drijfstang 8 vrijwel loodrecht op het hellende vlak 6 gehouden. 35 De voorwand bevindt zich op een afstand boven dat hellende vlak dat enigszins groter is dan de diameter van een rietje.

In de bodem van de voorraadtrechter heeft men bovendien een platform 9 aangebracht dat voorzien is van een kleine verhoogde ·» 8105316 ί· -4- rand 9a, en welke afwisselende langsbewegingen uit. kan voeren. teneinde de rietjes uit de trechter te duwen, waarbij de : vorming van een compacte samengedrukte rij rietjes wordt ver-. zekerd.

5. De afwisselende slagen van het platform. 9 en.de slingerbewegingen van de wand 7 verhinderen elke mogelijke vorming van "bruggen" en van een stilstand van de rietjes voor de betreffende wand 7.

Voorbij deze voorwand 7 is een opgehoopte rij . 10 rietjes 4 aanwezig die langs het schuine vlak 7 glijdt onder twee langsarmen 10 door, die evenwijdig aan de helling 6 zijn bevestigd en eindigen voorbij de 'tegenhouder- 11 die tegenover de hoek van het hellende vlak is aangebracht.

Deze tegenhouder 11 is langs zijn bovenrand door 15 dwarsscharnieren bevestigd; de onderrand wórdt door een veer 12 tegen de onderrand van een stijve kraag 13 gedrukt die zich verticaal naar beneden uitstrekt vanaf de hoek van het vlak 6, tot nabij de vlasrollen 1, die zich daaronder bevinden.

De afstand die de hoek van het hellende vlak en 20 het oppervlak van de tegenhouder 11 tegenover deze laatste scheidt is enigszins kleiner dan de diameter van een rietje en elk rietje wordt dus, zodra dit aan het einde van de helling is gekomen, tegengehouden en boven aan een afvoerkanaal vastgehouden. Dit afvoerkanaal omvat platte en convergerende vlakken, 25 die vlak boven de lasrollen 1 eindigen.

Opdat de arm 10 zich uit kan strekken tot voorbij het verticale vlak dat de contactlijn van de twee .rollen 1 bevat, heeft de tegenhouder in;zijn onderrand een diepe cen-; trale Ü-vormige uitsparing.

'30 . Elk rietje wordt tussen 3e tegenhouder 11 en de kracht 13 gedrukt door een valmes 14, dat in het verticale vlak dat de contactlijn van de lasrollen 1 bevat en op een plaats ligt boven de hoek van het hellende vlak 6.

Het valmes 14 heeft eveneens, om hinder van de 35 armen 10 te vermijden tijdens zijn heen en weer gaande bewegingen een centrale ü-vormige uitsparing in zijn onderrand.

De inrichting volgens de uitvinding omvat ook een kleine hefboom 15 die aan zijn ondereinde geforkt is en die ,= 8 1 0 5 3 1 6 -5- uitloopt in twee voeten 15a die onder invloed van de werking van een de hefboom 15 aangrijpende veer 16 een geschikte druk ; uitoefenen op het tweede rietje van de rij , waardoor dit met een lichte kracht wordt tegengehouden op het moment dat het 5 eerste rietje door het valmes Γ4 wordt af gevoerd en tussen de rollen 1 wordt gedrukt-

De werking van deze hefboom treedt op dankzij een ' nok 17 op het valmes 14.

Nadat de constructieve uitvoering van de inrichting 10 volgens de uitvinding is beschreven, zal nu gedetailleerder de bepakking van elk rietje worden beschreven.

Aangenomen wordt dat het voorste rietje van de rij die langs de helling 6 naar beneden is bewogen zich tegen de tegenhouder 11 aan bevindt, en dat deze dus tussen deze 15 tegenhouder en de voorste hoek van het hellende vlak 6 wordt ondersteund.

Tijdens de neergaande beweging van het valmes 14 glijdt de nok 17 langs de hefboom 15 die zodanig is gevormd dat de nok een geschikte werking uitoefent, waarbij de voeten 20 15a dus eerst omhoog bewogen worden en om de invloed van de werking van de veer 16 vervolgens met een lichte kracht tegen het tweede rietje van de rij drukken, welk rietje zich op dat moment nog op .het. hellende vlak 6 bevindt dicht nabij de hoek van het vlak achter het voorste rietje.

25 Het valmes 14 werkt, bij de neergaande beweging, samen met tegenhouder 11 en verwijdert deze voldoende van de kraag 13, waardoor het rietje geleidelijk tussen de tegenhouder 11 en de kraag 13, door het valmes 14 naar beneden gedrukt kan worden, welk valmes het rietje tot in de uitsparingen 3 - 30 in de lasrollen 1 geleidt, nadat zelfs de onderranden van de tegenhouder 11 en de kraag zijn gepasseerd.

Het valmes 14 beweegt naar beneden tot nabij de uitsparingen 3 om de nauwkeurige positionering van het rietje in deze uitsparing te verzekeren, waaruit dit anders door de 35 gespannen en elkaar naderende folies 2 verdreven zou worden.

Het zal duidelijk zijn dat de onderhavige beschrijving betrekking heeft op een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding waarbij constructiedetails, 8 1 0 5 3 1 6 .-6- ' ‘ .

die door een vakman toegevoegd kunnen worden, zijn weggelaten.

Het is dus mogelijk om aan de betreffende inrichting vele variaties en modificaties aan te brengen zonder de uitvinding,zoals hierboven beschreven en. weergegeven, te · 5 verlaten.

Het is verder duidelijk dat, zoals reeds eerder' werd opgemerkt, de werkwijze en de inrichting met eenvoudige en geschikte wijzigingen gebruikt zouden kunnen worden om behalve rietjes andere voorwerpen met overeenkomstige vorm, 10 zoals bijvoorbeeld krijtjes, pennen, tandenstokers enzovoort, te verpakken.

15 8 1 0 5 3 1 6

Claims (5)

1. Werkwijze voor het automatisch verpakken van afzonderlijke rietjes of voorwerpen met een overeenkomstige " vorm, tussen verzegelde stroken, gevormd door twee koud of warm aaneengelaste folies, gekenmerkt door de volgende . 5 fasen: a) het vormen van een compacte en samen gedrukte laag rietjes, :.in dwarsrichting gepositioneerd op en voortbewogen langs een hellend vlak, waaraan de rietjes toegevoerd worden uit een voorraadtrechter, waarin deze zijn opgenomen; 10 b) het af voeren van het voorste rietje van de laag en het tegelijkertijd en tijdelijk tegenhouden van het tweede rietje; c) het tot in de uitsparingen in de lasrollen geleiden van elk rietje.

2. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze 15 volgens conclusie 1, gekenmerkt door een voorraadtrechter waarin de rietjes dwars op een voortbewegingsrichting -zijn opgenomen, en waarvan de bodem gevormd wordt door een hellend vlak dat zich voorbij de voorwand van de voorraadtrechter u-itstrekt en eindigt op een afstand van het verticale vlak door de lijn 20 volgens welke de twee daaronder geplaatste lasrollen met elkaar in contact zijn, die gelijk is aan de straal van een rietje; dat tegenover de hoek van het hellende vlak, waarover de compacte en uniforme laag rietjes voortbeweegt, een tegenhouder is aangebracht die in dwarsrichting scharnierend langs zijn 25 bovenrand is bevestigd en waarvan de onderrand continue onder veerbelasting tegen de onderrand van een stijve kraag aangedrukt wordt, die zich naar beneden toe onder de voorhoek van het hellende vlak uitstrekt en nabij de zich daaronder bevindende lasrollen eindigt; dat de inrichting bovendien een in 30 een verticaal vlak door de raaklijn van de twee lasrollen opgesteld valmes omvat, aangebracht voor het telkens opnemen en tussen de lasrollen duwen van een riëtje; dat de inrichting tenslotte middelen omvat voor het tijdelijk tegenhouden van het tweede rietje totdat het eerste rietje tussen de lasrollen is 35 geduwd. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, 8 1 0 5 3 1 6 / ~T~~' ~~s- dat de tegenhouder en het vaimes een centrale U-vormige uitsparing hebben aan hun onderrand, teneinde geen hinder te ondervinden van de twee langsarmen die boven de laag rietjes zijn aangebracht en het hellende vlak begrenzen.

4. Inrichting volgens conclusie 2, met.het ken merk, dat het vaimes, tijdens zijn neergaande beweging geleidelijk de tegenhouder van de vlakke kraag Verwijdert, welke , onder de hoek van de helling is aangebracht en waardoor het voorste rietje tussen de tegenhouder en de kraag door naar 10 beneden kan bewegen onder invloed van het vaimes waarvan de bewegingsrichting omkeert vlak nabij de uitsparingen in de daaronder geplaatste lasrollen.

5. Inrichting volgens conclusie 2; met het kenmerk, dat de middelen voor het tijdelijk tegenhouden van het 15 tweede rietje tijdens het tussen de lasrollen brengen van het voorste rietje volgens een voorkeursuitvoeringsvorm een kleine verticale hefboom omvat die aan zijn ondereinde geforkt is en uitloopt in een paar voeten die onder invloed van-een bóven op de hefboom aangrijpende veer een voldoende druk uitoefenen op 20 het tweede pietje om dit tegen te houden op het moment- dat het voorste rietje meegenomen wordt en door het naar beneden bewegende vaimes tussen de rollen wordt geduwd.

6. Inrichting volgens de conclusies 2 en 5 , met het kenmerk, dat de werking van de twee voeten automatisch ge- 25 schiedt door middel van een op het vaimes aangebrachte nok die samenwerkt met de verticale hefboom,· die zodanig is gevormd dat tijdens de neergaande beweging van het vaimes, bij af-• wezigheid van een tegenwerking deze zijn voeten naar beneden laat bewegen en licht tegen het tweede rietje aan laat drukken -30 7. Inrichting volgens conclusie 2, met het ken- ..·!>; merk, dat de voorste dwarsomrand van de voorraadt recht er door middel van een scharnier aan de bovenzijde is bevestigd en door middel van een drijfstang, die deze een slingerbeweging kan geven, loodrecht op het hellende vlak wordt gehouden, ten op-35 zichte waarvan deze zichtop een afstand bevindt die nauwelijke groter is dan de diameter van een rietje, teneinde de afvoer naar het hellende vlak toe te laten van de rietjes die met behulp van een platform naar buiten worden geduwd dat in langs- » 8105316 -9- < richting met een heen en weer gaande beweging over de bodem van de voorraadtrechter verschuifd. A 8105316