NL8004917A - Regelinrichting voor de van een centrale installatie van een klimatiseringssysteem aankomende luchtstroom bij de verdeling van die luchtstroom over de afzonderlijke, te beluchten gebouwen en/of vertrekken. - Google Patents

Description

j t' VO 0890

Eegelinrichting voor de van een centrale installatie van een klimatiseringssysteem aankomende luchtstroom hij de verdeling van die luchtstroom over de afzonderlijke, te beluchten gebouwen en/of vertrekken*

De uitvinding betreft een regelinrichting voor de van een centrale installatie van een klimatiseringssysteem aankomende luchtstroom bij de verdeling van die luchtstroom over de afzonderlijke, te beluchten gebouwen en/of vertrekken* 5 ïïit "Heizung-LÜftung-Haustechnik 1978 bladzijden 41I-4I85

Variabel-Volumenstrom-Klimasystem", van Laux, is het bekend, voor de instelling van de luchtstroom op de afzonderlijke ver-' zorgingsstrengen voor de afzonderlijke gebouwen of vertrekken smoortoestellen, ontspanningstoestellen en volume-stroomrege-10 laars toe’ te passen, welke zijn uitgerust met pneumatische of , electrische stelmotoren.

De regelaar heeft tot taak, schommelende voordrukken in het kanalensysteem op te vangen, doordat bij toenemende druk vóór het ontspanningstoestel het vrije doortreedwarsprofiel 15 wordt veranderd. Dit geschiedt b.v., doordat een conisch smoorlichaam in de stromingsrichting tegen de kracht van een ingebouwde veer in verplaatsbaar aangebracht is. Via een stel-motor wordt dan bij veranderde luchtstroom de regelaaras, met inbegrip van de veer en het smoorlichaam, tegen het vaststaan-20 de regelaardeel verplaatst. De te bereiken luchtstroomverande- ringen liggen bij maximaal 1j5» waarbij de vóór de toestellen optredende voordrukken tussen 300 en 500 Pa moeten liggen, om er voor te zorgen, dat de vereiste aanspreekdruk voor het smoorlichaam bereikt wordt.

25 Teneinde grotere luchtstroomverhoudingen te bereiken zijn reeds dubbel-volumenregelaars toegepast (zie Polkes "Zwei-kanalensystem mit mechanischem Doppelvolumenregler", inj Heizung-LÜftung-Haustechnik 1971» bladzijden 218-223).

Hierbij zijn in het inwendige van een toestel twee rege-30 laars van verschillende grootte aangebracht. Bij verhoging van de luchtstroom, b.v. in de vertrekken, wordt de tweede regelaar vrijgegeven, zodat de aanvullende lucht door de ge- 8004917 - 2 - opende dubbelvolumeregelaar vervangen wordt. Ook in dit geval hebben de vóórdrukken de ongewenste hoogte 300-500 Pa.

Verdere nadelen van de in het voorgaande beschreven inrichtingen liggen in de vereiste onderhoudswerkzaamheden en 5 de, bij wijziging in het gebruik van de ruimten noodzakelijke vervanging van alle toestellen.

Doel van de uitvinding is nu, een toestel te ontwikkelen, dat geringe voordrukken nodig heeft, eenvoudig van opbouw is, en waarbij, wanneer het gebruik van de ruimten of vertrekken 10 zich wijzigt, kan worden volstaan met zo gering mogelijke om- bouwmaatregelen*

Dit doel wordt bij een inrichting van de in de aanhef vermelde soort bereikt, doordat daarbij, volgens de uitvinding, in de verzorgingsstreng rechtstreeks vóór de gebouwen 15 en/of de vertrekken, telkens ten minste één regelklep met ver- anderbaar doortreeprofiel aangebracht is. Diverse uitvoeringsmogelijkheden en verdere verfijningen respectievelijk uitwerkingen van deze oplossing zijn vermeld in de volgconölusies 2 - 10.

20 De uitvinding zal thans, onder verwijzing naar de teke ning, waarin uitsluitend bij wijze van voorbeeld voor de uit- i vinding, enkele uitvoeringsvormen overeenkomstig de uitvinding zijn weergegeven, nog nader worden toegelicht.

De figuren 1 en 2-zijn een langs- en dwarsdoorsnede van 25 een eenvoudige uitvoering van een luchtstroom-regeltoestel volgens de uitvinding; fig. 3 toont een uitvoeringsvorm overeenkomstig fig. 1 met een omgevingsluchtaansluiting; de figuren 4 en 5 zijn respectievelijk een langsdoorsne-30 de en een aanzicht van de instelschijf van een luchtstroom- regeltoestel met omwegleiding en aandrijving voor automatische drukvereffening; de figuren 6-8 tonen verschillende regelklepuitvoerin- gen.

35 Wanneer de afzonderlijke onderverdelingskanalen slechts 8004917 - 3 - » ? geringe onderlinge drukvervalwaarden hebben en de luchtstromen, in de afzonderlijke kanalen niet continu, doch trapsgewijs veranderen, kan worden volstaan met een eenvoudige uitvoering van het regeltoestel, zoals weergegeven in de „figuren 5 1 en 2.

In het kanaal 1 is de regelklepschijf 2 met de beide cirkelronde doorlaten 3 vast aangebracht. Daarvóór ligt de, door middel van een stelmotor 4 draaibare instelschijf 5 met een tweetal paren onderling verschillend grote doorlaten 6 en 10 7t waarvan de doorlaten 7 b.v. dezelfde grootte hebben, als de doorlaten 3· Bij behoefte aan verdere doorlaattrappen kunnen verdere doorlaten in de instelschijf 5 aangebracht zijn.

In de doorlaten 3 zijn de, een twistbeweging veroorzakende schoepen 8 aangebracht, teneinde de stroming rechtstreeks ach-15 ter hét regeltoestel te vereffenen en gelijkmatig te maken.

Aan de vertrekzijde zijn achter de regelklepschijf 2 geluiddempende coulissen 9 aangebracht,

De instelschijf' 5 wordt bij de montage overeenkomstig de heersende omstandigheden met de 'doorlaten 6 of 7 op de doorla-20 ten 3 ingesteld. Het is dan bovendien mogelijk, door middel van de stelmotor 4 liet telkens andere doorlaatpaar in de door-laatstand te draaien. De aldus mogelijk geworden, onderling verschillende openingsverhoudingen leveren, bij constante werkzame druk, verschillende luchtstromen. Bij behoefte kan 25 de instelschijf 5 gemakkelijk worden vervangen door een ande re met andere doorlaten.

Desgewenst kan bij de primaire lucht ook omgevingslucht bijgemengd worden, In dat geval wordt het luchtstroomregel-toestel volgens de figuren 1 en 2 veranderd en aangevuld 30 (fig. 3)» doordat de draaibare instelschijf 5 met de stelmo tor 4» ia de luchtrichting gezien, achter de regelklepschijf 2 aangebracht wordt. Bovendien worden de doorlaten 6 en 7 voorzien van toevoerluchtspruiten 10 en 11, terwijl opzij hiervan in het toevoerluchtkanaal 1 omgevingsluchtaansluitin-35 gen 12 aangebracht worden.

8004917 - 4 -

De, dóór de toevoerluchtspruiten binnenstromende, primaire lucht zuigt dan omgevingslucht aan door de omgevingslucht aansluitingen en vermengt zich hiermee.

Wanneer op verschillende voordrukken in het kanalennet 5 moet worden gerekend, kan het vluchtstroomregeltoestel vol gens fig. 4 aangevuld worden.

Bij het kanaal 1 wordt, in het bereik van de instel-schijf 5a» een omwegtraject 14 aangebracht, waarin een lucht-schroef 15 door zijn as 16 met een torsieveer 17 verbonden is. 10 Met de as 16 is - hier slechts schematisch aangeduid - een drijfwerk 18 gekoppeld, dat de hoekverdraailng van de lucht-schroef bij toenemende, werkzame druk op b.v. de, in dit geval eveneens draaibare, regelklep 2 overbrengt. De ins'tel-schijf 5a bevat twee doorlaten 6a in gebogen druppelvorm, 15 welke breder wordt tot op de grootte van de ronde opening 5.

Door middel van de stelmotor 4 wordt de instelschijf 5a op de gewenste luchtstroom gedraaid. Ter afdichting is tussen de schijven 2 en 5a een afdichtschijf 19 met cirkelvormige ope-ningen ingezet..

20 In plaats van de, uit twee schijven bestaande, regelklep kan ook een irisdiafragma 21 (fig. 6) toegepast worden, waarvan de lamellen 52 door middel van hefbomen 25 op de vereiste grootte van de doorlaat 24 ingesteld worden.

Een verder mogelijke uitvoering voor de regelklep is 25 weergegeven in fig. 7· Hier zijn twee regelklepschijven 51 en 52 voorzien van onderling·verschillend grote, sectorvormige uitgesneden gedeelten 53 en 54» om er voor te zorgen dat de doorlaat ook volledig gesloten kan worden.

De tot dusverre vermelde regelkleppen worden ingesteld 50 door draaiing. Fig. 8 toont nog een regelklep, welke bestaat uit twee loodrecht op elkaar verstelbare schuiven 41 sa 42.

De schuif 41 bevat een rechthoekig uitgesneden gedeelte 43 sa de schuif 42 een trapeziumvormig uitgesneden gedeelte 4. Door verticale verplaatsing van de beide schuiven ten opzichte van 35 elkaar wordt de grootte van de doorlaat 45 bepaald.

8004917

Claims (10)

1. Inrichting voor het regelen van de, van een centrale installatie van een klimatiseringssysteem aankomende luchtstroom hij de verdeling over de afzonderlijke te beluchten gebouwen en/of vertrekken, met het kenmerk, dat in de verzor- 5 gingsstreng rechtstreeks vóór de gebouwen en/of vertrekken telkens ten minste één regelklep met veranderbaar doortree-profiel aangebracht is.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de regelklep bestaat uit een vast aangebrachte regelklep- 10 schijf (2) met ten minste één ronde opening (3) van naar ver houding groot doortreeprofiel en een verstelbare instelschijf (5) met een aantal ten opzichte van de opening in de vaste schijf concentrisch gelegen openingen (6, 7) van verschillend doortreeprofiel. 15

3· Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de regelklep een irisdiafragma (21) is.

4. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vaste regelklepschijf (31) ten minste één sectorvormig uitgesneden gedeelte (33) bevat en de instelschijf wordt gevormd 20 door een draaibare schijf (32) met klein, sectorvormig uitge sneden gedeelte (34).

5. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de regelklepschijf (2) ten minste één ronde opening bevat en de instelschijf (5a) ten minste één, op dezelfde cirkelboog 25 als het middelpunt van de ronde opening gelegen, bochtvormig tot de grootte van de ronde opening breder wordende druppelvormige opening (6a).

6. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de regelklep bestaat uit twee, elkaar kruisende schuiven (41, 30 42), waarvan de éne, vast staande (41) schuif een rechthoeki ge dwarssleuf (43) bevat, en waarvan de andere (42) ten opzichte van de eerste schuif loodrecht verplaatsbaar is en is voorzien van een loodrecht op .de dwarssleuf wigvormig verlopende sleuf (44). 8004917 - 6

- 7» Inrichting volgens ten minste één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in de verzorgingsstreng in het "bereik van de instelschijf (5a) een omwegtraject (14) is gelegen, waarin een drukmeter is aangebracht, welke drukverande-5 ringen overbrengt op.de verstelmiddelen van de verstelbare regelklepschijf.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat in het omwegtraject (14) een luchtschroef (15) met zijn as (16) met een torsieveer (17) verbonden is, terwijl aan de as 10 een drijfwerk (18) aangekoppeld is, dat anderzijds samenwerkt met het verstelmiddel van de verstelbare regelklepschijf (2),

9. Inrichting volgens ten minste één der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat in ten minste één opening van de vast- * staande regelklepschijf een, een twist beweging teweegbrengen-15 ie schoep (8) aangebracht is.

10. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de draaibare regelklepschijf (5) aan de vertrekzijde achter de vaste regelklepschijf (2) aangebracht is en aan zijn ope-ningen toevoerluchtspruiten draagt (10 en 11), terwijl aan de 20 aansluiting van de zich aan de vertrekzijde bevindende toe- voerluchtbuis (1) opzij is voorzien in omgevingsluchtaanslui-tingen (12). 8004917