NL8003592A - Vin of vleugel voor een geleid projectiel. - Google Patents

Description

' ... * *> ? P & c ’

W 3640-11 Ned.dB/LvD

Vin of vleugel voor een geleid projectiel.

De uitvinding heeft betrekking op geleide projectielen en in het bijzonder op een intrekbare, zichzelf oprichtende vleugel voor een projectiel.

5 Veel soorten geleide projectielen maken gebruik van een aantal aërodynamische vlakken voor draagvermogen, besturing en stabiliteit.

Afhankelijk van de wijze waarop het projectiel wordt opgeslagen of gelanceerd, is het vaak nodig sommige of alle vlakken opvouwbaar of intrekbaar te maken, voor het verkleinen van de totale afmetingen van 10 het projectiel.

Sommige soorten aërodynamische vlakken hebben de vorm van vinnen, welke worden opgevouwen tegen het projectiellichaam en gebogen kunnen zijn om nauw te kunnen passen om het lichaam. Daar deze vlakken gewoonlijk gebogen zijn in de zelfde richting, om in de beschikbare 15 ruimte te kunnen passen, verschaffen zij geen symmetrisch draagvermogen in opgerichte toestand en zijn zij alleen geschikt voor richtings.-sta-biliteit. Dergelijke opvouwbare vinnen liggen vaak niet gelijk met het oppervlak van het lichaaam en kunnen daardoor grote weerstandskrachten bij grote snelheid veroorzaken.

20 Andere soorten vinnen of vleugels worden binnen het lichaam opgevouwen of ingetrokken en nemen dan inwendige ruimte in beslag, waardoor de ruimte wordt beperkt die beschikbaar is voor nuttige lading.

Voor vluchten met hoge snelheid behoeven de vlakken niet groot te zijn en zijn enige compromissen aanvaardbaar. Voor vluchten bij lage 25 snelheid, van de orde van grootte van 6 tot 9 m/sec.-, moet het oppervlak echter vrij groot zijn om effect te hebben en hierdoor ontstaan dan opslagproblemen. Er zijn ook buigzame vleugels gebruikt, waarbij een membraan wordt gesteund door een staaf of schoor, die van het projectiellichaam uit naar buiten zwenkbaar is. De daarbij normaal 30 gebruikte enkele laag weefsel staat in de door het steunorgaan gespannen stand bloot aan aërodynamische trillingen bij bepaalde snelheden en luchtstromingen. Bij toepassing als draagvleugel buigt de stof naar omhoog en vormt een aan de onderzijde holle draagvleugel met enkelvoudig oppervlak, die redelijk stabiel is bij constante belasting.

35 Plotselinge belastingsveranderingen kunnen echter samenklappen of trillen van de vleugels veroorzaken.

Het is daarom gewenst een vleugel te hebben die kan worden opgevouwen in een kleine .ruimte, op de wijze van een buigzame vleugel, en een eenvoudige steunkonstruktie heeft, maar toch goed bestand is tegen 40 trillen en de aërodynamische stabiliteit handhaaft bij variërende βηη *o? - 2 - belastingen en luchtstromingen. De uitvinding verschaft daartoe een geleid projectiel met een langwerpig lichaam, voorzien van een buiten-: wand met een aantal over de omtrek verdeelde, in de langsrichting verlopende sleuven en met een intrekbare, zichzelf oprichtende vleugel, 5 gemonteerd in elke sleuf, waarbij elke vleugel bestaat uit een vleugelsteunconstructie, welke bedienbaar is gemonteerd in de sleuf en kan bewegen van een ingetrokken stand binnen het projectiellichaam naar een uitgebrachte stand, waarbij de vleugel buiten het lichaam uitsteekt, een vleugel van een buigzame stof, in de vorm van een dubbel-10 wandige zak, waarvan de vorm in hoofdzaak gelijk is aan de uitgebrachte vorm van de steunconstructie en tezamen daarmee beweegbaar is, welke vleugel is bevestigd aan de buitenwand van het lichaam, rondom de omtrek van de sleuf, met tegenhoud-organen, welke zijn gemonteerd op het projectiellichaam voor het in de ingetrokken stand houden van de vleugel met 15 de steunconstructie en de vleugel opgevouwen binnen de sleuf, en met uitbrengorganen, welke werkzaam zijn gemonteerd aan het projectiellichaam voor het uitbrengen van de vleugel.

De beschreven intrekbare vleugeIconstructie maakt het mogelijk een groot vleugeloppervlak op te slaan in een kleine ruimte binnen het 20 projectiellichaam, waarbij in de uitgebrachte stand een stabiele vleugel is verkregen, die bestand is tegen trillingen. De vleugel is een dubbelwandige, holle constructie van een buigzame stof, gesteund door een voorrandsteun en een achterrandsteun, welke steunen veerbelast zijn en voorgespannen naar de uitgebrachte stand wanneer de veren 25 worden vrijgemaakt. Tussen de wanden van het weefsel opgesloten lucht werkt als kussen of demper tegen veranderingen in de uitwendige druk, tengevolge van variërende aërodynamische belastingen, waardoor het ontstaan van trillingen wordt belet.

De vleugel wordt opgevouwen in een sleuf in de buitenwand van 30 het projectiel en vraagt weinig meer ruimte dan de diepte van de steunen, Een aantal over de omtrek vein het projectiel verdeelde vleugels worden alle in de opslagstand gehouden door een enkele grendel of tegenhoud-orgaan, dat ook kan worden gebruikt voor het bevestigen van deksels op de vleugelopeningen. Wanneer de grendel wordt vrijgemaakt, 35 worden automatisch alle vleugels uitgebracht.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin enige uitvoeringsvoorbeelden van de vleugel volgens de uitvinding zijn weergegeven.

Figuur 1 is een aanzicht in perspectief van een voorbeeld van 40 een projectiel met vleugels, 800 35 92 * .> - 3 - '

Figuur 2 is een gedeeltelijk zijaanzicht op grote schaal van het projectiel, met een doorsnede over een vleugel.

Figuur 3 is een dwarsdoorsnede van het projectiel, op grotere schaal, volgens 3,3 van figuur 2.

5 Figuur 4 toont een gedeelte van fig. 3 maar met de vleugels in de ingetrokken en vergrendelde stand.

Figuur 5 is een doorsnede op grotere schaal volgens 5,5 van fig. 2.

Figuur 6 is een doorsnede volgens 6,6 van fig. 3.

10 Figuur 7 toont een doorsnede overeenkomstig fig. 6 maar met de vleugels in ingetrokken en vergrendelde stand.

Fig. 8 is een doorsnede volgens 8,8 van fig. 7.

Figuur 9 komt overeen met een deel van fig. 2 maar betreft een andere vleugelsteun^constructie.

15 Figuur 10 komt overeen met fig. 9 maar toont nog een andere vouwsteun.

Figuur 11 toont een detail van fig. 10 op grotere schaal en een grendel voor het openhouden van de steun.

Figuur 12 is een doorsnede overeenkomstig fig. 5 van een 20 vleugel met afdichting.

Het in fig. 1 weergegeven projectiel heeft een cylindrisch lichaam 10 met over de omtrek verdeelde langssleuven 12, waaruit de zichzelf oprichtende vleugels of vinnen 14 steken. Een kruisvormige opstelling van vier vleugels is weergegeven, maar het aantal vleugels 25 kan willekeurig zijn. Het projectiel kan elke vereiste vorm hebben van de ladingkop, geleidings- en voortstuwingsorganen, afhankelijk van het doel. De vleugels zijn identiek, zodat slechts de constructie en het mechanisme voor één vleugel worden beschreven.

De vleugel 14 is gemonteerd tussen een voorste schot 16 en 30 een achterste schot 18, die deel uitmaken van de constructie van het lichaam 10, waarbij de vleugel een voorrandschoor 20 en een achterrand-schoor 22 heeft. De voorrandschoor 20 is draaibaar met zijn vooreinde bevestigd aan het schot 16 door een schanierpen 24 en kan radiaal naar buiten uit het lichaam zwenken. De achterrandschoor 22 is eveneens 35 draaibaar bevestigd, hier aan het schot 18 door een scharnierpen 26.

In de uitvoeringsvorm volgens figuur 2 tot 8 is de achterrandschoor 22 een U-profiel en de voorrandschoor 20 een staaf die in de ingetrokken stand binnen het U-profiel ligt, zie fig. 8. De voorrandschoor 20 wordt naar buiten voorgespannen door tenminste een torsieveer 28 en de 40 achterrandschoor 22 wordt naar buiten vooraespannen door tenminste een £6fl2iS0? - A - torsieveer 30.

De bespanning of bedekking 32 voor de vleugel 14 wordt gevormd door een dubbelwandige holle zak van een buigzame stof, bijvoorbeeld versterkte kunststof of een met kunststof of rubber geïmpregneerd 5 weefsel, of dergelijk materiaal, dat bij voorkeur ondoorlaatbaar is voor lucht. De onderrand 34 van de vleugelbespanning 32 is bevestigd rondom de binnenrand van de sleuf 12 door willekeurige geschikte middelen, bijvoorbeeld een kleefstof, door warmlassen, klinknagels of andere bevestigingsorganen. In uitgebrachte stand is de bedekking 32 ge-10 spannen en wordt deze gesteund door de veerbelasté- schoren 20, 22 over de gehele lengte er van. De driehoeksvorm is een—voudig en doelmatig, maar ook andere vormen kunnen worden gebruikt tezamen met geschikte schoren.

In de ingetrokken stand, zie fig. 8, is de bedekking 32 op een willekeurige wijze opgevouwen langs de zijkanten van de schoren. De bespanning 15 kan ook worden opgevouwen onder de schoren en wordt dan op zijn plaats gehouden door de ingetrokken schoren. De ingetrokken vleugel vraagt zeer weinig ruimte, die zich beperkt tot de buitenomtrek van het lichaam, zodat een maximale inwendig.,e nuttige ruimte overblijft, die met de gebroken lijn 36 is aangegeven.

20 Verschillende technieken kunnen worden toegepast om de vleugels in de ingetrokken stand te houden en deze vrij te geven wanneer dit nodig is. Als voorbeeld worden genoemd een buisvormige of afstroopbedekking, die kan worden weggetrokken door een ankerparachute of door een vrijmaakmecha-nisme met tijdschakeling. Een eenvoudige inrichting is weergegeven en 25 maakt gebruik van een mechanische grendel voor het tegelijk vrijmaken van alle vleugels en ook voor het vrijmaken van de afdekkingen of deksels van de sleuven 12 wanneer dit nodig is.

Het grendelraechanisme omvat een grendelster 38, die roteerbaar is gemonteerd op een axiale kolom 40 aan de achterzijde van het slot 18 30 waarbij de ster een radiale arm 42 voor elke vleugel heeft. Elke achter-randschoor 22 heeft een naar achteren uitstekende grendellip 44 die in de ingetrokken stand rust op het einde van de bijbehorende arm 42, zoals weergegeven in fig. 4 en 7. De grendelster 38 wordt voorgespannen naar de grendelstand en tegen een aanslagpen 46 aangehouden door een torsieveer 35 48, aangebracht rondom de kolom 40.

De grendelster 38 wordt over een kleine hoek geroteerd naar de ontgrendelde stand door een bedieningsorgaan 50, dat is gemonteerd aan het slot 18 en is gekoppeld met een arm 42 van de ster. Het bedieningsorgaan is een enkelwerkende inrichting met korte slag en kan worden 40 aangedreven door een electromagneet, een veer, mediumdruk, een knalpatroon 800 35 92 t * ."· - 5 - of dergelijk middel, onder besturing van een tijdschakeling of een stuursignaal, afhankelijk van het soort geleid projectiel. Wanneer de grendelster roteert, bewegen de armen 42 weg van onder de grendel-lippen 44, waardoor de veerbelaste schoren naar buiten kunnen snappen, 5 zoals weergegeven is in fig. 3 en 6.

In elke sleuf 12 bevindt zich een deur of deksel 52, aan het achtereinde waarvan zich een grendelbout 54 bevindt, die naar binnen steekt door een gat 56 in het lichaam 10. Aan het einde van elke arm 42 bevindt zich een in de omtreksrichting stekende grendelpen 58, die 10 past in en steekt door een gat 60 in de bout 54, zie fig. 4fwaardoor het deksel op zijn plaats wordt gehouden. Het vooreinde van het deksel kan door willekeurige geschikte organen worden vastgehouden, bijvoorbeeld door een lip die past onder de rand van de sleuf 12 die niet is weergegeven . Wanneer de grendelster wordt geroteerd naar de ontgrendelde 15 stand, worden de grendelpennen 58 uit de bouten 54 getrokken, zodat de deksels 52 door de uitsnappende vleugels kunnen worden uitgeworpen.

Een andere schoorconstructie is weergegeven in fig. 9 en daarbij zijn zowel de voorste schoor 62 als de achterste schoor 64 telescopisch en voorgespannen door lineaire uitbrengorganen, bijvoorbeeld 20 een veer 66. De beide schoren zijn draaibaar met elkaar verbonden door een koppeling 68 en liggen op een lijn in de ingetrokken stand, zoals is aangeduid'met de streep-stip-lijnen. Verder is constructie als hierboven is beschreven, terwijl de delen gelijke verwijzingscijfers dragen.

Nog een ander type schoor is weergegeven in figuur 10 en 11. De 25 voorste schoor ‘70 is hier een stijve staaf, scharnierend'* verbonden met het schot 16 door een schamierpen 24 en naar buiten voorgespannen door een veer 28. Dé achterste schoor 72 heeft echter een scharnierend stang-deel 74, dat draaibaar met een einde 76 is verbonden aan het einde vein de voorste schoor 70. In de met streep-stip lijnen aangeduide ingetrokken 30 stand is het stangdeel 74 opgevouwen tussen de schoren , zodat deze elkaar overlappend vlak kunnen liggen, terwijl zij onderling verbonden blijven.

Teneinde de uitgebrachte schoren stijf te houden is de achter-randschcarvoorzien van een grendel, welke een veerbelaste grendelpen 78 35 omvat, die in ingrijping is met een inkeping 80 in de vergrote naaf 82 van de schoor zie fig. 11. De naaf 82 is roteerbaar op een scharnierpen 84 in het schot 18, terwijl een veer 86 de schocr naar buiten voorspant naar de vergrendelde stand. De inrichting is toepasbaar bij het bovenbeschreven grendel- en vrijmaakmechanisme, of bij een willekeurig ander 40 vrij maak^mechani sine.

800 35 92 - 6 -

Hoewel de weergegeven uitvoeringsvormen twee schoren hebben voor het steunen vein zowel de voorrand als de achterrand van de vleugel, is duidelijk dat voor sommige doeleinden een enkele schocr voldoende kan zijn. In de uitgebrachte stand omsluit de vleugel een luchtzak, die 5 als kussen werkt tegen de luchtstroming aan weerszijden van de vleugel. Een ongelijke stroming of turbulentie zou trillen veroorzaken van een buigzame vleugel met een enkel vlak en deze trillingen worden nu gedempt door de luchtzak. Dit maakt het mogelijk vrij grote lichte vleugels toe te passen bij een geleid projectiel waarbij de opslagruimte 10 zeer beperkt is.

De luchtzak bevindt zich natuurlijk op de omgevingsdruk die binnen het projectiel heerst, hetgeen voor de meeste doeleinden voldoende is. Indien echter extra stijfheid nodig is, kan de vleugel worden afgesloten door een inwendig afdichtpaneel 88, bevestigd aan de 15 onderrand 34, zie fig. 12. Hierdoor kan de vleugel tot op zekere hoogte onder druk worden gebracht of kan men tenminste beletten dat druk-wisselingen binnen de luchtzak plaats vinden.

20 . 800 35 92

Claims (13)

1. 2. Projectiel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vleugel is vervaardigd van voor lucht ondoorlaatbaar materiaal en in de uitgebrachte 20 stand een luchtzak omvat.
2. 3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de vleugel een inwendige afdichting heeft rondom de sleufomtrek, die de luchtzak omgeeft en afdicht.
3. 4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het 25 kenmerk, dat de steunschoor-constructie naar de uitgebrachte stand is voorgespannen.
4. 5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de steunschoor-constructie bestaat uit een voorrandschoor die draaibaar aan het lichaam aan het vooreinde van de sleuf is gemon- 30 teerd, en uit een achterrandschoor, die draaibaar aan het lichaam is gemonteerd aan het achtereinde van de sleuf.
5. 6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat tenminste een schoor uit het lichaam naar buiten zwenkbaar is voorgespannen.
6. 7. Inrichting volgens een der conclusies 4 tot 6, met het 35 kenmerk dat een der schoren een U-profiel is en de andere schoor een staaf, die in de ingetrokken stand is opgenomen in het U-profiel.
7. 8. Inrichting volgens een der conclusies 4 tot 7 , met het kenmek dat de schoren draaibaar met elkaar zijn verbonden en een van de schoren een opvouwbaar stangdeel heeft, dat in de ingetrokken stand met de 40 elkaar overlappende schoren wordt samengevouwen. - 8 -
8. 9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat grendelorganen zijn aangebracht, die in de uitgebrachte stand aanliggen tegen tenminste een der schoren en deze in de uitgebrachte stand houden.
9. 10. Inrichting volgens een der conclusies 4 tot 6, met het kenmerk dat de schoren telescopische delen hebben welke draaibaar met elkaar zijn verbonden.
10. 11. Inrichting volgens een der conclusies 4 tot 9, met het kenmerk, dat de tegenhoudorganen-bestaan uit een grendellip aan een der 10 schoren en uit een grendelarm, bestemd om aan te liggen tegen de grendellip voor het in de ingetrokken stand houden van de bijbehorende schoor, waarbij bedieningsorganen zijn aangebracht voor het vrijmaken van de grendelarm van de lippen.
11. 12. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de 15 tegenhoudorganen een grendellip omvatten, die uitsteekt van de achter- randschoor, waarbij een grendelonderdeel is gemonteerd in het projectiel-lichaam, voorzien van armen, die tegelijk aanliggen tegen de grendel-lippen van alle vleugels in de ingetrokken stand, waarbij een bedienings-orgaan is aangebracht voor het bewegen van het grendelonderdeel naar de 20 ontgrendelstand.
12. 13. Inrichting volgens conclusie 12 met het kenmerk, dat een deksel losneembaar is gemonteerd in elk van de sleuven, terwijl het grendelonderdeel is voorzien van organen voor aanraking met en vasthouden van de deksels in de sleuven in de vergrendelde stand.
13. 14. Inrichting volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk, dat het grendelonderdeel naar de grendelstand is voorgespannen. 30 800 3 5 92