NL7907588A

NL7907588A - Inrichting voor het laden van een wissellaadbak of - laadkist.

Info

Publication number: NL7907588A
Application number: NL7907588A
Authority: NL
Original assignee: Partek Ab
Priority date: 1978-11-08
Filing date: 1979-10-12
Publication date: 1980-05-12
Also published as: GB2033346B; JPS6313854B2; DE2923916A1; FR2440844A1; BE877274A; DK447979A; SE7905240L; DK156203C; IT7969087A0; FI63350B; ATA620079A; US4290726A; SE423699B; AT388713B; SU1077562A3; FI783401A; FR2440844B1; IT1119474B; JPS5568434A; CH644554A5

Description

- ' + f

Aanvraagster ï 0y Partek AB, PL 39» 21201 Raisio, Finland.

.....Uitvinders : 1. Leo Sutela, Vaha-Hameenkatu 9 C 73) 20500 I Y 1 Turku 50, Finland.

I V. --. ^ .I 2. Heikki Laitinen, Tasalankatu 5 C 61, 21200 j * «5 Ay? *ϊ·;-?.λ | Raisio, Finland.

| t £ Ui\k ii;3 € ’ j __ ..Titel j "InricÊ-ting voor het laden van een wissellaad- bak of-laadkist"·

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het laden van een wissellaadbak of-laadkist op een vracht-of aanhangwagen en voor het verwijderen hiervan van de vracht-of aanhangwagen en het kippen van de wissellaadbak of-5 laadkist, welke inrichting is voorzien van een achter ges tel dat scharnierend is bevestigd door middel van een overdwarse, horizontale as of scharnierende verbindingen die aan het achtereinde zijn geplaatst van de chassisbalken van de vracht-of aanhangwagen, aan welk achtergestel een middengestel' van 10 de laadinrichting aan een van zijn einden scharnierend is bevestigd door middel van een overdwarse, horizontale as of scharnierende verbindingen, Tjraarbij aan het ene einde of in de orimiddellijke nabijheid van het ene einde van dit middengestel een gebogen kraanarm scharnierend is bevestigd 15 door middel van een overdwarse, horizontale as of scharnierende verbindingen rondom het achtereinde van zijn horizontale deel of delen, terwijl het vertikale deel van de gebogen kraanarm aan zijn boveneinde is voorzien van een grijpmiddel, zoals een haak, bestemd voor het vastgrijpen van een bijbe-20 horende vastgrijpkomponent aan de voorwand van de wissellaadbak of-laadkist, en dat de hoofdcylinder of de twee evenwijdige hoofdcylinders die de laadinrichting bedienen zodanig zijn opgesteld, dat hun éne einde aan het chassis van de vracht-of aanhangwagen kan worden bevestigd en hun andere 25 einde aan het middengestel van de laadinrichting, terwijl voor het onafhankelijk ten opzichte van het middengestel draaien van de gebogen kraanarm een zuiger-cylinderinrichting is opgesteld tussen de gebogen kraanarm en het middengestel.

Er zijn verschillende, inrichtingen van verschillende soort 30 bekend met behulp waarvan het mogelijk is om een wissellaadbak op een voertuig te laden en dit hiervan te verwijderen, en bovendien de.wissellaadbak te kippen. Dergelijke inrichtingen 7§ 0 7 5 88 * worden dikwijls haakinrichtingen genoemd, welke zijn voorzien van een gebogen kraanarm die om een overdwarse as scharniert ten opzichte van het chassis van het voertuig, waarbij het boveneinde van de kraanarm is voorzien van een 5 haak voor het vastgrijpen van de wissellaadbak. Bekende laadinrichtingen van hfet haaktype zijn bijvoorbeeld beschreven in de Finse octrooiaanvragen 2646/71 en 3473/72 en in de Duitse octrooiaanvrage 25571.69·1· Een belangrijk bezwaar van de inrichting volgens de Finse octrooiaanvrage 10 2646/71 is het geleiden van de gebogen kraanarm door middel van een geleidingsconstructie, welke oplossing ingewikkeld is terwijl de fabricagekosten hoog zijn. Bovendien zijn hierbij zowel de geleidingen als de zuiger-cylinderinrichting die de gebogen kraanarm in de geleidingen beweegt in de trans-15 portstand volledig blootgesteld aan modder en vuil, doordat zij beiden in de uitgeschoven stand zijn. De landinrichting van het haaktype volgens de Finse octrooiaanvrage 3474/72 omvat een zeer ingewikkelde eenheid die verschillende onderling verbonden hefboommechanismen omvat, waarbij door gebruik-20 making van de hefboomconstructies een 1aadbeweging wordt uitgevoerd door middel van een hoofdcylinder, gedurende welke beweging de verplaatsing van de gebogen kraanarm niet onafhankelijk van de andere bewerkingen kan worden bestuurd.. Bij •de laadinrichting van het haaktype volgens de Duitse octrooi-25 aanvrage 2557169.1 is de constructie zeer eenvoudig, maar wanneer er wissellaadbak wordt geladen is deze inrichting slechts 'in staat tot het uitvoeren van bewegingsbanen die zodanig zijn, dat geen van de tussenstadia geschikt zijn voor het transporteren van de wissellaadbak, dat wil zeggen, dat 30 de laadbak in de tussenstadia niet in de transportstand is.

Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een laadinrichting waarmede het mogelijk is om afwisselend een stand voor een lange laadbak of een stand voor een korte laadbak te kiezen, waarbij de wissellaadbak in elk van deze standen 35 voor het transport op zijn plaats kan worden vergrendeld terwijl de wissellaadbak eveneens in elk van deze standen kan worden gekipt.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat de lengte van de koorde die overeenkomt met de maximumlengte 4o van de baan van de vorm van een cirkelboog van het grijpmiddel 7907 5 88 -3- .----- $ van de gebogen kraanarm die veroorzaakt wordt door de slag-lengte van de zuiger- cylinder inrichting welke tussen de gebogen kraanarm en bet middengestel is geplaatst in hoofdzaak bet dubbele is vergeleken met de lengte van de een of meer 5 horizontale delen van de gebogen kraanarm, en dat bet verti-kale deel van de gebogen kraanarm volgens op zichzelf bekende wijze in boofdzaak langer is dan de een of meer horizontale delen van de gebogen kraanarm, terwijl de zwenkbeweging, dat wil zeggen de achterwaartse scbarnierbeweging, van de 10 gebogen kraanarm ten opzichte van bet middengestel, zodanig is ontworpen, dat. deze doelmatig kan worden uitgevoerd met behulp van de samendrukkende of drukkende beweging van de zuiger-cyiinderinrichting welke tussen de gebogen kraanarm en bet middengestel is geplaatst.

15 De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening van enkele uitvoeringsvoor-beelden.

Figuren 1 tot 4 zijn schematische zijaanzichten van een vrachtwagen welke is voorzien van de laadinrichting volgens 20 <ïe uitvinding, waarbij verschillende stadia van laden zijn weergegeven.

Figuur 5 is een zijaanzicht van de laadinrichting.

Figuur 6 is een bovenaanzicht van de laadinrichting.

Figuur 7 is een zijaanzicht van de gebogen kraanarm van 25 de laadinrichting.

Figuur 8 toont een andere uitvoeringsvorm van de gebogen kraanarm weergegeven in figuur 7·

Figuren 9 en 10 tonen andere uitvoeringsvormen voor de scharnierconstructie van de gebogen kraanarm weergegeven in 30 de figuren 1 tot 6.

Figuur 11 toont een grendelinrichting welke samenwerkt met de laadinrichting en bestemd is voor het vergrendelen van de wissellaadbak.

Figuren 12 en 13 tonen een wissellaadbak in twee ver-35 schillende kipstanden.

De laadinrichting omvat drie gesteldelen: het achtergestel 3, het middengestel 4, en de gebogen kraanarm 5· Zoals in de figuren 1 tot 4 is weergegeven, is het achtergestel 3 aan zijn achtergedeelte, door middel van scharnierende verbindingen 4θ 6, bevestigd aan het achtereinde van de chassisbalken 1 van 790 75 88 ·“ ' -4- -?· een vrachtwagen» Het acht erge stel 3 kan om de scharnierende verbindingen 6 scharnieren ten opzichte van de chassisbalken 1, dat wil zeggen, dat het achtergestel 3 ten opzichte van de gestelbalken 1 in de normale kipstand kan wórden geachar-5 nierd. Zoals in de figuren 5 en 6 is weergegeven, is het achtereinde van het achtergestel 3 voorzien van draagrollen 19 voor het dragen en geleiden van de wissellaadbak 2 tijdens het laden. Het achtergestel 3 omvat tevens een grendelinrich-ting 18 voor het vergrendelen van de wissellaadbak op de 10 laadinrichting. De grendelinrichting 18 zal in het onderstaande tot in meer bijzonderheden worden beschreven. Een middengestel 4 is aan een van zijn einden scharnierend bevestigd aan het achtergestel 3 door middel van een horizontale as 7 of door scharnierende verbindingen. Het vooreinde van het achterge-15 stel 3 van de laadinrichting strekt zich voorwaarts uit tot in hoofdzaak voorbij de plaats van de scharnierende verbinding 7 tussen het middengestel 4 en het achtergestel 3» boven het achtergestel 3 on passerende langs het vooreinde van het achtergestel 3 tot onder het achtergestel.' 20 Zoals blijkt uit de figuren 3» 4, 6, 12 en 13 zijn twee evenwijdige, hoofdzuiger-cylinderinrichtingen 13 aangebracht tussen het middengestel 4 en de. chassisbalken 1 van dé vrachtwagen. Een gebogen kraanarm 5 is bevestigd aan het vooreinde van het middengestel 4 of in de onmiddellijke nabijheid van 25 het vooreinde van het middengestel 4 teneinde te kunnen scharnieren aan de achtereinden van de horizontale delen 6 ten opzichte van een overdwarse horizontale as of van de scharnierende verbindingen 8,

Het vertikale deel 10 van de gebogen kraanarm 5 is aan 30 het boveneinde voorzien van een grijpmiddel, zoals een haak 11, voor het vastgrijpen van de bijbehorende grijpkomponent 12 aan de voorwand van de wissellaadbak 2 of laadkist.

Teneinde de gebogen kraanarm 5 onafhankelijk te kunnen scharnieren ten opzichte van het middengestel 4· is een zuiger-35 cylinderinrichting 14 aangebracht tussen de kraanarm 5 en het middengestel 4, Bij de uitvoeringsvorm van de figuren 1 tot 6 verloopt het vooreinde van het middengestel 4 voorwaarts voorbij de scharnierende verbinding 8 tussen de kraanarm 5 en het middengestel 4 in hoofdzaak overeenkomende met de 40 lengte van de horizontale delen 9 van de kraanarm 5j terwijl j 7907588 £ hier de zuiger-cyl-inderinrichting 14 die geplaatst is tussen de kraanarm 5 en liet middengestel 4 aan één van zijn einden is bevestigd aan het vertikale deel 10 van de kraanarm 5 en aan zijn andere einde aan het vooreinde van het middenge-5 stel 4 voorwaarts van de scharnierende verbinding 8 tussen de kraanarm 5 en het middengestel 4, zodat de zuiger-cylinder-inrichting 14 is geplaatst in de tussenruimte tussen de benen van de kra.anarm 5 (figuur 6).

Bij de uitvoeringsvorm weergegeven in figuur 9 is de 10 zuiger-cylinderinrichting 14" welke is aangebraeht tussen de kraanarm 5" en het middengestel 4 onder het middengestel 4 geplaatst, zodat één van zijn einden is bevestigd aan het horizontale deel 9” van de kraanarm 5" onder de scharnierende verbinding 8” tussen de kraanarm 5" en het middengestel 4, 15 terwijl het andere einde aan het middengestel 4 is bevestigd op een voldoende afstand van de scharnierende verbinding 8H in de richting v^n het achtergestel 3·

Volgens de uitvoeringsvorm weergegeven in figuur 10 is de zuiger-cylinderinrichting 14111 die is aangebracht tussen 20 de gebogen kraanarm 5” en het middengestel 4 geplaatst boven het middengestel 4, zodat één van zijn einden is bevestigd aan het horizontale deel 9M* van de gebogen kraanarm 5» boven de scharnierende verbinding 8”' tussen de kraanarm 5M * en het middengestel 4 en het andere einde aan het midden-25 gestel 4 op een voldoende afstand van de scharnierende verbinding 8rt* in de richting naar het achtergestel.

Volgens figuur 7 omvat het grijpmiddel 11 van de gebogen kraanarm 5 van de laadinrichting een haak, in de monding waarvan de speling in lengterichting van het vertikale deel 10 30 van de gebogen kraanarm overeenkomt met het maximum hoogteverschil van de baan van de vorm van een cirkelboog die gevormd wordt door de haak ten opzichte van het middengestel 4.

Deze baan van de vorm van een cirkelboog wordt gevormd, wanneer de kraanarm 5 wordt gescharnierd door middel van de 35 zuiger-cylinderinrichting 14 ten opzichte van het middengestel 4.

Volgens de uitvoeringsvorm van figuur 8 is in plaats van een speling in de monding van de haak 11 het grijpmiddel 11 uitgevoerd als bewegend of beweegbaar in langsrichting van het 4o vertikale deel 10’ van de kraanarm 5' over de'afstand die 7907588 -ίο- : overeenkomt met de bovenbeschreven speling, ten opzichte van het vertikale deel 10’ van de kraanarm 5 *·

In figuur 1 is een wissellaadbak 2 in de transportstand geplaatst op de chassisbalken 1 van een vrachtwagen. De onder-5 balken van de wissellaadbak 2 liggen dan op het achtergestel 3 en op de draagrollen*19 in het achtergedeelte van het achtergestel 3, en aan het vooreinde op de steunen 20 die aan de zijkanten vein het middengestel 4 zijn geplaatst. Bovendien grijpt de' haak 11 van de kraanarm 5 de grijpkomponent 10 12 vast van de wissellaadbak 2. De wissellaadbak 2 is aan de onderranden van zijn bodembalken, welke bijvoorbeeld I-balken zijn, aan de buitenranden vergrendeld door middel van een grendelinrichting 18 ten opzichte van het achtergestel 3. De grendelinrichting 18, die dwars is aangébracht bij om-15 streeks het midden van hét achtergestel 3, blijkt uit figuur 11. Op de wijze die uit figuur 11 naar voren komt omvat de grendelinrichting 2 haakvormige componenten 21 en 22, die aan het achtergestel van de laadinrichting zijn bevestigd, zodat zij in de richting van de pijlen kunnen bewegen welke 20 in figuur 11 zijn weergegeven, dat wil zeggen dat zij naar elkaar toe en van elkaar af kunnen bewegen. Een zuiger-cylinderinrichting 23 is aangebracht tussen de haakvormige componenten 21 en 22, door middel van welke zuiger-cylinderinrichting de binnen-buitenwaartse beweging van de haakvormige 25 componenten 21 en 22 wordt veroorzaakt ï de binnenwaartse beweging voor het vergrendelen van de wissellaadbak 2 aan het achtergestel 3» en de buitenwaartse beweging voor het openen van de vergrendeling.

Wanneer de grendelmiddelen 18 worden geopend in het sta-30 dium dat in figuur 1 is weergegeven, kan de wissellaadbak 2 achterwaarts worden verplaatst door het zwenken van de kraanarm 5 naar de stand volgens figuur 2. De lengte van de koorde 15 overeenkomende met de maximumlengte van de baan van de vorm van een cirkelboog van het grijpmiddel 11 van de kraanarm 35 5 veroorzaakt door de slaglengte van de zuiger-cylinderinrichting 14 die geplaatst is tussen de kraanarm 5 en het middengestel 4 is in hoofdzaak het dubbele van de lengte van de één of meer horizontale delen 9 van de kraanarm 5, terwijl het vertikale deel 10 van de kraanarm 5 volgens op zichzelf be-40 kende wijze in hoofdzaak langer is dan de één of' meer horizon- 790 7 5 88 , - 7 - tale delen 9 van de kraanarm.

Vanuit liet stadium dat in figuur 2 is weergegeven kan het middengestel 4 door middel van de hoofdcylinders 13 ten opzichte van de horizontale as 7 worden gescharnierd naar de 5 stand volgens figuur 3- en verder naar de stand volgens figuur 4, waarin de wissellaadbak reeds van het vrachtwagenchassis is verwijderd en op de grond is neergezet, Wanneer de vrachtwagen vanuit dit stadium voorwaarts wordt gereden (figuur 4), wordt de haak 11 van de kraanarm 5 losgemaakt van de grijp-10 komponent 12 van de wissellaadbak.

Het trekken van een wissellaadbak 2 vanaf de grond op het chassis van een vrachtwagen vindt plaats in. de volgorde tegenovergesteld aan die welke hierboven werd beschreven.

Eerst wordt de grijpkomponent 12 van de wissellaadbak 2 vast-12 gegrepen door de haak 11 (figuur 2), het middengestel 4 wordt gescharnierd ten opzichte van de horizontale as 7 (figuur 3) door middel van de trekbeweging van de zuiger-cylinderinri ch-ting 13 j totdat het stadium wordt bereikt dat in figuur 2 is weergegeven. Hierna wordt de kraanarm 5 gescharnierd door 20 middel van de zuiger-cylinderinrichting 14, zodat de wissellaadbak 2 naar de voorste stand wordt getrokken (figuur 1), in welke stand de wissellaadbak 2 wordt vergrendeld door mid-del van de grendelinrichting 18. Wanneer de wissellaadbak 2 een kort vrachtwagenbed is, wordt de kraanarm 5 steeds in de 2^ gezwenkte stand gehouden die in figuur 2 is weergegeven. Er dient in het bijzonder te worden opgemerkt, dat onafhankelijk van het feit of de laadbak 2 in de stand is volgens figuur 1 of in die volgens figuur 2, of in elke willekeurige tussenliggende stand, geen belemmering aanwezig is voor het vergrendelen , 2o V311 de laadbak 2 aan het achtergestel 3 door middel van de grendelinrichting 1'8,

Wanneer men de wissellaadbak 2 door middel van de laadin-richting volgens de uitvinding wenst te kippen wordt de grendelinrichting 18 in de stand volgens figuur 1 of figuur 2 in de 35 vergrendelde stand gehouden en wordt de kipbeweging uitgevoerd door middel van de hoofdcylinders 13j zoals in figuur 13 of figuur 12 is weergegeven. Als gevolg hiervan wordt daarna de laadinrichting, aan het achtergestel 3, vergrendeld door de vergrendelinrichting 18 aan de onderbalken van de wissellaadbak 40 en de drie delen van de laadinrichting, dat wil zeggen de gebo- 790 75 88

Claims

1. Inrichting voor het laden van een wissellaadbak of- laadkist op een vracht-of aanhangwagen en voor het verwijderen hiervan van de vracht-of aanhangwagen en voor het kippen van de wissellaadbak of-laadkist, welke inrichting is voorzien van een achtergestel dat scharnierend is bevestigd door middel 10 van een overdwarse, horizontale as of door scharnierende verbindingen welke aan het achtereinde zijn geplaatst van de chassisbalken van de vracht-of aanhangwagen, aan welk achtergestel een middengestel -van de landinrichting scharnierend is bevestigd aan één van zijn einden door middel van een over-15 dwarse, horizontale as of door scharnierende verbindingen, aan het éne einde, of in de onmiddellijke nabijheid van het éne einde, aan welk middengestel een gebogen kraanarm door middel van een overdwarse, horizontale as of door scharnierende verbindingen scharnierend is“bevestigdom het achtereinde 20 van zijn één of meer horizontale delen, terwijl het vertikale deel van de gebogen kraanarm aan zijn boveneinde is voorzien van een grijpmiddel, zoals een haak, mét als doel.het vastgrijpen van een bijbehorende grijpkomponent aan de voorwand van de wissellaadbak of-laadkist, terwijl de hoofdcy-25 linder of de twee evenwijdige hoofdcylinders die de laadin-richting bedienen zodanig zijn opgesteld, dat hun éne einde kan worden bevestigd aan hét gestel van de vracht-of aanhangwagen en het andere einde aan het middengestel van de laadin-richting, terwijl, met als doel het onafhankelijk van het 30 middengestel draaien van de kraanarm, waarbij tussen de kraan- 4 arm en het middengestel een zuiger-cylinderinrichting is opge-steld, met het kenmerk, dat de lengte van de koorde (l5) overeenkomende met de maximumlengte van de baan van de vorm van een cirkelboog van het grijpmiddel (11) van de kraanarm (5) 35 wordt veroorzaakt door de slaglengte van de zuiger-cylinderinrichting (5) welke is geplaatst tussen de kraanarm (5) en het middengestel (4) in hoofdzaak het dubbele is vergeleken met de lengte van de één of meer horizontale delen (9) van de kraanarm (5)» en dat het vertikale deel '(10) van de kraanarm (5) 40 volgens op zichzelf bekende wijze in hoofdzaak langer is dan de 7907588 - 9 - * één of* meer horizontale delen (9) van de kraanarm, terwijl de zwenkbeweging, dat wil zeggen de achterwaartse scharnier-beweging, van de kraanarm (5) ten opzichte van het middenge-stel (4) zodanig is ontworpen, dat deze doelmatig kan worden 5 uitgevoerd door middel van de samendrukkende of* drukbeweging van de zuiger-cylinderinrichting (l4) die geplaatst is tussen de kraanarm (5) en het middengestel (4).

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de kraanarm (5) van de laadinrichting vanaf* het grijpmiddel 10 (11) is onderverdeeld in twee op een afstand van elkaar verlopende benen, welke vanaf opzij gezien, naast elkaar zijn geplaatst, welke benen zich voort zetten als de horizontale delen (9) van de kraanarm,

3» Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, 15 dat het vooreinde van het middengestel (4) zich voorwaarts . uitstrekt tot voorbij het scharnierpunt (8) tussen de kraanarm (5) en het middengestel (4) in hoofdzaak overeenkomende met de lengte van de horizontale delen (9) van de kraanarm, terwijl de tussen de kraanarm (5) en het middengestel (4) 20 aangebrachte zuiger-cylinderinrichting (l4) aan het éne einde is bevestigd aan het vertikale deel (10) van'de kraanarm (5) en aan het andere einde aan het vooreinde (16) van het middengestel (4) voorwaarts van het scharnierpunt (8) tussen de kraanarm (5) en het middengestel (4), zodat de zuiger-cylinder-25 inrichting (l4) tussen de benen van de kraanarm (5) is geplaatst.

4, Inrichting volgens conclusie '1, met het kenmerk, dat de tussen de kraanarm (5") en het middengestel (4) aangebrachte zuiger-cylinderinrichting (l4”) onder het midden- 30 gestel (4) is geplaatst, zodat zijn éne einde is bevestigd aan het horizontale deel (9”) van de kraanarm (5n) onder het scharnierpunt (8") tussen de kraanarm (5M) en hei; middengestel (4) en aan het andere einde aan het middengestel (4) op een voldoende afstand van het scharnierpunt (8") naar het achter-35 gestel (3).

5. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het grijpmiddel (ll) van de kraanarm (5) van de laadinrichting een haak omvat die in zijn monding een speling in vertikale richting heeft, dat wil zeggen in de richting van het verti- 40 kale deel (10) van de kraanarm (5), welke speling overeen- 790 7 5 88 ? - 10 - komt met het maximum hoogteverschil van de baan van de vorm van een cirkelboog die door de haak wordt gevormd ten opzichte van het middengestel (4), of* dat het grijpmiddel zodanig is opgesteld, dat dit over deze afstand kan bewegen 5 of worden verplaatst xri de richting van het vertikale deel (10 *) van de kraanarm (5')·

6. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het vooreinde van het achtergestel (3) van de laadinrichting zich in hoofdzaak voorbij het scharnierpunt (7) uitstrekt 10 tussen het achtergestel (3) en het middengestel (4), waarbij het middengestel (4) en het vooreinde van het achterge-stel (3). zijn voorzien van gezamenlijk werkende inrichtingen (17) die voorkomen dat he,t middengestel (4) draait ten opzichte van het scharnierpunt (7) tussen het middengestel (4) 15 en het achtergestel (3) van boven het achtergestel (3) passerende langs het vooreinde van het achtergestel (3) tot onder het achtergestel.

7· Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat middelen (18) voor het vergrendelen van de wissellaadbak 20 (2) of laadkist aan het achtergestel (3) zijn aangebracht in het achtergestel (3) van de laadinrichting, in hoofdzaak in de lengterichting van het achtergestel (3) omstreeks het midden van het achtergestel. 790 75-88