NL8006684A

NL8006684A - Trekker met een opleggerkoppeling.

Info

Publication number: NL8006684A
Application number: NL8006684A
Authority: NL
Original assignee: Suomen Autoteollisuus Ab Oy
Priority date: 1979-12-14
Filing date: 1980-12-09
Publication date: 1981-07-16
Also published as: FI793931A; GB2065051B; US4391455A; FI60529B; SE8008398L; DE3046022A1; FI60529C; GB2065051A

Description

ÏÏ.O. 2965O

Trekker met een opleggerko-p-peling.

De uitvinding heeft betrekking op een trekker voorzien van een opleggerkoppelingsplaat, omvattende een chassis, een arm die verticaal schamierbaar op het chassis is gemonteerd in twee draaipunten die in dwarsrichting van de trekker op een onderlinge afstand lig-5 gen, en een opleggerkoppelingsplaat die door de genoemde arm wordt ondersteund. Zulk een trekker wordt bijvoorbeeld gebruikt in havens voor het transporteren van opleggers, ve erb o o twagens en dergelijke.

Het is bekend om een opleggerkoppelingsplaat te monteren op horizontaal verschuifbare staven die in het bovenste einde van een 10 arm zijn gemonteerd, zodat de opleggerkoppelingsplaat door middel van een aangedreven verplaatsingsmiddel in lengterichting van het voertuig kan worden verplaatst tot dichter bij het zwaartepunt van het voertuig. De doelstelling is het op deze wijze verplaatsen van het ondersteuningspunt tussen de opleggerkoppelingsplaat en een 15 met het voertuig verbonden belasting naar een voordeliger positie voor zover het de stabiliteit van het voertuig betreft en tegelijkertijd om de totale lengte van de voertuigsamenstelling te verkorten. De arm is in dit geval aan zijn benedeneinde op het chassis gemonteerd door middel van twee schamierassen die ten opzichte van 20 het chassis vast zijn.

Echter is het nadeel van de hierboven beschreven constructie van de opleggerkoppelingsplaat, dat het-verplaatsingsmiddel dat in het boveneinde van de arm moet worden aangebracht, een bepaalde ruimte onder de opleggerkoppelingsplaat vereist, waardoor het aan- « 25 brengen van een overeenkomstige vrije ruimte op het chassis nodig is, teneinde de arm en de opleggerkoppelingsplaat in voldoende mate naar beneden te kunnen draaien. Bovendien moeten buizen voor een medium onder druk, die voor het verplaatsingsmiddel nodig zijn, onder de opleggerkoppelingsplaat worden aangebracht.

50 De uitvinding heeft ten doel te voorzien in een trekker voorzien van een opleggerkoppelingsplaat, waarbij de hierboven genoemde nadelen zijn vermeden en waarbij de verplaatsing van de opleggerkoppelingsplaat ten opzichte van het chassis op een veelzijdiger wijze mogelijk is.

55 Dit doel wordt volgens de uitvinding door middel van een trek ker bereikt, die het kenmerk heeft, dat de genoemde draaipunten van de arm in lengterichting van het voertuig gemeenschappelijk en gescheiden verplaatsbaar zijn.

8 0 0 6 6 8 4 2

De uitvinding is gebaseerd op het idee, dat doordat de arm ten opzichte van het chassis verplaatsbaar is in plaats van dat de opleggerkoppelingsplaat ten opzichte van de arm verplaatsbaar is, niet slechts de mogelijkheid van een verplaatsing van de op-5 leggerkoppelingsplaat in lei^erichting wordt bereikt, maar eveneens een mogelijkheid van de dwarse verplaatsing van de opleggerkoppelingsplaat. Aan het benedeneinde van de arm is aanzienlijk meer ruimte beschikbaar om op het chassis de meest geschikte middelen te monteren voor het in lengterichting verplaatsen van de arm en 10 deze middelen vereisen geen ruimte onder de opleggerkoppelingsplaat. Als gevolg daarvan behoeven geen buizen voor een medium onder druk langs de arm te worden aangebracht.

Door het tegelijkertijd in dezelfde richting verplaatsen van beide draaipunten van de arm, kan de opleggerkoppelingsplaat in leng-15 terichting van het chassis worden verplaatst, terwijl door de verplaatsing van slechts één van de draaipunten van de arm,de opleggerkoppelingsplaat in dwarsrichting van het chassis zal worden verplaatst. Dank zij zulk een mogelijkheid van dwarse verplaatsing, kan de belasting nauwkeuriger in laterale richting worden geposi-20 tioneerd, bijvoorbeeld wanneer een schip wordt geladen, in welk verband de beschikking over ruimte van belang is. Eveneens is het mogelijk om de belasting in laterale richting te verplaatsen, waardoor het achteruit rijden met een voertuig wordt vergemakkelijkt, omdat de bestuurder langs de belasting een onbelemmerd zicht naar 25 achter heeft. Bovendien kan de stabiliteit van een geleed voertuig worden verbeterd door middel van een laterale verplaatsing van de belasting, bijvoorbeeld wanneer gereden wordt in een bocht, op opritten van een s^ohip enz.

De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand 30 van een tekening. Γη de tekening tonen: figuren 1 en 2 een zij-resp. bovenaanzicht van een bij voorkeur toe te passen uitvoeringsvorm van een voertuig volgens de uitvinding; fig. 5 een bovenaanzicht van het voertuig na een verplaatsing 55 van öLe opleggerkoppelingsplaat in lengterichting; en fig. 4 een bovenaanzicht na een dwarse verplaatsing van de opleggerkoppelingsplaat.

De in de tekening getoonde trekker omvat een chassis 1 dat op wielen beweegbaar is. Een opleggerkoppeling 2 is gemonteerd op het 40 achterdeel van het chassis.

800 6 884 3

De opleggerkoppeling omvat een hefarm 3> aan het hoveneinde waarvan een op^ichzelf bekende opleggerkoppelingsplaat 4 draaibaar is gemonteerd. De arm is aan het onderste deel daarvan vorkvormig, waarbij elk been voor het afsteu/^l» het chassis3is gemon-5 teerd in- twee draaipunten 5 die in dwarsrichting A van het chassis op een onderlinge afstand liggen. Elk draaipunt omvat een hefboom 6, die aan zijn onderste einde is gemonteerd op een dwarse schar-nierpen 7 die door het chassis wordt ondersteund, welke hefboom 6 aan zijn bovenste einde op dezelfde wijze is voorzien van een dwarse 10 scharnierpen 8 waarop het been van de arm scharnierbaar is gemonteerd. De scharnierpen 8 van de hefboom is met een hydraulische cilinder 9 verbonden, die op zijn beurt op het chassis is gemonteerd.

Het draaipunt 5 van het tweede been van de arm bestaat uit dezelfde onderdelen, waardoor de schamierpennen 7 coaxiaal zijn op-15 gesteld en de schamierpennen 8 eveneens coaxiaal zijn opgesteld in de in de figuren 2 en 5 getoonde uitvoeringsvormen. Door het bedienen van de hydraulische cilinders kan de hefboom 6 in een verticaal vlak in lengterichting B van het chassis worden gescharnierd tussen een in figuur 2 getoonde teruggetrokken positie en een in 20 figuur 5 getoonde uitgetrokken positie. Yoor het in het verticale vlak scharnieren van de arm is een hefcilinder 10 tussen de arm en het chassis gemonteerd.

De trekker wordt achteruit gereden tot voor een te transporteren oplegger, veerbootwagen of dergelijke, terwijl de arm 3 naar beneden 25 /W^acht tot in de positie die met stippellijnen in figuur 1 is getoond. Wanneer de opleggerkoppelingsplaat met de te trekken belasting is verbonden, wordt door middel van de hefcilinder 10 de arm naar boven gebracht tot in de positie die in figuur 1 met getrokken lijnen is getoond. Daarna worden de hefbomen 6 gescharnierd tot 30 in de in figuur 3 getoonde uitstekende posities, teneinde de opleggerkoppelingsplaat in voorwaartse richting te verplaatsen tot in de geheven stand aangegeven door een streeppuntlijn. Hierdoor wordt de tabiliteit van het voertuig verbeterd, omdat het ondersteuningspunt tussen de plaat en de belasting op deze wijze dichter naar het 35 zwaartepunt van het voertuig wordt verplaatst. Opgemerkt wordt, dat aan het onderste einde van de arm ruimte ruimschoots beschikbaar is voor het verplaatsingsmiddel dat nodig is voor het verplaatsen van de draaipunten van de arm.

Teneinde het achteruit rijden van het voertuig te vergemakke-40 lijken of de lading vaster in de laadruimte van een schip enz. te 4 plaatsen^of de stabiliteit van het voertuig te verbeteren, wordt de hefboom 6 of één van de scharnierpunten van de arm in de teruggetrokken stand verdraaid door middel van de bijbehorende hydraulische cilinder, waardoor de opleggerkoppelingsplaat in dwarsrichting van 5 het chassis zal worden verplaatst tot in de positie die in figuur 4 door getrokken lijnen is aangegeven. De montage van de benen van de arm op de scharnierassen 8 is uiteraard zodanig uitgevoerd, dat zulk een kleine hoekverdraaiing van de arm ten opzichte van de scharnierpennen mogelijk'is.

10 De tekeningen en de bijbehorende beschrijving*zijn slechts bedoeld als illustratie van het idee van de uitvinding. In detail kan de trekker binnen het kader van de uitvinding aanzienlijk worden gewijzigd. Dit heeft in het bijzonder betrekking op de montage van de arm op het chassis, die op een groot aantal verschillende wijzen 15 kan worden uitgevoerd, bijvoorbeeld door middel van sleden die in lengterichting verplaatsbaar op het chassis zijn gemonteerd en door middel van hydraulische cilinders kunnen worden verplaatst, welke sleden de hierboven beschreven hefbomen verplaatsen. Volgens een andere uitvoeringsvorm zijn de benen van de arm scharaierbaar om een 20 gemeenschappelijke schamierpen die aan zijn einden worden ondersteund in lagers die tezamen of gescheiden in lengterichting van het voertuig kunnen worden verplaatst. In plaats van hydraulische cilinders kunnen diverse mechanische verplaatsingsmiddelen worden toegepast.

800 6 68 4

Claims

1. Trekker voorzien van een opleggerkoppelingsplaat, omvattende een chassis, een arm die verticaal scharnierbaar op het chassis is gemonteerd in twee draaipunten die in dwarsrichting van het genoemde voertuig op een onderlinge afstand liggen, en een oplegger- 5 koppelingsplaat die door de arm wordt ondersteund, met het kenmerk, dat de draaipunten (5) van de arm (3) tezamen of gescheiden in lengterichting (B) van het voertuig verplaatsbaar zijn.

2. Trekker volgens conclusie 1, met het kenme rk, 10 dat de arm (3) = op twee afzonderlijke scharnierpen- nen (8) scharnierbaar is gemonteerd, diüin dwarsrichting van het voertuig uitstrekken en op het chassis in lengterichting (b) van het voertuig verplaatsbaar zijn ondersteund.

3. Trekker volgens conclusie 2, met het kenmerk, 15 dat de schamierpennen (δ) worden ondersteund door hefbomen (6) die scharnierbaar 'zijn om dwarse vaste schamierpennen (7) die door het chassis (1) zijn ondersteund.

4. Trekker volgens conclusie 3> met het kenmerk, dat elke hefboom (6) met een vermogensmiddel (9) is verbonden, dat 20 door het chassis (1) wordt ondersteund, om de hefboom om de schar-nierpen (7) te scharnieren in een verticaal vlak dat zich in lengterichting (b) van het voertuig uitstrekt.'

5· Trekker volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de schamierpennen (8) zijn ondersteund door sleden die in 25 lengterichting (b) van het voertuig verplaatsbaar zijn op gelei-dingsorganen ondersteund door het chassis (1).

6. Trekker volgens conclusie 5> met het kenmerk, dat elke slede met het door het chassis (1) ondersteunde vermogensmiddel (9) is verbonden om de slede langs de geleidingsorganen te 30 verplaatsen.

7· Trekker volgens conclusie 4- of 6, met het kenmerk, dat de vermogensmiddelen (9) manoevreerbaar zijn om tezamen of gescheiden in dezelfde richting of tegengestelde richtingen te bedienen.

8. Trekker volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de schamierpennen (8) coaxiaal zijn in de teruggetrokken posities en uitstekende posities van de hefbomen (6).

9· Trekker volgens conclusie 3» met het kenmerk, dat de schamierpennen (7) coaxiaal zijn. x-x-x-x-x-x