NL7906720A - Gereedschaphouder. - Google Patents

Description

f» VQ 8361 HB Nordlunds Karosseriverkstad Sven & Anna-Stina Nordlund,

Kage, Zweden.

Gereeds chap houder.

De uitvinding heeft betrekking op een gereedschaphouder en een werkwijze ter vervaardiging daarvan. Gereedschaphouders en systemen daarvoor zijn algemeen bekend doch hebben het nadeel dat verschillende soorten plaatstukken en produktiemethodes toegepast moeten worden ten-5 einde deze te vervaardigen. Een verder bezwaar is dat de bekende ge reedschaphouders slechts betrekkelijk kleine aantallen gereedschap met betrekking tot de ter beschikking staande ruimte, kunnen opnemen.

Het doel van de uitvinding is te voorzien in een gereedschap- -houder en een nieuwe en doelmatige methode onder toepassing waarvan 10 deze gemaakt kunnen worden.

Volgens een aspect van de uitvinding bestaat de gereedschaphouder uit materiaalstrip met op enige afstand van een langsrand tenminste twee rijen, gereedschap opnemende openingen, welke rijen zich in de langsrichting van de strip uitstrekken terwijl voorts een verbin-15 dingsflens aanwezig is dat wordt gevormd door een gedeelte van de strip die zich bevindt tussen een rand en een rij, gereedschap opnemende openingen, welke daaraan grenst en in hoofdzaak haaks op het vlak van de rij naburige openingen staat, welke flens dient ter bevestiging van de houder aan een steunvlak.

20 Volgens een ander aspect van de uitvinding bestaat de werkwijze voor het vervaardigen van de gereedschaphouder uit het in stripmateri-aal in de langsrichting daarvan aanbrengen van tenminste twee rijen openingen welke op enige afstand zijn gelegen van de langsrand van die strip, waarnaar een gedeelte van de strip nabij een rand en de na-25 burige rij openingen wordt omgevouwen ter vorming van een bevestigings- flens welke in hoofdzaak onder een rechte hoek met het vlak van de daarbij gelegen rij openingen staat, welke flens dient om de houder aan een steunvlak vast te zetten.

7906720 -¾ 2

De houder volgens de uitvinding is geschikt voor elk type gereedschap b.v. in de werkplaats, voor hobby's en in de huishouding, waarbij wordt uitgegaan van slechts weinig soorten plaatstukken die uitsluitend worden geponst en gevouwen zodat de fabricage van de ge-5 reedschaphouders op eenvoudige wijze geautomatiseerd kan worden.

De gereedschaphouder welke volgens de uitvinding is vervaardigd kan binnen een beperkte ruimte een groot aantal gereedschappen opnemen.

Hoewel de bovenbeschreven fasen in elke willekeurige volgorde 10 kunnen plaats vinden, warden bij voorkeur de rijen openingen in een strook materiaal vervaardigd met een lengte welke groter is dan de lengte van de te maken gereedschaphouder waarna het geperforeerde plaatstuk in dwarsrichting in stroken wordt gesneden in overeenstemming met de gewenste lengte van de betreffende gereedschaphouder.

15 Doelmatig hebben de openingen in de rijen een in hoofdzaak rechthoekige vorm waarbij de zijden van de openingen van naburige rijen een verschillende lengte hebben, gezien in de dwarsrichting van de strip of het plaatstuk. Op deze wijze kan aan materiaal worden bespaard en kan een houder worden verkregen voor het opnemen van ver-20 schillende types gereedschap, zoals tangen en schroevedraaiers dan wel boor- en slaggereedschap.

Voor het verkrijgen van een rechte niet onderbroken eindvlakken en voor het vergroten van de capaciteit van de houder en afval bij het ponsen zoveel mogelijk te voorkomen, liggen -naburige rijen openingen 25 tegenover elkaar waarbij de lengte van de zijden van die openingen even groot zijn gezien in de langsrichting van de strip of het plaatstuk.

Voor een verdere materiaalbesparing wordt de strip zodanig geperforeerd, dat de openingen in de rijen za dicht bij elkaar liggen 30 dat zij gescheiden zijn door ruggen met een breedte welke kleiner is dan de kleinste breedte van die openingen, welke ruggen zowel in de langs- als de dwarsrichting van de strip of het plaatstuk verlopen.

Wanneer de houder gebruikt moet worden voor het opnemen van betrekkelijk groot gereedschap, wordt tenminste één van de- de opening 35 begrenzende ruggen welke zich in de langs- en/of dwarsrichting van de 7906720 3 strip of het plaatstuk uitstrekt, geheel of gedeeltelijk verwijderd ter vorming van een opneemopening met een zijde welke groter is dan de lengte in de dwars- en/of langsrichting van het plaatstuk of de strip dan de oorspronkelijk daarin gemaakte rijen openingen.

5 Voor het aanpassen van de gereedschaphouder voor het opnemen van gereedschap dat voor het vergemakkelijken van het ophangen voorzien is van openingen of uitstekende delen, b.v. een handgreep of dergelijke, zoals een houten hamer, een vuist of een klauwhamer, dan is tenminste één van de de opening begrenzende ruggen in de langsrichting 10 van het plaatstuk of de strip geheel of gedeeltelijk verwijderd ter vorming van tenminste één tong welke buiten het plaatstuk of de strip uitsteekt, en één de dwarsopening begrenzende rug of twee naburige dwarsopeningen begrenzende ruggen en tenminste één in de langsrichting zich uitstrekkende een opening begrenzende rug twee naburige, dwarsope-15 ningen begrenzende ruggen verbinden, waarbij voor het vastzetten van het gereedschap het voorts doelmatig is een tong uit het vlak van de resterende rug te buigen ter vorming van een haak of een opstaande pen. Dergelijke pennen zijn doelmatig voor het opbergen van mofvormig gereedschap, zoals pijpsleutels, holle ponsen enz.

20 Gereedschaphouders met haken waaraan gereedschap kan worden ge hangen alsmede omhoogstaande pennen kunnen vervaardigd worden door het wegsnijden van tenminste één van de de opening begrenzende ruggen welke zich uitstrekken in de dwarsrichting van het plaatstuk of de strip nabij een rug welke zich in de langsrichting uitstrekt, ter vorming van 25 een tong, welke wordt uitgevouwen of gebogen uit het vlak van de ove rige ruggen ter vorming van een haak of opstaande pen.

Wanneer gereedschaphouders moeten worden gemaakt voor lang gereedschap dat rechtop moet staan of moet worden opgehangen, en waarbij zijondersteuningen op twee plaatsen van de lengte aanwezig moeten zijn, 30 dan wordt van een plaatstuk of strip bij twee rijen openingen waarvan de zijden in een rij het verst van de bevestigingsflens zijn gelegen en langer in de langsrichting van het plaatstuk of de strip zijn dan . de openingen van de andere rij, het plaatstuk of de strip gebogen volgens een lijn welke zich in de langsrichting van het plaatstuk of de 35 strip uitstrekt in het gebied tussen twee rijen openingen zodanig, dat ·* 7906720 . - 4 de rand van het plaatstuk of de strip welke het verat van het gedeelte gelegen is dat de bevestigingsflens vormt, in hoofdzaak in het vlak van die flens gelegen is.

Een plaatstuk of strip met drie rijen openingen kan zodanig 5 volgens twee in de langsrichting verlopende lijnen worden gevouwen, dat de openingen in de rij of rijen welke gescheiden zijn door de mid-denrij openingen in hoofdzaak 'op enige afstand direct boven elkaar komen te liggen.

Rechtop staand gereedschap kan eventueel extra met een afzonder-10 lijke ondersteuning onder het gereedschap worden vastgehouden.

Wanneer een houder gemaakt moet worden b.v. voor rechthoekig gereedschap zoals kleine schaven, duimstokken en dergelijke, dan wordt het plaatstuk of de strip gescheiden van de bevestigingsflens over een gedeelte van zijn lengte welk gedeelte in hoofdzaak onder een rechte 15 hoek met het vlak van het overige deel wordt omgezet, dat aan de flens bevestigd blijft.

Verdere bijzonderheden van de uitvinding worden onder verwijzing naar de tekening besproken. Daarin toont:

Fig.l - 3 bovenaanzichten van drie verschillende van openingen 20 voorziene plaatstukken waarüit gereedschaphouders volgens de uitvin ding vervaardigd kunnen worden;

Fig.4 en 5 in perspectief gereedschaphouders vervaardigd uit geperforeerde plaatstukken volgens fig.l en 2;

Fig.6 - 11 in'perspectief gereedschaphouders vervaardigd uit '25 een plaatstuk volgens fig.l;

Fig.12 een perspectivisch aanzicht van een gereedschaphouder vervaardigd uit een geperforeerd plaatstuk volgens fig.2;

Fig.13 en 14 perspectivische aanzichten van gereedschaphouders vervaardigd uit een plaatstuk volgens fig.3, 30 Fig.l toont een gedeelte van een plaatstuk 10 of strip waarin door ponsen twee rijen openingen 11 en 12 zijn aangebracht. De openingen 11 en 12 in de twee rijen liggen naast elkaar en de zijden van de openingen gezien in de langsrichting van het plaatstuk of de strip 10, hebben dezelfde lengte doch verschillen in lengte gezien in de 35 dwarsrichting van de strip of het plaatstuk. De openingen 11 van de 7906720 5 binnenste rij openingen zijn in hoofdzaak vierkant met een zijde van ongeveer 12 mm, terwijl de lengte van de zijden van de opening 12 in de rij nabij de langsrand 13 van het plaatstuk 10, gezien in de dwarsrichting van het plaatstuk ongeveer driemaal de lengte van de 5 zijde is, gezien in de langsrichting van het plaatstuk. De openingen 11 en 12 liggen naast elkaar en worden gescheiden door ruggen 14, 15, 16 welke in de langs- en dwarsrichting van het plaatstuk 10 lopen en welke smal zijn ten aanzien van de kleinste afmeting van de openingen 11, 12. De openingen 11 van de binnenste rij liggen op enige afstand 10 van de langsrand 17 van het plaatstuk 10 tegenover de langsrand 13 zodanig, dat tussen de rand 17 en de binnenste rij 11 een betrekkelijk breed stripgedeelte 18 overblijft. Dit gedeelte 18 kan worden voorzien van een rij gaten 19, welke eveneens door ponsen worden aangebracht en welke dienen voor het monteren van de gereedschaphouder welke is 15 vervaardigd uit het plaatstuk 10 op een nog te bespreken verticaal draagvlak of plaat.

Fig.2 toont een andere uitvoeringsvorm van het plaatstuk 10 volgens fig.l. In het plaatstuk 10 volgens fig.2 stemmen de openingen 21 in de rij nabij de randen 13 in hoofdzaak overeen met de openingen 20 11 van het plaatstuk volgens fig.l, terwijl de afmetingen en de vorm van de openingen 22 in de binnenste rij in hoofdzaak overeenstemmen met de openingen 12 in fig.l. De geperforeerde plaatstukken 10 en 20 volgens fig.l en 2 zijn overigens onderling gelijk.

Fig.3 toont de modificatie van een geperforeerd plaatstuk 20 25 volgens fig.2. Hierbij is het plaatstuk 23 breder en voorzien van een extra rij openingen 24 tussen het stripgedeelte 18 en de rij openingen 22. In plaats van gaten 19 volgens fig.2 zijn bevestigingslippen 25 aanwezig in de vorm van een uitgeponste L welke op de wijze volgens fig.3 is gevouwen waarbij een gedeelte naar omlaag reikt en een nog-30 maals omgezet gedeelte evenwijdig aan de strip 18 verloopt.

Fig.4 toont een gereedschaphouder 26 vervaardigd uit een geperforeerd plaatstuk volgens fig.l, welke houder gesneden is uit een plaatstuk 10 waarbij het stripgedeelte 18 over 90° om de stippellijn 27 is omgezet ter vorming van een flens 28.

35 De gereedschaphouder volgens fig.4 is geschikt voor het ophan- -# 7906720 6 gen van tangen, schroevedraaiers, ponsgereedschap en drevels b.v. in de rij openingen 11, 12 en de houder Kan worden vastgeschroefd op een draagvlak bv. waaibij de schroeven door twee of meer gaten 19 heen steken en worden verankerd in het draagvlak waarbij de flens 28 daar 5 tegenaan gedrukt wordt. Het draagvlak kan bestaan uit een plaat b.v.

masoniet, voorzien van gaten, b.v. zogenaamd gaatjesboard waarbij de afstand tussen de gaten 19 en de openingen in die plaat onderling overeenstemmen b.v. zodanig, dat de afstand tussen naburige gaten in de bevestigingsflens gelijk of tweemaal dan wel half zo lang is als de 10 afstand tussen naburige gaten in de draagplaat.

Fig.5 toont een gereedschaphouder 29 uit een geperforeerd plaatstuk 20 volgens fig.2, welke gereedschaphouder verkregen wordt door het gedeelte 18 van het plaatstuk 20 over de-lijn 27 te vouwen ter vorming van een flens 28. Deze gereedschaphouder heeft twee rijen openin-15 gen 21, 22 voor het opnemen van gereedschap zoals tangen, schroevedraai ers, boor- en slaggereedschap, enz.

Het geperforeerde plaatstuk 23 volgens fig.3 kan gevouwen worden tot een gereedschaphouder met drie rijen openingen 21, 22, 24 door het stripgedeelte 18 om de lijn 27 om te vouwen zoals beschreven 20 met betrekking tot fig.4 en 5 waarbij de openingen dienen om gereed schap op te nemen.

Fig.6 toont een gereedschaphouder 30 vervaardigd uit een plaatstuk volgens fig.l en is een verdere ontwikkeling van de gereedschaphouder volgens fig.4. Daarbij zijn de buitenbegrenzing van de openin-25 gen vormende ruggen, 14 in fig.l, weggenomen terwijl de ruggen 16 over ongeveer 30° zijn opgevouwen ter vorming van tongen aan de einden van de ruggen 16 en bredere tongen welke bestaan uit de ruggen 16 en een gedeelte 31 dat de ruggen 16 onderling verbindt. De openingen 11 in de binnenste rij kunnen worden gebruikt voor het opnemen van schroeve-30 draaiers, boor- en slaggereedschap, terwijl de tongen kunnen worden gebruikt voor gereedschap zoals spanmiddelen voorzien van gaten waarin zij opgehangen kunnen worden dan wel voor het ondersteunen van gereedschap met uitstekende delen zoals een handgreep of een schacht, klauwhamers, vuisten of houten hamers.

35 De gereedschaphouder 32 volgens fig.7 is vervaardigd uit een 7906720 7 plaatstuk 10 volgens fig.l door het stripgedeelte IS om de lijn 27 te vouwen. Elke rug 16 is hierbij afwisselend losgemaakt van de rug 14 en het gedeelte van deze ruggen 16 tussen de overblijvende ruggen 14 en 15 is naar omlaag gebogen ter vorming van een haak 33. Tussen 5 de ruggen 14 en 15 en de niet ingesneden ruggen 16 ontstaan betrekke lijk brede openingen 34 voor het opnemen van gereedschap. Bepaalde delen va.n de rug 16 welke naburige openingen 11 scheiden, kunnen ook weggenomen zijn ter vorming van grote openingen 35 voor het opnemen van tangen enz.

10 De gereedschaphouder 36 volgens fig.8 is gemaakt uit een plaat stuk 10 volgens fig.l, door het stripgedeelte 18 over de lijn 27 te vouwen en de ruggen 16 welke naburige openingen 11 begrenzen los te nemen en de dwarsrug nabij de de langsopeningen begrenzende rug 14 in te snijden. De aan één zijde ingesneden ruggen 16 worden dan omge-15 vouwen ter vorming van pennen 37 voor b.v. het opnemen van mofvormig gereedschap. De grote openingen 38 kunnen worden gebruikt voor het opnemen van tangen, spangereedschap enz., en de betrekkelijk brede openingen 34 welke worden begrensd door de ruggen 14 en 15 en de overblijvende ruggen 16 kunnen eveneens worden gebruikt voor het opnemen van 20 gereedschap.

De gereedschaphouder 39 volgens fig.9 stemt in hoofdzaak overeen met die volgens fig.8. Het enigé verschil is, dat de dwarsruggen 16 afwisselend zijn losgesneden van de aangrenzende ruggen 14 en naar omlaag zijn gebogen ter vorming van haken 33.

25 De gereedschaphouder 40 volgens fig.10 is vervaardigd uit een plaatstuk 10 volgens fig.l, door het stripgedeelte 17 om de lijn 27 te vouwen en de langsrug 14 weg te nemen. De naar buiten stekende tongen 15 zijn omgebogen tot haken 33 waaraan gereedschap kan worden gehangen. De openingen 11 kunnen worden gebruikt b.v. voor het opnemen 30 van schroevedraaiers en boor- resp. slaggereedschap.

De gereedschaphouder 41 volgens fig.11 is vervaardigd uit een plaatstuk 10 volgens fig.l door het stripgedeelte 18 om de lijn 27 te vouwen en het stripgedeelte naast de openingen 15 zodanig te vouwen dat de randen 16 in hetzelfde vlak komen te liggen als de bevestigings-35 flens 28. Op deze wijze liggen de openingen 11 boven de openingen 12 7906720 , - θ sn kunnen dienen voer het opnemen van gereedschap dat op twee verschillende plaatsen over de lengte vastgehouden moet worden.

Fig.12 toont een gereedschaphouder 42 vervaardigd uit het plaat-stuk 20 volgens fig.2, welke houder 42 verkregen is door het vouwen 5 van het stripgedeelte 18 om de lijn 27 en het gedeelte direct binnen de strip 15 om te zetten. Op deze wijze ontstaat een console welke in combinatie met gelijksoortige delen gebruikt kan worden voor het opnemen van langgerekt gereedschap dat op de zijden moet steunen.

Fig.13 toont een gereedschaphouder 43 uit een plaatstuk 23 vol-10 gens fig.3. In dit geval is het plaatstuk 23 voorzien van gaten 19 zo als weergegeven in fig.2. De gereedschaphouder is gemaakt door het stripgedeelte 10 over 90° om de lijn 27 te vouwen ter vorming van een —naar omlaag gerichte flens 28 en het gedeelte van het plaatstuk 23 nabij de ruggen 15 over 90° om te zetten en het gedeelte nabij de rand 15 13 wederom 90° om te vouwen direct nabij de buitenrand van de ruggen.

Op deze wijze liggen de openingen 24 en 21 boven elkaar en dienen voor het opnemen van gereedschap dat zoals besproken met betrekking tot fig.ll, opgeborgen dient te worden.

Ter vorming van een ondersteuning voor in de houder 43 geplaatst 20 gereedschap is een in hoofdzaak U-vormig orgaan 44 aangebracht met een horizontale rug 45, waarvan de bovenzijde bekleed is met zacht materiaal teneinde b.v. de snijrand van een beitel of ander êteekgereedschap dat in de houder 43 is aangebracht, te beschermen. Het orgaan 44 heeft een kort been 46 dat eindigt nabij de onderrug 15 en een lang been 47 25 dat doorloopt tot achter de bevestigingsflens 28 en voorzien kan zijn van bevestigingsgaten tegenover de gaten in de flens 28, waardoor het geheel op een draagvlak kan worden bevestigd met dezelfde middelen als die welke worden gebruikt voor het monteren van de houder 43 tegen dat draagvlak. Het is duidelijk dat het orgaan 44 ook kan worden ge-30 bruikt. bij de gereedschaphouder volgens fig.ll.

Fig.14 toont een gereedschaphouder 48 vervaardigd uit een plaatstuk 23 volgens fig.3, welke houder met een overeenkomstige houder moet samenwerken. Elke houder is gemaakt door het stripgedeelte 18 om de lijn 27 om te vouwen ter vorming van een flens 28. Een gedeel-35 te van het plaatstuk wordt over een deel van zijn lengte losgemaakt ··* 7906720 9 van de bevestigingsflens 28 in de lijn 27 en dit gedeelte wordt over 90° omgezet tot in -het vlak van de rest en blijft bij 49 aan de flens 28 verbonden.

De uitvinding is voorts gericht op een plaatstuk voor het maken 5 van gereedschaphouders, welk plaatstuk de vorm heeft van een langge rekte strip of een rechthoekig deel, bij voorkeur vervaardigd uit metaal, waarin tenminste twee naast elkaar gelegen rijen openingen zijn aangebracht, welke rijen zich in de langsrichting van het plaatstuk uitstrekken op enige afstand van de langsrand zodanig, dat een niet 10 geperforeerd stripgedeelte overblijft. Voorts heeft de uitvinding be trekking op een geprofileerd plaatstuk voor het maken van gereedschap-houders, welk profiel bestaat uit metaal waarin tenminste twee rijen openingen zijn aangebracht, welke rijen in de langsrichting van dat gedeelte lopen op enige afstand van de langsrand zodat een stripgedeel-15 te overblijft dat in hoofdzaak onder een rechte hoek is omgezet ten op zichte van het vlak van de houder waarin die openingen zijn aangebracht.

7906720

Claims (24)

1. Gereedschaphouder bestaande uit een materiaalstrip met op enige afstand van een langsrand (17) tenminste twee rijen gereedschap opnemende openingen (.11, 12, 21, 22, 24, 34, 35, 38) heeft, welke rijen zich in de langsrichting van de strip uitstrekken alsmede een bevesti- 5 gingsflens (28) welke wordt gevormd door een gedeelte (18) van de strip tussen de rand (17) en de daarbij gelegen rij openingen (11, 22, 24, 35, 38), en welke in hoofdzaak een rechte hoek maakt met het vlak van die rij openingen (11, 22, 24, 35, 38), welke flens (28) dient voor het monteren van de houder (26, 29, 30, 32, 36, 39, 40, 41, 42, 43, 10 48) op een steunvlak.

2. Gereedschaphouder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de strip tenminste twee naburige rijen gereedschap opnemende openingen (11, 12, 21, 22, 24, 34, 35, 38) heeft van rechthoekige vorm, waarbij de zijden van de opening van naburige rijen een verschillende lengte 15 hebben, gezien in de dwarsrichting van de strip.

3. Gereedschaphouder volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de openingen (11, 12, 21, 22, 24, 34, 38) van de rijen tegenover elkaar en de lengte van de zijden van die openingen even groot zijn, gezien in de langsrichting van de strip.

4. Gereedschaphouder volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de openingen (11, 12, 21, 22, 24, 34, 35, 38) van de rijen zodanig dicht bij elkaar liggen dat zij worden gescheiden door ribben (14, 15, 16) met een breedte welke kleiner is dan de kleinste breedte van die openingen, welke ribben zich in de langs- en dwarsrichting van de 25 strip uitstrekken.

5. Gereedschaphouder volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat tenminste één opening van een rij of de rijen wordt begrensd door slechts drie ribben (15, 16).

6. Gereedschaphouder volgens conclusies 1-5, met het kenmerk, 30 dat tenminste één opening (35) in een gegeven rij een groter oppervlak heeft dan een andere (11).

7. Gereedschaphouder volgens conclusies 5-6, met het kenmerk, ··* 7906720 η dat deze tenminste een tongvormig buiten de strip uitstekend orgaan heeft, welk orgaan bestaat uit een ribbe C16] of twee naburige een dwarsopening begrenzende ribben C163 en tenminste één in de langsrich-ting verlopende ribbe f313 welke de twee dwarsribben verbindt.

8. Houder volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het tongvormi ge orgaan buiten de openingen in een rij uitsteekt nabij de flens in de vorm van een haak C33) of een ópstaande pen (373.

9. Houder volgens conclusies 5-6, met het kenmerk, dat deze tenminste een haak C333 en tenminste één pen C373 heeft welke een rechte IQ hoek maken met het vlak van de gereedschap opnemende openingen in de rij nabij de flens (28), welke haak C33D en welke pen (373 in tegengestelde richting wijzen.

10. Houder volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat deze (413 twee rijen openingen (11, 123 heeft waarbij de zijden van de de gereedschap 15 opnemende openingen in de rij openingen (123 welke het verst van de bevestigingsflens (283 zijn af gelegen langer zijn dan in dwarsrich-ting van de strip dan de openingen in de rij (113 en waarbij het vlak van de rij openingen (123 welke het verst van de flens afligt, een scherpe hoek met het vlak van de andere rij openingen (113 maakt zoda-20 nig, dat de ribben (143 van de openingen welke het verst van de flens zijn afgelegen, zich bevinden in het bevestigingsvlak van de flens (283.

11. Houder volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat deze (433 drie rijen openingen (21, 22, 24] heeft, waarbij de openingen (21, 243 van 25 de buitenste rij op enige afstand boven elkaar liggen waarbij de mid delste rij openingen (203 daartussen gelegen'is.

12. Houder volgens conclusies 1-4, met het kenmerk, dat heb strip-gedeelte met de openingen (11, 12, 21, 22, 243 een rechte hoek maakt met het overige gedeelte (fig.12 en 143. 30 '13. Werkwijze voor het maken van een gereedschaphouder uitgaande van materiaalstrip, waarbij in de strip in de langsrichting tenminste twee rijen openingen (11, 12, 21, 22, 243 worden gemaakt op enige afstand van een langsrand (173 van de strip waarna een gedeelte (183 van de strip nabij die rand (173 wordt omgevouwen nabij de rij openingen 35 (11, 22, 243, ter vorming van een bevestigingsflens (283 welke een

7 S ö 5 7 2 0 rf * 12 rechte hoeK maakt met het vlak van de nabij gelegen rij openingen, welke flens [28] dient voor het bevestigen van de houder (26, 29, 30, 32, 36, 39, 40, 41, 42, 43, 48) op een steunvlak.

14. Werkwijze volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de rij ope- 5 ningen (11, 12, 21, 22, 24) gemaakt worden in een stripvormig plaat- stuk met een lengte welke groter is dan de lengte van de gereedschap-houder welke vervaardigd moet worden, welk plaatstuk (10, 20, 23) in strippen wordt gesneden die overeenstemmen met de gewenste lengte van de betreffende gereedschaphouder (26, 29, 30, 32, 36, 39, 40, 41, 42, 10 43, 48).

15. Werkwijze volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk, dat daarin rijen openingen (11, 12, 21, 22, 24) worden gemaakt van in hoofdzaak rechthoekige vorm waarbij de zijden van de openingen in naburige rijen verschillend lang zijn gezien in de dwarsrichting van de strip 15 of het plaatstuk.

16. Werkwijze volgens conclusies 13 - 15, met het kenmerk, dat tegenover elkaar gelegen rijen openingen (11, 12, 21, 22, 24) in de strip worden gemaakt waarbij de lengte van de zijden van de openingen dezelfde zijn gezien in de langsrichting van de strip of het plaatstuk.

17. Werkwijze volgens conclusies 15 of 16, met het kenmerk, dat de openingen (11, 12, 21, 22, 24) in een rij zodanig dicht bij elkaar zijn aangebracht, dat zij worden gescheiden door ruggen of ribben (14, 15, 16. met een breedte die kleiner is dan de kleinste breedte van die openingen, welke ruggen zich in de langs- en dwarsrichting van de strip 25 of het plaatstuk uitstrekken.

18. Werkwijze volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat tenminste een van de ruggen (14, 15, 16) in de langs- en/of dwarsrichting van de strip of het plaatstuk geheel of gedeeltelijk losgemaakt is ter vorming van openingen (34, 35, 38) waarvan de zijden in de dwars- en/of 30 langsrichting groter zijn dan van de oorspronkelijke openingen (11, 12, 21, 22, 24).

19. Werkwijze volgens conclusie 17 of 18, met het kenmerk, dat tenminste een van de ruggen (14, 15) welke in de langsrichting van het plaatstuk of de strip loopt, wordt losgemaakt voor het vormen van ten- 35. minste één tong welke buiten het plaatstuk of de strip uitsteekt en 7906720 t waarbij een dwarsopening begrenzende rug CIS) of twee naburige ruggen CIS] en tenminste één in de langsrichting zich uitstrekkende rug. C31] twee naburige ruggen verbindt.

20. Werkwijze volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de tong 5 uit het vlak van de ruggen is gevouwen ter vorming van een haak C33D of een ópstaande pen C37].

21. Werkwijze volgens conclusies 17 - 18, met het kenmerk, dat tenminste één van de ruggen C163 welke in dwarsrichting van het plaat-stuk of de strip verloopt, nabij een rug C14, 15] is losgemaakt welke 10 in de langsrichting van het plaatstuk of de strip loopt ter vorming van een tong welke is uitgebogen of gevouwen uit het vlak van de ruggen [14, 15, 16] ter vorming van een haak (33] of een opstaande pen (37].

22. Werkwijze volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat in het 15 plaatstuk of strip twee rijen openingen (11, 12] worden gemaakt waar van de zijden van de rij openingen (12] welke het verst van de bevesti-gingsflens (28] afliggen, langer in de dwarsrichting van het plaatstuk of de strip zijn dan de openingen (11] van de andere rij, waarbij het plaatstuk of de strip gebogen is volgens de lijn welke zich in de 20 langsrichting van het materiaal uitstrekt in het gedeelte tussen de twee rijen openingen (11, 12] zodanig, dat de rand van het plaatstuk of de strip welke het verst gelegen is van het gedeelte (18] dat de bevestigingsflens (28] vormt in hoofdzaak in het bevestigingsvlak van die flens (28] gelegen is.

23. Werkwijze volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat in een plaatstuk of strip drie rijen openingen (21, 22, 24] worden gemaakt welk materiaal over twee vouwlijnen in de langsrichting van het materiaal 'worden omgezet zodanig, dat de openingen (21, 24] welke gescheiden zijn door de centrale rij openingen (22] in hoofdzaak op enige af-30 stand boven elkaar gelegen zijn.

24. Werkwijze volgens conclusies 13 - 17, met het kenmerk, dat het plaatstuk of de strip gescheiden wordt van de bevestigingsflens (28] over een gedeelte van de lengte van het materiaal, welk gedeelte over een rechte hoek wordt omgezet ten opzichte van het vlak van het over-35 blijvende gedeelte doch met de bevestigingsflens C28] verbonden blijft. 7906720